Anea's kerstboom
in het bos
uiteindelijk
december 1978
vervolg op pagina 17
Met fonkelende ogen stond
Anea voor de etalage te kijken
waarin een kerstboom stond met
brandende kaarsjes en glinsteren
de zilveren ballen. Ze kneep van
verrukking met haar handle in de
hand van tante Alice die haar vast
hield.
,,Wat mooi hé," fluisterde ze.
„Waarom hebben wij geen kerst
boom, tante Alice. Bijna iedereen
heeft er een Alleen wij niet en opa
en oma niet en oom Willem niet".
„Och liefje", antwoordde tante
Alice, „papa wil geen kerstboom in
huis hebben en mama is het daar
mee eens. Later als je groot bent en
je je eigen huis hebt, dan koop jij er
misschien wél een. Tot zolang zul
je moeten wachten. Ik zal aan je.
mama vragen of je een dag bij Ed
win mag komen spelen, dan kun je
bij ons naar de kerstboom kijken."
„Ja fijn", juichte ze. Ze drukte haar
neusje nog even dicht tegen het
raam om toch maar goed te kunnen
kijken. Toen moesten ze verder,
want tante Alice had nog bood
schappen te doen.
De volgende middag huppelde
ze het pad af dat door hun tuin naar
het bos liep. Er stond een hek om
de tuin, want anders kwamen
's nachts de konijnen en aten alle
sla en kool op. Nu was er alleen
maar boerenkool. Maar ook daar
waren ze dol op. En er woonden
veel konijnen in het bos.
Soms kwamen de grote kinderen
uit de straat haar halen om in het
bos te spelen. Dat was heerlijk. Ze
bouwden dan hutten en ze speel
den Indiaantje. Bij het hek keek ze
rond. Misschien waren ze nu ook
wel aan het spelen. Ze zag
niemand. Misschien deden ze ver
stoppertje.
In „hun" bos was het stil, daarom
liep ze de andere kant op.
Aan het eind van de weg was een
smal paadje. Daar zou wel een fijn
verstopplekje zijn. Ze liep verder
en bleef ineens stokstijf staan.
„Wat zag ze daar?" Een heel klein
kerstboompje en zo móói. Ze
streek met haar vingertjes zacht
over de takken. „Wat ben je mooi",
zei ze.
„Zal ik jou eens versieren, netzoals
de grote mensen dat doen. Ja?"
Het was net of het boompje knikte.
„Goed", zei Anea, „morgen kom ik
terug. Dan kom ik je versieren"
Nijntje en Bobo speelden in het
bos maar ze hadden niet zoveel
plezier als anders. „Wat is er Bo
bo", vroeg Nijntje. „Je bent zo saai
vandaag.
Dat ben ik helemaal niet van je ge
wend.
„Ja, dat is ook zo", gaf Bobo toe.
„Ik moet er steeds aan denken, dat
wij vorig jaar met de kerstdagen bij
de grote mensen waren. We zaten
in een prachtig hok in de kamer en
we konden naar de kerstboom kij
ken en naar het zingen luisteren.
De vader wilde konijnenboutjes
eten, maar de mama bracht ons
terug naar het bos. En voor Pasen
kwam in de greppel het witte konijn
bij ons zitten om ons over Pasen te
vertellen.
Het witte konijn dat er ineens was
en het zo wit was a/s sneeuw. En nu
is het bijna weer kerstfeest. Het is
zo vervelend om alleen maar hier te
zitten.
Nijntje luisterde aandachtig, met
haar kopje scheef.
„Ja, dat is waar", antwoordde ze.
Maar wat zou jij dan willen doen?
Naar de mensen gaan? Wij zijn nu
lekkere dikke konijnen. Ze eten ons
zeker op als ze ons vinden,
„Je hebt gelijk", zei Bobo, „maar ik
zou zo graag ook dit jaar wat bele
ven.