Oude verhalen van
Gabriel Garcia Marquez
„Spion van nobel bloed",
formidabele spionageroman
van John Le Carré
„Saartjes kamer" fijne prenten
Grote jeugdencyclopedie:
waardevol bezit
Het Avontuur van de
pré-historische mens
7
De Atomium-
tapes: Benelux-
spion in aktie
n
Leusder Krant - boeken
DONDERDAG 6 APRIL 1978
boeken,voor u besproken
DOOR BERT VOS
„Ik had het verhaal In geen vijftien
jaar meer onder ogen gehad. Het
verdient eigenlijk best te worden ge
publiceerd, al vraag ik mij nog steeds
af waar het goed voor is. Ik vind het
maar verdrietig dat het de uitgevers
niet zozeer om de inhoud van het
verhaal begonnen is als de naam die
er onder staat; een schrijver die
nogal „in" is op het ogenblik, heet
jammer genoeg net zo."
Gabriel Garcia Mérquez-
Ogen van een blauwe hond
Meulenhoff Nederland 1978
Prijs: 16,50.
Dat schreef Gabriel Garcia Mérquez
als voorwoord bij zijn „Verhaal van een
schipbreukeling", dat vorig jaar in een
Nederlandse vertaling verscheen. Iets
dergelijks zou Mérquez ook wel kunnen
schrijven als inleiding op de verhalen
bundel „Ogen van een blauwe hond",
die kortgeleden in het Nederlands ver
scheen. De in het boek opgenomen
verhjlen schreef Mérquez tussen 1947
en 1953 en de enige reden om ze nu
weer eens voor de dag te halen is de
populariteit die de schrijver in ons land
geniet. Sedert „Honderd jaar een
zaamheid" is alles wat van Mérquez
vertaald wordt goed voor een hoge op
lage.
Daarmee wil ik niet zeggen, dat de
verhalen in „Ogen van een blauwe
hond" slecht zouden zijn. Het zijn stuk
voor stuk geschiedenissen, die zich af
spelen op de grens van realiteit en ver
beelding, het terrein waar zich ook later
zijn grote roman zich zal afspelen. Maar
uitgever Meulenhoff is zo eerlijk om het
op de flaptekst al aan te geven: „Ook in
deze verhalen bewijst Gabriel Garcia
Mérquez reeds zijn onuitputtelijke fan
tasie en vertellust, hoewel ze nog het
exuberant-barokke van later proza
missen." Dat geeft precies aan wat een
ervaren Mérquez-lezer van „Ogen van
een blauwe hond" zal vinden: aardige
verhalen; maar ze halen het niet bij zijn
latere werk.
M. K.
Sinds kort hebben we weer een
eigen spion. Een Benelux-spion,
genaamd Woody Dubois. Zijn
boeiende belevenissen zijn te
vinden in het eerste deel van een
reeks, die bij Bruna te Utrecht wel-
iichtnhet licht zal zien; „De
Atomium-tapes". Achter het
pseudoniem Woody Dubois,
aldus de uitgever, schuilt een
tweetal bekende auteurs.
Alvorens ik mij aan het noemen
van namen waagde, heb ik eerst
het meesterwerkje gelezen en me
kostelijk vermaakt met die sno
bistische held, die de stoere jon
gen uithangt in Brussel, rond
hangend in café's, bars, restau
rants, sauna's, bordeels, noem
maar op. Woody Dubois is alles
behalve houterig en heeft tal van
uitstekende kwaliteiten. Geen
wonder ook, dat hij als overwin
naar uit de strijd tegen Japanse
industriële spionnen, Rood-
Chinese agenten e.d. te
voorschijn komt. „De Atomium-
tapes" speelt zich af in de di
plomatieke en industriële wereld
van de EEG, in haar luisterrijke
hoofdstad Brussel. Alles draait
om computers en wat daar aan
geheimen ingestopt wordt. Een
vlot geschreven niemandalletje,
zou één van m'n collega's het
boek noemen en ik sluit me daar
bij aan. Ontspannende vakantie-
lektuur. En wat de schrijvers be
treft: ik hou het op twee Belgische
auteurs, die zich ook op het
gebied van science fiction ver
dienstelijk hebben gemaakt. Maar
ik kan het natuurlijk
mishebben
Uitgave: Bruna/Utrecht, Zwarte
Beertjes nr. 1766.
