Saulus zag zijn koning Woensdag 24 december 1975 KERST 1975 op het marktplein, middenin de oude stad Jeruzalem, heerste net zo'n gezellige drukte als nu op marktdag, bijna tweeduizend jaar later. Saulus, de zoon van Zerah de smid, zat op een omgekeerde voerbak, aan de rand van het „ezelveldje". Hij zat daar altijd als het markt was. Week in, week uit, jaar in, jaar uit. Al tien jaar lang. En al tien jaar paste Saulus op de ezels van de marktkooplieden. Z'n vader had hem als twaalfjarige jongen hierheen gebracht en Saulus verdiende zo zijn eigen brood. Saulus had teveel eerbied voor zijn vader om dit werk te weigeren Vader Zerah had het voor hem uitgezocht en vaders wil was wet. Maar soms. als de ezels rustig stonden te grazen op het veldje, dwaalden Saulus' gedachten ver van de ezels weg. Hij zag zichzelf dan als marktkoopman, die goede zaken deed en al gauw genoeg verdiende om een eigen gezin op te gaan bouwen. Saulus" blikken dreven daarna steevast naar de dochter van de lakenverkoper Daniël. Maar zodra zij, Tirza, Saulus' blikken opving, spatten de gedachten van de jongen uiteen en blozend boog hij zich dan over de ezels, waarvan er niet één van hem was. Ja, één ezel en Saulus zou al veel van zijn plannen kunnen verwezenlijken. Hij zou marktgoederen kunnen verkopen, die hij met de ezel ergens vandaan had gehaald. Aan een marktkraampje was altijd wel te komen. Voor de zoveelste keer haalde hij berustend zijn schouders op. Zou dat ooit...? Plotseling werden de ezels erg onrustig. Saulus had al z'n tegenwoordigheid van geest nodig om ze in toom te kunnen houden Wat was het, dat ze zo onrustig aan hun touwen deed rukken? Ah, daar aan het begin van het marktplein joelden kinderen naar iets, wat nog i om de hoek moest komen. Zie, op i de hoek verscheen een kleine I karavaan Dne zwaarbeladen kamelen stapten statig het marktplein op. Hier en daar lieten de berijders hun dieren stilhouden, zodat ze iets bij de kraampjes konden kopen. Ze waren nu vakbij de ezels en Saulus kon de berijders goed zien. Rijke mannen, dat bewees hun kJeding. Ook de fraai bewerkte zadeltassen konden alleen van voorname mensen zijn Saulus hoorde ze met elkaar praten: ,,Heer, zouden wij zo voldoende voor de jonge Koning hebben? Kunnen we Hem door middel van deze geschenken genoeg eer bewijzen? Dit is waarschijnlijk de laatste markt, voordat wij Hem zullen begroeten. Kunnen wijnederige vorsten, echt zo voor de Koning aller koningen verschijnen?" Saulus probeerde of hij nog meer kon horen, maar de kamelen vervolgden hun weg en verdwenen binnen korte tijd van het marktplein. Saulus stond als aan de grond genageld. Hij hield nog steeds de ezels krampachtig bij hun touwen vast, terwijl de dieren alweer rustig stonden te grazen. Had hij dat heus goed verstaan? De Koning der koningen. Zouden die voorname mannen echt daarnaar op weg zijn? Het moest wel, hij had het beslist goed gehoord. Maar maar daar moest hij bij zijn. Niemand was zo belangrijk als de Koning der koningen. Dat was hem en z'n broers en zusters altijd verteld. Saulus durfde het op dat moment aan niemand te vertellen. Ze zouden hem toch nooit geloven. Hij, Saulus, de zoon van Zerah de smid, wist van de Koning der koningen! De jonge man keek om zich heen. Gelukkig, niemand lette op hem. Voorzichtig sloop hij naar de sterkste ezel van de troep. En wat hij nog nooit gedurfd had, deed hij nu zonder aarzelen. Saulus voerde de ezel aan zijn hand mee. Al gauw was hij van het „ezelveldje" af en zocht hij met zijn ogen de horizon af. Daar, in de verte, zag hij drie kamelen met hun berijders, die langzaam kleiner werden en toen als stippen oplosten in de honzon. Saulus legde zijn mantel over de rug van de ezel. beklom hem en keek één keer achterom. Geen