Kerstlied als wiegeliedje 0 Gode kindje mijne, mooier nog dan goud... Woensdag 24 december 1975 - KERST 1975 - De direktrice vertelt verder dat in Avondrust nog vrij veel import woont. Zoals elders kijkt de autoch tone bevolking de kat een beetje uit de boom. „We trachten nu de bejaarden dichter bij elkaar te brengen door middel van bezigheidstherapie. We beginnen daar volgend jaar mee. Het is vooral voor die mensen be doeld, die bang zijn dat ze vereen zamen. We mogen natuurlijk niet vergeten dat bejaarden wat rustiger wensen te leven," aldus de direktri ce. Avondrust telt 80 kamers en rondom is een aantal bejaarden huisjes gesitueerd. Mevrouw Leegwater merkt tot slot op: „We hopen datgene te realiseren, wat ons vanuit de bijbel wordt voorge houden. Avondrust draagt een christelijk karakter en daar zijn we blij mee." Het echtpaar Hoymann woont in één van de bejaardenhuisjes. „We zijn tevreden in alle opzichten," be gint de heer Hoymann. Toch meent hij dat de bejaardenhuisjes één kleine kamer tekort hebben. „Ik zou graag een hobbyruimte hebben. Verschillende bejaarden vinden dat niet belangrijk, maar ik ben geeste lijk volkomen vitaal; ik zit nu al tien jaar te lezen, dat hangt me de keel uit. Mijn hobby is schilderen, maar waar moet ik dat doen? Om de palet en de ezel iedere keer in de huis kamer te zetten, dat kan niet, als er visite komt en zo. In een hobbyka mer kun je alles laten staan." Het echtpaar brengt de dag ge woontjes door. Boodschapje, eindje wandelen, fietsen ..TV wordt er wel gekeken, maar het echtpaar Hoymann behoort niet tot die groep mensen die de buis maar zonder meer aanzetten. Beiden kunnen erg goed tegen eenzaamheid. „Heerlijk dat beetje rust," onderstreept mevrouw Hoy mann. Mevrouw V bewoont eveneens een bejaardenhuisje. Ze maakt een gedeprimeerde indruk. Haar pro bleem is de eenzaamheid. „Je ziet hier niets, d'r komt geen mens voorbij. Bezoek krijg ik niet veel, ik zit haast altijd alleen. Ik zit graag te puzzelen in de krant, of ga een boek lezen, maar de eenzaam heid vecht toch tegen je aan." Wat doet u de hele dag? vragen we „Dan doe ik es dit hoekje, dan es dat hoekje, zo kom ik er ook. 's Middags een poosje rusten, puz zelen of zo en een boek lezen. En 's avonds de tv!" Wensen heeft mevrouw V wel. ze zou graag eens op vakantie gaan met iemand. „Maar van m'n vakantiegeld kan ik het niet betalen, daar koop ik direkt kleren voor." De heer Wolbers zit in de bewo nerskommissie van Avondrust. „Och, het stelt niet veel voor hoor. Ikzelf ben sekretaris en penning meester en de heer Bilker is voorzit ter. We geven de mensen die uit het ziekenhuis komen eens een bloe metje En we hebben een kontakt- blaadje, waarin over eventuele ge beurtenissen wordt geschreven." We vragen het echtpaar Wolbers hoe het bevalt in Avondrust „Het bevalt ons best, hoewel we natuur lijk liever zelfstandig waren blijven wonen. Maar m'n vrouw kon op een gegeven moment niet meer Het gaat hier allemaal goed. Och, klach ten zijn er wel es. maar die heb je overal." Als het een beetje behoorlijk is. kijkt het echtpaar iedere avond televisie Ze blijven graag nog van alles op de hoogte Verveling kent het echtpaar Wol bers niet. „We doen van alles en nog wat. 