V.
DE SMELTENDE MAN:
TE GEMAKKELIJK
Laat ik beginnen met wat mij het
meest aan „De smeltende man"
heeft gestoord. Dat is de foto op de
omslag van deze thriller. Een blonde
schone poseert op een staalblauwe
sportwagen in een bevallige
houding. Het enige dat juist is aan
deze afbeelding is de kleur haar van
de jongedame. Voor de rest blijkt zij
in het boek een geheel andere dame
te zijn, dan de afgebeeldde juffrouw.
Bovendien raakt zij een knalrode
sportauto kwijt en geen staalblauwe.
Maar de omslag is kennelijk een te
onbelangrijke zaak om aan
dergelijke details aandacht te beste
den.
Had die domme omslag nu om een
verder voortreffelijk werk gezeten, dan
had ik niet zitten zeuren Maar er is
meer aan te merken op Victor Cannings
„Smeltende man". Hij beschrijft, hoe
een particulier detective in opdracht van
een miljonair een rode sportauto op
spoort, die één van de stiefdochters van
de miljonair is kwijtgeraakt. Zij weet niet
meer, hoe dat gebeurd is, want zij is
haar geheugen kwijtgeraakt of veinst
dat te zijn. In ieder geval wordt al
spoedig duidelijk, dat de sportauto zelf
van weinig belang is, maar dat er iets in
verborgen zit, dat niet alleen voor de
miljonair zijn waarde heeft Al snel zitten
behalve detectivenRex Carver ook en
kele geheime agenten van een Afri
kaanse staat en Interpol achter het in de
auto verborgen pakje aan.
Wanneer Carver uiteindelijk als
eerste het pakje heeft gevonden, levert
hij het niet af bij zijn opdrachtgever, aan
wie hij inmiddels de grootste hekel heeft
gekregen. Hij probeert er een ruimer
persoonlijk voordeel mee te behalen en
dat lukt uiteindelijk niet. De Afrikaanse
geheime agenten weten de mil
jonairsdochter te ontvoeren, en omdat
Carver inmiddels verliefd is geworden
op haar, wordt hij gedwongen het pakje
te ruilen voor zijn beminde. Wat aldus
toch nog een redelijk happy end ople
vert
Misschien dat het allemaal best klinkt
als een aardig verhaal. Maar Victor
Canning maakt er zich regelmatig zo
gemakkelijk vanaf, dat er van spanning
nauwelijks sprake is
Een enkel voorbeeld: bij de eerste
ontmoeting tussen de miljonairsdochter
en de detective lijken deze mensen zo
de pest aan elkaar te hebben, dat het
wel niet anders kan, of zij moeten elkaar
voor het einde van het boek in de armen
vallen. En ja hoor, zo gaat het.
Zo is eigenlijk ook van het begin af
aan duidelijk, dat Carver in conflict zal
komen met zijn opdrachtgever, maar
dat de detective er uiteindelijk als win
naar uit zal komen. Carver wordt be
schreven als iemand, die uiteindelijk
toch wel aan het langste touwtje trekt.
Zoals je ook cowboyfilms hebt, waarin
van tevoren vast staat, dat de held gaat
winnen. Van zulke films houd ik niet en
van zulke thrillers ook niet.
Rest mij nóg een bezwaar tegen het
boekje. De medespelenden zijn alle
maal van die overdreven karikaturen.
De miljonair is een meer dan twee
meter lange bruut, wiens voornaamste
levensvulling lijkt te bestaan uit het pes
ten van andere mensen De detective is
een fijnproever, die zich het prettigst
voelt bij snelle auto's en mooie
vrouwen Een Interpol-inspecteur is
een klein, slecht gekleed mannetje, met
altijd een sigaret in een mondhoek Zo
maakt Canning van bijna iedere
persoon een cliché en van zijn thriller
een slaapverwekkend niemandalletje.
M K.
