ip weg naar een regionale ichool-advies-dienst aT roos gaf doos waf - - boos paf - - koos laf - toos daf 1 poos dus lürT ton bon kon won ron VOOR FIJN VERZORGD FAMILIE-DRUKWERK initiatief van samenwerkingsorgaan „Eemland" bus mus lus kus zus IKUAKI ia/ll LEUSDER KRANT 9 hoeft u het niet ver van huis te zoeken. DE LEUSDER KRANT kan u in alle opzichten van dienst zijn. Verlovings-, huwelijks- en geboortekaarten Visite-kaartjes Briefhoofden 4 Rouwkaarten (MODELLENBOEKEN zijn thuis te bezichtigen) 8. MOET SCHOOLADVIES- EN BEGELEIDINGSWERK NIET NA HET BEDRAG PER LEERLING WORDEN DOORBEREKEND? Deze vraag is zowel inde commissie onderwijs van Eemland als in de or gaan-vergadering nogal indringend aan de orde gesteld, vandaar dat ik er nu op in wil gaan ik heb in beide genoemde vergade ringen deze vraag ontkennend beant woord. Ik dacht dat daarvoor de volgen de argumenten kunnen worden aange dragen hen praktische onmogelijkheid. Het werk van een S A B D. bestaat een deels uit hulp aan individuele leer lingen en zijn anderdeels gericht op kwaliteitsverbetering van het onder wijs. Voor de eerstgenoemde taak (hulp aan individuele leerlingen) is het waar schijnlijk wel mogelijk de kosten pre cies te splitsen en op die wijze te ko men tot een verrekening van die kosten via het bedrag per leerling, hoewel daar nogal wat praktische moeilijkhe den aan verbonden zitten Maar laten wij aannemen dat die moeilijkheden op losbaar zijn Maar hoe kom ik te zitten met de activiteiten die gericht zijn op de kwaliteitsverbetering van het onder wijs? Activiteiten, die gericht zijn op verbetering van methodieken en didac- tieken, soms voor bepaalde scholen, maar ook in het algemeen Wie in dit opzicht maar enigszins in de keuken heeft gekeken, weet dat een eerlijke, verantwoorde toedeling van kosten hierbij onmogelijk is. 2 Maar er is nog een ander aspect, dat mijns inziens veel dieper snijdt dan de zo straks genoemde praktische ar gumenten. Daarvoor moeten we terug duiken in de geschiedenis van het on derwijsadviescentrum in Amersfoort. Toen is deze vraag ook aan de orde ge weest. Uit die geschiedenis blijkt onder meer, dat het twee-ledige karakter van het gemeentebestuur er ook mee te maken heeft. Ik bedoel dit: Het gemeen tebestuur heeft een tweeerlei taak ten le: de zorg voor het onderwijs in het algemeen en ten 2e: bestuur van het openbaar onderwijs. De zorg voor het onderwijs in het algemeen, ismeerdan alleen maar de wettelijke vergoedingen aan besturen van bijzondere scholen toekennen De zorg voor het onderwijs m het algemeen houdt in stimuleren, mee helpen dragen, ontwikkeling, kort om: beleid voeren, waarvan heel het on derwijs (zowel openbaar- als bijzonder onderwijs) de vruchten plukt Dat vloeit voort uit onze grondwet, waarin naast de vrijheid van onderwijs" met nadruk wordt gesteld: ,,het onderwijs is een aanhoudende zorg van de regering" U zegt misschien: maar wat heeft dat er mee te maken? Wel, induikend in de ge schiedenis. blijkt dat toen aan de orde is geweest, dat je eerst onderscheid moet maken in de verschillende taken en verrichtingen van de gemeente, alvo rens je over doorberekening via het bedrag per leerling kunt spreken Im mers: alleen het deel, dat specifiek aan het openbaar onderwijs wordt be steed. moet worden doorberekend. In dat licht heeft de wetgever de moge lijkheid van een gemeentelijke inspectie in het leven geroepen, waarvan de kos ten niet worden doorberekend. Datisïn het begin van de zestiger jaren hier ook aan de orde geweest. Er is toen een werkgroep geweest, die deze zaak hele