H Gods genade, geopenbaard in Zijn Zoon ■wm. Vrede meditatie uiteindelijk december 1977 22 Speciaal gedurende deze tijd denkt de christenheid eraan dat God Zijn eniggeboren Zoon naar de aarde zond. Dat betekent wel even iets meer dan kerstbrood, kalkoen, vrome woorden, sociale aktiviteiten en gepraat over vrede en lief-zijn voor elkaar." Daar in die nacht in Bethlehem begon zich het onbegrijpelijke wonder te voltrekken dat we in de Bijbel lezen in 1 Tim. 3:16: „God is geopenbaard in het vlees". Gods Zoon kwam op aarde om te lijden en te sterven. Maar vooral om God te verheerlijken; in Zijn omwandeling op aarde en in het kostbare Werk op het Kruis van Golgotha waar deze Zoon, Jezus Christus, volmaakt Gods eisen van rechtvaardigheid en Gods eisen van liefde bevredigde. De mens moest om zijn zonde worden geoordeeld (Rom. 3:23: „Want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods", Rom. 3:19b: „En de gehele wereld is voor God verdoemelijk" en Rom. 6:23: „De bezoldiging der zonde is de dood"). Dat was de eis van Gods volmaakte rechtvaardigheid. Maar in plaats van dit oordeel op de mens te leggen heeft God in Zijn genade Zijn Zoon geoordeeld. Zijn Zoon, Die zonder zonde was, werd door God „tot zonde gemaakt" (2 Kor. 5:21Dat was de eis van Gods volmaakte liefde. Hij wilde niet de mens oordelen maar in plaats van de mens is de straf op Jezus Christus gelegd. „Maar hij (de Zoon) is om onze overtre dingen verwond, om onze ongerechtigheden is hij verbrijzeld, de straf, die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden" (Jes. 53:5). Het mooie van de Bijbel is onder andere dat op vele plaatsen in dit heerlijke Boek over dit kostelijke Werk van Jezus Christus gesproken wordt. In het Nieuwe Testament in werkelijkheid, in het Oude Testament in beelden (Rom. 15:4, 1 Kor. 10:11). Een zo'n prachtig beeld van Gods genade voor zondige mensen door middel van de Here Jezus in het Oude Testament vinden we in de Tabernakel; die tent die temidden van het volk Israël was toen ze door de woestijn trokken. Ze kwamen uit Egypte, waar ze door de Farao werden verdrukt. Maar toen zij tot God hadden geroepen, hoorde Hij naar hen en leidde hen uit naar een nieuw land: Kanaan. Die reis van Egypte naar Kanaan ging door de woestijn. En tijdens deze reis was daar die Tabernakel, die omgeven was door een helder witte omheining en zo was gemaakt dat hij gede monteerd en opgebouwd kon worden om mee op reis te kunnen. Die Tabernakel leert ons (in schaduwbeeld) 3 dingen: 1. God heeft een weg bereid van de zondaar tot Zichzelf, 2. God wil temidden van mensen wonen (ten tijde van Israël woonde Hij In de Tabernakel, in het gedeelte dat de Bijbel het Heilige der Heiligen noemt) en 3. God heeft iets van Zijn heerlijkheid willen weerspiegelen in de prachtige kleden en kostbare gouden voorwerpen van het Tabernakel-complex. Een heerlijkheid die Hij volmaakt heeft geopenbaard in Zijn Zoon Jezus Christus. Men zou kunnen zeggen: „Wat heeft een 3400 jaar oude tent, die allang tot stof vergaan is, nog te zeggen voor vandaag?" Machtig véél U hebt de 3 bovengenoemde punten al gezien. En de Bijbel zegt daarbij ook nog: „De Tabernakel was een afbeelding voor de tegenwoordige tijd" (Hebr. 9:9). En als de Bijbel iets meedeelt, zouden wij daar dan nog iets tegenin brengen? Wanneer ging een Israëliet destijds door de ingangspoort van de witte omheining naar binnen? Antwoord: als hij gezondigd had, dat wil zeggen: als hij God ongehoorzaam was geweest. (Zonde is ongehoor- *- -vf.iLr zaamheid aan God). De Israëliet ging dan binnen met een offerdier. Als hij bij de slachtplaats was aangekomen legde hij zijn handen op de kop van het dier waarna het moest worden geslacht. Vervolgens werd het op het altaar verbrand. Zie Lev. 4:2, 4 en 26. In Lev. 4:26 staan