's Zomers ben ik veel in de tuin te vinden en ik verzamel post zegels. ledereen kan zich eenzaam voelen, 't is een kwestie van geen direkte kommunikatie. Wij doen nog aan verscheidene aktiviteiten mee. het handwerkclubje en het zang koor." vertelt de heer Wolbers. Over Avondrust niets dan lof: „Ze nemen een geweldige notitie van je. M'n vrouw die tobt de laatste tijd. maar dan letten ze goed op je." Op de tweede verdieping treffen we een tevreden heer Hogervorst aan. „Ja, ik heb het hier goed naar mijn zin. De behandeling is goed. het eten is goed, de verzorging prima geregeld. Ik word in januari 83 Voordat ik in Avondrust kwam woonde ik bij m'n dochter in Ergens blijf je natuurlijk liever op jezelf, maar thuis zit je gauw zonder hulp. Ik heb vier jaar geleden een hart aanval gehad en ik hoefde maar op het belletje te drukken en ze waren bij me. Thuis kun je een hele dag op de grond liggen, voordat iemand je komt helpen!" Van eenzaamheid heeft de heer Hogervorst geen last „Eenzaam1 Er is altijd wat te doen. Ik lees veel en bij goed weer ga ik es naar bui ten. Af en toe ga ik biljarten „Kijkt u veel tv? vragen we „Wat er maar te koop is. hè. Sport sla ik nooit over. boksen, voetballen, zeg maar alle sport." Over de kosten merkt de heer Hogervorst op: ,,'t Is wel hoog na tuurlijk, maar als je nagaat wat er allemaal aan je wordt besteed. Denk maar es aan het onderhoud van zo'n gebouw. De lasten worden steeds hoger. Maar ja, ze stellen het vast, je hebt het maar te beta len." In de rekreatiezaal maken we even een praatje met een zuster van de avonddienst, mevrouw Groenhof. Ze werkt vier avonden per week in Avondrust „Wij helpen de mensen naar bed 's Avonds komen meestal de kleinigheden, zoals kousen uittrekken Ik doe dit werk graag, het is prettig werk, hoewel ik ook graag in een zieken huis zou werken, daar heb je meer afwisseling. Hier moetje toch uitkij ken, je kunt het twee jaar goed doen. één keer een slechte avond hebben en ze moeten je niet meer Je moet altijd opgewekt zijn; psy chisch betekent dat een zware be lasting," omschrijft mevrouw Groenhof haar taak. Groenewoude Groenewoude is rustiek gesitu eerd aan de rand van een nieuw bouwwijk in Woudenberg. De receptioniste vraagt vnende- lijk „wat we willen". We willen hier en daar een klein babbeltje komen maken, stellen we ons voor. In de hal, terwijl het even wachten is op öe direktrice. passeren énkele be jaarden, vriendelijk knikkend naar de „meneer met het notitieblok op z'n knie". Groenwoude zette vier jaar gele den haar deuren open voor de be jaarden; het aantal bewoners be draagt 91horen we van de direktri ce, zr. J Wolff. Hoe is het met de aktiviteiten in Groenwoude gesteld: „Elke week komen er welfarewerksters, er is een zangkoortje, minstens twee keer per maand hebben we een ontspanningsavond, hetzij met dia's, met film, of met zang, noem maar op. Een bibliotheek is hier ook," vertelt zr. Wolff. Ze zegt dat iedereen zoveel mogelijk bij de ak tiviteiten wordt betrokken. „Maar je moet de mensen wel hun eigen keus laten. Vrijheid! De vrijheid van de bejaarden staat bij ons voorop." De problematiek van de bejaar den staat in het brandpunt van de belangstelling. Wordt het niet over dreven moeilijk voorgesteld? vra gen we. „Ik dacht het wel. Als ik bijvoorbeeld naar Groenewoude kijk, de mensen die hier komen kunnen echt hun eigen leven wel leiden, er wordt geen druk op ze uitgeoefend. We moeten er wel vanuit gaan, dat ze niet meer zelf standig kunnen wonen, wij bieden ze daarom woongelegenheid, maar ondanks dat moeten we ze toch vrij laten. Er zijn natuurlijk bepaalde re gels, waar ze zich aan moeten hou den, maar dat heb je in een gezin ook," verklaart de direktrice. Evenals haar kollegae. vindt me vrouw Wolff, dat we moeten waken voor te grote bejaardenhuizen. Het aantal bewoners van Groene woude mag zo blijven, vindt ze. Het is niet hoofdzakelijk de au tochtone bevolking die een plaatsje krijgt in Groenewoude. „Fifty fifty," zegt de direktrice. Voordat we een praatje met de bejaarden gaan ma ken, vertelt de direktrice nog gauw dat er voor de bewoners van Groe newoude twee keer per jaar een ontspanningsuitstapje