Victor Canning:
„De smeltende man"
Zwart Beertje 1744
Bruna 1978
Er zijn spionage-romans en er zijn
spionage-romans. Het ene soort kan
zonder meer ondergebracht worden
in de kategorie vakantie-lektuur, de
andere onder literatuur. De be
faamde schrijver John le Carré be
hoort ongetwijfeld tot de laatste ca
tegorie. Zijn spionage-romans zijn
van een uitzonderlijke kwaliteit, zijn
hoofdfiguren zijn nooit de koene
helden die alles winnen en nooit een
verlies lijden, zijn karakters zijn zeer
genuanceerd uitgediept en gaan
voor je leven. Kortgeleden
verscheen zijn nieuwste roman
„Spion van nobel bloed". Een boek,
waar je een hele kluif aan hebt met
z'n bijna 500 bladzijden, maar ook
een boek, dat je ademloos uitleest.
Le Carré slaagt er opnieuw in om een
roman te schrijven, die in eerste in
stantie wél de spionage als hoofdmoot
heeft, maar waarin naast de afkalvende
macht van het internationale
spionage-dom ook de mens in dat grote
geheel centraal wordt gesteld. Op for
midabele wijze tekent Le Carré de
hoofdfiguren uit, ook al zal hij misschien
juist daardoor de vlotte lezer van
spionage-romannetjes niet direkt
weten te boeien. Want Le Carré's am
bitie gaat veel verder dan het
beschrijven van het geheime metier,
veel verder dan het ontrafelen van een
mysterie en het kleurrijk vastleggen van
een spannend avontuur
Carré legt in „Een spion van nobel
bloed" het karakter van de hoofdfiguren
bloot, ontleedt ze stukje voor stukje en
laat soms geen spaander heel.
In „Spion van nobel bloed" duikt Ge
orge Smiley op als één van de hoofd
spionnen van het internationale
schaakspel. Smiley, de vermoeide, cy
nische Britse spion, die voor het eerst
de hoofdrol speelde in „Telefoon voor
een dode" (1961) is nu hoofd van het
Circus, de Engelse Geheime Dienst en
het boek begint op het moment, dat zijn
eeuwige tegenspeler, de Rus Karla,
opnieuw een fikse slag heeft geslagen:
het hoofdkwartier had een dubbelspion
onder haar gelederen en geen kleintje
ook! Het gehele decorum van het spio-
nagecentrum verandert op slag.
Smiley, teruggeroepen, moet de scher
ven proberen te lijmen om van de ge
kortwiekte havik weer en fel jagende
roofvogel te maken.
Middelpunt van die strijd om de her
nieuwde macht is een Hongkong-
Chinees Ko Drake, een mysterieus
man, miljonair en verdacht van tal van
illegale aktiviteiten Er is iets aan de
hand met deze Ko Drake en de jonge
Jerry Westerby, een spion van nobel
bloed, wordt op zijn spoor gezet.
Opnieuw biedt Carré ons een vrij
lange blik op de keuken van de geheime
diensten en het is een tamelijk ontluiste
rend beeld, dat hij schept Een beeld
van vergane glorie, van onderlinge
konkurrentie met de neefjes, de Ameri
kaanse CIA. Op voortreffelijke wijze laat
hij ons kennis maken met Conny Schas,
en met de oude Craw, die in Hongkong
de zaakjes in de gaten houdt na het
debacle van de dubbelspion, waardoor
het Hongkongse-hoofdkwartier moest
worden opgedoekt. We maken kennis
met de randfiguren in dit drama. Met
Luke, een verslaggever in Hongkong,
Ricardo, een nogal dubieuze piloot,
Guillam, de adjudant van Smiley, Fawn,
de duvelstoejager van het Circus en
niet te vergeten Ko Drake en zijn
schone Elizabeth, die ook al een zeer
merkwaardige rol in dit groots op
gezette geheel speelt. Aan het slot van
het boek zijn al die figuren levend ge
worden. Vrienden of vijanden.
Carré is er in geslaagd om het hele
gebeuren rond Ko Drake in een groots
opgezet scala van plaatsen en ge
beurtenissen tot een uiterst boeiende
aangelegenheid te maken, met een
voortreffelijke couleur locale (neem bij
voorbeeld dat intermezzo in Cambodja,
waar de granaten je om de oren vlie
gen), waaruit duidelijk wordt, dat Carré
met de nodige kennis van zaken zijn
roman heeft geschreven
„Een spion van nobel bloed" Is
wat mij betreft opnieuw een mees
terwerk geworden, ook al zullen
sommige liefhebbers van spionage
romans enige moeite hebben met de
enorme lange aanloop van enkele
honderden bladzijden, voordat na
alle voorbereidingen tot aktie wordt
overgegaan. Een boek, dat als een
film voor je gaat leven.