van de marktkooplieden merkte de jonge man op. Toen, zonder dralen, draafde Saulus weg in de richting van de verdwenen stippen. Hij probeerde niet of hij de voorname lieden in kon halen. Als de vorsten hem op zouden merken, werden er vast allerlei vragen aan hem gesteld. Dat wilde Saulus voorkomen, want misschien verboden ze hem dan wel hen te volgen naar de Koning der koningen. Langzamerhand werd het donker. Nog steeds stapten de kamelen statig voorwaarts. Saulus' ezel begon vermoeidheidsverschijnselen te vertonen. Nu en dan struikelde het dier over een uitstekende steen. Na een poosje stapte Saulus af en liep Joor met de ezel aan het touw ichter zich. Even dacht hij er aan, de ezel aan de kant van de weg te laten staan, maar nee, misschien had hij hem op de terugweg nodig. En natuurlijk zou hij hem terug moeten geven. Het was nu lelemaal donker en Saulus vond het vreselijk moeilijk om de kamelen in het oog te houden. Toen ineens... daar, aan de donkere hemel: een helder licht, een steri Een stralende ster, die als het ware voor de kamelen uitdreef. Saulus zag hem en verwonderde zich erover. Toch vond hij het heel prettig. Hij hoefde verder alleen op de ster te letten. Voort ging het steeds maar verder. Geen ogenblik gunden de vorsten zich rust. Ook Saulus stapte alsmaar door. Waar zouden ze heengaan? Saulus vroeg het zich telkens af. Hij kende hier in de buurt geen enkel dorpje of stadje, waarin zich een paleis bevond. Hé, daar stond een groepje mannen aan de kant van de weg Saulus hield zijn pas iets in en vroeg of zij iets wisten over een pasgeboren koningskind. Ze keken hem aan alsof hij wartaal sprak. nog steeds op dezelfde plek. En kijk, daar stonden de drie kamelen, vastgebonden aan het hek van een weiland. Saulus keek de weg af Zouden de vorsten soms te voet /erder zijn gegaan? Hij bond de ezel vast aan hetzelfde hek. waaraan de kamelen ook stonden en liep zelf door. Hij kwam langs een boerderij, waarop volop licht brandde. Zelfs uit de stal erachter kwam een zwak lichtschijnsel en een geroezemoes van stemmen. „Een koningskind! Ha! Zeker hier, nee, als hij zin had in een feestje, kon hij beter met hen meegaan in plaats van te zoeken naar zo'n niet-bestaande baby." De mannen grepen Saulus vast en de jonge man rook dadelijk een sterke dranklucht. Bah, deze mannen waren stomdronken. Saulus probeerde zich los te rukken, maar dat lukte pas toen de mannen al zijn zakken hadden leeggehaald. Gelukkig lieten ze hem de ezel houden en haastig vervolgde Saulus zijn weg. Hij zag geen kamelen meer. En de ster? Was de lichtende ster er nog wel? Saulus hoopte het vurig. Als hij de ster niet vond, kon hij net zo goed omkeren, hij zou dan de Koning der koningen nooit vinden. Plotseling zag hij de ster weer Maar hij zag er nu heel anders uit dan een uur geleden. De ster stond hoog in de lucht, doodstil, en wierp z'n heldere licht in een brede baan naar de aarde. Saulus begon vlugger te lopen Zijn hart klopte in zijn keel. Zou... zou daar het paleis met de Koningsbaby zijn. Saulus zocht met zijn ogen de omgeving af. Hé, hij kende het hier wel een beetje. Die huisjes daar. moesten van het dorp Bethlehem zijn. Maar daar was toch helemaal geen paleis? De jonge man keek nog eens omhoog. De lichtende ster stond „Hm" dacht Saulus, „daar moet zeker een rund kalven". Naast de boerderij waren weer weilanden en toen Saulus opnieuw ophoog keek zag hij, dat de ster iets achter hem stond. „Raar" vond hij, „aan de ster te zien, moet het vlakbij zijn." Saulus keerde om en besloot op goed geluk aan te kloppen bij de xjerderij. Als daar overal volop licht brandde, Saulus zag dat in alle vertrekken de olielampen aan waren, kon hij daar allicht informeren. De jonge man verwachtte er niet