Winkel en grote verkoopkas
AMIVEDI
ERUGBLIK OP DE TIJD VAN TOEN:
Gesprekken met twee
Leusdense huisschilders
DERDAG 19 DECEMBER 1974
LEUSDER KRANT
et schildersbedrijf van
[ond de eeuw-wisseling
ILEUSDEN - lo de decembermaand,
1 vooral in het grauwe, regenachtige
|>er, dat nu al weken en weken ons
lad teistert, ontstaat een weemoedig
|rlangen naar warmer oorden, en een
mantisch heimwee naar het verle-
a.
|Die warmere oorden zaten er voor
lij dit keer niet in. En zo klopte ik
Ihuchter aan bij het verleden,
lik had een ontmoeting met twee
feusdense schilders, van wie de één
jogbejaard en de ander bejaard is
De hoogbejaarde schil-
had lang geleden het schilders-
drijf van zijn vader overgenomen,
het zijn nu zijn neven, die het be-
jlrijf voortzetten. De bejaarde schilder
[id lang geleden als schildersgezel
verscheidene bazen gewerkt, en
leniet reeds vele jaren van zijn rust".
J Het geheel van hun herinneringen aan
|;t schildersbedrijf speelt dus rond
e eeuwwisseling.
I Het schildersbedrijf van toen ver-
fchilt hemelsbreed van het schilders-
drijf anno 1974!
De schilder kreeg in de vorige eeuw
het begin van onze eeuw de
Irondstoffen voor zijn verf droog, en
|erpakt in vaten, aan.
Wij hadden de zolder vol vaten
|laan".
De verf moest gemalen worden, en
|iigenhadig gemengd met olie. De olie,
gebruikt werd, was in hoofdzaak
Jlijoolie, die óók al in vaten werd
[nagevoerd. De lijnolie kostte toen-
Jertijd 14 tot 15 cent per kilogram. De
lerkoopprijs van de grondverf was 60
rent per kilo, die van de glansverf
|i0 cent tot 1 gulden per kilo.
De schilder kookte de lijnolie zelf.
löeze werd hierdoor dikker en taaier.
■Er werd vaak wat extra lijnolie mee
genomen naar een opdracht, die uitge
roerd moest worden om voor het bui-
Itenwerk nog een kleine hoeveelheid
■lijnolie aan het verfmengsel te kun
nen toevoegen.
De poederverf werd gemengd in een
Joor een wiel werden voortbewogen.
Het jongste schildersmaatje draaide het
wiel rond.
,,Je deed het wiel stiekem wat los
ser, dan draaide het gemakkelijker."
De standolie, een produkt van de
(lijnolie werd bij het koken nog taaier
stenger. Die werd óók gebruikt
om van de gemengde verf glansverf
te maken. Voornamelijk voor de groe
ne verven. Die waren zó taai, dat er
geslepen kwasten voor moesten wor
den gebruikt. Zo'n kwast werd lang in
de grondverf gebruikt om hem te „slij
pen". De glans- of standverf was de
taaiste verf, waaraan je stevig moest
trekken met een korte kwast.
De kleur voor het buitenschilder
werk, de vensters, was meestentijds
(groen op een donkere ondergrond. Het
'groen kwam in kistjes van 5 kilo, of
in nog kleinere verpakking aan.
Het wit werd grijs gemaakt met
zwart. Ook het zwart was in kistjes
verpakt. In het zwart bestonden ver
schillende soorten. Ivoorzwart was het
beste. Dat kreeg de schilder in stuk
jes, die moesten worden fijngewreven
op een stenen plaat.
„Dat wrijven op de steen was win
terwerk. Als de verf een winter moest
overstaan, deed men er gekookte olie
bij".
Voor het wit werd loodwit gebruikt,
een oxyde van lood. Het loodwit was
een sterke verf, en werd voor het
buitenwerk gebruikt. Het zinkwit was
een mooier wit, maar het was niet
zo sterk en werd daarom binnen toe
gepast.
Krijt was een heel goedkope witte
stof, die in grote vaten aankwam, en die
voor plamuur en stopverf werd
gebruikt. Zwaarspat werd gebruikt bij
bet maken van plamuur. De beste
plamuur maakte de schilder van krijt
met zwaarspat en loodwit.
„Een van de schildersknechts had
een grote snor, en als hij aan het
plamuren was, draaide hij wat pla
muur in de snor, en dan stonden de
punten stijf overeind!"
