„Gebouw komt
toch op de plaats,
die in 1973 al was
uitgezocht"
Pleidooi voor méér
agrarische beperkingen
ten aanzien van milieu
deels afgewezen
EERSTE PAAL BANKGIROCENTRALE
GESLAGEN
Augustus 1978 kan het
projekt gerealiseerd zijn
WERKGROEP BESTEMMINGSPLANNEN CML
LEUSDER KRANT - PLAATSELIJK NIEUWS
DONDERDAG 24 MAART 1977 1
Een maquette van het gebouw van de Bankgirocentrale.
Vuurwerk tijdens het heien van de eerste paal van de BGC.
Van de redaktie)
LEUSDER/CENTRUM - De eerste paal
ging er geheid in. Dat was de konklusie
van het nogal uitgebreide gezelschap,
dat dinsdagmorgen op het bouwterrein
op het werkgelegenheidsterrein Prin-
cenhof zich had verzameld om deze
mijlpaal mee te maken. De direktie van
de bankgirocentrale kan tevreden zijn.
Of zoals direkteur Van Wingerden van
de BGC het later in een toespraak stelde
„we zijn nu halverwege de reis geko
men". De eerste paal, die deskundig
werd geslagen (onder deskundig toe
zicht) door burgemeester mr. A.H. van
der Post, werd gevolgd door vuurwerk
en het afschieten van een parachute met
daaraan een vlag, ter accentuering van
het feest.
Het gezelschap, onder wie vertegen
woordigers van de BGC, het architec
tenbureau, aannemer en gemeente,
werd eerder die morgen in de Johan-
neshoeve ontvangen, waarna men naar
het bouwterrein werd gereden in twee
touringcars. Ook na afloop kwam men
weer bijeen in de Johanneshoeve
Burgemeester van der Post koppelde
die „eerste,' paal aan de derde lentedag
Zoals de lente een feestelijke ge
beurtenis is, zo is ook deze paal voor
zowel gemeente als Bankgirocentrale
een feestelijk feit. De heer van der Post
was van mening, dat het knap
ontworpen gebouw een sieraad kan be
tekenen voor de gemeente. Een belang
rijker aspekt vond hij echter de werkge
legenheid, die door de komst van de
Bankgirocentrale naar Leusden aan
merkelijk zou worden verbeterd, met
name voor part time-werkkrachten. Het
streven van het gemeentebestuur is er
op gericht dat in de toekomst tenminste
vijftig procent van de beroepsbevolking
in eigen gemeente werkzaam zal zijn.
Mede dankzij de BGC zal dit streven
kunnen worden gerealiseerd, zo veron
derstelde de burgemeester, die daar me
teen aan koppelde, dat de kreet „Leus-
(Van de redaktie)
LEUSDEN - De Werkgroep Bestemmingsplannen van het CML had maan
dagavond een vri] bezette agenda en dat was dan ook de reden, dat bijna tot
het middernachtelijk uur werd gepraat over een aantal belangrijke zaken.
Naast de verkavelingsschets van de Woningstichting Leusden (zie elders in
dit nummer) was dat zeer zeker de behandeling van het ontwerp-
bestemmingsplan Buitengebied-Oost, dat momenteel (sinds 28 februari)
voor een maand ter visie ligt op het gemeentehuis.
MEER BEPERKINGEN
De heer J D D. Hofman benaderde
het ontwerp vanuit de milieutechnische
hoek en benadrukte, dat hij voor ver
schillende gebieden méér milieube-
schermende maatregelen in de voor
schriften zou willen opnemen. Doordat
onder meer verschillende agrarische
gronden (die geen beperkingen hebben
vanwege hun grote landschappelijke
waarde) in feite „vogelvrij" zijn ver
klaard. kan de boer hier doen wat hij wil.
aldus de heer Hofman. „Daardoor kan
de ecologische samenhang worden
verstoord."
Het onderscheid, dat gemaakt wordt
tussen agrarische gebieden en agrari
sche gebieden met landschappelijke
waarden vond hij maar summier Dat
zou best wat beter uitgewerkt kunnen
worden. „In de agrarische gebieden
kan alles wat de boer wil. Toch liggen
ook daar landschapselementjes. die
schaars zijn voor dit gebied en dus het
beschermen waard Daarvoor
ontbreken echter voorschriften.