maal grondig heeft uitgediept Opgrond van het resultaat van het werk van deze werkgroep, hebben gemeentebestuur en schoolbesturen unaniem gezegd geen gemeentelijke inspectie Laten wij kij ken wat wij gezamenlijk kunnen berei ken en op welke wijze kunnen wij het zö doen. dat. a. de vrijheid van onderwijs geheel gewaarborgd blijft; b. het bijzonder onderwijs niet achter het openbaar onderwijs hoeft aan te lopen, maar er een gelijktijdig ge zamenlijk beleid tot stand kan ko men, waarin ook de schoolbesturen van het begin af betrokken zijn. Dit heeft geleid tot een unicum in Nederland, namelijk een onderwijsad viescentrum waarin schoolbesturen volwaardige mede-bestuurders wer den. Een exeptionele commissie ex art 61 van de gemeentewet. De hier - bedoelde verworvenheden zijn ten volle ook weer opgenomen in de concept-statuten, die de werkgroep heeft voorgelegd. Als we nu de schroef weer willen te rugdraaien, dan moeten we het ook helemaal doen Dat is namelijk de con sequentie. Ik zou dat bijzonder betreu ren. Ik geef daarom graag iedereen, die in deze richting denkt, de raad nog eens eerst in de geschiedenis te duiken. De toenmalige werkgroep heeft hier tenslotte niet voor niets haar tijd en energie aan gegeven. Die toenmalige werkgroep bestond uit de heren frater Robertus, W. Plasmeijer, D. Hou- waart, Van Oenen, A. Vonkeman. P Petrusma, W. G Hagens, K. de Wilde en ondergetekende", aldus de heer Van der Kolk tijdens zijn toelichting LEUSDEN AMERSFOORT - Op loensdag 22 januari 's avonds om JnOO uur ontvingen de Amersfoortse Éethouder van Onderwijs, de heer N. tin Garderen, en de voorzitter van de Werkgroep Regionalisering Schoolad viesdiensten, de heer F. van der Kolk, Ide Raadskelder van het Amersfoort- e Raadhuis, alle onderwijs-vertegen- aordigers uit de regio. Deze bijeen- jst diende ter toelichting van het rde tweede werkgroep uitgebrachte Jipport. i voorzitter van de vergadering, jethouder Van Garderen, leidde keurig jptijd de heer Van der Kolk in. die zei len achttal punten nader onder de loep ]e willen nemen. De voorgeschiedenis Waarom Onderwijs Adviesdiensten Waarom in regionaal verband9 De omvang van de dienst. De eigen Amersfoortse positie ten opzichte van het school- en be- roepskeuzewerk. Hoe staat het met de Rijkssubsidie? Gaat het regionale niet ten koste van de Amersfoortse onderwijs Ad vies- en Begeleidingsdienst? Daartoe werd opnieuw een werkgroep in het leven geroepen. Deze werkgroep bestond uit dezelfde personen als de le werkgroep, echter aangevuld met een aantal financiële deskundigen. Deze werkgroep werd op 14 maart 1974 geïnstalleerd en bracht op 20 mei 1974 een rapport uit. Dit rapport is inmiddels besproken in de commissie onderwijs van het orgaan Eemland. in het dagelijks bestuur van het orgaan en op 4 november 1974 in een openbare vergadering van het orgaan Eemland. In deze vergadering is het rapport aanvaard. Er zijn enkele op merkingen gemaakt, waarover de werk groep haar commentaar heeft gegeven Het dagelijks bestuur van Eemland heeft daarna -bij brief van 12 decem ber 1974- het rapport met de concept statuten toegezonden naar de gemeen tebesturen van de onderscheidene ge meenten met de bedoeling: 1 een principe-besluit van de gemeen teraad uit te lokken; 2 Daar gaat het om. de gemeentebe sturen in de gelegenheid te stellen de besturen van de bijzondere scho len en de adviesorganen van het openbaar onderwijs en eventuele an dere belanghebbende organen van deze zaken op de hoogte te stellen. op scholen in deze centra kinderen uit verschillende gemeenten gezamenlijk