Q&w«ir w |3*%S», - ffff? -f De bazuinen van Jericho 2ij ^rvf r**'; Z i .een utopië? Woensdag 24 december 1975 - KERST 1975 i iw?*mgBg.$tgsg De man blijft even stilstaan als de Warschau-express vanaf Bahnhof Zoo over de spoorbruggen dendert en afremt voor station Friederich- 5trasze in het Oosten. De rode wa gens van de S-bahn volgen aarze lend. Hij luistert naar het afstervend geratel en probeert een sigaret op te steken. De wind slaat in natte regenvlagen tegen zijn gezicht en hij zoekt bescherming achter de zwarte pijlers van de brug, waar fanatici in haast hun boodschap hadden neergekalkt. Zijn ogen glij den over de rode en zwarte letters, maar hij leest ze niet. Een eenzame taxi komt voorbij, de koplampen ontstoken. Het wordt vandaag vroeg donker, denkt hij. Hij zal zich moeten haasten. Hij staakt zijn po gingen om een sigaret aan te ste ken en begint sneller Je lopen. De kraag van zijn dunne jas hoog op geslagen, in zijn rechterhand een klein koffertje van afgesleten imitatie-leer. Zwart en rafelig. Een oude, gebogen man. Misschien op weg naar huls. De souvenirwinkel aan de weste lijke zijde van de Potsdamerplatz heeft geen klanten meer. De eige naar zit er aan te denken om de zaak te sluiten. Hij vindt het welle tjes voor vandaag. Hij kijkt naar bui ten. Naar de troosteloosheid van een gure wintermiddag. De regen klettert nu tegen de ruiten. Hij hui vert, ondanks de warmte van het kleine potkacheltje in de hoek van de winkel. Dan ziet hij de eenzame, gebogen figuur. Een late klant? Een optimistische Amerikaan mis schien, die snel nog even een blik van de overkant wil opvangen? Toch nog maar even wachten met het sluiten van de winkel. Hij glimlacht. Hij kijkt om zich heen en meteen zekere trots koestert hij zijn souvenirs. Imitatie- wachttorens, kleurige dia-reeksen voor een spotprijs. Grote posters uit de tijd van toen. De Potsdamerplatz van voor de grote wereldoorlog, toen de stad in puin ten onder ging. De Potsdamerplatz, met de fleurige terrasjes, het toen al drukke auto verkeer van glimmende Benzen met hun hoge koetswerk, met de trams, het paraderende publiek. De vrouwen in hun lange, vrolijke lurken. De mannen, soms in schit terende uniformen, met pluimen, sterren. Het geluid van muziek, van tinkelend ijs in de glazen. De kran tenman met z'n schorre stem en zijn uit de eerste oorlog overge houden houten been. De man in de souvenirwinkel zucht. Het is voor bij. Schlusz. Hij heeft er wel een goeie boterham aan overgehou den. Dat wel. Hij kijkt naar de schimmige figuur in de scheme ring, die langzaam de trap van een houten uitkijktorentje oploopt. Met een tas of koffer in de hand, ziet hij. Hij wacht nog even. Het kèn een klant zijn. De oude man kijkt neer op de uitgestrektheid van de Potsdamer platz. Alleen de klok in het midden herinnert aan het verleden. Maar zelfs dat is de oude, met sierlijke krullen getooide klok niet meer. Hij zucht diep en gaat op de kale bank zitten, waar tientallen bezoe kers hun onuitwisbare boodschap hebben gekrast. „We were in Ber lin", „We have seen the Wall" en al dat soort toeristische onzin meer. Maar ook de schrijnende taal van het onvermogen ontbreekt niet. Hij huivert door de kilte van de regen, die door zijn dunne jas sij pelt. Hij staat op en begint naar de overkant te zwaaien. Naar de zwa re, van hout en beton gebouwde wachttoren der Volkspolizisten. Traag komen de mannen overeind in de warmte van hun glazen be schutting. Ze kijken naar de over kant. Wantrouwend. Eén van hen richt een kijker op de schimmige figuur op die