Wat vertelt ons de Treker grafheuvel?
EEN GESPREK
MET DE
ARCHEOLOOG
ANTON RRUYN
GROEIT EN BLOEIT DE HEIDE NOG WEL?
Rekreatie loopt heide onder de
bescherming noodzakelijk
voet: betere
Leusder Krant - historie
DONDERDAG 21 SEPTEMBER 1978
pot uit grafheuvel Schoutenhuis Woudenberg.
AMERSFOORT/LEUSDEN - Die
grafheuvel in Den Treek, die intri
geerde ons. Daar werd dan wel op
zaterdag 2 september een plaquette
bijgeplaatst, maar die geeft weinig of
niets aan over de omstandigheden
waarin we ons zo'n graf zo veel eeu
wen terug moeten voorstellen.
Om dat aan de weet te komen zijn
we gaan praten met archeoloog An
ton Bruyn, die in Amersfoort werkt
voor de Rijksdienst Oudheidkundig
Bodemonderzoek.
..Ach", zegt hij luchtig reikend over de
enkele tientallen eeuwen heen. „van
daag de dag kennen we de keurige ste-
debouw. Alles is gepland, leder heeft
zijn eigen stukje grond.
Vroeger was dat heel anders Waar
om waren er op een ogenblik mensen
op een bepaalde plaats bijeen? Omdat
er voldoende jachtvlees aanwezig was.
De aanwezigheid van water was óók
p heel belangrijk
Aan de andere kant koos men een
terrein, als de kampeerder van nu Die
zet zijn tentje niet op het laagste ge
deelte neer, want dan loopt het bij re
genval vol. De mens van toen zocht ook
naar hoge, droge grond Wat op het
ogenblik Amersfoort is. dat ligt heel
gunstig. Er waren veel in het wild leven
de dieren, er was water, er waren wei
den voor het vee, er was droge grond
om er behuizing op te bouwen. Zo'n
terrein geeft goede mogelijkheden voor
bewoning.
Goed viswater: de Zuiderzee Water
dichtbij uit de rivieren, zoals de Eem.
Moerasbossen, waar veel wild zat. Ho
ge droge gronden, waar je kon wonen.
We zien hier dan ook een oudste be-
woning van zo'n 10.000 jaar terug. Aan
de randen van het Soesterveen In de
Soesterduinen zijn vuursteenwerk-
plaatsen gevonden. Daar lagen ge
reedschappen bij, die alleen worden
gebruikt door rendierjagers vergelijk
baar met de Lappen, die het kontakt
met hun kudden niet mochten kwijt ra
ken.
Overal waar hier graafwerk wordt
verricht tref je sporen van die eerste
1 echte bewoning in de aardlagen aan.
Net tegen de spoorlijn bij het Soesterk-
wartier zie je in het graafwerk een
bruine laag met houtresten, en kleine
ronde donkere plekken, waar de men
sen vuren hebben gestookt.
We hebben hier te doen met een ou
de toendralaag De allerödlaag, die
ontstond na het terugtrekken van het ijs,
en die onder heel Amersfoort is aan te
treffen In bouwputten komt daar steeds
weer iets van tevoorschijn.
Deze nomadiserende lieden leefden
in de jongste fase van de oude steentijd.
Daarna komt de middensteentijd. Het
klimaat is wat warmer geworden Het
rendier is vertrokken De vegetatie is
toegenomen. De moerasbossen zijn
ontstaan.
De mens is een volslagen jager, die
jaagt op herten, reeën, zwijnen, beren,
elanden, watervogels.
Bij het baggeren in de Eem zijn bijlen
aangetroffen, vervaardigd uit eland
gewei, die te zien zijn in Museum Fle-
hite.
Het gebied hier was intensief be
woond door jagers, die in kleine kam
pementen huisden, en die op jacht gin
gen met pijl, boog en speer. Met deze
jachtwerktuigen moet je het wild op vrij
korte afstand benaderen. Het wild leer
de daardoor op zijn hoede te zijn voor
de mens. Dat maakte de jacht moeilij
ker.