onderwijs gaan ontvangen. Daarvoor is het dan ook nodig, dat deze kinderen tevens ongeveer gelijke mogelijkheden gekregen hebben om zich in het onder wijs te kunnen ontplooien Die mogelijkheden worden mede bein- vloed door het werk van het school advies- en begeleidingswerk. U be grijpt, dat de werkgroep daarin dan ook aanleiding heeft gevonden bij de begren zing voor een regionale schooladvies- en begeleidingsdienst mede rekening te houden met dit criterium Waar zijn de onderwijscentra in deze regio en uit welke gemeenten komen de leerlingen, die de scholen in deze centra bezoeken Bij de plan-procedure voor het voortge zet onderwijs wordt de mooie term ..nodale gebieden" gebruikt, dat wil zeggen het gebied, dat op een bepaalde kern is aangewezen. Er is echter nog een geheel ander aspect, dat in dit verband naar voren gebracht moet worden; een aspect, dat met name ook met het oog op het ver krijgen van rijkssubsidie van grote be tekenis is. In het schooladvies- en 4. DE OMVANG VAN DE DIENST. Om een duidelijk antwoord te kunnen geven op de vraag: Wat gaat het ons kosten? moest de Werkgroep duiken in de vraag. Hoe groot wordt de dienst? Welke medewerkers/deskundigen moe ten aan zo'n dienst verbonden zijn? Hoe wordt de personeelssterkte en de per- soneelsopbouw? Vragen, die de Werkgroep nu niet kan beantwoorden. Als niemand inden lande op deze vragen nog een zinnig antwoord kan geven, zelfs de W P R.O. niet, hoe zou de Werkgroep het dan wel kunnen? Daarom heeft de Werkgroep een an dere methode gekozen. Daarvoor ver wijs ik u naar bladzijde 7. Zij heeft daarbij aansluiting gezocht bij de lande lijke gedachten omtrent de totale om vang van een dienst in een regio van ongeveer 200.000 inwoners. Meer dus denkend aan een budgetaire begren zing. waarbinnen een dienst goed moet kunnen funktioneren dan aan een totaal 7. GAAT REGIONALISERING NIET TEN KOSTE VAN HET AMERSFOORTSE ONDERWIJS- ADVIES- EN BEGELEIDINGS WERK? Deze vraag zou bij u kunnen leven Immers, in Amersfoort is in de loop der jaren een dienst opgebouwd, die in den lande mede tot de toonaangevende diensten behoort. Uit het rapport kan geconcludeerd worden, dat niet een evenredige uitbouw van de Amersfoort se dienst plaatsvindt in relatie met de vergroting van het werkgebied, de re gio. Wel wordt voorgesteld de Amers foortse dienst tezamen met deBaarnse dienst om te zetten in één nieuwe dienst, maar de evenredige uitbouw op grond van het Amersfoortse patroon vindt niet plaats Uiteraard een be langrijke vraag! De werkgroep heeft daarbij voor ogen gehad, dat verdere uitbouw van de be staande diensten geen goed uitgangspunt Teneinde de samenwerking echter zo intensief mogelijk te doen zijn heeft de werkgroep gekozen voor de vorm, die in Amersfoort al bestaat, te weten: deze dienst formeel wel onder te bren gen in een afzonderlijke dienst, doch het bestuur samen te doen stellen uit dezelfde personen als die van het be stuur van de regionale schooladvies- en begeleidingsdienst, dus door middel van een bepaalde soort personele unie". Materieel kan zij door middel van een optimale samenwerking dan ook fungeren als een geïntegreerd deel van het geheel. 