De wethouder werkt te hard De Nederlandse wethouder: een paar cijfers „Ze moeten er geen drama van gaan maken" Professor Ruiter: „Er moet een fundamentele politieke discussie komen over de aanvaardbare hoogte van werkweken van bestuurders" Wethouder Jan Wagenaar: Kwaliteit werk in gevaar door veel te lange werkweken reportage DONDERDAG 5 JUN11980 (van onze verslaggever Marnix Kreyns) ENSCHEDE - De wethouder werkt te hard. De meeste van de ruim 2000 wethouders In Nederland maken werkweken van vijftig tot zes tig en meer uur. En dat vervult professor mr. D. W. P. Ruiter, hoogle raar bestuurskunde aan de Technische Hogeschool Twente, met grote zorg. „Niet In de eerste plaats uit medeleven met de wethouders zelf en hun gezinnen, ofschoon dat, vooral wat de gezinnen betreft, geen ongepaste emotie Is. Mijn eerste zorg als bestuursjurist betreft toch de gevolgen van té lange werkweken voor het functioneren van onze gemeentelijke representatieve democratleén. Die zorg wortelt in de plausibele stelregel dat bij de gemiddelde mens - dus ook de gemiddelde wethouder - een toename van het aantal arbeidsuren per week boven een bepaalde maat gepaard zal gaan met een verminde ring van de kwaliteit van het totale werk dat hij In die week verricht. In het geval van de wethouder kan zo'n vermindering van de kwali teit van zijn totale functioneren betekenen dat de formele politieke verantwoordelijkheid die hij in zijn gemeente draagt, materieel niet wordt waargemaakt. Het gemeentelijk democratisch bestel dreigt daarmee een fictie te worden: een spel dat niet omwille van de uit komst, maar als een tijdrovende rituele bezigheid wordt gehand haafd". Aldus de professor jongstleden dins dagmorgen tijdens zijn inleiding op het jaarcongres van de Vereniging van Ne derlandse Gemeenten (VNG). Dat tweedaagse congres stond dit keer in het teken van de positie en het func tioneren van de wethouder in Neder land. En hoewel de ruim 1800 con gresgangers ook de positie en het func tioneren van de krentewegge en de bittergarnituur niet heeft kunnen ont gaan, is er dinsdag en woensdag inder daad een heleboel gezegd over de wet houder In verschillende discussie groepen spraken met elkaar ruim 300 burgemeesters. 300 gemeentese cretarissen, 200 raadsleden en 860 wet houders. Zij deden dat aan de hand van de inleidingen van professor Ruiter en de Drontense wethouder mevrouw H. J. D A. Blink-Koning - die over haar eigen ervaringen als wethouder vertelde - en aan de hand van het door de VNG sa mengestelde boekje ..Wethouders in Nederland, een onderzoek naar hun positie en functioneren". De afdeling Sociaal, Geografisch en Bestuurskun dig Onderzoek van de VNG enquèt- teerde daartoe alle 2061 wethouders in Nederland en interviewde steeksproefgewijs zestig van hen. El ders op deze pagina een aantal cijfers die dat onderzoek opleverde. VIJF CATEGORIÉN Terug naar de inleiding van professor Ruiter Met het rapport van de VNG deelde hij de taken van de wethouder als volgt in vijf categorieën in: 1. Activiteiten met betrekking tot het college van burgemeester en wethou ders; 2. Activiteiten met betrekking tot de gemeenteraad en zijn commissies, 3. Activiteiten met betrekking tot het ambtelijk apparaat; 4. Activiteiten met betrekking tot de bevolking en maatschapelijke organi saties; 5. Overige activiteiten, waaronder die in het verband van gemeentelijke sa- menwerkingslichamen en dergelijke, fracties, contacten met hogere over heden en partij-activiteiten Om vervolgens aan te tonen dat vrij wel alle wethouders, zowel de full-ti mers in gemeenten boven 30.000 in woners als de part-timers in kleinere gemeenten, met dat takenpakket ruim schoots over de veertig-urige