EEN NOTITIE VAN
DRS. J. B. J. RIEMERSMA
LEUSDER KRANT - ACHTERGRONDEN
DONDERDAG 14 OKTOBER 1976
11
Woonerven in Leusden:
wat doen we er mee?
Het nieuwe verkeersbord voor woonerven. Het linkse bord staat aan het begin
van een woonerf en vertelt de automobilist, dat slechts stapvoets gereden mag
worden, het rechte bord geeft het einde van een woonerf aan.
(Van de redaktie).
LEUSDEN - Van de hand van drs. J. B. J. Riemersma uit Leusden-centrum
ontvingen we een artikel over de woonerven, die zoals bekend, kortgeleden
door de regering werden geaccepteerd als een wettelijke instelling met de
daarbij behorende verkeersregels en borden. De heer Riemersma maakte
bijgaande notitie voor de Raad van Advies van de Groenstichting Rozendaal
als aanzet voor een diskussie over de mogelijkheden en onmogelijkheden van
woonerven. Uiteraard geldt dit niet alleen voor de wijk Rozendaal, maar voor
heel Leusden. Vandaar dat wij dit artikel publiceren. Temeer ook, omdat dit
onderwerp aan de orde komt (of al is gekomen) in de Commissie Verkeersaan-
gelegenheden van de gemeente Leusden.
Redaktie.
INLEIDING
Bij de pogingen, de woonomgeving
verkeersveilig te maken, zijn er de
laatste jaren twee tegenovergestelde
oplossingen naar voren gekomen. Ten
eerste een volstrekte scheiding van de
verkeerssoorten, zoals dit onder meer
ia de Bijlmermeer is gerealiseerd, en
ten tweede de integratie van verkeers
soorten, zoals deze in toenemende mate
de zogenaamde woonerven" tot
stand wordt gebracht.
Hoewel een volstrekte scheiding op
zich de grootste veiligheid garandeert,
tendeert de huidige ontwikkeling meer
naar het woonerf, omdat dit voor be
staande wijken de enige financieel haal
bare oplossing is, en bovendien aan
zienlijk verkeersleefbaarder wordt ge
acht.
De integratiegedachte gaat ervan uu
dat alle gebruikers van de openbare
ruimte binnen een woonwijk evenveel
recht hebben op een veilig gebruik van
deze ruimte, dus zowel automobilisten
als fietsers, voetgangers en spelende
kinderen. Om dit even veilige gebruik
te realiseren, moeten echter verschil
len m kwetsbaarheid zoveel mogelijk
worden opgeheven. Hoewel dit niet
volledig kan, is door een eerste eis
van homogene snelheden hieraan al
goeddeels tegemoet gekomen.
Vanuit deze grondgedachte is een
wettelijke regeling ontworpen die reeds
bestaande woonerven achteraf sanc
tioneert, een een snelle toename van
bet aantal woonerven mogelijk maakt.
In het volgende zullen achtereenvol
gens aan de orde komen:
a-de verkeersregels die zullen gaan
gelden
b-de inrichtingseisen waaraan een
woonerf moet gaan voldoen
c-de argumenten die pro- en contra-
kunnen worden aangevoerd.
WIJZIGING RVV
In de R.V.V. zijn de volgende wijzi
gingen aangebracht.
Toevoegen Hfdst II, paragraaf 10a:
Woonerven.
Artikel 88a: Wegen gelegen binnen
een als zodanig aangeduid woonerf mo
gen door voetgangers en spelende kin
deren over hun volle breedte worden
gebruikt.
Dit artikel is nodig om bet in
artikel 18 en 28 neergelegde ver
bod van de rijbaan gebruik te ma
ken, op te heffen. Dit artikel maakt
dus het gezamenlijk gebruik van de
openbare ruimte mogelijk.