6. HOE STAAT HET MET DE TOEKENNING VAN DE RIJKS SUBSIDIE? Deze vraag is bij elke bespreking ge steld. Mag ik er dit van zeggen: momenteel krijgen vrijwel alletweepotigediensten rijkssubsidie. Ook Amersfoort heeft een positief bericht ontvangen. Echter. de tot nu toe gegeven subsidies zijn aan vullende subsidies, die in de eerste plaats beogen de zaak van de grond te krijgen. Er worden op het ogenblik subsidies gegeven in de orde van grootte van f200.000,- tot f500.000,- per dienst Dit zijn subsidies ad hoc, die van jaar tot jaar worden bepaald. Wat ontbreekt echter nog: een subsi dieregeling, waarin de kritena en de methode ter bepaling van de grootte van de subsidie zijn aangegeven. De Minister is wel voornemens op korte termijn tot zulk een subsidieregeling te School-adviesdieost. Het oude stad huis vormt het onderkomen van de school-adviesdienst, hier een kijkje in een van de vele kantoorkamers. komen doch die is er nog niet. Eerst komt er nu binnenkort een nota over Schooladvies- en Begeleidingswerk. Daarna zal gewerkt worden aan een subsidieregeling. Eerst als zulk een regeling er is. weet je waar je aan toe bent. maar ik voorzie dat de gewenste duidelijkheid in deze nog wel een tijd op zich zal la ten wachten. We zullen voorshands naar mijn me ning, moeten proberen om de toezeg ging van een rijkssubsidie van maxi maal f 250.000, - voor de Amersfoortse- dienst bij een volledige regionalisering verhoogd zien te krijgen tot bijvoor beeld het dubbele. zou zijn. Immers, en dat geldt met name van de Amersfoortse dienst omdat deze de oudste is, uitbouw van een bestaande dienst bij vergroting van het werkter rein is alleen verantwoord als de be staande dienst een uitgebalanceerde dienst is, met dié diciplines en dié differentiaties in de nodige deskundig heid, die uit een oogpunt van advisering en begeleiding én van efficiency opti maal is. Het is duidelijk, dat de be staande diensten aan dat criterium niet voldoen, niet hebben kunnen vol doen. We weten toch allemaal, dat het schooladvies- en begeleidingswerk nog in opbouw is Amersfoort heeft om zo te zeggen bij de wieg gestaan van dit werk. Er is toen een begin gemaakt maar, let wel, met die facetten, aie toen relevant leken te zijn. Sindsdien ligt een tijdperk van ongeveer 20 jaren ach ter ons. In die 20 jaren is ons véél duidelijker geworden, maar nog is het vandaag aan de dag zo, dat nog niemand een afgerond denkbeeld heeft over wat de schooladvies- en begeleidingsdienst eigenlijk zou moeten zijn. Daartoe is de minister nog niet in staat geweest, daartoe is ook de W P R.O. nog niet in staat Een ding staat wel vast: in een op- bouw-periode, waarin je op niemand an ders in den lande kunt terugvallen, heb je andere mankracht nodig, meerman- kracht en mankracht met andere capa citeiten dan in een tijd, waarin het pio nierswerk grotendeels achter de rugis en waarin je in veel gevallen ook kunt terugvallen op wat elders daaromtrent gedaan wordt. Aan dat laatste werkt met name de W.P.R O. erg hard door middel van centrale werkgroepen e.d. Overigens, en dat is een specifieke Amersfoortse aangelegenheid. Amers foort heeft de afgelopen jaren een zeer groot bedrag uit de vrije zoom", dus zonder dat daar op enigerlei wijze in komsten van rijk of gemeentefonds te genover stonden, voor het schoolad vies- en begeleidingswerk op tafel ge legd. Met name de laatste jaren is steeds weer uitdrukkelijk door burge meester en wethouders gesteld, dat dit een té groot bedrag is. Alleen met de motivering, dat integratie van de schoolpsychologische dienst en het on derwijsadviescentrum en een daarop volgende regionalisering in de verdere toekomst er toe zullen leiden, dat Amersfoort een kleinere hap voor dit werk uit de zogenaamde „vrije zoom" nodig zal hebben, hebben b. en w. erin bewilligd nu geen ingrepen te doen. Maar de genoemde integratie en de re gionalisering werden wel als voorwaar den gesteld. Met andere woorden- Het mes is -in financieel opzicht- niet