werk week heenschieten Bij de part-time wethouders gebeurt dat dan in com binatie met hun andere werkzaamhe den. Die gegevens nopen volgens Ruiter tot herbezinning. Allereerst bij de wet houders en hun lokale wederpartijen binnen de lokale politieke systemen zelf, waarover later meer. Maar zeker ook bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Want volgens Ruiter is het zon der meer duidelijk dat de omvang van een gemeente, waar het wethou derschap noodzakelijkerwijs een full ti me baan moet zijn, ruimschoots onder de 30.000 inwoners ligt. Volgens pro fessor Ruiter moet een wethouder in een gemeente tussen de 14.000 en 24.000 inwoners drie tot vijf volle dagen per week de tijd hebben voor zijn wet houderschap, wil hij die functie naar behoren kunnen uitoefenen. In een gemeente tussen de 24.000 en 30.000 zouden er zelfs al zo'n zes volle werk dagen per week voor nodig zijn. Ruiter: „De onderzoeksgegevens tonen aan dat het wethouderschap pas in ge meenten boven de 30.000 inwoners een volledige functie vormt Herope ning van de politieke discussie op dit punt is zonder meer geboden. Ik kan mij wel voorstellen dat de re gering met zorg mogelijke financiële konsekwenties op zich af ziet komen. Maar ook als zij die konsekwenties niet zou willen aanvaarden, dan nog zal zij voor de bepaling van de weddehoogte van wethouders in gemeenten met minder dan 30.000 inwoners een ander criterium moeten kiezen dan de ..part time "-fictie. Het is dan nog altijd beter voor wethouders in gemeenten van on geveer 18.000 inwoners om te weten wat zijn inzet als erkend ..full timer" de regering nu wel waard is. dan om geho noreerd te blijven worden op grondslag van een onwaar uitgangspunt. On houdbare ficties zijn demoraliserend" ASSISTENTEN HEILLOOS Maar, zoals gezegd, Ruiter vindt het ook hoognodig dat de wethouders zelf zich op hun manier van werken bezin nen Ruiter: „Het is mijn overtuiging dat de gemiddelde lengte van de werkwe ken van wethouders in gemeenten van elke omvang bekort zal moeten wor den. De kwaliteit van hun arbeid is daarmee gemoeid Om die bekorting te bereiken zie ik overigens nauwelijks enig heil in allerlei nieuwe institutionele maatregelen zoals wethoudersassistenten, waarnemende wethouders of verdere uitbreiding van het aantal wethouders Dat soort maatregelen kan best om andere rede nen nuttig zijn", zo meent professor Ruiter, „maar de tijdsbelasting van de wethouders zal er nauwelijks door ver minderen. We weten allemaal dat dit soort maatregelen nog méér deelne mers aan het politieke en bestuurlijke spel oplevert. En hoe groter het aantal deelnemers aan dat spel is. des te meer tijd zijn alle deelnemers aan elkaar kwijt". Dat is dus het tegendeel van een op lossing. Wat dan wel? Volgens profes sor Ruiter zal een werkelijke verande ring moeten worden gezocht in een rechtstreekse aanpak van de wethou- derlijke tijdsbesteding zelf. Tot de ver zamelde wethouders op het congres zei de professor dinsdagmorgen: „U zult. wethouders, uw tijdsbesteding moeten gaan reorganiseren. En uw weder partijen binnen de gemeenten zullen een dergelijke reorganisatie mogelijk moeten maken. Daartoe is het vooral nodig dat de absolute werkbelasting en de relatieve tijdsbesteding direct onderwerp van politieke discussie kun nen worden. En wel in tweeërlei op zicht. In de eerste plaats: wethouders moeten zonder valse schaamte wen sen en eisen die een beroep op hun tijd doen. van de politieke kanttekening kunnen voorzien dat de omvang van en het evenwicht in hun tijdsbesteding daarmee tevens aan de orde is In de tweede plaats: wethouders die hun plicht tot een goede tijdsbesteding zélf verwaarlozen, moeten daarop at tent kunnen