Bobo en
Nijntje
vierden
kerstfeest
bij de
grote
mensen...
(Kerstverhaal voor de kinderen)
door miny van schorrenburg
Het was al een paar dagen koud.
De wind woei guur door het bos.
Het hele bos rilde. De sterren ston
den 's avonds te pinkelen Het was
soms net of ze knipoogden. En toen
begon het te sneeuwen. Zachte
donzige sneeuw viel op alle takken
en op alle paden. Het was heel stil.
Het leek wel of het hele bos sliep, 's
Morgens lag er een dikke vacht
over alles.
Bobo was vroeg wakker gewor
den Zijn vader, moeder en Nijntje
sliepen nog. Hij glipte heel zacht
het slaaphol uit en liep door het ver-
telhol naar de lange gang, die
buiten onder een eikenstruik uit
kwam.
Er was zulk raar licht. Heel
anders dan anders. Voorzichtig
hipte hij verder. Misschien zat er
wel iemand voor het hol die hen
wilde pakken Zijn vader had hem
goed geleerd, uit te kijken. Wat was
dat nu? Raar wit spul lag er voor het
hol. Heel even raakte hij het met
één-poot aan. Het zag er wel leuk
uit, maar het was koud Met een
beetje meer durf nu, gaf hij een
flinke aai over dat rare witte spul. Er
kwam een gaat/e in. Hij keek er
door en keek en keek. Wat was er
toch met het bos gebeurd? Zou hij
soms dromen?.
Hij sloeg met de ene voorpoot op
de andere ,.Au", riep hij verschrikt.
Hij deed zichzelf nog pijn ook. Dus
hij sliep niet.Wat ben je mooi, be
toverd bos", fluisterde hij. Dan
rende hij plotseling terug en
schreeuwde ,,Papa, mama,
Nijntje, het hele bos is wit getoverd.
Helemaal wit."
Ze schrokken alle drie wakker
van het geschreeuw Waarom
schreeuw je zo", vroeg papa knor
rig. „Omdat.... omdat, alles is wit",
riep hij opgewonden. „Kom toch
kijken." Papa en mama keken el
kaar verslagen aan
„Sneeuw", zei mama. „Hoe
komen we aan eten?" Misschien
gaat het gauw dooien", probeerde
papa te troosten Nijntje was onder
tussen met Bobo naar de uitgang
gerend. Ze giechelde van plezier,
om zo iets wonderlijks
Bezorgd kwam mama achter
hen staan. „Dit is sneeuw", zei ze
„Denk er om dat jullie binnen
blijven, want het is nu heel ge
vaarlijk in het bos ledereen kan
zien waar we gelopen hebben en
dan kunnen ze de weg vinden
naar ons hol. Komen jullie even
mee naar het vertelhol. Ik heb veel
te vertellen. „Toen ze daar lekker
zaten vroeg Bobo: „Wie zijn ze?
Die vuurtoren van een vos? Die kan
mii toch niet krijgen.
„Niet schelden Bobo", ver
maande moeder. „Je bent een net
opgevoed konijn en je zegt,
meneer Vos." Maar er is nu een
veel groter gevaar De mensen. En
daarbij komt dat de mensen heel
veel kleine bomen uit de bossen
hebben gehaald de laatste tijd. Die
zetten ze in hun huizen met echte
sterren erin en blinkende dingen.
En dan gaan ze er bij zitten zingen.
Kerstfeest noemen ze dat. Nou, dat
moeten ze zelf weten, maar weet je
wat het erge er van is? Heel veel
mensen willen dan konijnen eten
en hazen en kalkoenen. Wat kal
koenen zijn dat weet ik niet. Die heb
ik hier in het bos nog nooit gezien
Waar die toch wonen Dat begrijp ik
niet.
„Hoe weet u dat allemaal", vroeg
Nijntje, terwijl haar stem schril klonk
van verbazing.
Dat heeft Romana allemaal ver
teld", antwoordde mama.
„Romana is eigenlijk een tam ko
nijn. Zij heeft bij de mensen ge
woond. Als het mooi weer was
mocht ze buiten in een hok. Maar
als het koud was mocht ze binnen
komen. Soms mocht ze zomaar los
door de kamer lopen. Op een keer
is ze weggeglipt, de tuin door en
kwam zo in ons bos terecht
„Maar waarom liep ze dan
weg?", vroeg Bobo.