ge hanteerd omdat er uitzicht op betere tijden kon worden geboden. Had dit uit zicht niet aangeboden kunnen worden, dan hadden wede schroef moetenterug- draaien. op welke wijze dan ook' lensioue ik geloot dat met een wijs beleid, er een goede spreiding van werk, taken en deskundigheden mogelijk is. maar dat mag niet ineens geeist worden. Het rapport geeft een over gangsfase aan van vijfjaar! Daarmee is, dunkt mij, alle mogelijkheid ingebouwd om tot een geleidelijke en verantwoorde spreiding te komen Inde bibliotheek van het oude st^huis van Amersfoort staan verschillende stellingen met al lerhande informatie over de verschil lende onderwijs mogelijkheden. samenstellings schema Zij heeft (de invulling van het schema) mijns in ziens terecht mede aan de ontwikke ling. dus aan het bestuur van die dienst willen overlaten. Zij heeft voorts een overgangstijd van vijf jaren ingebouwd, waarin een ontwikkeling wat duidelij kere gestalte kan krijgen. 5. DE EIGEN POSITIE VAN SCHOOL- EN BEROEPSKEUZE. De werkgroep is tot de conclusie ge komen, dat het werk van de school- en beroepskeuze bureaus niet af te schei den is van het andere schooladvies- en begeleidingswerk In feite zijn de werk terreinen zelfs niet nauwkeurig af te bakenen. Er is in wezen steeds het ge vaar aanwezig, dat er fricties zouden gaan ontstaan, omdat de gerichtheid op de school vanuit een verschillende doelstelling geschiedt De taak en de daaruit voortvloeiende positie van de S B K.-voorlichting ten opzichte van de scholen wordt bepaald door de rijks subsidie-regeling, een regeling van het ministerie van C R M. In deze regeling is bindend voorgeschreven dat S.B.K in een afzonderlijke dienst met een eigen identiteit moet worden onderge bracht Moeten de kosten per bedrag per leerling worden doorberekend? In een glashelder betoog zette de heei an der Kolk al deze punten één voor én op een rijtje. De aanwezigen konden ich door zijn uiteenzetting een volle- ig beeld vormen van geschiedenis, k en waarom van de regionalisering in de Schooladviesdiensten 1. DE VOORGESCHIEDENIS. Op initiatief van de commissie on- trwijs van het Samenwerkingsorgaan emland heeft het Dagelijks Bestuur in Eemland zich bij brief van 23 juli 70 tot de aangesloten gemeentebe- uren gewend met het voorstel om een irkgroep van „deskundigen van de derscheidene gemeenten" in te stel-,, n ter bestudering van het vraagstuk, rake één schooladviesiristantie in re-"' onaal verband De bedoelde werkgroep werd op 1 ember 1970 geïnstalleerd en kreeg opdracht 2. WAAROM SCHOOLADVIES- EN BEGELEIDINGSWERK9 Dat is in feite de begin-vraag ge weest waarmee de commissie Onder wijs van Eemland zich bezig heeft ge houden Een vraag, die toen nog niet voor iedereen duidelijk de noodzaak heeft doen inzien. In de loop van de laatste jaren is echter alom erkend, dat: a de maatschappelijke veranderingen van de laatste decennia ook het on derwijs tot bezinning heeft geroe pen; een bezinning op zijn funktie en op zijn vormgeving; b. de ontwikkeling op wetenschappelijk terrein hebben geleid tot resultaten die tot nu toe onvoldoende in de schoolpraktijk benut konden worden. Men is steeds duidelijker gaan inzien dat ons onderwijs. dat in feite gegroeid is in het klassikale onderwijspatroon. dringend behoefte heeft aan deskundige advisering en hulpverlening, wil het adequaat kunnen reageren op de eisen, die vanuit vorenbedoelde veranderingen en ontwikkelingen aan het onderwijs worden gesteld. het aangeven van de begrenzing van het gebied waarvoor regionalise ring bewerkstelligd moet worden. het