worden gemaakt door an dere partijen in het lokaal bestuur Volgens professor Ruiter is het in het lokale bestel - maar ook elders in het openbaar bestuur-nog geen „bonton" om op een dergelijke wijze met elkaar te discussiëren. Ruiter „Publieke mede delingen over lange werkweken van politici en hun ambtelijke medewerkers geschieden vaak nog te veel in een sfeer van trots op eigen of respect voor andermans uithoudingsvermogen Of er is in de reacties op die mededelingen sprake van een zekere onverschillig heid ten aanzien van mensen „die dat nu eenmaal zelf hebben gewild" Het wordt echter mede in het belang van de democratie tijd dat die trots, dat respect en die onverschilligheid plaats maken voor meer genuanceerde hou dingen". aldus professor Ruiter tot het congres. HOE TIJD VERDELEN? In zijn inleiding wilde Ruiter de verga dering niet voorschrijven hoe een en ander zou moeten gebeuren. Daarover zou gediscussieerd moeten worden. Maar hij kon wel enige maatstaven aangeven die als gespreksuit- gangspunten zouden kunnen dienen Twee vragen leken hem daarbij rele vant: 1Hoe lang mag een wethouder per week werken? 2. Hoe moet hij zijn beschikbare tijd verdelen over zijn deeltaken9 Op de eerste vraag had de pro fessor een vrij duidelijk antwoord, „Wij hebben een algemeen ideaal dat de werkweek maximaal veertig uren - zo niet minder - mag omvatten Nu wil ik niet kinderachtig zijn en daarom enige ruimte laten voor de overweging dat de verantwoordelijkheden van het wet houdersambt wat extra arbeidsuren per week rechtvaardigen Maar het aan vaardbare maximum ligt voor mij toch bij ongeveer vijftig uren per week. Laten wij zeggen voor een officiële „full time" wethouder zes en halve werkdag van acht uren per week Voor officiële „part timewethouders moet dit evenredig verminderd worden". Ook op de tweede vraag - hoe moet de wethouder, binnen de maximum grenzen, zijn tijd over de verschillende deeltaken verdelen? - trachtte profes sor Ruiter een antwoord te geven. Daarover zei hij onder meer. „Dat ant woord vloeit voort uit de opvatting dat uit een oogpunt van lokale democratie het meest wezenlijke onderdeel van het wethoudersambt zijn „draaischijf- functie is. Met „draaischijf'-functie bedoel ik de wethouderlijke taak om - binnen en buiten zijn portefeuille - even wichtige relaties te bevorderen tus sen de bevolking, de gemeenteraad en zijn commissies, het college van burgemeester en wethouders in zijn geheel en het gemeentelijk ambtelijk apparaat. De wethouder kan als het ware wor den beschouwd als een draaischijf op het spoorwegemplacement van de ge meentelijke overheid, die met een ze kere regelmaat zijn aandacht moet verleggen van relatiesoort naar rela tiesoort. Ik merk overigens op dat bur gemeesters ook zo kunnen worden ge zien. maar over die hebben wij het van daag niet. AANDACHT VERLEGGEN Alleen door die aandacht regelmatig van relatiesoort naar relatiesoort te verleggen, kan de wethouder er mede voor zorgen dat de beleidswensen van bevolking en gemeenteraad tijdig het college van burgemeester en wethou ders en het ambtelijk apparaat bereiken en dat de „respons" daarop de terug reis goed volbrengt. Een en ander betekent dat de aan elk van de deeltaken van de „draaischijf'- functie te besteden tijdshoeveelheden niet afzonderlijk maar gemeen schappelijk moeten worden be schouwd Dit met het oog op het berei ken van een onderling evenwicht. Om het heel pregnant te stellen: een wethouder die 99% van zijn tijd praat met raadsleden, in het college en op inspraakavonden en slechts voor 1% van zijn tijd aandacht geeft aan het ambtelijk apparaat, moet niet verbaasd zijn als de „input" aan wensen niet ge volgd wordt door een „output" aan be leid dat aan die wensen beantwoordt. En een wethouder die zich voor 99% van zijn tijd ingraaft in de ambtelijke bureaucratie, moet geen al te hoge verwachtingen hebben van de bijdrage die hij levert aan het „voeden" van dat apparaat met externe informatie Zo eenvoudig ligt dat in de geschetste ex treme gevallen Moeilijker wordt de vraag naar het evenwicht in minder ex treme situaties. Dan gaan politieke in zichten een rol spelen" Overigens leek ook professor Ruiter niet zo heel snel te kunnen aangeven, waar de wethouder dan precies tot een inkrimping van een deel van zijn taken zou kunnen ko men. Reden om te veronderstellen dat zijn gehoor wel eens de moed in de schoenen gezonken zou kunnen zijn en nog slechts zou verzuchten dat er toch niets aan te veranderen is. „Maar", zo zei professor Ruiter, „Ik vind dat we zover nog niet zijn. Fundamentele politieke discussies over de aanvaardbare hoogte van werkweken van bestuurders, over hun tljdsverdeling daarbinnen en over de manier waarop daarin ver betering kan komen, zijn bij mijn weten nog niet gehouden. Pas als die discussies zijn gevoerd en géén re sultaten hebben opgeleverd, mogen wij het hoofd in de schoot leggen. Voor die tijd niet". LEUSDEN - Midden vorig jaar telde ons land 2.061 wethouders, verdeeld over 818 gemeenten. Het merendeel (70%) van die achthonderd gemeenten be schikte over niet meer dan twee wethouders, het wettelijke mini mum. Bij de rest varieerde dit aantal van drie tot negen wethou ders per gemeente. Ruim 2.000 wethouders dus in Nederland, waarbij de bejaarde wethouder (65 jaar en ouder) bijna niet (meer) voorkomt. Tien jaar geleden be hoorde nog 13% van de wethou ders tot die leeftijdscategorie. De groep „dertigers" is duidelijk toegenomen (nu bijna 20%). Er Is, vergeleken met 1968, een duidelijke verjonging onder de wethouders te constateren. Naar schatting is de gemiddelde leef tijd de laatste tien jaar gedaald van 55 naar 49 jaar. Het wethouderschap blijkt nog overwegend een mannenaange- legenheid te zijn. Vrouwen be zetten maar 7% van de wethou dersplaatsen, een bezet tingsgraad die niet noemen swaard wordt beïnvloed door de gemeentegrootte. Allen de vier allergrootste gemeenten kennen relatief meer vrouwelijke wet houders (13%). Bijna 60% van de wethouders heeft een (voor)opleiding geno ten die ligt op mavo/havo-niveau. Ongeveer 30% komt van het ho ger beroeps- of wetenschappelijk onderwijs. Deze laatste groep is relatief wat sterker vertegen woordigd bij de grotere gemeen ten. In kleine gemeenten zijn wet houders part-time werkzaam (meer dan 80%) en In de grotere gemeenten (vanaf 30.000 inwo ners) full-time (meer dan 90%). Daar tussenin zit de groep ge meenten van 14.000 tot 30.000 inwoners. Deze In totaal 154 ge meenten vormen een overgangs categorie, waar de keuze tussen part-time en full-time niet zo een voudig lijkt. Vast staat wel, dat het full-tlme functioneren in de prak tijk al regel is In gemeenten van 24.000 Inwoners. Alleen in gemeenten tot 14.000 inwoners Is sprake van een over wegend part-time functioneren. Van de part-time wethouders blijkt 30% een zelfstandig beroep uit te oefenen. Ruim 50% van hen verricht andere werkzaamheden in loondienst (particulier en (semi-)overheid). De resterende 20% verricht ander werk, zoals betaalde of onbetaalde advise ring aan derden. BESTUURLIJKE ERVARING Voor 90% van de sinds sep tember 1978 zittende wethouders Is de functie helemaal nieuw. Er ging bij de groep zelfs geen pe riode als raadslid aan vooraf. Op vallend hoog is het percentage wethouders dat bij verkiezing in 1978 wel ervaring als raadslid had opgedaan, maar voor wie het be kleden van wethoudersfunctie zelf een nieuwe