Artikel 88b: Bestuurders moeten bin
nen een woonerf zeer voorzichtig rij
den. Zij moeten in het bijzonder reke
ning houden met de mogelijke aan
wezigheid van voetgangers, spelende
kinderen, van niet gemarkeerde voor
werpen en van onregelmatigheden in
rakter van de snelheden van de
verschillende weggebruikers
wordt afgedwongen. Verschillen in
kwetsbaarheid, die vooral een ge
volg zijn van verschillende snel
heden, worden hiermee terugge
bracht. In samenhang met vorige
en volgende artikelen, legt de wet
gever de juridisch verantwoorde
lijkheid voor eventuele conflicten
bij alle betrokken weggebruikers.
Tot nu toe was bijvoorbeeld het
op de rijbaan spelende kind juri
disch verantwoordelijk bij het op
treden van ongevallen.
Artikel 88c: 1 Een bestuurder ver
leent binnen een woonerf voorrang aan
voor hem van rechts komende be
stuurders.
Omdat door het vorige artikel ho
mogene snelheden zijn voorge
schreven, is de noodzaak van de
uitzonderingsbepaling, neergelegd
in artikel 42, lid c, dat bestuurders
van motorvoertuigen voorrang gaf
op langzaam verkeer, vervallen.
Binnen het woonerf zal dus een
auto aan voor hem van rechts ko
mende fietsen voorrang moeten
geven.
Artikel 88d: 1. Bestuurders mogen
binnen een woonerf voetgangers en spe
lende kinderen niet hinderen.
2. Voetgangers en spelende kinderen
mogen aldaar bestuurders niet onnodig
in de voortgang belemmeren.
Dit artikel schrijft een zeker sa
menspel tussen de verschillende
weggebruikers voor, een samen-
In Leusden zijn woonwegobstakels ruimschoots toegepast. Het is de vraag of
straks - als de wettelijke woonerf-verkeersborden zijn geplaatst - dergelijke obsta
kels nog nodig zullen zijn. Maar de doorsnee weggebruiker kennende, zullen
borden wellicht toch niet afdoende zijn om de automobilisten te dwingen hun
snelheid te matigen. De nu geplaatste borden zijn ontworpen door de dienst
Gemeentewerken.
het wegdek en het verloop van de weg.
In ieder geval mogen zij niet sneller
rijden dan stapvoets.
In feite zorgt dit artikel ervoor,
dat de bestuurder die een woon
erf inrijdt, voldoende gewaar
schuwd geacht kan worden voor de
gevaren die daar zijn. Tot nu toe
was hier weer wel denkbaar, de
wegbeheerder aansprakelijk te
stellen voor ongevallen ten ge
volge van bijvoorbeeld de aanwe
zigheid van drempels. Voorts
schrijft dit artikel voor, dat de
snelheid slechts stapvoets mag
zijn, waardoor een homogeen ka-
Een voorbeeld van een wijk, waarin de voorkeur uitgaat naar de wandelaar en
Öetser. De wegenkonstruktie van deze wijk is zodanig, dat snel rijden erg gevaarlijk
wordt, zo niet moeilijk. Bochtige tracé's en grillige pleintjes. (Alandsbeek-Oost).
spel zoals dat in reeds bestaande
woonerven ook kan worden waar
genomen.
Artikel 88e: 1. Met motorvoertuigen
op meer dan twee wielen mag binnen
een woonerf uitsluitend worden ge
parkeerd op plaatsen, als zodanig aan
geduid.
Door de aard van de inrichting
van woonerven is het gewenst op
een groot aantal plaatsen het par
keren te verbieden, zoals op ver
smalde rijbanen, op en in de buurt
van drempels, iD de buurt van
speelgelegenheden en dergelijke.
Om nu te voorkomen dat een groot
aantal visueel onaantrekkelijke
borden moet worden geplaatst, is
voor het woonerf gekozen voor een
algeheel parkeerverbod, uitgezon
derd parkeerplaatsen als zodanig
aangeduid. Een dergelijke regeling
bestaai al voor auto(snel)wegen.
Artikel 138 RVV schept overigens
de gelegenheid, dat het bevoegde
gezag ontheffing van deze bepa
ling verleent.