Vertaal door Thomas Nicolaas.
Oorspronkelijke titel: „The ho
nourable Schoolboy". Uitgegeven
door A. W. Sljthoff's uitgeversmij. bv
te Alphen aan den Rijn. Prijs: 29,50.
Bert Vos.
Wie een ouder zusje of een
broertje heeft met een mooie eigen
kamer, weet hoe vervelend het is, als
je nooit op die mooie kamer mag ko
men. Maar als je nou eens een keer
een verschrikkelijke rommel van die
kamer hebt gemaakt, dan is het
eigenlijk wel begrijpelijk, wanneer je
d'r niet meer in mag.
Zo mag Jannie niet meer in die prach
tige kamer van haar oudere zusje
Saartje komen, omdat ze daar een keer
een grote rommelboel van gemaakt
heeft. Dat vindt Jannie natuurlijk heel
jammer, maar gelukkig kan ze nog
dromen van het poppenhuis van
Saartje en van het mooie behang en
van de glazen beestjes enzovoort. Tot
ze op zekere dag kans ziet om toch in
Saartjes kamer te komen. Maar dan is
ze wel zo verstandig geworden er geen
rotzooi meer te schoppen Saartje
merkt dat ook en geeft haar zusje toe
stemming om vaker op haar kamer te
komen. Maar bovendien vindt moeder
dat Jannie bewezen heeft zelf nu ook
aan zo'n mooie kamer toe te zijn. Zodat
ook Jannie's kamer nu mooi behang en
verdere inrichting krijgt.
Aldus de moraal van „Saartjes ka
mer", dat door Doris Orgel werd ge
schreven en van illustraties werd voor
zien door Maurice Sendak. Of
misschien moet je zeggen dat Orgel de
teksten schreef bij de prentjes van Sen
dak. De illustrator, die in ons land onder
meer via zijn Kleine Beer-serie be
kendheid geniet, heeft er in ieder geval
prachtige tekeningen voor gemaakt.
In een Nederlandse bewerking van
L. Kurben en J. A. van Nimwegen
verscheen bij de Zuidnederlandse
Uitgeverij, Aartselaar en de Centrale
Uitgeverij te Harderwijk het boek
„Het avontuur van de voor
historische mens", door L. R.
Rougier, direkteur van het Institut
d'Art Préhistorique aan de universi
teit van Toulouse, hoogleraar in de
prehistorische archeologie. Voor
wie graag wat méér wil weten over de
prehistorie van onze beschaving dan
de geschiedenisboekjes in zeer be
knopt bestek naar voren plegen te
brengen, is dit boek méér dan de
modite van het lezen én het bekijken
waard.
„Het avontuur van de préhistori-
sche mens" is een erg fijn boek,
waarin vooral bijzondere aandacht
wordt besteed aan de illustraties:
foto's en tekeningen in kleur en
zwart wit. Juist door die voor
treffelijke visuele begeleiding, gaan
de prehistorische tijden van
Neanderthaler, Cro Magnonmens en
andere pré-historische voorvaderen
voor ons leven.
Zo'n vijf, tien of twintig miljoen jaar
geleden begon het avontuur van de
mens en het is nog steeds niet afge
lopen. Professor Nougier schetst in
beeldende, voor iedereen begrijpe
lijke taal de boeiende, avontuurlijke,
wonderlijke en soms aangrijpende
geschiedenis van het fenomeen
mens vanuit het verre verleden van
de pré-historie.
160 blz., groot formaat, gebonden
26,90.
Daarbij vallen de sumiere regels tekst
wat in het niet. Ten onrechte, want ook
het verhaal mag er zijn. Voor kinderen
vanaf een jaj of vijf.
M. K.
Doris Orgel en Maurice Sendak:
„Saartjes Kamer",
Ploegsma 1978
Prijs: 10,-.
