iHWMI'lil'HMM DONDERDAG 5 AUGUSTUS 1976 11 tulatuur nog al eens afwijken. Men kent dijkgraven, watergraven, schouten, dijksgedeputeerden, poldermeesters, heemraden, hoogheemraden, dijkstoe- len, een Lingegraaf, dijkraden, commis sarissen enzovoort. Die veelvoud van titels is verklaarbaar uit het feit dat de waterschappen provinciegewijs zijn georganiseerd en iedere provincie in zijn naamgeving een stuk traditie legt. ONDERLING ZEER VERSCHILLEND Geen twee waterschappen zijn het zelfde. Zij verschillen van elkaar in leef tijd, omvang en takenpakket. Er zijn waterschappen van nog geen jaar oud en van 750 jaar oud, van kleiner dan tien hectare en van groter dan 160.000 hectaren, waterschappen met maar een paar inwoners en waterschappen met meer dan anderhalf miljoen inwoners. Besturen kunnen bestaan uit tachtig personen, maar er zijn ook weer water schappen waar het bestuur een solo is van de dijkgraaf. Je zou haast zeggen dat alles mogelijk is. TAKEN VAN DE WATERSCHAPPEN Hoewel ook de taken van de water schappen in aantal en omvang nog al uiteen kunnen lopen, kan één ding dui delijk zijn: ze hebben allemaal betrek king op water. Het water, dat een vriend kan zijn, maar ook een grote vijand zoals iedere Nederlander weet. Zout water dat bijvoorbeeld buiten ge houden moet worden en vandaar het onderhoud van zeeweringen. Zorg voor dijken en boezembeheer Bestrijding van vervuiling, wegenbeheer, zorg voor vaarwegen, het zit allemaal in het ta kenpakket van de waterschappen. De waterschappen komen ook met an dere zaken in aanraking: voorbeelden kunnen zijn recreatie en milieubeheer, ruimtelijke ordening enzovoort. WATERKERINGEN Onder deze verzamelnaam vallen dijken, duinen en kaden, alle water staatswerken die dienen om water te keren De voor Nederland belangrijkste waterkeringen zijn die langs de Noord zee, de Waddenzee en de Zuid hollandse en Zeeuwse stromen. Voor het belangrijkste deel worden deze ke ringen sinds jaar en dag beheerd door de waterschappen, terwijl daarnaast ook het rijk en de provincies enkele stukken verzorgen. BOEZEMBEHEER EN PEILBEHEER- SING; WATERBEHEERSING Men zou de waterbeheersing door een waterschap kunnen vergelijken met de ademhaling van een levend wezen: enerzijds wordt overtollig water via een ingenieus bemalingsstelsel van greppels en sloten uit polders in grote boezem wateren uitgeslagen en verder naar zee afgevoerd; anderzijds vindt bij water tekort het omgekeerde plaats: vanuit de boezemwateren wordt water ingelaten. Door een en ander wordt de waterstand in het gebied geregeld, hetgeen van be lang is voor plant en dier, voor de mens en de gemeenschap. Soms luistert deze peilbeheersing zo nauwkeurig, dat een verschil van enkele centimeters te veel of te weinig voor bepaalde culturen fa taal kan zijn. Een voorbeeld hiervan vormt de bloembollenteelt. De hiermede verbonden economische be langen zijn zeer aanzienlijk. WEGENBEHEER; ZORG VOOR VAARWEGEN Een aantal waterschappen, vooral in Noord- en Zuid-Holland en Zeeland, heeft het beheer en onderhoud van meer dan 14000 km lokale of regionale wegen, ook wel bekend als tertiaire en kwartaire wegen Hier doet zich een belangrijk finan cieringsprobleem voor. Waren de hier bedoelde wegen vroeger als land- bouwwegen inderdaad vrijwel alleen in gebruik bij de agrariër, thans is het dui delijk dat de knng van be langhebbenden bij deze wegen aanzien lijk groter is en die van de zakelijke gerechtigden op onroerend goed, die het onderhoud van deze wegen in be ginsel moeten bekostigen, vele malen overtreffen. Vooral het recrea- tieverkeer per auto en het vrachtvervoer maken van deze openbare wegen gebruik. Door de wa terschappen is daarom subsidiëring van dit onderhoud gedurende vele jaren be pleit met de voldoening dat, ingevolge de wet uitkeringen wegeiyde laatste tien jaren rijksbijdrage in de onderhouds kosten van waterschapswegen wordt verleend. Helaas als gevolg van stijging van lonen en prijzen in onvoldoende mate. Het is begrijpelijk dat de neiging ontstaat om waar dit mogelijk is het we genbeheer over te dragen aan ge meenten en provincies. Deze staan echter allerminst te dringen om bedoelde taak over te ne men. Zelfs het door de minister in het vooruitzicht gestelde 1/s deel van de af koopsom bij overdracht heeft de ge meenten er niet toe kunnen overhalen op grote schaal wegen van waterschap pen over te nemen. Een aantal waterschappen is belast met de zorg voor hun wateren als vaar weg, hetgeen dan eveneens extra onderhouds- en bedieningslasten op de schouders van de ingelanden legt. ZUIVEREN VAN AFVALWATER Een jongere, in belangrijkheid steeds toenemende waterschapstaak is de be strijding van de watervervuiling. Reeds in 1950 onderkende het