De wethouder werkt te hard
De Nederlandse wethouder:
een paar cijfers
„Ze moeten er geen
drama van gaan maken"
Professor Ruiter: „Er moet een fundamentele
politieke discussie komen over de aanvaardbare
hoogte van werkweken van bestuurders"
Wethouder Jan Wagenaar:
Kwaliteit werk
in gevaar door
veel te
lange werkweken
reportage
DONDERDAG 5 JUN11980
(van onze verslaggever Marnix Kreyns)
ENSCHEDE - De wethouder werkt te hard. De meeste van de ruim
2000 wethouders In Nederland maken werkweken van vijftig tot zes
tig en meer uur. En dat vervult professor mr. D. W. P. Ruiter, hoogle
raar bestuurskunde aan de Technische Hogeschool Twente, met
grote zorg. „Niet In de eerste plaats uit medeleven met de wethouders
zelf en hun gezinnen, ofschoon dat, vooral wat de gezinnen betreft,
geen ongepaste emotie Is. Mijn eerste zorg als bestuursjurist betreft
toch de gevolgen van té lange werkweken voor het functioneren van
onze gemeentelijke representatieve democratleén. Die zorg wortelt in
de plausibele stelregel dat bij de gemiddelde mens - dus ook de
gemiddelde wethouder - een toename van het aantal arbeidsuren per
week boven een bepaalde maat gepaard zal gaan met een verminde
ring van de kwaliteit van het totale werk dat hij In die week verricht.
In het geval van de wethouder kan zo'n vermindering van de kwali
teit van zijn totale functioneren betekenen dat de formele politieke
verantwoordelijkheid die hij in zijn gemeente draagt, materieel niet
wordt waargemaakt. Het gemeentelijk democratisch bestel dreigt
daarmee een fictie te worden: een spel dat niet omwille van de uit
komst, maar als een tijdrovende rituele bezigheid wordt gehand
haafd".
Aldus de professor jongstleden dins
dagmorgen tijdens zijn inleiding op het
jaarcongres van de Vereniging van Ne
derlandse Gemeenten (VNG). Dat
tweedaagse congres stond dit keer in
het teken van de positie en het func
tioneren van de wethouder in Neder
land. En hoewel de ruim 1800 con
gresgangers ook de positie en het func
tioneren van de krentewegge en de
bittergarnituur niet heeft kunnen ont
gaan, is er dinsdag en woensdag inder
daad een heleboel gezegd over de wet
houder In verschillende discussie
groepen spraken met elkaar ruim 300
burgemeesters. 300 gemeentese
cretarissen, 200 raadsleden en 860 wet
houders. Zij deden dat aan de hand van
de inleidingen van professor Ruiter en
de Drontense wethouder mevrouw H. J.
D A. Blink-Koning - die over haar eigen
ervaringen als wethouder vertelde - en
aan de hand van het door de VNG sa
mengestelde boekje ..Wethouders in
Nederland, een onderzoek naar hun
positie en functioneren". De afdeling
Sociaal, Geografisch en Bestuurskun
dig Onderzoek van de VNG enquèt-
teerde daartoe alle 2061 wethouders in
Nederland en interviewde
steeksproefgewijs zestig van hen. El
ders op deze pagina een aantal cijfers
die dat onderzoek opleverde.
VIJF CATEGORIÉN
Terug naar de inleiding van professor
Ruiter Met het rapport van de VNG
deelde hij de taken van de wethouder
als volgt in vijf categorieën in:
1. Activiteiten met betrekking tot het
college van burgemeester en wethou
ders;
2. Activiteiten met betrekking tot de
gemeenteraad en zijn commissies,
3. Activiteiten met betrekking tot het
ambtelijk apparaat;
4. Activiteiten met betrekking tot de
bevolking en maatschapelijke organi
saties;
5. Overige activiteiten, waaronder die
in het verband van gemeentelijke sa-
menwerkingslichamen en dergelijke,
fracties, contacten met hogere over
heden en partij-activiteiten
Om vervolgens aan te tonen dat vrij
wel alle wethouders, zowel de full-ti
mers in gemeenten boven 30.000 in
woners als de part-timers in kleinere
gemeenten, met dat takenpakket ruim
schoots over de veertig-urige werk
week heenschieten Bij de part-time
wethouders gebeurt dat dan in com
binatie met hun andere werkzaamhe
den.