wordt geor ganiseerd. Een meneer van de tweede eta ge, hij wil z'n naam liever niet in de krant, blijkt het toch wel moeilijk te hebben met zijn bejaard-zijn. Hij beeft te lang en intensief in het volle leven" gestaan, het afscheid daarvan, toch al weer een viertal jaar geleden, valt hem moeilijk. In een leven van hard werken, heeft hij geen tijd gehad om zich aan lief hebberijen te wijden. Dat wreekt zich nu, want hij voelt zich dikwijls eenzaam. Wanneer je hele dagen de tijd hebt om over al die dingen na te denken, komen de gevoelens los „Ik ben in m'n leven eigenlijk een bijzonder mens geweest," vertelt hij. „Ik was geen kroegloper, geen biljarter, kaarten interesseerde me niet, ik had niet zo'n leven als een hoop andere mensen Ik heb heel hard gewerkt, soms dag en nacht, ik had nooit geen tijd voor ontspan ning... en eigenlijk nog niet Er is iedere woensdagmiddag soos, ik ga daar nooit naar toe, ik heb er geen behoefte aan. „Wat doet u de hele dag?" vra gen we. „Dat weet ik zelf niet, een beetje rommelen. Tv kijk ik zeer weinig, ik kan dat niet volhouden of ik lees es een poosje in de krant, maar een boek lezen heb ik ook nog nooit gedaan Ik ben met alle mensen best hoor, hier in het gangetje praten we wel es met mekaar, maar ik hou er niet van geregeld naar mekaar toe te lopen. Achteraf bekeken heb ik te veel gelééfd; ik had een expeditie bedrijf en ik geloof dat ik daar té veel voor geleefd heb." Ondanks dit alles schaart de be woner van Groenewoude zich bij de groep tevreden mensen in Groe newoude. „Hoewel er natuurlijk niets boven gaat op jezelf je blijven, maar we worden hier goed ver zorgd." De heer J. C. van Schaik be woont eveneens een kamer op de tweede verdieping. De bijna 83- jarige bewoner noemt wandelen en fietsen zijn belangrijkste hobby's. Een pijpje stoppend vertelt hij: „Ik zit hier heel aardig. Ik hoef niks te doen! Wat wil je nog meer? Ik geniet van m'n rust. Ik kijk elke avond tele visie, ja. Nou ja, elke avond, giste ravond ben ik nog uit geweest, dan ga je es bij die en dan es bij die. Maar als ik thuis ben, kijk ik overal naar. Eenzaam voelen doe ik me niet, hoewel ik wel es denk: wat heb ik nog!" De heer Van Schaik merkt het lachend op. „Ik vermaak me best hier, want ik fiets nog overal heen, wel rustig aan natuurlijk; dan ga ik es over Maars- bergen, dan weer naar Doorn, daar ga ik de Doornse berg af. En ik maak nog graag een praatje hier en daar. Dat deed ik in de trein ook altijd, want ik was hoofdkondukteur. Het alleen-zijn is ook niet alles, maar ik loop er niet over te treuren Je hebt er wel brompotten bij, die over het eten klagen en zo, maar misschien hebben ze het vroeger veel slechter gehad!" Mejuffrouw G. van Schaik woont knus ingericht op de eerste verdie ping. Ze wisselt even van bril en vertelt: „Ik zit hier vier jaar en het bevalt me best. Wat ik een hele dag) doe? Wat er zoal te doen is, ik hou m'n kamer nog zelf schoon, voor zover ik dat kan hoor, want de ra men en zo worden voor me gedaan, 's Middags rust ik een beetje of ik ga wandelen, de dag vliegt voorbij, vind ik. Tv kijken doe ik niet veel Vroeger wel, maar ik ben een tijd ziek ge weest, ik kan er nu niet meer zo goed tegen. Ik ben 86 en dan heb je niet zo heel veel zin meer om je in al die dingen te verdiepen; al die shows en al die rommel... Konser- ten, dat vind ik wel mooi. En goeie films, dan moet er wel wat inzitten, niet van die la-la-dingen. Van een zaamheid heb ik gelukkig geen last. De gebeurtenissen in de wereld volgt mejuffrouw Van Schaik nog op de voet. „Jazeker! Tegenwoordig is het zo spannend, met al die kapin gen en zo. Nee, het nieuws hou ik bij en ook de politiek. Ik vind het interessant, per