Brabantse wa terschap De Dommel het belang van deze bestrijding en thans zijn er veertig waterschappen die deze taak beharti gen. Veelal grote waterschappen: de er varing van de laatste jaren heeft uitge wezen dat een efficiënte bestrijding van de watervervuiling eerst kan ge schieden wanneer het waterschap be schikt over een goede technologische dienst, een krachtig bestuur en een ge bied van grote afmetingen. Dat de zui vering in handen van waterschappen wordt gelegd is theoretisch een vanzelf sprekende zaak: wanneer een lichaam reeds het kwantitatieve beheer van de wateren uitoefent is het een kwestie van logica en efficiency om het ook het zo genaamde kwaliteitsbeheer te geven. FINANCIERING Anders dan bij rijk, provincie en ge meente hebben waterschappen hun be lastingen niet van alle burgers, maar slechts van een deel daarvan: de eigena ren of zakelijk gerechtigden op onroe rend goed De reden is dat water- schapswerken van oudsher hoofdzake lijk de belangen van de grond dienen zodat het de grond- en huizenbezitters zijn die de lasten daarvan moeten op brengen. De voornaamte inkomsten van een waterschap worden dus gevormd door de omslagen die worden geheven van eigenaren die onroerend goed in het gebied van het waterschap bezitten. De hoogte van de omslag wordt ieder jaar bepaald aan de hand van een kostenbegroting waarvan het totaal als het ware wordt gedeeld door het aantal omslagplichtigen, naar de mate van hun bezit. De kwestie van de betaling van de waterschapslasten dreigt de draagkracht van de ingelanden in vele gevallen te overschrijden en is de laatste jaren een van de grote, zo niet het grootste, probleem voor het water schapswezen geworden PLAATS VAN DE WA TERSCHAPPEN NÜ De bestuurlijke organisatie in Neder land staat op de helling; alles is in bewe ging. Het maatschappelijk leven laat schaalvergroting zien. Uit bestuurlijk oogpunt zijn veel ge meenten niet meer in staat om zelfstan dig hun taken te vervullen. De enorme specialisatie die het maatschappelijk leven te zien geeft, stelt zeer veel zwaardere eisen aan het bestuursappa raat en daarmee gepaard gaan grotere kosten voor personeel en apparatuur; kosten die door kleinere verbanden niet meer zijn op te brengen en die het zoeken naar bredere financiële draag vlakken in agglomeratieverband ver snellen. Vanzelfsprekend zijn ook de water schappen niet ontkomen aan de be stuurlijke heroriëntering, aan de reor ganisatie van ons staatsbestel. Waar een zekere vorm van gewestvorming voor de deur staat, het aantal gemeenten verminderd is en het aantal provincies zal worden verminderd óf vermeerderd, zijn ook de wa terschappen aan een herbezinning niet ontkomen. De industrialisatie en verstedelijking moesten natuurlijk hun weerslag op de waterschappen die deze taak beharti- ook gehad. Ten eerste zijn de water schappen in een aantal provincies min of meer uit de publiciteit verdwenen omdat de landbouw als zodanig meer op de achtergrond geraakt en de industrie meer op de voorgrond is getreden. In de tweede plaats is door de uittocht uit de landbouw het areaal van personen waaruit waterschapsbestuurders kunnen worden gekozen verkleind, terwijl bovendien de belangstelling voor het vervullen van deze functies om economische en andere redenen - het werken voor de publieke zaak is met meer zo populair - tanende is. De functie van waterschapsbestuurder is in vele gebieden van ons land veel zwaar der geworden; veel gecompliceerder door de verwevenheid van belangen waarmede de waterschapsbestuurders bij de taakuitoefening van het water schap worden geconfronteerdenerzijds door de reeds gesignaleerde industriali satie en verstedelijking, anderzijds door de uitbreiding van de bevolking met daaraan gepaard gaande enorme toe name van boven- en ondergronds ver keer langs wegen, waterwegen en transportleidingen. Ook als gevolg van de nieuwe welvaart, die een ongekende vraag naar consump tie en recreatie heeft meegebracht Aldus worden de waterschappen en hun taken van grote betekenis omdat zij meer economische en culturele waarden beschermen door hun dijken en gemalen en het onderhouden of uit oefenen van toezicht op door hen be heerde oppervlakte-wateren. Van gro tere betekenis óók omdat er ook veel meer belanghebbenden bij de zorg voor deze zaak zijn betrokken. Met name na de oorlog kwamen er nogal wat vragen over de wijze van functioneren van de waterschappen. Met name de grote hoeveelheden Ideine waterschappen deden de vraag riizen of er wel efficiënt gewerkt kon worden. Deze vragen leidden er toe dat het aantal waterschappen danig werd inge krompen Waren er in 1953, het jaar van de watersnoodramp nog 2500, vandag de dag zijn er, zoals gezegd, zo'n 800 over De