Andere kleuren, die veel werden
gebruikt, waren geel oker en bruin
oker, gebrande of ongebrande omber.
Gebrande of ongebrande terra sienna.
Vroeger gebruikte men veel bruin,
veel donkere kleuren in huis.
Tierra sienna was zo hard als een
kiezel. Het moest eerst kapotgemaakt,
en dan op de wrijfsteen fijngewreven
worden.
Berlijns blaren was ook in kleine,
harde stukjes en het was een hele
toer om dat blauw fijn te wrijven.
Van de wrijfsteen deed de schilder
een beetje verf op zijn nagel om te
kijken of het fijn genoeg gewreven was.
Dan werd het blauw met het temper
mes eraf gehaald, en dan had de
schilder nog maar een half theelepeltje
vol.
„Dat Berlijns blauw was zulk fel spul!
Als de ene maat de andere een kool
wilde stoven, deed hij een beetje blauw
aan de steel van diens kwast. In een
mum van tijd bad de man, die het
mikpunt was, overal blauwe vlekken
zitten!"
In de blauwen bestonden nog Prui
sisch blauw, kalblauw (dat was een
héél goedkope soort) en ultramarijn
blauw in poedervorm.
Citroengeel en chromaatgeel waren
de scherpe kleuren. Ze kwamen in héél
kleine hoeveelheden aan, in poeder-
vorm. De schilder gebruikte wit met
geel oker of chromaatgeel voor de
kozijnen.
In de rode kleuren bestonden: kar
mijnrood, vermiljoenrood en Floren
tijnse lak. De Florentijnse lak was
net hard geworden druppeltjes. Die
moesten ook met veel moeite fijnge
wreven worden.
Er bestonden nog geen tubes verf.
Als de huisschilder een schilderstuk
je wilde maken nam hij een stukje
varkensblaas, bond dat dicht, en prikte
er een gaatje in.
„Voor de rommelpot of foekepot
gebruikten de jongens een gedroogde
varkensblaas om een pot heen. Daar
mee werd flink lawaai gemaakt." Kas-
selse aarde werd veel gebruikt bij het
schilderen van hout-nabootsing. Het
paste bij de gebrande en de ongebrande
lak. Zeer in zwang was in die tijd de
hout- en marmernabootsing. Kasten
moesten in eike- of mahoniehout na
gebootst worden. De hout-imitatie was
niet makkelijk en eiste veel tijd. Ook
notehout was erg „in".
„In Amersfoort was een schilder,
die kon teakhouten deuren schilderen,
die niet van echt teakhout waren te
onderscheiden!"
Eerst legde de schilder een grond
laag aan, die extra glad moest zijn,
om te kunnen voldoen aan de hout-
Vloeren en drempels werden geverfd
en gelakt. De vloer werd eerst in een
gele grondverf gezet. Dan ging er een
roodbruine watersaus over. De schil
der liep met zijn blote voeten over de
natte saus heen, en dan ging daar,
met alle grillige voet- en teenafdrukken
erin een vernislaag overheen. Dit werd
het blote-voetenhout genoemd.
De schilders waren van alle markten
thuis. Zij deden dekoratiewerk, pla
fondversiering, schabloonwerk. Ten
tijde van de schoonmaak werden bij
de boeren de zolders afgewassen en
opnieuw gewit. Bij de vier scholen in
Leusden gingen alle banken eruit, de
inktpotten werden één voor één schoon
gemaakt, de vloeren werden schoon
gemaakt, de muren werden gewassen.
De jaloezieën en stores werden één voor
één afgenomen en uit elkaar gehaald.
Ze werden aan een lat met spijkertjes
opgehangen, en één voor één geschil
derd.
In 1898 werden vier huisjes aan de
Arnhemseweg tegenover de cacaofa
briek, „De halve maan" aangenomen
voor f274.-.
Aan schilderwerk:
730 uur a 13 cent per uur f94,90
Aan glas f30,00
Aan verf: 145 kg a f0,50 kg f72,50
Bijwerk f 17,00
f214,40
Verdiensten: f59,60. In 1899 werd het
Ausfridusgesticht gebouwd voor de
somma van f 800.00!
soort. Dan trok hij mtt een speciale
kwast de groeidraad vin het hout. Na
de groeidraad volgde het schilderen
van de nerf of porie van bet hout.