Die gegevens nopen volgens Ruiter
tot herbezinning. Allereerst bij de wet
houders en hun lokale wederpartijen
binnen de lokale politieke systemen
zelf, waarover later meer. Maar zeker
ook bij het ministerie van Binnenlandse
Zaken. Want volgens Ruiter is het zon
der meer duidelijk dat de omvang van
een gemeente, waar het wethou
derschap noodzakelijkerwijs een full ti
me baan moet zijn, ruimschoots onder
de 30.000 inwoners ligt. Volgens pro
fessor Ruiter moet een wethouder in
een gemeente tussen de 14.000 en
24.000 inwoners drie tot vijf volle dagen
per week de tijd hebben voor zijn wet
houderschap, wil hij die functie naar
behoren kunnen uitoefenen. In een
gemeente tussen de 24.000 en 30.000
zouden er zelfs al zo'n zes volle werk
dagen per week voor nodig zijn. Ruiter:
„De onderzoeksgegevens tonen aan
dat het wethouderschap pas in ge
meenten boven de 30.000 inwoners
een volledige functie vormt Herope
ning van de politieke discussie op dit
punt is zonder meer geboden.
Ik kan mij wel voorstellen dat de re
gering met zorg mogelijke financiële
konsekwenties op zich af ziet komen.
Maar ook als zij die konsekwenties niet
zou willen aanvaarden, dan nog zal zij
voor de bepaling van de weddehoogte
van wethouders in gemeenten met
minder dan 30.000 inwoners een ander
criterium moeten kiezen dan de ..part
time "-fictie. Het is dan nog altijd beter
voor wethouders in gemeenten van on
geveer 18.000 inwoners om te weten
wat zijn inzet als erkend ..full timer" de
regering nu wel waard is. dan om geho
noreerd te blijven worden op grondslag
van een onwaar uitgangspunt. On
houdbare ficties zijn demoraliserend"
ASSISTENTEN HEILLOOS
Maar, zoals gezegd, Ruiter vindt het
ook hoognodig dat de wethouders zelf
zich op hun manier van werken bezin
nen Ruiter: „Het is mijn overtuiging dat
de gemiddelde lengte van de werkwe
ken van wethouders in gemeenten van
elke omvang bekort zal moeten wor
den. De kwaliteit van hun arbeid is
daarmee gemoeid
Om die bekorting te bereiken zie ik
overigens nauwelijks enig heil in allerlei
nieuwe institutionele maatregelen zoals
wethoudersassistenten, waarnemende
wethouders of verdere uitbreiding van
het aantal wethouders Dat soort
maatregelen kan best om andere rede
nen nuttig zijn", zo meent professor
Ruiter, „maar de tijdsbelasting van de
wethouders zal er nauwelijks door ver
minderen. We weten allemaal dat dit
soort maatregelen nog méér deelne
mers aan het politieke en bestuurlijke
spel oplevert. En hoe groter het aantal
deelnemers aan dat spel is. des te meer
tijd zijn alle deelnemers aan elkaar
kwijt".
Dat is dus het tegendeel van een op
lossing. Wat dan wel? Volgens profes
sor Ruiter zal een werkelijke verande
ring moeten worden gezocht in een
rechtstreekse aanpak van de wethou-
derlijke tijdsbesteding zelf. Tot de ver
zamelde wethouders op het congres zei
de professor dinsdagmorgen: „U zult.
wethouders, uw tijdsbesteding moeten
gaan reorganiseren. En uw weder
partijen binnen de gemeenten zullen
een dergelijke reorganisatie mogelijk
moeten maken. Daartoe is het vooral
nodig dat de absolute werkbelasting en
de relatieve tijdsbesteding direct
onderwerp van politieke discussie kun
nen worden. En wel in tweeërlei op
zicht.
In de eerste plaats: wethouders
moeten zonder valse schaamte wen
sen en eisen die een beroep op hun tijd
doen. van de politieke kanttekening
kunnen voorzien dat de omvang van en
het evenwicht in hun tijdsbesteding
daarmee tevens aan de orde is
In de tweede plaats: wethouders die
hun plicht tot een goede tijdsbesteding
zélf verwaarlozen, moeten daarop at
tent kunnen worden gemaakt door an
dere partijen in het lokaal bestuur
Volgens professor Ruiter is het in het
lokale bestel - maar ook elders in het
openbaar bestuur-nog geen „bonton"
om op een dergelijke wijze met elkaar te
discussiëren. Ruiter „Publieke mede
delingen over lange werkweken van
politici en hun ambtelijke medewerkers
geschieden vaak nog te veel in een
sfeer van trots op eigen of respect voor
andermans uithoudingsvermogen Of
er is in de reacties op die mededelingen
sprake van een zekere onverschillig
heid ten aanzien van mensen „die dat
nu eenmaal zelf hebben gewild"
Het wordt echter mede in het belang
van de democratie tijd dat die trots, dat
respect en die onverschilligheid plaats
maken voor meer genuanceerde hou
dingen". aldus professor Ruiter tot het
congres.