Artikel 132b: Bord 57c (aanduiding
woonerf) mag uitsluitend worden ge
plaatst indien met betrekking tot het
woonerf wordt voldaan aan de door
Onze Minister vastgestelde en in de
Nederlandse Staatscourant bekend ge
maakte eisen.
Eén drempel maakt nog geen woon
erf. De regeling voor woonerven
mag dan ook (terecht) slechts van
toepassing worden verklaard, als
de gehele inrichting van een straat
of complex van straten een samen
hangend beeld te zien geeft. In
feite is de inrichting de belang
rijkste determinant voor het ver-
keersgebeuren binnen bet woon
erf, en wordt deze werking slechts
door het juridisch regiem onder
steund.
INRICHTINGSEISEN
Bord 57c (woonerf aanduiding) mag
alleen geplaatst worden aan de in
gangen) van een weg of een stelsel
van wegen waarop is voldaan aan de
volgende eisen:
1. Het woonerf dient voornamelijk een
woonfunctie te hebben.
2. De weg of het stelsel van wegen
moet zodanig gestructeerd zijn, dat zij
voorzover het betreft gemotoriseerd
rijverkeer slechts een functie kan heb
ben voor verkeer dat zijn bestemming
of zijn vertrekpunt heeft op de be
trokken weg of het betrokken stelsel
van wegen.
Een weg voor doorgaand verkeer
kan dus nooit een woonerf zijn.
3. Op enige weg in het woonerf mag
de intensiteit van het verkeer met
motorvoertuigen niet zodanig zijn dat
daardoor het karakter van die weg als
onderdeel van een verblijfsgebied zou
kunnen worden aangetast.
Dit zal zelden het geval zijn voor
wegen die voldoen aan de voor
gaande eisen.
4. De indruk moet worden vermeden,
dat de weg verdeeld is in rijbaan en
trottoir. Er mag daarom geen door
lopend hoogteverschil bestaan in het
dwarsprofiel van een weg binnen het
woonerf. Randen die de indruk geven,
trottoirranden te zijn, mogen daarom
niet langer zijn dan ongeveer 25 meter.
Elke suggestie van een lokale
scheiding van verkeerssoorten:
rijbaan voor voertuigen, trottoir
voor voetgangers en spelende kin
deren moet op deze wijze worden
voorkomen.
5. De ingangen en uitgangen van het
woonerf dienen reeds door hun con
structie als zodanig duidelijk kenbaar
te zijn, en voorzover zij gebruikt
kunnen worden door voertuigen ook op
duidelijk herkenbare wijze als inrit,
onderscheidenlijk uitrit te zijn uitge
voerd.
Deze eis valt weer samen met de
ondersteunende rol van het juri
disch regiem. Plaatsing van louter
een bord wordt terecht niet vol
doende geacht. De fysiek reeds als
zodanig herkenbare in/uitgang van
een woonerf zal door middel van
een bord (aanduiding woonerf-ein
de woonerf) juridisch worden be
krachtigd.
6. De begrenzing van een gedeelte
van het wegdek, dat bestemd is voor
het parkeren van één of meer voer
tuigen, dient te zijn aangegeven door
een markering van tenminste de hoe
ken en een lettej P.
7. De normale /raag van de bewoners
van het woonerf naar parkeergele
genheid mag het aanbod van parkeer
gelegenheid binnen het woonerf of in
de onmiddelijke nabijheid daarvan niet
dan in geringe mate overtreffen.
Eis 6 en 7 regelen hoe en hoeveel
parkeervoorzieningen er getrof
fen dienen te worden. De res
trictie naar hoeveelheid kan ge
zien worden als een poging
„vreemd" verkeer zoveel moge
lijk te weren.
8 Op de wéggedeelten in het woon
erf, die geschikt zijn voor het gebruik
door voertuigen, dienen voorzieningen
te zijn aangebracht die een beperking
van de snelheid van de verschillende
soorten voertuigen kunnen bewerkstel
ligen. De onderlinge afstand tussen
deze voorzieningen, dient niet groter
te zijn dan 50 meter.