„Omdat ze daar zo'n judas van
een kat hadden", vertelde mama
verder „Altijd maar pesten. Als ze
alleen waren, sloeg hij met zijn poot
tegen het gaas en siste: „Ik krijg ye
toch wel een keer, sloom konijn
Romana stak dan altijd haar tong
tegen hem uit en zei stomme kat.
„Woedend was hij dan Hij gooit
nog een keer mijn hele hok om",
dacht Romana dan angstig. Maar
ze liet nooit aan de kat merken dat
ze zo bang was Dan had ze hele
maal geen leven." Ondertussen
was papa ook naar het vertelhol
gekomen „Dat ziet er somber uit",
zei hij.
Maar het is mooi, pleitte Bobo
„Het geeft helemaal niet dat we
vandaag geen eten krijgen. Mogen
we nog een poosje naar buiten
gaan kijken?"
„Nou vooruit dan maar", ant
woordde mama „Maar geen stap
naar buiten hoor." Bijna de hele
dag zaten ze naar de sneeuw te
kijken. Soms speelden ze een
poosje in de gang maar liepen toch
telkens terug naar de uitgang. Ze
hadden toch wel erge honger.
Bobo probeerde wat sneeuw
weg te duwen Ja, het lukte. Hij
duwde en duwde en waarempel na
een poosje had hij wat te eten ge
vonden „Kom Nijn, hier is eten",
zei hij blij. „Ik durf niet jo", zei
Nijntje aarzelend „We mogen van
mama het hol niet uit „Het is toch
maar een klein eindje", zei Bobo,
terwijl hij al begon te knabbelen.
Nijntje zat een poosje te kijken.
Ze slikte. Ze had wel erge honger.
Ze hipte wat verder en keek om
zich heen Het was zo stil. Als er
iets aankwam zouden ze het dade
lijk horen. Ze begon ook te zoeken
en te knabbelen.
Bobo gooide een pootje sneeuw
net op Nijntjes neus. Ze lachten.
„Wacht maar jongetje, ik zal jou wel
krijgen", riep ze. In een ogenblik
waren ze alles vergeten. Ze speel
den en stoeiden in de sneeuw dat
het een lust was Wat was dat leuk.
„Ik wil wel altijd sneeuw", lachte
Ni/ntje en ze zwiepte met haar
staart een hele laag op Bobo's
hoofd. Eén oor stak erboven uit. Ze
proestte het uit. Bobo één oor,
Bobo één oor", zong ze
„Nou zal ik jouverder kwam
Bobo niet. Wat was dat?" Ze
zaten ineens onder een ding. Het
was helemaal donker. „Ik heb ze",
zei een mensenstem En een
andere antwoordde: „Ik pak ze er
één voor één uit. Hou de zak goed
vast
Even later werden ze in een doos
gestopt. Het was er heel donker
alleen boven hen was nog wat licht.
Ze sidderden ervan. Nijntje begon
te huilen en kroop dicht tegen Bobo
aan Ze konden niet praten van
schrik Ze werden in een ding
gezet dat stonk en veel lawaai
maakte en vlug wegging. Zeker
zo'n ding waar de mensen in reden
en dat in konijnentaai Toeteroe
heette.
Het duurde niet zo lang of
het lawaai ding stond stil. De doos
werd eruit getild en ergens heen
gedragen. Toen werden ze neer
gezet en het deksel ging open.
„Kom eens kijken wat ik heb", zei
de mensenstem. Een vrouw en
twee kinderen bogen zich over de
doos." Ooooohh, wat schattig",
zeiden ze. De man pakte hen op en
zette hen in een hoek.
„Och wat zielig", zei de vrouw.
„Ze zijn bang.Ze kropen rillend in
een hoekje tegen elkaar aan, met
angstige oogjes alles in zich op
nemend.
„Laat ze maar tot rust komen",
sprak de man, „ze moeten eerst
nog wennen. Ze zijn nog jong. Ze
moeten een poosje gemest worden
willen we er een lekker kluifje aan
hebben.Het eerste half uur bleven
ze doodstil zitten, maar toen werd
Bobo toch wel een beetje nieuws
gierig. Hij schoof voorzichtig
wat vooruit. En wat zag hij daar? Hij
vergat gewoon waar hij was, want
hij stond meteen met zijn pootjes
tegen het gaas Een boom uit het
bos en het stond vol witte stelen
van paardebloemen en er kwamen
allemaal sterretjes uit. En de boom
hing vol glinsterdingen. Zoiets
moois had Bobo nog nooit gezien.