dwaze uitkijkpost. De oude man begint uitbundiger te zwaaien en lacht. Onbegrijpelijk voor de mannen in de wachttoren. Verbijsterend zelfs in deze gure winteravond. Waarom dit openlijk vertoon van plezier? Bespotte hij hen? Was hij blij, dat ze daar ston den? Was het misschien een kame raad, die wilde komen? Angst, on zekerheid, verwachting. Terwijl achter hem de Kaiser Wilhelm-Gedachtniskirche in de gloed van de schijnwerpers wordt gezet, zet de gebogen man een klein, zwart koffertje voor zich neer. Van rafelig imitatie-leer. Hij bukt zich en weet, dat de mannen aan de overkant al zijn bewegingen nu nauwlettend volgen. Het interes seert hem niet. De man van de souvenirwinkel is het wachten moe. Hij draait de lich ten uit en sluit zorgvuldig zijn win kel. Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn. Hij stopt de sleutel in z'n zak en duikt weg in de beschutting van zijn hoge jaskraag. Hondeweer. Even kijkt hij op en ziet de schim op de houten uitkijkpost. Een silhouet tegen het schijnsel van de Izmpen aan de overkant. Een dwaas wel licht, die op dit uur van de dag pro beert een glimp van het verleden op te vangen. Een toerist is het in ieder geval niet. Hij huivert in de straffe wind en denkt aan de warmte van zijn mooie huis in Dah- lem. Het is de hoogste tijd. Voordat hij bij de U-bahn van Gleisdrei-eck is, is er weer een kwartier voorbij en zijn vrouw heeft een hekel aan laat komers. De oude man op de toren kijkt bedachtzaam naar de wijzers en knoppen. Het zwarte, rafelige kof fertje van imitatieleer ligt nu open geslagen op de bank. Een rood lampje gloeit op. Wijzers slaan uit. Hij knikt. Het is zijn tijd. Een wijzer schommelt heen en weer als een kompasnaald en richt zich nu naar de muur. Een rode lamp, die van donkerrood overvloeit naar puur violet. De oude man kijkt naar de in beton verankerde tankvallen. Op de klok is het vijf minuten voor zes. Het lijkt, alsof de man met een simpel handgebaar een trompet uit het niets laat verschijnen. De Vo po's kijken verbijsterd toe door hun halfbeslagen kijkers. Met de kara bijnen in hun hand staan ze op de omloop en staren naar de overkant. Naar de man met de trompet. Ze weten, dat het een idioot is, maar toch... Extra schijnwerpers worden ingeschakeld. Eén ervan wordt op de man gericht. Mijnen worden geaktiveerd. De op infra-rood wer kende automatische mitrailleurs staan gereed om hun eerste vuhge stroom lood uit te spuwen. Verbijs tering. Onzekerheid. De man van de souvenirwinkel blijft stokstijf staan als hij de eerste tonen van de trompet hoort. „Alle Menschen werden Brüder". Hij herkent de melodie. Hij ziet het sil houet op de uitkijktoren, scherp omrand door de schijnwerpers van de Vopo's. Hij ziet de trompet. Een goudkleurige schittering in de zwaarder wordende duisternis van de vallende avond. De oude man blijft doorspelen, maar zijn ogen zijn strak gericht op het kleine, zwarte koffertje van rafe lig imitatie-leer, dat voor hem ge opend ligt. Nog meer lampjes flik keren op, gaan onheilspellend gloeien in giftige kleuren. „Alle Menschen werden Brüder...." Opeens is het doodstil. De wind is plotseling wat gaan liggen, maar de regen blijft neerkomen. In een grauwe, gestadige stroom. De man met de trompet heft de armen om- 1 hoog. In de ene hand de trompet De andere hand is gebald tot een vuist. De Vopo's met hun karabij nen aarzelen. Ze voelen, dat er wat gaat gebeuren. Hun jarenlange training is niet voor niets geweest. Vlak om de hoek horen ze het op gewonden geblaf van de herders honden van de patrouille. Over