DOMESTICEREN HOND
In die tijd domesticeerde men de
hond, die eerst waarschijnlijk als
wolf(shond) om de kampementen had
gezworven. Het is denkbaar, dat de
hond daardoor zó vertrouwd raakte met
de mensen, dat hij met de mensen
mééging om de kudden op te sporen-
Die honden konden dat beter dan de
mensen, en daarom was het domes
ticeren van de hond een enorme voor
uitgang.
Het rayon, waarin men kon jagen kon
groter worden, en men kon langer blij
ven. Deze elementen vormden het
aanloopje tot vaste woonplaatsen.
Er zijn massa's vindplaatsen uit het
middensteentijdperk. Vlakbij de graf
heuvels, op zo'n goeie honderd meter
daar vandaan, ligt ook zo'n station waar
die mesolitische jagers hebben geze
ten. Ook bij de eerste mandepaal op de
Leusderhei, als je boven op de heuvel
staat. In de Soesterduinen zijn 9 ver
schillende stations aanwezig, achter de
Dalcofabriek en vlak achter Birkhoven.
Ook vind je ze bij Hoevelaken.
Die middensteentijd werd opgevolgd
door de jonge steentijd. In het midden
steentijdperk was men verzamelaar.
Men sloeg knollen, wortels enzovoorts
op. De planten, die men kon eten, ging
men er tussen uithalen, en planten. Zo
ontstond in de middensteentijd de ak
kerbouw. Men blijft jagen. Oeros en
runderen worden gedomesticeerd, en
worden huisdieren."
Lachend. „Dat is in een paar woor
den gezegd wat er zich in duizenden
jaren heeft afgespeeld."
ONTSTAAN VAN SPE
CIALISMEN
„Op welk moment arriveren we nu
bij onze grafheuvel in Den Treek?"
Anton Bruyn- „Men kon in gemeen
schappen bij elkaar wonen. Er ontstaan
specialismen. Vuursteensmid, tim
merman. leder ambacht ontwikkelt
zich. Het perfekte ambacht leidt tens
lotte tot kunst.
Dan zijn we aan de fase van het
eerste graf van onze grafheuvel. Men
bouwde permanentere behuizingen,
boerderijen. Geleidelijk aan komt het
metaal erin. De bronstijd nadert Deze
wordt ondergedeeld in vroege, midden
en late bronstijd. Daarna komt de ijzer
tijd Daarna de historie, die voor ons
met de Romeinen begint.
JONGE STEENTIJD:
GRAFHEUVELBOUW
In de jonge steentijd begint men met
de grafheuvelbouw. De gerestaureerde
heuvel in Den Treek is uit de midden
bronstijd In 1954 is deze heuvel onder
leiding van Prof. P. J. R. Modderman
onderzocht. De heuvel dateert uit 1550-
1250 vóór Christus. Er zijn latere bijzet
tingen aangetroffen, met de laatste van
omtrent 500 jaar vóór Christus.
Vlakbij elkaar liggen twee heuvels,
die in de bronstijd zijn aangelegd Een
paar eeuwen later zijn er volkomen an
dere mensen. Men herkent echter toch
de plaats als grafheuvel, en gaat er een
dit maal gekremeerde dode begraven.
Zo ontstaat de tweede periode van de
bijzettingen. Later in de ijzertijd heeft
men boven in de heuvel een gat ge
maakt, en daar een pot met as ingezet,
en er een greppeltje omheen gegraven.
Dat is de laatste begravingsperiode van
onze grafheuvels hier."
GRAFPOTTEN
„Hoe moeten we ons die potten
voorstellen? Hoe waren ze gebak
ken? Hadden ze enige versiering?"
Het antwoord vinden we bij de Dra-
kesteinurnen in museum Flehite, en de
uit de grafheuvel tevoorschijn gekomen
potten, die zich nu in het Schoutenhuis
in Woudenberg bevinden.
De volgende explicatie wordt gege
ven door archeoloog Bruyn. „Het zijn
grote potten, van een vrij grof baksel. In
kleur en struktuur lijkend op spekulaas.
Met evenveel barstjes.
Zes centimeter onder de rand bevindt
zich een opgelegde strip met vin
gerindrukken.