slot: je leeft er in mee! Mensen die zeggen dat ze opge sloten zitten: onzin. Je kunt eruit wanneer je wilt, niemand die je tegen zal houden. Je kunt visite ontvangen, wie je maar wilt. Heb je veel kennissen dan is het wel gezel lig, anders wordt het een beetje stil om je heen." Alleen maar tevreden woorden van deze bewoonster van Groene woude, wat wil je nog meer! Er zijn niet veel landen, waar men zoveel van kinderen houdt als in Italië Het zijn niet alleen de moeders, die vol vertedering hun kroost gades laan, maar ook komt het vaak genoeg voor, dat de aandacht van de bakker, metselaar, marktkoopman wordt afgeleid door een „bambino" Het feest van de geboorte van het Christuskind wordt dan ook uitvoerig bezongen en veel kerstliederen doen denken aan wiegeliedjes Slaap nu. slaap nu, oh mooi kind Koningszoon. Slaap nu. slaap nu, oh kleine knaap. Sluit de oogjes, mijn lieve zoontje, 's hemels vorst. O, zo schoon. Gratievolle lelie. Een heel oud lied, dat waarschijnlijk uit de vijftiende eeuw stamt: O Gode, kindje mijne, mooier nog dan goud. Op een harde strowis zie ik je geboren en je scheen m'een hemel, met sterren rijk bekroond. Door zonnen stralend begeleid en 't al in grote waardigheid. Zo luiden de eerste regels. Later is er sprake van het kruishout. Op Sicilië zijn de kerstliedjes zo rijk aan fantasie, dat ze aan Arabische sprookjes doen denken. Ook daar overheersen de wiegeliedjes. Het zijn dan meestal de engelen die het kindje wiegen, maar in sommige liederen komt het kindeke Jesus in wat later tijd ter sprake. Het gaat er heel huiselijk toe in het kerstliedje: De heilige moeder maakt knoflooksoep. Drie visjes werden er in gedaan Knoflook en peterselie voegde zij er bij. De geur ervan was een troost voor de zieken. Sant Jozepijntje (Jozef) kwam van 't land terug; Hij droeg een mandje vol met rijpe kersen Het kindeke had ze alle willen hebben. O moedertje mijn. waarom geef je ze mij niet? Een ander liedje laat horen, hoe het Madonnaatje naar de beek ging om de luiers te wassen. Ze gebruikte geen zeep en toch werden ze blanker dan het witste katoen Op het veldje, waar zij ze te bleken legde bloeiden allerlei bloemen er om heen. Het is allemaal heel eenvoudige vo!ksjx>ëzie, die aan de Middeleeuwen doet denken. Er zijn ook kerstliederen vervaardigd door dichters en musici. Wat voor ons het „Stille nacht" is is voor de Italianen „Van sternen daal je neder, o Koning van 't Heelal". Het lied zou in 1753 gedicht zijn door bisschop Alfonso de Liguori toen hij bij een pastoor in het stadje Nola op bezoek was. Op het clavecimbel componeerde hij de melodie. De pastoor wilde het vers overschrijven, maar dat vond de bisschop, hoewel hij een slecht geheugen had, niet goed Toen hij het kerstlied vergat maakte de pastoor toch een afschrift. Diezelfde avond zette de bisschop het nieuwe kerstlied in. In de kerk luisterden de gelovigen aandachtig, ook de pastoor Don Michèle, die in het koor zat. Of het echt zo was of niet, is niet zeker, maar op een bepaald ogenblik wist Alfonso de tekst niet meer Hij beduidde een koorknaap, dat hij aan Don Michèle om het het papiertje van die middag moest vragen. De pastoor, die zich betrapt voelde, haalde het papier te voorschijn, maar de bisschop zong al weer door In heel Italië is het kerstlied „Tu scendi dalla stelle" even populair. Het wordt gezongen en op het orgel gespeeld. Doedelzakspelers die naar Rome en Napels trekken om op de straathoeken voor de madonnabeeld jes te spelen hebben het op hun repertoire. Zij spelen ook voor de grote kerstkribben in de kerken Het kerstfeest is niet volledig zonder dit lied.

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1975 | | pagina 45