De heer Hofman was verder van me
ning, dat ook op agrarische gronden
van landschappelijke waarde het egali
seren van gronden en het rooien van
bomen aan een vergunning gebonden
dient te zijn." Dit moet dan fungeren als
een soort veiligheidsklep, waardoor van
geval tot geval beoordeeld kan worden,
wat de schadelijke gevolgen zouden
kunnen zijn van een ingreep. Dit zou
ook zeer zeker moeten gelden voor
grondverzet. Voor houtopstanden in
gewone agrarische gebieden dient een
aanleg vergunning vereist te zijn voor
rooien. Daarbij dient alles van geval tot
geval worden bekeken.
LEVEND MATERIAAL
De heer Boersen, lid van de Achter-
veldse ABTB, die op de publieke tribune
de diskussie volgde, was het niet eens
met wat de heer Hofman naar voren
bracht. „Je werkt met levend ma
teriaal", zei hij, „en dat betekent, dat je -
als je eerst een aanlegvergunning moet
gaan vragen, je wel de boot ingaat door
de bureaukratie Als ik bij wijze van
spreken vandaag tot de konklusie kom,
dat ik een stuk van mijn land morgen
zou moeten egaliseren om daarna
direkt gras in te zaaien, dan is dat onder
meer gebaseerd op de
weersgesteldheid en andere faktoren.
Als ik moet wachten totdat ik
vergunning heb gekregen, is er zo een
halfjaar voorbij en dan kan ik mijn plan
nen wel vergeten. De agrariër moet een
zekere vnjheid hebben om op de meest
economische wijze zijn bedrijf te
kunnen voeren Daarom moet beperkte
egalisatie en alles wat eigenlijk onder
regelmatig onderhoud valt, zonder ver
gunning mogelijk zijn." Hij werd hierin
gesteund door o.m. de heer Wanner
(Landgoed De Boom), die van mening
was, dat ten onrechte een zekere angst
Het gezelschap bijeen tijdens de toespraken door
der direkteuren van de BGC, de heer Van Wingerde.
den een slaapstad" daarmee een loze
kreet zal worden.
„We hebben in het verleden nogal
wat horden moeten nemen, maar
daarna is alles toch nog op z'n palen
terecht gekomen", besloot de heer van
der Post zijn korte toespraak", en dat is
dubbel verheugend. „Ik hoop, dat de
verdere bouw vlot zal verlopen en dat
hel gebouw uiteindelijk aan haar ver
wachtingen zal beantwoorden. Tot
ziens op de opening".
Direkteur Van Wingerden van de
Bankgirocentrale memoreerde in zijn
toespraak de geschiedenis van de Bank
girocentrale in Leusden. En die geschie
denis bleek uitgebreider dan in brede
kring bekend moet worden geacht.
„Want, „aldus de heer Van Wingerdn,
„ons eerste kontakt dateert al vanaf
1973, toen we in Leusden hebben ge
praat over de vestiging. Toen werd ons
een fijne plaats aangewezen op het plan
Princenhof, maar toen we hier later op
terug kwamen en dat was in 1975 en
1976, bleek die plaats niet meer be
schikbaar te zijn".
Een andere plaats stuitte op moeilijk
heden bij de bevolking en na verschil
lende hoorzittingen en besprekingen
met het gemeentebestuur is er een op
lossing gevonden en zoals de heer Van
Wingerden stelde: „Tot ons plezier
kwamen we uiteindelijk weerterecht op
de plaats^ die wein 1973 reeds hadden
uitg zocht".
Als alles volgens de planning
verloopt, zal het gebouw in augustus
1978 gereed zijn. „De Bankgirocentrale
heeft ongeveer vijftig procent van het
totale betalingsverkeer in Nederland
onder haar beheer. Zodra de vestiging
in Leusden gereed is gekomen, betekent
dit, dat 25 procent in Leusden zal plaats
vinden en 25 procent in Amsterdam".
De heer Van Wingerden besloot zijn
toespraak met de dank aan het gemeen
tebestuur voor de prettige samenwer
king. Hierna bleef het gezelschap nog
enige tijd in de Johanneshoeve bijeen.
De bouw van het rekencentrum van
de Bankgirocentrale neemt ongeveer
anderhalf jaar in beslag. Het gebouw,
dat een vloeroppervlakte krijgt van
14.000 m2, krijgt boven de begane grond
plaatselijk twee of drie verdiepingen.