Het was nog mooier dan de mane
schijn als die een zilveren streep
trok over het water van de Beek.
„Nijntje, Nijntje", fluisterde hij,
„kom eens kijken."
Nijntje keek schuw om zich heen
Die Bobo ook Die durfde meteen
alles. „Kom nou meidje, kom maar
vleide Bobo, „je hoeft niet bang te
zijn." Voorzichtig ging Nijntje naar
Bobo toe. Ook zij klom meteen
tegen het gaas op. „O wat mooi",
zei ze en bleef stokstijf staan. Ze
keken en keken. „Wat hebben
mensen fijne dingen", fluisterde
Bobo. Nijntje knikte. Ze was te ver
baasd om een woord te zeggen. Ze
keken maar.
„O, mam. Ik kan wel gillen",
klonk er een vrolijke stem „Die
stomme konijnen staan zeker al tien
minuten vol verrukking naar de
kerstboom te staren Papa, mama
en Eline die zaten te lezen, legden
hun boeken neer en keken naar de
konijntjes. Ze schrokken zo van die
belangstelling, dat ze vlug weer in
hun hoekje terug kropen. „Niet
naar ze kijken", zei de mevrouw die
ze Mam noemden. Laten we maar
wat kerstversjes voor ze gaan zin
gen.
„Daar heb je mam weer", zei het
jongetje, dat op de grond met Toe
teroe's aan het spelen was. „Ze
denkt dat konijnen van kerstversjes
houden.
„Wedden", vroeg man, „dat ze
luisteren?"
„Tof, zei het jongetje.
„Waarom?"
Als ze luisteren, doe jij morgen
de boodschappen voor me en als
ze het niet doen, bak ik wentelteef
jes.
Hoi, hoi, hoi, juichte het jongetje 1
dat Frans heette. „Ik krijg morgen J
wentelteefjes.„Ik zou niet zo hard
juichen als ik jou was", zei mam,
„eerst afwachten." Mam ging aan
de piano zitten en samen zongen
ze alle kerstversjes die ze kenden.
Bobo en Nijnt/e stonden van
nieuwsgierigheid toch weer met
hun pootjes tegen het gaas aan.
„Zie je nou hoe ze luisteren",
fluisterde mam. „Boodschappen
doen lieverd.Frans lachte. „Afge
sproken", antwoordde hij.
Ze vonden dat zingen wel mooi,
maar och, prins Nachtegaal en Flo-
ris Vink zongen netzo mooi. En La-
sido Merel en Mifasol Lijster. Ze
hadden nu veel liever naar Bruiny
Houtduif geluisterd. En die hielden
ze anders altijd voor de mal. Ze
gingen maar slapen
Het Kerstfeest was voorbij.
Nijntje en Bobo zaten stil en ver
drietig in hun hoekje. Ze
verlangden erg naar huis en naar
papa en mama. Ze hadden geen
honger Ze konden geen stukje
bloemkool door hun keel krijgen en
dat is anders een geweldige ko
nijnen tractatie Mam kwam
gedurig bij hen staan. „Arme kleine
beestjes", zei ze dan. „Jullie willen
naar huis, he? Het kindje Jezus is
gekomen om ons te zeggen dat we
niet alleen om ons zelf mogen den
ken En als we niet naar Hem luiste
ren hoeven we ook geen Kerstfeest
te vieren. Dan heeft het helemaal
geen zin Ik breng jullie naar huis
Toen de man thuis kwam zei ze:
„Zullen we eerst de konijntjes terug
brengen? Ze hebben verdriet En
daarom ben ik ook zo verdrietig.
Toe jij weet vast het hol nog wel te
vinden." „Lieve meid", zei de man,
en gaf haar een kus. „Kom dan
maar." Samen brachten ze Bobo
en Nijntje naar het hol. Wat waren
ze blij toen ze weer veilig met z'n
allen in het vertelhol zaten. Papa en
mama lachten en huilden tegelijk.
Zo gelukkig waren ze.
En Bobo en Nijntje vertelden aan
alle konijnen hoe het bij de mensen
is als ze Kerstfeest vieren. Ze
vinden het fijn dat ze weer thuis zijn
maar soms, als de wind goed staat
en ze 's zondags in de verte de
klokken horen luiden, dan luisteren
ze heel aandachtig en ze zeggen
tegen elkaar: „Het lijken wel Kerst
klokken."
kerstverhaal
uiteindelijk december 1977