HOE TIJD VERDELEN?
In zijn inleiding wilde Ruiter de verga
dering niet voorschrijven hoe een en
ander zou moeten gebeuren. Daarover
zou gediscussieerd moeten worden.
Maar hij kon wel enige maatstaven
aangeven die als gespreksuit-
gangspunten zouden kunnen dienen
Twee vragen leken hem daarbij rele
vant:
1Hoe lang mag een wethouder per
week werken?
2. Hoe moet hij zijn beschikbare tijd
verdelen over zijn deeltaken9
Op de eerste vraag had de pro
fessor een vrij duidelijk antwoord, „Wij
hebben een algemeen ideaal dat de
werkweek maximaal veertig uren - zo
niet minder - mag omvatten Nu wil ik
niet kinderachtig zijn en daarom enige
ruimte laten voor de overweging dat de
verantwoordelijkheden van het wet
houdersambt wat extra arbeidsuren per
week rechtvaardigen Maar het aan
vaardbare maximum ligt voor mij toch
bij ongeveer vijftig uren per week. Laten
wij zeggen voor een officiële „full time"
wethouder zes en halve werkdag van
acht uren per week Voor officiële „part
timewethouders moet dit evenredig
verminderd worden".
Ook op de tweede vraag - hoe moet
de wethouder, binnen de maximum
grenzen, zijn tijd over de verschillende
deeltaken verdelen? - trachtte profes
sor Ruiter een antwoord te geven.
Daarover zei hij onder meer. „Dat ant
woord vloeit voort uit de opvatting dat uit
een oogpunt van lokale democratie het
meest wezenlijke onderdeel van het
wethoudersambt zijn „draaischijf-
functie is.
Met „draaischijf'-functie bedoel ik
de wethouderlijke taak om - binnen
en buiten zijn portefeuille - even
wichtige relaties te bevorderen tus
sen de bevolking, de gemeenteraad
en zijn commissies, het college van
burgemeester en wethouders in zijn
geheel en het gemeentelijk ambtelijk
apparaat.
De wethouder kan als het ware wor
den beschouwd als een draaischijf op
het spoorwegemplacement van de ge
meentelijke overheid, die met een ze
kere regelmaat zijn aandacht moet
verleggen van relatiesoort naar rela
tiesoort. Ik merk overigens op dat bur
gemeesters ook zo kunnen worden ge
zien. maar over die hebben wij het van
daag niet.
AANDACHT VERLEGGEN
Alleen door die aandacht regelmatig
van relatiesoort naar relatiesoort te
verleggen, kan de wethouder er mede
voor zorgen dat de beleidswensen van
bevolking en gemeenteraad tijdig het
college van burgemeester en wethou
ders en het ambtelijk apparaat bereiken
en dat de „respons" daarop de terug
reis goed volbrengt.
Een en ander betekent dat de aan elk
van de deeltaken van de „draaischijf'-
functie te besteden tijdshoeveelheden
niet afzonderlijk maar gemeen
schappelijk moeten worden be
schouwd Dit met het oog op het berei
ken van een onderling evenwicht.
Om het heel pregnant te stellen: een
wethouder die 99% van zijn tijd praat
met raadsleden, in het college en op
inspraakavonden en slechts voor 1%
van zijn tijd aandacht geeft aan het
ambtelijk apparaat, moet niet verbaasd
zijn als de „input" aan wensen niet ge
volgd wordt door een „output" aan be
leid dat aan die wensen beantwoordt.