De inhoud van het gebouw is 55.000 m3.
Het ontwerp is van het architectenbu
reau Ir. R. D. Bleeker b.v architect
BN A te DenHaag. De konstruktie wordt
verhoogd door het Adviesbureau Dicke,
Van den Boogaard, Van Boom, Buys,
Nieuwland, civiel ingenieurs te Rot
terdam.
Het bouwwerk biedt werk
gelegenheid aan honderd man, inklusief
de onderaannemers en toeleveringsbe
drijven. Het heiwerk wordt uitgevoerd
door „voorbij Beton bv" te Wilnis.
Hoofdaannemer voor het totale
complex is de Hollandse Beton Maat
schappij bv. te Arnhem.
voor de agrariër wordt uitgesproken „Ik
ben niet bang voor de boeren Zij
hebben in het verleden bewezen, dat zij
niet onnodig vernielingen aanbrengen
in gebieden van landschappelijke
waarde Zij weten wat zij aan het doen
zijn."
De heer Cysouw van het ingenieurs-
en architectenbureau „Arnhem" (Ned.
Heide Mij.), wiens bureau het
ontwérp-bestemmingsplan heeft ont
wikkeld, was die avond aanwezig voor
uitleg en achtergrondinformatie. Ook hij
was het met de heren Boersen en Wan
ner eens, dat de agrariër niet te zeer
moet worden beknot in zijn werkzaam
heden. „Het agrarisch bedrijf moet
economisch moeten kunnen blijven
funktioneren Je moet daarom niet
meer beperkingen aan gaan brengen
dan redelijk aanvaardbaar is."
De heer Peddemors voelde veel voor
de argumentatie van de heer Boersen
en stelde daarom voor om bij het voor
stel van de heer Hofman een zekerheid
voor de agrariër in te bouwen. „Als we
het voorstel van de heer Hofman aan
nemen en b en w voorstellen om die
genoemde beperkingen op te nemen in
het ontwerp, dan zullen we tevens de
agrariërs tegemoet moeten komen om
hen het werken mogelijk te blijven ma
ken. Daarom moet in de voorschriften
ingebouwd worden, dat de door de heer
Hofman genoemde aan-
legvergunningen op korte (zeer korte)
termijn moeten worden versterkt of
worden geweigerd, zodat de agrariër
weet, waar hij aan toe is. Zoals de heer
Boersen zegt, je werkt met levend ma
teriaal. Je kunt daarom niet op lange
termijn plannen."
„Uiteraard", zo werd nog aangevuld
door de heer Hofman,' zullen in de
voorschriften ook duidelijke weige-
ringsgronden moeten zijn op
genomen."
Uiteindelijk besloot de werkgroep het
voorstel als zodanig aan te nemen en in
een bezwaarschrift te verwerken
WATERWINGEBIEDEN
STOUTENBURG
Een belangrijk punt voor de heer
Verbeek was het feit, dat op de bij het
ontwerp behorende kaart twee ge
bieden waren opgenomen, die worden
aangeduid als „waterwingebieden."
Het gebied langs de Koedijkslanden -
aansluitend op het Amersfoortse wa
terwingebied - was voor de heer
Verbeek geen aanleiding tot protest.
Wel het gebied tussen Rijksweg 28 en
de Horsterweg Dat gebied wilde hij ge
schrapt zien
De heer Cysouw wees de aanwezi
gen er op, dat er weinig kans zou zijn,
dat die gebieden konden worden ge
schrapt. „Het zijn zogenaamde be
schermingszones van waterwinge
bieden en ze zijn er door de ge
meente opgezet in opdracht van Ge
deputeerde Staten. Die gebieden be
staan al langer. Het is geen nieuwig
heid."
De heer Verbeek was het niet met
hem eens. Hij ging er vanuit, dat derge
lijke gebieden vooral voor de agrariër
bepaalde beperkingen met zich meeb
rengen, die onaanvaardbaar zijn voor
een goede bedrijfsvoering. Hij zag het
nut niet in van het gebied langs de Hor
sterweg en handhaafde zijn voorstel
Een meerderheid van de werkgroep
ging met de heer Verbeek mee en ook
deze eis zal in een bezwaarschrift naar
voren worden gebracht.
BIO-INDUSTRIE OF NIET?