De in dit artikel bedoelde voor
zieningen kunnen zijn scherpe
bochten, profielverschuivingen,
eilandjes, drempels, structuur
veranderingen van het wegdek, ob
stakels en dergelijke. De regeling
gaat er terecht vanuit dat het
louter voorschrijven van een snel
heid onvoldoende is, en dat deze
snelheid voor een gedeelte ook
fysiek moet worden afgedwongen.
9 De onder 8 bedoelde voorzieningen
mogen geen gevaar opleveren voor
het verkeer dat deze voorzieningen
passeert, met inachtneming van het in
artikel 88b RVV bepaalde.
Artikel 88b eist van de bestuur
der, dat deze zijn rijgedrag reeds
afstemt op de aanwezigheid van
snelheidsbelemmerende voorzie
ningen. Deze eis laat de moge
lijkheid open, om onredelijke voor
zieningen (valkuilen, kraaiepoten
e.d.) niet toe te laten.
10. In het woonerf dient voldoende ver
lichting aanwezig te zijn.
Deze eis hangt samen met de
zichtbaarheid van ongemarkeerde
snelheidsbelemmerende voorzie
ningen. Deze dient ook 's nachts
en bij slecht weer door een rede
lijk niveau van openbare verlich
ting gewaarborgd te zijn.
11. Plaatsen die in het bijzonder zijn
ingericht voor het spel van kinderen
dienen op voldoende wijze te worden
afgescheiden van weggedeelten die ge
schikt zijn voor het gebruik door voer
tuigen.
Deze eis hangt samen met de ge
dachte, dat het voor de kinderen
duidelijk moet zijn, waar ze wel
en waar ze geen auto's kunnen ver
wachten. Deze afscheiding ware
te realiseren door een „neutrale"
overzichtelijke zone tussen beide
gedeelten van de openbare ruimte
in te richten.
ARGUMENTEN
In het voorgaande is alleen de feite
lijke informatie hier en daar verdui
delijkt, naar voren gebracht. Voor wat
betreft de instelling van een woonerf
regiem voor het plan Roozendaal
spreekt deze informatie eigenlijk voor
zichzelf Dit plan is reeds vanaf de
aanvang gedacht als wat dan nu een
„woonerf" gaat heten. Reeds op grond
van argumenten met betrekking tot
de continuïteit en consistentie van be
leid zal noch de Groenstichting, noch
de gemeente Lusden eraan kunnen ont
komen, het instellen van een woonerf-
Een woonerf in Leusden (Zonnedauwhof) dat zeer zeker voldoet aan de eisen van
deze tijd. Geen doorgaand verkeer, veel groen en natuurlijk speelgelegenheid voor
de kinderen.
regiem voor dit plan te bevorderen.
Nu de mogelijkheid daartoe name
lijk geschapen is, en men stelt géén
woonerf in, dan zou de consequentie
daarvan moeten zijn, dat de bewoners
hun kinderen niet meer op de rijbaan
laten spelen, de verkeersdrempels
worden weggehaald, trottoirs worden
aangelegd, de speelgelegenheden voort
durend onder toezicht staan, kortom
dat een lokale scheiding van de ver
keerssoorten wordt bewerkstelligd. Het
tot nu toe ontbreken van de wettelijke
mogelijkheden vervalt namelijk als
„verzachtende" omstandigheid voor
het tot nu toe juridisch niet gedekte
gedrag en verkeerskundige vormgeving.
Afgezien hiervan lijkt mij bovendien
het niet instellen van een woonerf
regiem voor een omgeving die qua
inrichting en vormgeving uitnodigt kin
deren zonder toezicht op straat te la
ten spelen, een onaanvaardbare nala
tigheid.