geven van een taakomschrijving van zo'n regionale dienst; het opstellen van prioriteiten bij de opbouw van een dergelijke regionale dienst. het bestuderen van de organisatie vorm van zo'n dienst, met inbegrip van maatregelen tot integratie van de bestaande diensten in de nieuwe organisatie-vorm. In januari 1972 bracht deze werkgroep een rapport uit. waarin de resultaten van haar studie werden vastgelegd. Het rap port is daarna besproken in de commissie onderwijs van Eemland op 17 april 1972 in een openbare van het Samenwer- Eemland t c deze vergadering werd besloten van het rapport te aan- Alvorens echter de discus- in de verschillende gemeenten af- te doen plaatsvinden, achtte orgaan het gewenst de conclusies het rapport nader uit te doen wer- zodanig dat een conceptstatuut ter kwam èn vooral ook, dat de fi- consequenties voor de onder gemeenten duidelijk op tafel komen te liggen. Aanvankelijk trachtte men dit te doen met begeleiding van landelijke centra, doch allengs kwam men tot de conclu sie. dat zulks voor de landelijke cen tra een onmogelijke taak was. Er heeft zich dan ook een nieuwe ontwikkeling voorgedaan, die tengevolge heeft gehad, dat er een taakverdeling is ontstaan tussen de landelijke centra en de plaat selijke centra. Een taakverdeling waar aan de minister van onderwijs in zijn stukken ook mede richting heeft gege- 3. WAAROM DIT WERK IN REGIONAAL VERBAND? In een tijd als de onze, waarin wij dagelijks geconfronteerd worden met veranderingen en vernieuwingen in het maatschappelijk gebeuren, maar vooral ook in het onderwijs, ervaren wij meer dan ooit dat de in het verleden getrok ken grenzen niet meer bruikbaar zijn, zij werken belemmerend Dat geldt met name ook voor gemeentegrenzen. Ik hoef daar, dacht ik, niet diep op in te gaan. Wij hoeven alleen maar te denken aan het buitengewoon onderwijs en het voortgezet onderwijs. Niet in elke ge meente kunnen alle onderscheidene scholen van buitengewoon onderwijs en van voortgezet onderwijs gesticht wor den. Ze worden geconcentreerd in een aantal centra, waar de voorwaarden voor stichting van deze scholen aanwe zig zijn Dat houdt automatisch in. dat begeleidingswerk hebben wij te maken met vele facetten, bijvoorbeeld facet ten, die verband houden met het ge dragspatroon van de individuele leer ling, met de maatschappelijke omstan digheden van de individuele leerling, met de maatschappelijke omstandighe den van de individuele leerling, met de capaciteiten van de individuele leer ling, maar ook met de pedagogische-en didactische situatie in het onderwijs en de ontwikkelingen in het onderwijs Kortom, velerlei lacetten, \vaarvan wij niet mogen en kunnen verwachten, dat zij door één en dezelfde deskundige worden behartigd. Daarvoor zijn des kundigen van verschillende aard, spe- .cialisten, nodig. Om nu echtereen ver antwoorde differentiatie van de onder scheidene deskundigheden binnen één dienst te kunnen bewerkstelligen, is het nodig „grotere" diensten te creeren, die dan mede uit efficiency-oogpunt ook een groter gebied zullen moeten be strijken. Landelijk wordt in dat verband gedacht aan regio's met tenminste 180 000 inwoners. In een dienst, die zulk een regio bestrijkt, kan een verant woorde „uitbalancenng" van onder scheidene deskundigen plaatsvinden ook zonder dat daarmee de financiële gren zen, die men meent te moeten stellen, zullen worden overschreden. School-adviesdienst. De heer Brou wer (rechts) als voorzitter in een ver gadering met een van de werkgroepen.

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1975 | | pagina 9