Een en ander belangrijk punt was het
feit, dat volgens de heer Hofman in het
ontwerp-bestemmingsplan niet vol
doende aandacht was geschonken aan
de mogelijkheid van het vestigen van
een bio-industrie in gebieden met land
schappelijke en grote landschappelijke
waarde. „De faciliteiten zijn voor alle
gebieden hetzelfde en volgens de voor
schriften is het in principe mogelijk dat
een dergelijke bio-industrie wordt ge
vestigd in de meest waardevolle gebie
den met de meest fraaie boerderijen.
Elk bouwperceel kan zich ontwikkelen
tot een bio-industrie met silo's van
twintig meter. Daarom stel ik voor om
vooral in de agrarische gebieden met
grote landschappelijke waarde de
voorschriften af te stemmen op am
bachtelijke landbouw."
De heer Hofman had er ook bezwaar
tegen, dat eerder genoemde silo's eve
neens in het „open gebied" kunnen
worden opgericht, wat nu niet bepaald
bijdraagt tot verfraaiing van het land
schap.
De heer Boersen ging hier meteen op
in Hij wees er op, dat de door de heer
Hofman bedoelde industrie (hij sprak
liever van een veredelingsindustrie) in
de gebieden van grote
landschappelijke waarde niet zullen
ontstaan, „De bedrijven in dat gebied
zijn van een dusdanige grootte, dat
déar geen gevaar voor is. Ten aanzien
van de ruwvoedersilo's is het zo, dat die
tenminste twintig meter hoog moeten
zijn om rendabel te kunnen zijn. Als u ze
lager wilt gaan maken, dan beperkt u de
agrariër, die juist in die gebieden een
dusdanig groot bedrijf heeft, dat hij tot
aanschaf van een dergelijke silo over
zou kunnen gaan. Ik ben er sterk op
tegen dat hiervoor beperkende maatre
gelen in het plan worden opgenomen."
De heer Cysouw- „Voor silo's is altijd
een vergunning nodig om ze te mogen
bouwen De desbetreffende instanties
die over zo'n vergunning-aanvraag be
slissen (Landinrichting en consulent
voor natuurbeheer) zullen zeer zeker
altijd rekening houden met de al dan
niet storende effekten voor de omge
ving. Je kunt er niet onderuit, je zult in
beg nsel alle bedrijven dezelfde moge
lijkheden moeten bieden om een zo
goed mogelijke bedrijfsvoering mogelijk
te maken Dat kan gewoon niet anders,
tenzij je de boer uit de gebieden van
grote landschappelijke waarde haalt en
ze naar mindere belangrijke gronden
verplaatst en dat is natuurlijk een on
mogelijkheid
Het voorstel van de heer Hofman om
differentiatie aan te brengen binnen de
agrarische bouwpercelen met
betrekking tot veredelingsproduktie en
de hoogbouw van silo's werd afgewe
zen, hoewel de werkgroep ook wel wat
moeilijker aankeek tegen die hoge silo's
van twintig meter.
NOORDERRANDWEG
Het bezwaar van de heer Hofman
tegen de projektie van vier rijstroken
voor de Noorderrandweg werd door de
werkgroep niet overgenomen. „Juist op
die plaats moet je het verkeer van en
naar rijksweg 28 zo-goed mogelijk af
kunnen voeren en dan ben je niet
gebaat met een weg met twee
rijbanen", aldus voorzitter Kreikamp,
die daarmee de mening van de overige
werkgroepleden vertolkte.
Het beperken van het aantal toe te
stane caravans en tenten op boerener
ven in gebieden van grote landschappe
lijke waarde, werd eveneens door de
werkgroep niet aanvaard. De over
heidsvoorschriften werden voldoende
geacht.
„Het lijkt er op, dat ik zelf ook een
bezwaarschrift zal moeten
schrijven", zuchtte de heer Hofman
na afloop van de diskussie. En dat
kan alleen deze week nog.
Er is tijdens de diskussie van de werkgroep Bestemmingsplannen CML
over het buitengebied-Oost nogal uitgebreid gesproken over ruwvoeder
silo's bij grote boerderijen in de agrarische gebieden van grote landschappe
lijke waarde. Volgens de heer Hofman zou het gebruik ervan aan strengere
regels moeten worden gebonden. De meerderheid van de werkgroep keek ook
wel een beetje op tegen de hoogte van deze silo's (zo'n twintig meter), maar
stemde toch tegen het voorstel van de heer Hofman.