DE REDDERTJES
Boeken en films van Walt Disney
doen het altijd erg goed. De boeken
zijn vaak gebaseerd op gelijknamige
inmiddels befaamd geworden - films
uit de produktie-fabriek van Watt
Disney en de illustraties zijn dan ook
uit de films afkomstig. Nieuw is het
boek „De reddertjes", naar de gelijk
namige film, die nu in Nederland in
roulatie is en die erg veel jeugdig pu
bliek naar de bioscopen trekt. De film
is leuk, het boek, eveneens ge
baseerd op de oorspronkelijke tek
sten van Margery Sharp met teke
ningen uit de film, is eveneens erg
amusant.
„De reddertjes" verscheen in de
„Walt-Disney-bibliotheek" van de
Zuidnederlandse Uitgeverij Aarts-
elaar/Centrale Uitgeverij Harderwijk.
De Nederlandse tekst is van Ton Was-
sink. Het is een kostelijk boek voor de
kleinere kinderen om uit voor te lezen
en voor de wat ouderen om zelf te
lezen. Spannend en amusant. Aanbe
volen
V.
WALT DISNEY'S SPROOK
JESOMNIBUS
Eveneens uitgegeven bij de Zuid-
Nederlandse Uitgeverij te Antwerpen
en de Centrale uitgeverij te Harderwijk
is het groot voorleesboek, de Walt Dis
ney sprookjesomnibus. Bijna 150 blad
zijden groot formaat kostelijk leesvoer
voor jong, maar eigenlijk ook nog wel
voor oud. Bekende verhalen en minder
bekende verhalen, maar toch allemaal
eens een keer als Disney-film op het
witte doek gebracht Robin Hood, de
101 Dalmatiërs, de drie varkentjes Knir,
Knar en Knor, Sneeuwwitje. Peter Pan,
Pinocchio, Roodkapje In het tweede
gedeelte „Het Jungle-boek, „Bambi".
„Dumbo" en „De schonenslaapster".
De Nederlandse teksten zijn van E de
Vocht en J. Peels. De illustraties zijn -
zoals gebruikelijk - zeer aansprekend
en bijzonder kleurrijk. Kortom: de
moeite van het aanschaffen
ruimschoots waard Want goede wijn
behoeft geen krans.
Een encyclopedie is een zeer
waardevol bezit. Een encyclopedie
geeft steeds parate kennis, je kunt er
steeds op terug grijpen als je iets niet
weet en bovendien is het altijd boei
end om zo maar eens in een verloren
uurtje een encyclopedie door te bla
deren. Er zijn in Nederland zo lang
zamerhand veel encyclopedieën en
ook voor de jeugd is er op dit terrein
het één en ander verschenen. In deze
rubriek aandacht voor de „Deltas
grote Jeugd-encyclopedie", een uit
gave van de Zuid-Nederlandse Uit
geverij/Aartselaar en de Centrale
uitgeverij te Harderwijk. Kortgeleden
verscheen de geheel bijgewerkte
editie en dat betekent, dat deze bij
zonder goed in elkaar zittende en
cyclopedie tot op de dag van „van
daag" is bijgewerkt met de nieuwste
gegevens over allerlei terreinen.
Aardrijkskunde, geschiedenis,
biologie, - je kunt het niet opnoemen
of het is de in de „Grote Jeugden
cyclopedie" te vinden. Vooral de
laatste jaren wordt op school steeds
meer aandacht besteed aan gerichte
onderwerpen via zogenaamde „pro-
jekten". Dan is het maar wat
makkelijk om zo'n encyclopedie bij de
hand te hebben, vooral als die op de
jeugd is gericht en alles in zo een
voudig mogelijke woorden
weergeeft, zonder al te weten
schappelijk in te gaan op de onder
werpen
De „Deltas Grote jeugdencyclope
die" voldoet wat mij betreft uitstekend
aan de eisen van deze tijd. Met de meer
dan vierduizend trefwoorden en meer
dan 600 illustraties in kleur, is het een
erg complete uitgave, waarin je na
tuurlijk niet letterlijk alles zult vinden,
maar wel het voornaamste. Ouders, die
hun kinderen een plezier willen doen,
maken een goede keus met deze en
cyclopedie. 350 bladzijden vol
ARHOLP
UeerzLT
Hob. l>
S VCC&5
HEBT BI
OU OKIEMOSAj
2887
IK HEB BESLOTEsJ
PIE/Ztiflc Soc&T t-fA^WBnSHE.
TB OAJTWIK K ECEAJWAT
Ajvtseec JE Metsj es
U\T 1/KA-^ErJ?