veel van, maar wilde toch alles doen om achter z'n vragen te komen. Hij klopte op de deur en wachtte. Geen geluidje kwam hem vanuit de gang tegemoet. Nog eens klopte Saulus, maar nu met meer kracht, zodat het kloppen leek op het slaan met een zware hamer. Deze keer had het succes al werd de deur niet opengemaakt. Boven uit het slaapkamerraam kwam het slaperige hoofd van een man. „Ja. wat is 't?" vroeg hij lichtelijk geërgerd. Saulus vroeg eerst naar de berijders van de kamelen en na enig aarzelen ook, of de man iets wist van een pasgeboren Koningskind. De man haalde zijn schouders op en antwoordde: „Als u dat allemaal zo graag wilt weten, ga dan maar even in de stal hierachter kijken Het is daar een drukte van belang Mijn vrouw heeft daar geholpen bij de geboorte van een baby en is er helemaal vol van. Ik voor mij geloof Saulus had genoeg gehoord en ■ende om de boerdenj heen naar de 5tal. Maar vlakbij gekomen hield hij zijn pas in. Wat nu? Stel je voor: zou het beloofde Kind hier echt geboren zijn? Hij had niet eens een geschenk bij zich. Saulus voelde in zijn zakken. Oh nee, die waren leeg. De dronken mannen onderweg. Toen bedacht hij ineens, Idat zijn mantel nog op de ezel lag Dat was wat! Vlug liep hij terug en even later stond hij voor de tweede maal voor de staldeur. Zachtjes drukte hij de klink naar beneden. Wat hij toen zag deed hem een paar keer met de ogen knipperen. In de uiterste hoek van de stal stond een voerbak en in die voerbak lag een oasgeboren kind. Aan alle kanten ;tak het stro uit de voerbak en de aaby was gewikkeld in handdoeken. „Die zouden wel van de boerin zijn" vond Saulus. Naast de voerbak, op een bed van stro. lag een jonge vrouw met aan haar zij een iets oudere man. „De ouders" schoot het door Saulus' hoofd. Vóór deze mensen en in het bijzonder voor de voerbak, lagen de drie vorsten in geknielde houding en boden het Kind hun geschenken aan. Saulus voelde een scheut van vreugde door zich heen gaan Dit moest Hem zijn! Oh, Saulus wist het heel zeker en hij voelde dat hij moest voortmaken om het aan iedereen te vertellen Hij durfde niet dichterbij te komen en legde de mantel bij de staldeur Als de ouders met het Kind naar buiten igingen, zouden ze hem wel vinden Saulus rende weg van de stal en knoopte de ezel los Samen gingen ze zo hard als ze konden terug naar Jeruzalem. Saulus lette niet op moeheid en de ezel sleepte hij gewoon met zich mee. Het was aJ morgen toen hij het marktplein bereikte Uitgeput bond hij de ezel vast en al gauw stonden verschillende mensen om hem heen. Ook de marktkoopman van wie de ezel was. Hortend en stotend vertelde Saulus hetgeen hij beleefd had, maar de mensen lachten hem uit en liepen hoofdschuddend van hem weg, Uiteindelijk bleef alleen de eigenaar van de ezel staan en hij was duidelijk onder de indruk. Hij liet zich het hele verhaal nog eens vertellen en aan het eind van Saulus' relaas straalden de ogen van de marktkoopman net zo als die van Saulus zelf. De man dacht heel even na en zei toen: „Saulus, jongen, ik ben zo blij. dat jij deze heerlijke boodschap hebt doorgegeven, dat ik je de ezel, waarop je de tocht naar Hem toe gemaakt hebt schenk. Ik heb er zelf nog een paar en jij kunt er een toekomst mee op gaan bouwen..." Saulus' kon zijn oren haast niet geloven. Een ezel! Deze ezel was van hem! In gedachten zag hij het Koningskind in de voerbak liggen en dankbaar keek hij naar het huis van de lakenkoopman. Achter de vensters wist hij Tirza En terwijl hij nu echt aan een toekomst durfde te gaan denken, voelde hij dat door "iet kind in de voerbak alles altijd goed zou komen! Henriëtte de Vries-Hofman NkkkIrtrlrl* li Irktflfl/UUWlrH 'ITlfI*

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1975 | | pagina 35