En een wethouder die zich voor 99%
van zijn tijd ingraaft in de ambtelijke
bureaucratie, moet geen al te hoge
verwachtingen hebben van de bijdrage
die hij levert aan het „voeden" van dat
apparaat met externe informatie Zo
eenvoudig ligt dat in de geschetste ex
treme gevallen Moeilijker wordt de
vraag naar het evenwicht in minder ex
treme situaties. Dan gaan politieke in
zichten een rol spelen"
Overigens leek ook professor
Ruiter niet zo heel snel te kunnen
aangeven, waar de wethouder dan
precies tot een inkrimping van een
deel van zijn taken zou kunnen ko
men. Reden om te veronderstellen
dat zijn gehoor wel eens de moed in
de schoenen gezonken zou kunnen
zijn en nog slechts zou verzuchten
dat er toch niets aan te veranderen
is. „Maar", zo zei professor Ruiter,
„Ik vind dat we zover nog niet zijn.
Fundamentele politieke discussies
over de aanvaardbare hoogte van
werkweken van bestuurders, over
hun tljdsverdeling daarbinnen en
over de manier waarop daarin ver
betering kan komen, zijn bij mijn
weten nog niet gehouden. Pas als die
discussies zijn gevoerd en géén re
sultaten hebben opgeleverd, mogen
wij het hoofd in de schoot leggen.
Voor die tijd niet".
LEUSDEN - Midden vorig jaar
telde ons land 2.061 wethouders,
verdeeld over 818 gemeenten.
Het merendeel (70%) van die
achthonderd gemeenten be
schikte over niet meer dan twee
wethouders, het wettelijke mini
mum. Bij de rest varieerde dit
aantal van drie tot negen wethou
ders per gemeente. Ruim 2.000
wethouders dus in Nederland,
waarbij de bejaarde wethouder
(65 jaar en ouder) bijna niet (meer)
voorkomt. Tien jaar geleden be
hoorde nog 13% van de wethou
ders tot die leeftijdscategorie. De
groep „dertigers" is duidelijk
toegenomen (nu bijna 20%).
Er Is, vergeleken met 1968, een
duidelijke verjonging onder de
wethouders te constateren. Naar
schatting is de gemiddelde leef
tijd de laatste tien jaar gedaald
van 55 naar 49 jaar.
Het wethouderschap blijkt nog
overwegend een mannenaange-
legenheid te zijn. Vrouwen be
zetten maar 7% van de wethou
dersplaatsen, een bezet
tingsgraad die niet noemen
swaard wordt beïnvloed door de
gemeentegrootte. Allen de vier
allergrootste gemeenten kennen
relatief meer vrouwelijke wet
houders (13%).
Bijna 60% van de wethouders
heeft een (voor)opleiding geno
ten die ligt op mavo/havo-niveau.
Ongeveer 30% komt van het ho
ger beroeps- of wetenschappelijk
onderwijs. Deze laatste groep is
relatief wat sterker vertegen
woordigd bij de grotere gemeen
ten. In kleine gemeenten zijn wet
houders part-time werkzaam
(meer dan 80%) en In de grotere
gemeenten (vanaf 30.000 inwo
ners) full-time (meer dan 90%).
Daar tussenin zit de groep ge
meenten van 14.000 tot 30.000
inwoners. Deze In totaal 154 ge
meenten vormen een overgangs
categorie, waar de keuze tussen
part-time en full-time niet zo een
voudig lijkt. Vast staat wel, dat het
full-tlme functioneren in de prak
tijk al regel is In gemeenten van
24.000 Inwoners.
Alleen in gemeenten tot 14.000
inwoners Is sprake van een over
wegend part-time functioneren.
Van de part-time wethouders
blijkt 30% een zelfstandig beroep
uit te oefenen. Ruim 50% van hen
verricht andere werkzaamheden
in loondienst (particulier en
(semi-)overheid). De resterende
20% verricht ander werk, zoals
betaalde of onbetaalde advise
ring aan derden.
BESTUURLIJKE ERVARING
Voor 90% van de sinds sep
tember 1978 zittende wethouders
Is de functie helemaal nieuw. Er
ging bij de groep zelfs geen pe
riode als raadslid aan vooraf. Op
vallend hoog is het percentage
wethouders dat bij verkiezing in
1978 wel ervaring als raadslid had
opgedaan, maar voor wie het be
kleden van wethoudersfunctie
zelf een nieuwe stap betekende.
Dat percentage is 40. Slechts een
kleine meerderheid der wethou
ders Is ten minste één raadspe
riode als wethouder werkzaam.
Bij vragen naar de politieke
achtergrond bleek dat een kwart
van de wethouders in Nederland
tot een plaatsgebonden groepe
ring behoort. Voor bijna de helft
van de wethouders in gemeenten
tot 6.000 inwoners is dat het ge
val. Daarboven loopt hun aantal
langzaam terug (van 30% naar
11% In gemeenten tot 60.000 In
woners). Opmerkelijk is dat de
„plaatsgebonden" wethouder
veelal wel (56%) lid is van een
landelijke politieke partij.