Met de houtglaceerkwast werd tenslotte
het hout gekleurd of geglaceerd. Bij
extra fraai houtwerk verd het geheel
nog eens overgeglaceeid.
De kabinetten stondm op een voe-
tenbank. De voetenbanl moest bijna
overal gemarmerd warden. Ook dit
vereiste een speciale Uchniek.
Koektrommels, theetladen, gieters,
emmers en jukken weiden ook in een
houtkleur geschilderd. De bezitters
van de landgoederen liften de emmers
gieters en jukken vaal schilderen in
de kleuren van hun familiewapen.
„Een boerenvrouw lit Hamersveld
kwam eens „een potje truun met vlam
men" halen. Ze meenie, dat ze een
potje verf kon krijgen met gevlamd
hout erin!"
De burgers lieten nak lopers op
hun trappen schilderen, met een biesje
erlangs. Het stuk van de traptrede,
dat aan beide kanten o/erbleef, werd
in imitatie-hout geschilferd.
Om u enkele prijzei uit de oude
rekenboeken te noemen: tafeltje in
notehout geschilderd: fl,25; bad, van
binnen wit, en aan de buitenkant in
eikehout geschilderd: .'1,50; voeten-
bank gemarmerd: f 1,30; theeblad ge
schilderd: f 0,35; twee earners geschil
derd: f 1,25; drie gieteis geschilderd:
f1,50.
Een heel apart en secuur vak was
het rijtuigschilderen. Voor het huis-
schilderen werd er één keer gepla
muurd. Bij het rijtuigschilderen werd
er meerdere malen geplamuurd, en dan
weer geschuurd. De bovenlaag moest
elastischer zijn dan de onderlaag. An
ders zou de verf gaan krimpen en de
onderste laag kapot trekken. Daarom
werd er voor de rijtuigen lakplamuur
gebruikt, die snel hard werd.
Het huisschilderwerk werd ge
schuurd met puinsteen en gewoon
schuurpapier. De laatste lagen van
het rijtuigwerk werden héél fijn ge
schuurd met gemalen puinsteen op een
vilten lapje, aangemaakt met water.
Daarna werd het rijtuig geschilderd
in groen of blauw. Het ijzerwerk werd
meestal zwart. Dan werd het rijtuig
twee maal met blanke vernis afgelakt.
Dat was een heel sekuur werk. De
lakken werden gewarmd om ze goed
te doen vloeien. Het rijtuig stond echter
ergens anders in de werkplaats wegens
het stof. De schilder kende de
lakken, en wist hoe lang hij strijken
kon. Daar waren héél mooie kwasten
voor.
„De Japanners gingen in een bootje
op het water zitten om de lak klaar
te maken!"
Een heel nauwkeurig werk, dat een
vaste hand vereiste, was het biezen-
trekken. Op sommige rijtuigen zat 200
meter bies! Het achterrijtuigwiel was
1,20 meter hoog. Op elke spaak kwamen
twee biesjes. Er waren 14 spaken, dat
was al 28 meter bies. Ook op de
velling werden biezen getrokken: 16
meter bies op de velling. Ook op de
naven werden biezen aangebracht. Op
de panelen werden héél fraaie biezen
getrokken. Op het ijzerwerk van de
veren en de assen kwamen ook biezen.
Het rijtuig zelf was van hout. De be
leding van binnen was met zijde, heel
fijn laken of damast, dat werd ge
capitonneerd. De vulling bestond uit
paardehaar, verzacht met kapok en
watten.
Bij de voorname families bestond
het equipement uit een coupé, een
landauer, een vigilante, een jacht
wagen.
Aan een landauer werd 300 uur
gewerkt. De eindafrekening bedroeg
f60,00.
Bij de boeren vond men de dogcar,
de tilbury, de tentwagens en de jan
plezier. De tentwagen was van boven
met zeil bedekt. De achterkant was
hoog opgebouwd, en bekleed. De wagen
had aan de zijkanten een portier met
een kleine ruit erin. De bestuurder
zat open en bloot, maar wel onder de
kap.
De janplezier was een groot rijtuig,
waarin 14 tot 16 man plaats namen
om uit te gaan. Als het mooi weer was,
werd het zeil naar boven gerold.
„De heel oude auto kwam voort uit
het rijtuig. Nr. L2 uit Utrecht is nog
door ons geschilderd. Dat ging vrijwel
op dezelfde manier als bij het rijtuig.