Hoewel het bovenstaande genoegzaam
als argumentatie zou moeten zijn, kan
een uitgebreidere bespreking van de
voor- en nadelen wellicht verhelderend
werken. Hierbij dient naar mijn me
ning een duidelijk onderscheid ge
maakt te worden tussen principiële
en praktische argumenten. Het is in
eerste instantie niet aan de raad van
advies, zich druk te maken over prak
tische consequenties, maar om een
afgewogen principiële beslissing te ne
men aangaande het wel of niet doen
instellen van een woonerf regiem. Pas
na een dergelijke beslissing kan be
keken worden in hoeverre eventuele
praktische aanpassingen op de meest
aanvaardbare wijze in het plan kunnen
worden gerealiseerd, en in hoeverre
eventueel op grond van praktische over
wegingen het instellen van een woon-
erfregiera in de tijd moet worden uit
gesteld. Dit geldt des te meer, nu de
in het bovenstaande gegeven inrich
tingseisen nog niet in de practijk zijn
uitgekristalliseerd. Zo is de term
ben woonerf kan op verschillende manieren tot stand komen. Bijvoorbeeld door
het plaatsen van diverse soorten woonwijkobstakels, waardoor het verkeer ge
noodzaakt wordt de snelheid tot het minimum te beperken.
voldoende openbare verlichting nog niet
gespecificeerd in bijvoorbeeld 0 4 cd/
m2 met gelijkmatigheid 0.4. Ditzelfde
probleem doet zich bij de meerder-
heid van de eisen voor. (Een gevolg
van het nu reeds in gang zetten van de
procedure tot het instellen van een
woonerfregiem, is dat nog invloed hier
op kan worden uitgeoefend
Principieel gezien spelen onder meer
de volgende argumenten bij het wel/
niet instellen van een woonerf een rol.
1. De objectieve veiligheid van een
woonerf. Er zijn nog onvoldoende woon
erven om deze reeds te kunnen vast
stellen, al zijn ervaringen in Zweden
positief. Door het sporadische karak
ter van ongevallen is de objectieve
veiligheid ook moeilijk te kwantifice
ren. Was het plan Roozendaal als con
ventioneel stratenplan uitgevoerd, dan
zou de statistische verwachting ge
weest zijn, dat van de duizend kinde
ren, die er in deze generatie opgroeien,
er één overleden en er dertig gewond
geraakt zouden zijn tengevolge van
verkeersongevallen in de direkte woon
omgeving vóór hun vijftiende levens
jaar. Op grond van deze lage getallen
lijkt het onmogelijk voor één plan een
zinnige uitspraak over de objectieve
veiligheid te doen.
2. Van minstens even groot belang
echter is de subjectief ervaren veilig
heid van een plan. Deze uit zich onder
meer in de mate waarin ouders hun
(kleine) kinderen zonder toezicht op
straat laten spelen, en het aantal malen
dat moeders schrikken als er een auto
voorbij komt. Het is duidelijk dat een
plan als het onze de mate van bloot
stelling aan het verkeer voor jonge
kinderen aanzienlijk verhoogt in verge
lijking met een conventioneel straten
plan. Als er geen relatie zou bestaan
tussen de objectieve en subjectief er
varen veiligheid, zou in principe ook
de objectieve verkeersonveiligheid
daarmee in evenredigheid toenemen.
Het woonerf regiem nu, moet gezien
worden als één van de middelen,
om de grotere blootstelling niet te
doen verkeren in een verhoogde onge
valskans, en de subjectief ervaren
veiligheid door middel van verkeers
kundige en beheersmaatregelen een
reële basis te geven.
3. Bij het bovenstaande moet be
dacht worden, dat reeds in de inleiding
werd gesteld dat alle weggebruikers
recht hebben op een even veilig ge
bruik. De argumentatie kan dan ook
herhaald worden voor andere kwets
bare groepen, zoals de ouderen, fiet
sers, voetgangers en dergelijke.
4. Naast overwegingen met betrek
king tot de veiligheid van woonerven,
is de verkeersleefbaarheid ervan min
stens even belangrijk geweest bij de I
ontwikkeling van de richtlijnen. Het i
woonerf regiem geeft zeker mogelijk-
heden om in deze voor het plan nog
verbeteringen te bewerkstelligen
5. Het ontbreken van tegen-argu
menten in het bovenstaande is niet op
zet Van principiële aard zijnde tege
argumenten heb ik niet kunnen bedr
ken Misschien dat in de discus
ook andere standpunten naar vc
kunnen worden gebracht.