AANTAL WETHOUDERS
In de gemeentewet staat
hoeveel wethouders een ge
meente tenminste moet tellen. In
beginsel zijn er in gemeenten niet
minder dan 20.000 inwoners twee
wethouders, un die van 20.000 tot
100.000 inwoners drie of vieren In
die van 100.000 Inwoners en meer
vier, vijf of zes.
Met goedkeuring van gedepu
teerde staten kan de gemeente
raad van deze regeling afwijken.
Van deze mogelijkheid Is In veel
gemeenten gebruik gemaakt. Zo
is in de categorie gemeenten tus
sen 14.000 en 20.000 Inwoners, In
bijna tweederde van de gemeen
ten een wethouder boven het
wettelijk maximum werkzaam.
Hetzelfde geldt voor de gemeen
ten in de categorie van 60.000 tot
100.000 inwoners.
Als reden voor uitbreiding van
het college noemt 9% van de wet
houders het inwonertal. Politieke
motieven (vooral In gemeenten
boven 100.000 inwoners) voert
26% aan, terwijl de resterende
60% bestuurlijk-in-houdelijke re
denen opgeeft. Die laatste cate
gorie overheerst In de gemeenten
van 14.000-18.000 inwoners en
18.000-24.000 Inwoners.
VAKKENNIS WETHOUDER
Vinden de wethouders hun
vakkennis over het algemeen
voldoende om de ambtelijke in
formatie, die zij in het proces van
beleidsvoorbereiding voorge
schoteld krijgen, goed te verwer
ken en daaraan richting te geven?
Bijna 90% van de wethouders
oordeelt zichzelf In staat tot het
laatste. Slechts 7% Is het tegen
gestelde van mening. Beide per
centages vertonen per grootte
van de gemeente nauwelijks ver
schillen. Iets minder - zij het
weinig - tevreden zijn de wethou
ders over de omvang en de kwa
liteit van het ambtelijk apparaat.
Ongeveer één vijfde van de wet
houders Is van mening dat om
vang en/of kwaliteit onvoldoende
zijn (in gemeenten van 60.000-
100.000 Inwoners is zelfs één
derde van de wethouders dat
oordeel toegedaan).
TIJDSBESTEDING VAN DE
WETHOUDER
Er wordt wel eens gezegd dat
voor bestuurders een dubbele
werkweek geldt. Hoe dan ook, In
leder geval vindt 11 van de wet
houders in Nederland dat die si
tuatie voor hen opgaat. Zij geven
op 61 uur of meer per week met
het wethoudersambt bezig te zijn.
Tot die groep van 11% behoort de
helft van de wethouders uit de
middelgrote en grote gemeenten
(30.1000-100.000 inwoners en
100.000-200.000 inwoners) en
bijna al hun collega's uit de vier
grote steden.
In de kleinere gemeenten (on
der de 30.000 inwoners)
schommelt het aantal uren dat
een wethouder aan zijn functie
besteedt tussen 16 en 60 uur. De
tabel geeft aan hoeveel wethou
ders méér dan 40 uur per week
aan hun functie besteden:
gemeentegrootte
wethouders met meer dan
40 uur per week
10-14 000 inw. 16
14-18 000 inw 24
18-24.000 inw. 42
24-30.000 inw. 62
De tijdrovende functie biedt
weinig gelegenheid voor een
tweede baan en voor andere be
zigheden die los staan van het
wethoudersambt. Zeker is dat het
geval in de allergrootste ge
meenten, maar ook al in ge
meenten met tussen de 30.000 en
60.000 inwoners blijkt meer dan
de helft van de wethouders nau
welijks toe te komen aan andere
werkzaamheden dan zijn bezig
heden als wethouder. Zelfs In de
allerkleinste groep gemeenten
(0-3.000 inwoners) besteedt zo'n
75% van de wethouders gemid
deld meer dan 11 uur per week
aan de wethouders(blj)baan. In de
gemeenten van 3.000-6.000 in
woners en 6.000-10.000 Inwoners
besteedt het merendeel van de
wethouders al meer dan 21 uur
per week aan het ambtswerk.
(van een onzer verslaggevers)
LEUSDEN - „Inderdaad, werk
weken van vijftig of zestig uur zijn
normaal. Maar daar moeten ze
nou ook weer geen drama van
maken."