die aangrijpende woorden „En het zal hem vergeven worden". Dat offerdier spreekt van Jezus Christus: „God heeft Zijn Zoon gezonden tot een verzoening (of: zoenoffer) voor onze zonden" (1 Joh. 4:10), „Christus deed de zonde teniet door zijn zelf-offerande" (Hebr. 9:26) en vele andere Bijbelteksten. Hij kwam op aarde om een Offerlam te worden. Allereerst om God te verheerlijken en Hem de eer terug te geven die de mensen God hadden ontroofd en (en dat is belangrijk) om het zondeprobleem op te lossen. Ook voor een zondige Israëliet was God rechtvaardig en liefdevol. Rechtvaardig, omdat de zonde van die Israëliet móést worden gestraft. Liefde, omdat niet de Israëliet gestraft werd maar in zijn plaats een offerdier. Elk mens is van nature een zondaar. We hebben al eerder de tekst gezien: „Want zij allen hebben gezondigd" (Rom. 3:23) en Rom. 5:12 zegt: „Daarom, gelijk door eenen mens de zonde in de wereld ingeko men is, en door de zonde de dood; en alzo de dood tot élle mensen doorgegaan is, in welken éllen gezondigd hebben". WIeom zich heen en naar zichzelf kijkt zal het niet moeilijk vallen dit in te zien. En voor zijn zonde móét de mens geoordeeld worden. Dat is Gods rechtvaardig heid. Maar voor zulke mensen is Jezus Christus naar de aarde geko men. 1 Tim. 1:15 zegt: „Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om zondaren zalig te maken". Hij kwam voor iedereen. En net als het offerdier van de Israëliet uit het Oude Testament Is Hij voor de zondige mens gestorven. „Want Christus, als wij nog krachteloos waren, is te zijner tijd voor de goddelozen gestorven," „Christus is voor ons gestorven, als wij nog zondaars waren" (Rom. 5:6 en 8). Dat is Gods liefde. Een zondaar krijgt echter pas deel aan het Verlossingswerk van Christus als hij of zij 1. erkent van top tot teen een zondaar te zijn, 2. erkent een Ander nodig te hebben voor zijn of haar redding (de Israëliet in het Oude Testament erkende dat ook: hij moest als hij binnenging door de poort een dier meenemen. Daarmee liet hij aan allen zien dat hij aan z'n vergeving zelf niets kon doen maar een ander, z'n dier, voor zijn redding nodig had) en 3. gelooft in Jezus Christus (Hij is die „Ander") en Zijn Werk. Jezus heeft gezegd: „Ik ben de deur: indien iemand door mij ingaat, die zal behouden worden" (Joh. 10:9. Ook hier is de prach tige overeenkomst met de Tabernakel weer te zien: een Israëliet mocht binnengaan, en wie behouden wil worden mag ook binnengaan: gelo ven In de Heere Jezus Christus). - Wie erkent dat hij als destijds de Israëliet die vergeving wilde ont vangen een zondaar is. - Wie erkent dat hij, net als destijds de Israëliet die vergeving wilde ontvangen, een Ander (Jezus Christus, het Volmaakte Offerlam) nodig heeft voor het eeuwig behoud. - Wie, net als destijd de Israëliet die vergeving wilde ontvangen, bin nengaat door de poort, dat wil zeggen gelooft in de Heere Jezus Christus mag weten: „Die Zoon van God gelooft, die HEEFT het eeuwige leven" (Joh. 3:36). Voor degene die niet gelooft geldt alleen Gods rechtvaardigheid: eeuwige veroordeling omwille van de zonde. Luister naar wat de Here Jezus iedereen toeroept: „Die in Mij gèlooft en gelooft Hem, die mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven en komt niet in de ver doemenis, maar is uit de dood overgegaan in de leven (Joh. 5:24). Daarom blijft de mooiste Kerstboodschap: „Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder (hier mag ieder zijn eigen naam invullen) die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe" (Joh. 3:16). Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met de heer F. R. Ouweneel uit Voorthuizen, die op 18 februari 1978 in Barneveld een groots opgezette lezing houdt met als onderwerp „De Ta bernakel". Aan de hand van ongeveer 140 dia's van schaal modellen van de Tabernakel is hij in staat om een avondvullend programma te verzorgen. Op de plaats van samenkomst zal een groot schaalmodel (schaal 1:25) te bezichtigen zijn van de Ta bernakel, alsmede een boekentafel met 30-tal verschillende boeken over dit onderwerp. Frank Ouweneel Jan van der Hoeven Er zijn veel mensen, wie het ,,Vrede op aarde" als een hoon in de oren klinkt. En het zijn voor waar de slechtsten niet. Zij pas sen ervoor, één keer per jaar te zwijmelen in een sfeer van rode lichtjes, dennegroen en kaarsen en dan met een brok in de keel te zingen van vrede op aarde. De werkelijkheid geeft wel iets an ders te zien. Zij willen reëel en eerlijk zijn en veroordelen daarmee als on werkelijk en daarom ook on eerlijk de gehele Vrede-op- aarde-lyriek en hen, die haar bedrijven. Zij kunnen begrijpen dat Marx sprak vanopium voor het volk", want inderdaad hier is slechts sprake van een be dwelming, een sentimentele roes, een vrome roes wellicht, maar een roes niettemin. Want de mens is nog alti/d een wolf. Er is niet alleen reëel oorlogsge weld, er vallen niet alleen dage lijks bommen en slachtoffers, maar er is ook geen vrede tussen de mensen onderling. Er is strijd tussen naties, tussen rassen, tussen belangen, tussen ideeën. Er is zelfs overal strijd in diezelfde kerken waar men met Kerstmis het lied van Vrede op aarde zingt. Maar ook de verontwaardi ging, de smart hierover kan op precies hetzelfde peil staan als een sentimentele kerstroes. Im mers, hoe hard is het oordeel over degenen die het anders zien en anders doen, hoe weinig is er begrip, hoe weinig besef van het eigen aandeel in dit all es, hoe gering het gevoel van eigen schuld, eigen verantwoordelijk heid! Wanneer wij niet verder komen dan genadeloos veroor delen van alle gehuichel, een hard vonnis over alles en allen die van vrede op aarde zingen, maar die vrede niet met alle mid delen trachten te bewerkstelli gen, hebben we dan zelf deel aan die vrede, die we zo van harte zeggen te begeren? Bete kent het oordeel over anderen niet al te vaak een zelfrechtvaar diging? Lopen we niet het gevaar te vervallen in de rol van de Fari zeeër, die kon bidden lieve Heer, wat ben ik blij, dat ik niet zo ben als hij?" Komen we dan in het beste geval niet in de positie van neutraliteit, van kritisch ter zijde staan, heel vaak als stuurman aan wal, doordat we ons niet hebben verdiept in de betekenis van het vrede op aarde" en in des mensen geaardheid, die dit gezang zo vaak maakt tot een lege klank? Is het protest er tegen of de weige ring eraan mee te doen een posi tieve bijdrage tot een vrede, die allereerst ons eigen hart vervullen moet, willen we ernaar kunnen streven om vrede op aarde te krijgen? Vrede immers is iets geheel anders dan ,,geen oorlog". Vrede is iets totaal anders dan ontwapening. Reeds in het begin van het allereerste bijbel boek staat de mens op tegen de mens en doodt zijn broeder, alsof de schrijver zeggen wil: in een wereld met volop ruimte, volop kansen, zonder wapens, zonder grenzen, komt uit des mensen hart zélfde onvrede, de haat, de doodslag op. Vondel heeft 't zo goed gezien toen hij de ootmoed als aller eerste voorwaarde zag om aan deze vrede deel te hebben. De ootmoed, die beseft dat wij niet beter zijn dan anderen. De oot moed die belijdt, dat het kwaad komt uit onszelf. De ootmoed die erkent dat alleen Gods Geest nieuwe mensen van ons kan ma ken, en dankbaar gelooft, dat God zich daartoe met ons be moeit, daartoe in deze verloren wereld is gekomen, opdat de mens niet alleen zou staan aan een - dan bij voorbaat verloren - strijd. Dan is de engelenzang geen lied van de schone schijn Dan wordt ze een gebed:Laaf met Uw vrede ons gemoed".

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1977 | | pagina 42