Ik vermoed wel, dat dit speciale graf-
potten zijn Ze zijn haastig gemaakt, uit
klei gemengd met grove kwarts. Dat
heeft het voordeel, dat het de spanning
verdeelt. Er zitten brokjes steen in van
soms 1 cm3. Dat droogt ook sneller. Het
vocht kan uittreden. Je ziet enorm veel
haarscheurtjes.
De potten zijn gewoonlijk vrij slecht
gebakken Ze zijn nauwelijks hard, en
makkelijk te vergruizen. De persoon in
kwestie was overleden: er moest snel
een pot worden gemaakt De bak-
temperatuur lag bij 750Celsius
„Hoeveel potten hebt u totaal in de
Trekergrafheuvels gevonden?"
Er zijn in die twee heuvels vier potten
gevonden. Deze aangetroffen potten
zijn meestal afkomstig van na-bijzettin
gen. Ze zitten zelden in het hoofdgraf.
In de meest noordelijke van de twee
heuvels zal wél een pot in het hoofd
graf."
GRAFHEUVELS VOOR
STAMHOOFDEN
„Moeten we bij de grafheuvels
denken aan de graven van stam
hoofden, of werden alle mensen die
stierven in de heuvel bijgezet?"
„Wij verwachten wel, dat hier uit
sluitend stamhoofden zijn begraven
Het was namelijk een hele klus om zo'n
30 a 40 m3 aarde te verplaatsen Dat zal
men waarschijnlijk niet voor jan en al
leman hebben gedaan. Er zijn ook vlak-
graven aangetroffen, op vlak terrein,
wat een aanduiding zou kunnen zijn in
de richting van graven voor jan met de
pet."
„Waaruit kon u konkluderen, dat
om de Trekergrafheuvels palen had
den gestaan? Hoe gaat u voor zo'n
konklusie te werk?"
HÉÉL VOORZICHTIG
WERKEN MET HET AS-
SENKRUIS
„Iedere schop, die je van zo'n terrein
omgooit, betekent vernieling. Je moet
zó graven, dat je een zo goed mogelijk
driedimensionaal overzicht krijgt. In het
middelpunt zetten we een assenkruis
uit door middel van touwtjes Langs die
lijnen gaan we héél voorzichtig wat ver
diepen. Eén kwadraat van het as
senkruis laten we voorzichtig „zakken".
Zo'n vlak wordt gefotografeerd en gete
kend
Tenslotte hebben we de vier
„taartpunten" héél voorzichtig uitge
graven, en krijgen we een horizontaal
en een vertikaal beeld Dan kunnen we
bepalen waar het graf is. Uit deze op
gravingsresultaten kwamen paalgaten
tevoorschijn.
Daarbij is het noodzakelijk, dat zo'n
onderzoek wordt vastgelegd en gedo-
kumenteerd Ergens moet je kunnen
gaan vergelijken. Het onderzoek én de
veldtekeningen moeten gepubliceerd
worden. Alle onderzoeken zitten in on
ze archieven Die worden wekelijks
groter.
Hoe we dat vaststelden van die paal
tjes?
We spreken over wit zand Van het
strand, uit de Soesterduinen. Als je er
wit papier naast legt, zeg je nee, dat
zand is geel Met zoutzuur wordt het
zand schoon: óm het zandkorreltje zat
ijzeroxyde
Op het witte zand gaan planten
groeien, die vergaan tot humus, die
zuur is Het ijzerhuidje gaat daardoor
vloeibaar worden, en bezinkt in de
grond. De zuurgraad van de grond
wordt minder, omdat deze verdund
wordt.
PODSOLERING
Zo ontstaat het volgende beeld, bo
venop: de heiplaggen. Dan een stuk
grond, dat géén bruine kleur heeft.
Daarna een koffiebruine laag. De pod
solering. (De boeren zeggen. „Die bank
moet gebroken worden").
Tussen de jonge steentijd en de
bronstijd is het podsoleringsproces op
gang gekomen Hebben we te doen met
een grafheuvel, die geen podsolering in
zijn zool bodem) heeft, dan is die uit
de jonge steentijd
Door die podsol-laag zijn de palen
voor de grafheuvel geslagen. Dat slaan
van die palen heeft de podsollaag ver
stoord.
De palen zelf verrotten, en ontwikke
len óók zuren Er ontstaat dan horizon
taal ook podsolering. Als wij het nivo
schoonmaken, zien wij de kringen van
die palen.