Dat is de mening van WD-wet-
houder Jan Wagenaar, die als
enige van de drie Leusdense wet
houders niet naar het congres
van de Vereniging Nederlandse
Gemeenten is geweest Al ruim
zes jaar combineert hij nu het
part-time wethouderschap met
een drukke baan. Wat volgens
Wagenaar best te doen is. „Kijk",
zegt hij, „het ligt natuurlijk vooral
aan jezelf, aan de manier waarop
je het doet. In het begin moest ik
er misschien wat meer tijd aan
besteden dan nu. Maar op een
gegeven moment raak je inge
speeld op je ambtenaren en dan
gaat het best. Het is een kwestie
van vertrouwen. Op een gegeven
moment weten die knullen wel
welke kant je op wil en dan moet je
ook het nodige aan ze over dur
ven laten."
„Je moet niet op de stoel van de
ambtenaar willen zitten. Er zijn wel
wethouders die veel ambtelijke din
gen zelf willen aanpakken, maar
volgens mij ben je dan op de ver
keerde weg. Dan kom je zelf in tijd
nood en bovendien frustreer je je
ambtenaren Als ik achter iedere
bouwvergunning zelf aan zou gaan
lopen, dan zou het misschien wel
sneller gaan. Maar dat moet je toch
niet doen
Gevraagd naar het aantal uren
dat Wagenaar gemiddeld per week
aan zijn wethouderschap moet be
steden, komt hij tot een schatting
van zo'n dertig veertig uur. Het
zwaartepunt ligt daarbij in de
avonduren en het weekend Veel
avondvergaderingen, op vnjdag-
avond het spreekuur en in het
weekend „de tassen" doornemen
„Maar", zegt Wagenaar, „dat weet
je vantevoren Bovendien denk ik
dat wethouders toch een bepaald
soort mensen zijn. Ik bedoel, toen ik
nog in Leeuwarden woonde en geen
wethouder was, toen had ik ook een
aantal bestuursfuncties Zat ik ook
vaak 's avonds te vergaderen en
was ik in het weekend voor de
voetbalvereniging of weet-ik-wat op
stap En als ik een keer met het
wethouderschap ophoud, dacht je
dan echt dat ik thuis ging zitten niks
doen?"
Daarmee geeft Wagenaar tevens
aan welk karakter het wethouder
schap voor hem heeft; „het is een
liefhebberij Zuiver als een beroep
zou ik het nooit willen doen Dan kan
ik me voorstellen dat die lange
werkweken je opbreken Maar in
mijn situatie is dat niet zo. Het is juist
die afwisseling tussen mijn werk en
het wethouderschap, dat het leuk
maakt Ik ben het dan ook niet met
die professor eens dat die lange we
ken ten koste van de kwaliteit van je
werk zouden moeten gaan Dat is
misschien zo wanneer je alsmaar
met hetzelfde bezig bent, maar niet
zolang je het als een liefhebberij be
schouwt."
Volgens Jan Wagenaar ligt het
zwaartepunt van het wethouder
schap in het werk voor het college
vanbenw Wagenaar „Wat er in de
commissie en de raad naar buiten
komt is echt maar het topje van wat
er gebeurt Bekijk deze agenda van
een willekeurige college-vergade
ring maar eens. Daar staan bijna
veertig punten op en ik denk dat er
hoogstens zo'n drie of vier uitmon
den in voorstellen aan de raad. De
rest zijn allemaal zaken die wel af
gehandeld moeten worden, maar
die niet zo direkt naar buiten komen
Daardoor is het voor de buitenwacht
ook niet zo duidelijk dat in het col
lege het zwaartepunt van het werk
ligt."
Is de omvang van het werk voor
Jan Wagenaar niet bezwaarlijk, hij
vindt dat er wel een knelpunt zit in de
vergoeding die een wethouder voor
zijn werk krijgt Wagenaar: „Op pa
pier lijkt dat misschien heel wat, dat
bedrag dat een wethouder krijgt.
Maar je moet niet vergeten de fis
cus telt dat gewoon op bij je overige
inkomsten en ik kan je verzekeren
dat er dan echt niet zoveel meer
overblijft Ik vind dat daar eens wat
aan gedaan moet worden. Ik hoef
die centen echt niet belastingvrij te
hebben, maar er moet tegenover het
wethouderschap een redelijke ver
goeding kunnen staan. En dat is nu
niet het geval."