De wielen hadden houten spaken en
houten spatschermen".
Ook trof men nog aan: het wagon
netje, de brik, de dresseerkar en de
kaasbrik voor het vervoer van de kaas
door de boeren.
Er werden ook rijtuigen geschilderd
voor stalhouderijen. Bijvoorbeeld een
spooromnibus, die naar Amersfoort
reed. En voor bierbrouwerijen en ca-
valerie-officieren. De cavalerie-offi-
cieren behoorden tot de adel.
„Ik moest vaak namen schilderen
op de kisten van de jonkheren, die
voor zekere tijd in dienst moesten.
Eens stond ik boven op een ladder
aan een huis te schilderen. Ik moest
me aan de goot vasthouden. De
cavalerie galoppeerde voorbij en bijna
was mijn ladder op zij gevlogen."
De lonen? Een leerjongen begon met
25 ct in de week. Een jongen die al
enkele jaren schilderde, klom op tot
fl,10 per week. Voor de gezellen was
het loon 13 cent per uur. De totale
loonstaat voor 10 tot 14 schilders was
circa f4.000,00 per jaar.
Vroeger kwamen er op gezette tijden
bedelaars langs de deur. Het raam van
de schilderswerkplaats stond open, en
er werden een paar centen naar buiten
geschoven. Maarer was ook wel eens
een jonge jongen bij, die vroeg: „Heb
je werk voor me, baas?" Zo'n jongen
werd aangenomen, en mocht beginnen
met de modder onder de rijtuigen weg
te krabben. Ook mocht hij met twijgen
kloppen.
„Bij de rijke lui had je dikke De
venter tapijten, en die moesten regel
matig geklopt worden. Op het grasveld
achter de schilderswerkplaats stonden
palen met een katrol. Daar werden
die tapijten op gehesen, en dan werden
ze met dunne wilgetakken uitgeklopt:
het zogenaamde zwiegen."
In de schilderswerkplaats mocht niet
gerookt worden. Maar de gezellen rook
ten stiekem wel eens een pijpje. Op
een keer kwam de baas onverwacht
binnen, en de gezel stopte schielijk
zijn brandend pjjpje in de broekzak.
De vlammen sloegen hem letterlijk uit!
Er werd ook veel gepruimd. Als de
gezel bij de baas moest komen baalde
hij de pruim uit de mond, en verborg
hem onder zijn pet. Was het onderhoud
afgelopen, dan kwam fluks de tabaks
pruim weer onder het hoofddeksel van
daan, en de gezel pruimde er weer
lustig op los.
Vlaggestokken werden geschilderd
in banen van circa 8 centimeter breed
rondom de stok heen in rood, wit en
blauw. Kosten: f 0,75.
De toren van Oud-Leusden werd
geschilderd: de haan en de bal werden
verguld met het zogenaamde dubbel
torengoud, dat speciaal geschikt was
voor buiten. Er werden 9 boekjes
dukatengoud éérste soort voor ge
bruikt. Eén boekje kostte f 1,- Nu: f35,-.
Toen de schildersbaas een keer naar
Amsterdam moest voor een verhuizing
tekende hij in de boekhouding aan:
Reisgeld plus vertering f2,10.
In de boekhouding komt regelmatig
voor, dat een schildersgezel f3,00
leende, en dat in porties van f 1,00
terug betaalde. Ook werd er wel eens
f 15,00 geleend om een fiets te betalen.
Dat bedrag werd dan met f 0,25 per
week terugbetaald.
Soms ook had een schildersbaas
zelf geen geld. Dan spijkerden de ge
zellen een briefje pro memori aan de
bank, en dan kregen ze het geld de week
daarop uitbetaald.
Tenslotte is het wel aardig om te
weten welke betekenis men aan een
bepaalde kleur toekende:
rood: vlijt, ingetogenheid, liefde, edel
moedigheid, mo^d, dapperheid, macht,
oorlog, de manlijke leeftijd, het vuur,
de ceder, de roos, de pelikaan, het
koper, de robijn, de karbonkel,
wit: reinheid, vroomheid, onschuld, on
bevlektheid, bestendigheid, rechtvaar
digheid, nederigheid, kuisheid, maag
delijkheid, vrede, de lelie, paarden,
kristal.
blauw: heiligheid, kuisheid, bestendig
heid, goedheid, droefenis, kracht, rijk
dom, vaderlandsliefde, dapperheid, jon-
gelinschap, hemel, aarde, water,
staal, hyacint, saffier.