Het hele opgravingswerk bestaat uit
het zich afvragen: wat zijn natuurlijke
beelden, wat zijn gestoorde beelden.
Een konijn, een mol kunnen natuurlijk
ook de podsollaag doorbreken.
In Den Treek vonden we óm de 42
centimeter eenzelfde beeld Dat doet
de natuur niet. Dan weet je dat dat men
senwerk is. Om de 42 centimeter stond
een paal
„In het oudste graf is een kist ge
vonden. Hoe zag die eruit?"
Anton Bruyn: „In het oudste graf in
Den Treek heeft inderdaad een kist ge
zeten Van zo'n kist vind je niets anders
terug dan een verkleurde lijn in de
grond. Een vliesdun lijntje! In het jonge
steentijdperk brandde men de boom.
als doodskist, hol uit."
„De professionele archeoloog is al
gelukkig met een bodemstruktuur.
De amateur archeoloog speurt meer
naar potten. Bent u ook opgetogen
over een pot?"
„De beroepsarcheologen hebben de
pot nodig om te dateren. Het is natuur
lijk een leuk moment in je onderzoek,
als je een pot vindt. Maar als de ama
teur archeoloog zegt: „Het gaat jullie
toch óók om de pot?", dan antwoord ik:
„Ja en nee, die pot maakt ons niet zo
veel uit. Het gaat ons om de omstan
digheden van de mensen, die de pot
gemaakt en gebruikt hebben Door wie
de pot geplaatst is, en waarom. Wat we
kunnen achterhalen aan rutuelen
Dat maakt, dat het graafwerk voor de
beroepsarcheologen moet blijven'"
„In de pot(ten), die u aantrof, werd
de as van mensen begraven. Gaf
men ook giften mee aan de dode?"
„In één op de zes grafheuvels vindt
men een pot. Eeuwenlang vindt men
een pot. Eeuwenlang gaf men geen
giften mee aan de dode Het meeste
aardewerk uit de brons- en ijzertijd
hebben we uit de begraafplaatsen,
maar het is verpakkingsmateriaal
In de jonge steentijd werden de do
den in een kist begraven, en kregen ze
hun pijl en boog mee, en een pot met
voedsel De mooie bijlen komen uit gra
ven, waarin men de doden deze ge
reedschappen meegaf In de moeras
sen kun je ook nog wel eens mooie
bijlen vinden: die zijn dan van de steel
geslagen, en de vent heeft zo'n bijl niet
meer kunnen terugvinden
„Wat interesseert u, als archeo
loog het meest in de opgravingen?"
„De interessante gegevens, die te
voorschijn k^gien over de gewone
mensen, die eeüwen en eeuwen gele
den hier leefden. Mij persoonlijk inte
resseert dat het meest. We weten er
nauwelijks iets van Onze hele vader
landse geschiedenis bestaat uit de
historie van de vorstenhuizen, de rid
ders en de legeraanvoerders. Maar dat
waren er maar enkele.
Onze voorouders waren uiteindelijk
allemaal boeren. Ze bouwdem boerde
rijen, kapitale gebouwen soms. Die ge
bouwen moesten konstruktief goed in
elkaar zitten.
„Wat mij interesseert is: hóé bouw
den ze? Hoe zitten hier houtverbindin
gen in elkaar. Hoe boerden zij? Hoe
ploegden zij? Wisten ze wat bemesten
was9 Wat voor landbouwsystemen
pasten ze toe?
Van de meest simpele huisraad van
die mensen weten we nauwelijks iets.
Een heel enkele keer vinden we mini
maal weefsel. Hadden ze weefgetou
wen?
Steeds kun je kleine gegeventjes
opduiken. En met die gegevens hoop
je een steeds duidelijker beeld over
de vroegst hier levende mensen te
kunnen visualiseren".
LEUSDEN - Het staat er met de
heide In Nederland niet al te best
voor. Het achterblijven van de juiste
beheersmaatregelen en een te grote
recreatiedruk vormen voor de hei
vaak een dodelijke bedreiging. Dat is
de sombere conclusie van een rap
port dat zojuist is gepubliceerd door
de afdeling ecologie van de Utrecht
se provinciale waterstaat. Nog
slechts 0,2% van ons land bestaat uit
hei. In ruim een eeuw is 90% van de
heidegrond verdwenen. Wanneer er
niet op korte termijn wordt ingegre
pen, zullen ook onze laatste heide
velden overgaan in bos of stuifzand.