grotere eenheden slo ten beter aan bij de boven beschreven gewijzigde situatie in Nederland. Maar er waren ook lieden, die twijfelden aan het bestaansrecht van de wa terschappen op zich. Om daarop een antwoord te geven werd er in 1969 door de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat, de heer Bakker, een studie commissie ingesteld. In oktober 1974 heeft deze commissie verslag uitgebracht aan de minister Zij lieten de heer Westerterp weten, dat men unaniem van oordeel was, dat waterschappen bestaansrecht hebben. De zorg voor het water vraagt vanwege de zo eigen fysisch- geografische situatie een daarop afge stemd bestuursorgaan: dat wat het wa terschap precies is. De commissie wijst er verder op, dat ook in andere Westeuropese landen de zorg voor het water in handen is gegeven van speciale lichamen. In zijn artikel „Waterschappen, wat zijn dat?" voegt mr. A. P van den Berge, hoofdredakteur van het blad Waterschapsbelangen, daar nog een ar gument aan toe Hij stelt: „Het belang rijkste fysieke object van de waterstaat is de dijk In de laaggelegen delen van ons land wonen miljoenen mensen in een kunst matig, bij de gratie van waterkeringen en bemaling drooggehouden gebied. Breekt een dijk door, of worden de ge malen uitgeschakeld, dan is menselijk leven onmogelijk geworden. Er is een vijand waar niet mee te on derhandelen is en die geen pardon kent Die vijand is het water. Wij verkeren in een voortdurende staat van oorlog, of, nog klemmender, een staat van beleg. Daarin zou misschien toch ook de verklaring kunnen liggen, én de recht vaardiging, dat voor dit levensbelang een bestuursvorm is en wordt gekozen waarin niet de politieke verschillen meespelen zoals dat in andere vormen van bestuur het geval is en moet zijn. Het veiligheidsaspect ontstijgt aan an dere waarden omdat daardoor alleen de beleving van andere waarden mogelijk wordt gemaakt." In haar rapport pleit de commissie voor het instellen van een stuk of twin tig, dertig hoofdwaterschappen, waar binnen dan kleinere waterschappen zouden kunnen vallen. Volgens mr. Van den Berge een aantrekkelijke oplossing. ,,In de eerste plaats omdat in deze conceptie de waterschappen als zodanig worden gehandhaafd, en in zoverre een gaaf stelsel van doelcorporaties blijft bestaan. Aan de handel en wandel van een waterschap ligt altijd de zo type rende samenhang ten grondslag tussen de specifieke betrokkenheid bij de taakvervulling, het onderworpen zijn aan de omslagheffing en het vertegen woordigd zijn in het bestuur van het waterschap; kort gezegd de ook door de Studiecommissie onderschreven koppe ling van belang, betaling en zeggen schap. Ik acht dit zeer belangrijk. In de tweede plaats acht ik de oplossing van de commissie aantrekkelijk, omdat ook voor wat kleinere eenheden in onze democratie een plaats wordt behouden, met eigen bevoegdheden en een eigen budget. Echte waterschappen derhalve, en geen toch min of meer steriele afdelingen of districten, die 't werkelijk dragen van eigen verant woordelijkheden door be langhebbenden onmogelijk maken en mét de dreiging van verambtehjking en technocratie een schijndemocratie vormen." Hoewel Mr. Van den Berge ook nog wel wat vraagtekens plaatst bij de voor stellen van de commissie, kijkt hij toch met zeer veel vertrouwen de toekomst tegemoet. Hij zegt: „Ik zie in de toe komst enige honderden waterschappen overblijven, evenals de huidige water schappen geheel het land bestrijkende. Waterschappen van een behoorlijke va riatie, dus grote en relatief kleine, met wnsselend takenpakket. De betekenis van de provincie voor de wa terschappen zal afnemen en die van de centrale overheid toenemen. Het ge moderniseerde bestuur zal slagvaardig zijn doch moeten waken voor veramb- telijking. De financiering zal ten princi pale blijven zoals zij is, met andere woorden: het onroerend goed zal, be halve dan voor de waterzuivering, de basis blijven, met dien verstande dat de omslag gebouwd steeds meer betekenis zal krijgen. Ondanks de bemoeienissen met de recreatie vaart, de hengelsport, het landschapsschoon, waarvoor het waterschap als overheid in laatste in stantie uit hoofde van zijn „sociale func tie" medeverantwoordelijkheid draagt, zullen de daaraan verbonden kosten ten laste moeten komen van de daarvoor representatieve organisaties en bij ont breken daarvan van de algemene de mocratie Ik denk hierbij vooral aan de provincie. Het waterschap heeft door de eeuwen heen zijn onvervangbare waarde bewe zen, en zal dat in de toekomst blijven doen. De soepelheid, het gemakkelijk aanpassen aan nieuwe omstandigheden staan daar borg voor," aldus de heer Van den Berge.

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1976 | | pagina 11