Hierbij moet worden opgemerkt, dat
in deze drie kleuren dezelfde hoeda
nigheid soms door een verschillende
kleur wordt aangewezen Zo wordt dap
perheid aangewezen door rood en
blauw Wit en blauw komen beide voor
als zinnebeeld van kuisheid en besten
digheid. Dit hangt geheel af van de
wijze waarop en de plaats waar zij
gebruikt of aangebracht worden.
De nevenkleuren of schakeringen van
de drie genoemde kleuren betekenen:
rooskleur of rozerood, rosé zacht
heid, schoonheid, karmozijn macht,
roem, grootheid, weelde, rijkdom, bui
tensporigheid, purper vorstelijk, adel,
overwinning, hemelsblauw, reine trouw
korenblauw. eeuwige trouw, vioolblauw.
nederige schoonheid
Hierna komt geel, dat met rood en
blauw de drie hoofdkleuren uitmaakt
geel: glans en roem, ijverzucht, jaloe
zie, nijd Als nevenkleuren: lichtgeel,
veranderlijk, wantrouwen, goudgeel:
volmaking, onovertreffelijk als de zon
zwavelgeel. twijfelachtig, bedrog.
groen hoop grasgroen, ter gedachte
nis,tot aandenken, donkergroen hoop,
vertrouwen op erkenning, moed en
standvastigheid in tegenspoed, mei
groen. verwachtende hoop oranje: ge
luk, vrijheid, veelbelovend, heilaan
brengend. bruin: hoogachting, wijsheid,
bescheidenheid, nederigheid, vaal-
bruin. onvruchtbaarheid, dorheid, ou
derdom, tegenspoed, lila vriendschap,
vrede violet, onderwerping grijs: ho
peloos. grauw, onheilspellend, vrees,
zwart nacht, dood, afwachting op de
toekomst, veelkleurig: wispelturigheid,
ontrouw, onkuisheid. De kleuren van de
regenboog iris, belofte.
Anco Mali
GEVONDEN
12 december, grijs gestreepte, iets
bruine kater, Allandsbeek-West. 12
december, een konijn. Leusden-cen-
trum.
OPGENOMEN IN HET ASIEL
12 december grote rode kater
Inlichtingen mevrouw Prost-Rave-
steijn, telefoon 03496-3083 Bij geen
gehoor mevrouw Hassink, telefoon
03496-3132.
LEUSDEN/CENTRUM - Voor „Eu-
rofleur" was het vorige week feest
want de nieuwe verkoopkas van de
Ursulineweg werd geopend.
De nieuwe kas heeft een oppervlakte
van 1000 m2, waar de diverse planten
overzichtelijk zijn opgesteld De bloei
ende planten hebben hun plaatsje in het
midden gekregen en daarom heen zijn
de groene en exotische planten te vinden
Er is een uitgebreide sortering cac
tussen, die in een aparte hoek zijn ge
rangschikt. Maar niet alleen voorplan-
ten Kan men er terecht, want er is ook
een ruime keus in opgemaakte droog
bloemen stukjes en losse droogbloemen
in allerlei soorten.
Ook voor een bloempot kan men alle
kanten op: ze zijn er van aardewerk,
plastic, koper, hout en natuurlijk van
glas.
Een apart gedeelte van de kas is
ingericht met tuingereedschap. Hier
kan men het kleinste harkje vinden,
maar ook een dure grasmaaier.
De kas ziet er gezellig uit, met
het vijvertje en het houten gangetje
wat een leuke doorkijk geeft.
Duizend vierkante verkoopruimte bij
Eurofleur.
De snijbloemen hebben hun plaatsje
gekregen in een afgesloten ruimte die
midden in geprojecteerd is.
Overigens stond deze geweldige kas
er in twee maanden. Hij is van binnen
helemaal door het personeel en de heer
en mevr. Hendrix ingericht, wat toch
wel een prestatie genoemd mag worden.
De oude kas zal niet meer als
verkoopruimte dienst doen, maar ge
bruikt worden voor de voorraden
Ook de bloemenboetiekaandeToren-
akkerweg ziet er erg gezellig uit.
Leusden's inwoners kunnen nu ten
minste ook eens wat dichterbij voor
een bloemetje of plant terecht en dat was
echt wel nodig.
Deze winkel werd op 18 december
officieel geopend.