Het rapport pleit onde. meer voor het
onbegaanbaar maken van „spon
taan ontstane" wandelroutes, voor
speciale ruiterpaden en voor regel
matig afmaaien.
Heide is een halfnatuurlijke begroei-
'ng, zij dankt haar ontstaan en voortbe
staan uitsluitend aan het ingrijpen van
de mens: door het steken van plaggen,
beweiden met schapen, geregeld af
branden en maaien. Vroeger, toen de
heide nog „stil" was, zag men „de her
der er met z'n schaapjes eenzaam rond
gaan". De heide werd afgebrand om er
daarna boekweit, graan of andere land-
bouwprodukten op te verbouwen. Het
plaggensteken werd op uitgebreide
schaal gedaan De plaggen werden ge
bruikt als bouwsteen (plaggenhutten) of
als brandstof. De hei werd vooral in de
winter gemaaid om het vee te kunnen
bijvoeren. Het maaisel werd bovendien
gebruikt om er bezems van te binden. Al
dit soort zaken heeft tegenwoordig
nauwelijks nog economische zin. Laat
men de heide echter aan haar lot over
dan is zij onherroepelijk ten dode ge
doemd, in tien, hooguit twintig jaar ont
staat er dan bos.
SCHAPEN ZIJN
BESTE BEHEERDERS
Het beweiden van de hei door scha
pen is weliswaar geen beheersmaatre
gel waarmee kan worden volstaan, het
is wél een uiterst belangrijk middel om
de hei langer vitaal te houden. Volgens
het Utrechtse rapport wordt de mooiste
hei verkregen door twee schapen per
hectare het noodzakelijke graaswerk te
laten doen Omdat de dieren alleen de
jonge delen van de struiken eten lopen
de pollen wel beter uit, maar worden zij
niet voldoende verjongd Daarom zal
ook regelmatig maaien of afbranden
nodig blijven. Een optimale heidever-
jonging wordt verkregen door in de
maanden januari, februari of maart de
brand in de hei te jagen. Het vuur vreet
dan de natte ondergrond niet aan, zodat
de heidewortels volop nieuwe spruiten
kunnen vormen. Het zogenaamde „af-
plaggen" noemt het rapport een du
bieuze maatregel. Het steken van niet
te dikke plaggen moet ten hoogste
eenmaal in de vijftien jaar plaatsvinden.
HEI WORDT ONDER
DE VOET GELOPEN
Het Utrechtse onderzoek, een eerste
aanzet tot het registreren en inventari
seren van alle heidevelden op de
Heuvelrug, bracht duidelijk aan het licht
dat onze hei letterlijk onder de voet
wordt gelopen. Met name ruiters richten
veel schade aan. Er moet dan ook, zo
zegt waterstaat, een net van speciale
ruiterpaden worden aangelegd. Door al
te intensieve recreatie wordt de bodem
verdicht of juist losgetrapt. De bodem
structuur dreigt daardoor zodanig te
veranderen, dat de heideplanten geen
stand meer houden. In terreinen met
teveel recreanten worden planten ver
trapt en bloemen afgerukt. Elk week
einde opnieuw kan men in augustus en
september mensen met armen vol hei
naar huis zien gaan. Op terreinen die
teveel worden betreden, ontstaat open
zand dat gaat stuiven, waardoor zo'n
open plek snel groter wordt. Gevoelige
planten verdwijnen dan en grassen
gaan overheersen.
Omdat volledige afsluiting voor
publiek niet altijd mogelijk is, pleit
provinciale waterstaat van Utrecht
voor het aanleggen van paden door
de minst kwetsbare gebieden.
„Spontaan ontstane" paden moeten,
door omploegen bijvoorbeeld, on
begaanbaar worden gemaakt. Alleen
dan zal onze hei als een van de meest
kleurrijke landschapstypen behou
den blijven.
De laatste paal wordt geslagen op de grafheuvel