gaand in een nerveus gejank. Angstaanjagend. De tankvallen zijn de eerste, die bezwijken. Ze vallen uiteen in hoop jes stof, die door de wind snel wor den meegevoerd. Nog voordat de soldaten op hun post beseffen, wat er aan het gebeuren is, valt de ba lustrade onder hun voeten weg, krakend als een vermolmde trap. Het enige geluid wat overblijft is het gegil der mannen, het ratelen van de eveneens vallende mitrailleurs en het gejank der honden, die zich nu hebben losgerukt van hun bege leiders en door het dolle heen, heen en weer hollen. In de verte begint een sirene langdurig te jan ken in hoge en lage tonen. De man met de trompet staat roerloos. Zijn ogen zijn op de muur en de prik keldraadversperring gericht. Het is, alsof hij de doffe ploffen van val lende lichamen en het geblaf der honden nauwelijks hoort. Het tweede flikkerende lampje in de koffer wordt plotseling fel gifgroen. Hij zet opnieuw de trompet aan zijn lippen, terwijl de regen langs zijn gezicht stroomt. Verdi's Tri omfmars schettert over de vlakte. De man van de souvenirwinkel ziet tot zijn verbijstering de muur ineenstorten tot stof. Grote wolken stof, die door de wind worden ver spreid en zijn neus prikkelen. Hij begint te hoesten. Hij hoort de hoogspanningsdraden van de ver sperring knetteren en plotseling ziet hij de blauwe vonken over springen. Dan niets meer. Kortslui ting, denkt hij. En nog steeds klinken de triom fantelijke tonen van de trompet. Er beginnen nog meer sirenes te loei en. Verderop m het oostelijke deel flitsen schijnwerpers aan, die korte tijd later weer onverwacht doven. De verlichting van de Oost-Ber- lijnse televisietoren valt uit. De eer ste politiewagens en militaire pant serwagens van de Vopo's met hun blauwe zwaailichten naderen. De tram, die de Leipzicherstrasze in draait blijft halverwege met een ruk steken. De verlichting van de tram valt uit. Verderop beginnen mitrail leurs te ratelen, afgewisseld met enkele geweerschoten. Het is opgehouden te regenen. Achter hem hoort hij opgewonden kreten van mensen, die op de her rie zijn afgekomen. De oude man haalt diep adem en de laatste toon schettert extra triomfantelijk over de vlakte. Op dat moment ontplof fen de mijnen. Een oorverdovend geraas, een hel van vuur. Angstkre ten, chaos. De oude man wrijft zorgvuldig zijn trompet droog met een fluwe len lap. Bedachtzaam laat hij het instrument in een zwarte hoes glij den. Hij sluit het zwarte koffertje van rafelig imitatie-leer. Zonder zich te haasten gaat hij de trap af. Nog even kijkt hij achterom. Hij heeft geen uitkijktoren meer nodig om de klok van de Potsdamerplatz te zien. De verlichte wijzers geven aan, dat het zes uur is. Zonder op de chaos te letten loopt hij langs de man van de sou venirwinkel, die nog steeds met een verbijsterde blik naar de over kant staart. Voor hem is het afgelo pen met de mooie souvenirs. Op de spoorbrug staat een trein van de S-bahn. De brug is half in gestort aan de oostelijke kant. De oude man kijkt naar de opgewon den mensen, die heftig met elkaar diskussiëren. Hij blijft staan achter één der brugpijlers en probeert in de beschutting daarvan een siga ret aan te steken. Dit keer lukt het Achter hem valt de klok van de Potsdamerplatz op het dorre gras in een regenplas. De oude man kijkt naar de halfvernielde brug en glimlacht. Ze zullen hem snel ge noeg repareren, denkt hij. Hij glim lacht om die gedachte. En hij denkt aan alle muren, die nog overeind staan. Hij haat ze.

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1975 | | pagina 23