stap betekende. Dat percentage is 40. Slechts een kleine meerderheid der wethou ders Is ten minste één raadspe riode als wethouder werkzaam. Bij vragen naar de politieke achtergrond bleek dat een kwart van de wethouders in Nederland tot een plaatsgebonden groepe ring behoort. Voor bijna de helft van de wethouders in gemeenten tot 6.000 inwoners is dat het ge val. Daarboven loopt hun aantal langzaam terug (van 30% naar 11% In gemeenten tot 60.000 In woners). Opmerkelijk is dat de „plaatsgebonden" wethouder veelal wel (56%) lid is van een landelijke politieke partij. AANTAL WETHOUDERS In de gemeentewet staat hoeveel wethouders een ge meente tenminste moet tellen. In beginsel zijn er in gemeenten niet minder dan 20.000 inwoners twee wethouders, un die van 20.000 tot 100.000 inwoners drie of vieren In die van 100.000 Inwoners en meer vier, vijf of zes. Met goedkeuring van gedepu teerde staten kan de gemeente raad van deze regeling afwijken. Van deze mogelijkheid Is In veel gemeenten gebruik gemaakt. Zo is in de categorie gemeenten tus sen 14.000 en 20.000 Inwoners, In bijna tweederde van de gemeen ten een wethouder boven het wettelijk maximum werkzaam. Hetzelfde geldt voor de gemeen ten in de categorie van 60.000 tot 100.000 inwoners. Als reden voor uitbreiding van het college noemt 9% van de wet houders het inwonertal. Politieke motieven (vooral In gemeenten boven 100.000 inwoners) voert 26% aan, terwijl de resterende 60% bestuurlijk-in-houdelijke re denen opgeeft. Die laatste cate gorie overheerst In de gemeenten van 14.000-18.000 inwoners en 18.000-24.000 Inwoners. VAKKENNIS WETHOUDER Vinden de wethouders hun vakkennis over het algemeen voldoende om de ambtelijke in formatie, die zij in het proces van beleidsvoorbereiding voorge schoteld krijgen, goed te verwer ken en daaraan richting te geven? Bijna 90% van de wethouders oordeelt zichzelf In staat tot het laatste. Slechts 7% Is het tegen gestelde van mening. Beide per centages vertonen per grootte van de gemeente nauwelijks ver schillen. Iets minder - zij het weinig - tevreden zijn de wethou ders over de omvang en de kwa liteit van het ambtelijk apparaat. Ongeveer één vijfde van de wet houders Is van mening dat om vang en/of kwaliteit onvoldoende zijn (in gemeenten van 60.000- 100.000 Inwoners is zelfs één derde van de wethouders dat oordeel toegedaan). TIJDSBESTEDING VAN DE WETHOUDER Er wordt wel eens gezegd dat voor bestuurders een dubbele werkweek geldt. Hoe dan ook, In leder geval vindt 11 van de wet houders in Nederland dat die si tuatie voor hen opgaat. Zij geven op 61 uur of meer per week met het wethoudersambt bezig te zijn. Tot die groep van 11% behoort de helft van de wethouders uit de middelgrote en grote gemeenten (30.1000-100.000 inwoners en 100.000-200.000 inwoners) en bijna al hun collega's uit de vier grote steden. In de kleinere gemeenten (on der de 30.000 inwoners) schommelt het aantal uren dat een wethouder aan zijn functie besteedt tussen 16 en 60 uur. De tabel geeft aan hoeveel wethou ders méér dan 40 uur per week aan hun functie besteden: gemeentegrootte wethouders met meer dan 40 uur per week 10-14 000 inw. 16 14-18 000 inw 24 18-24.000 inw. 42 24-30.000 inw. 62 De tijdrovende functie biedt weinig gelegenheid voor een tweede baan en voor andere be zigheden die los staan van het wethoudersambt. Zeker is dat het geval in de allergrootste ge meenten, maar ook al in ge meenten met tussen de 30.000 en 60.000 inwoners blijkt meer dan de helft van de wethouders nau welijks toe te komen aan andere werkzaamheden dan zijn bezig heden als wethouder. Zelfs In de allerkleinste groep gemeenten (0-3.000 inwoners) besteedt zo'n 75% van de wethouders gemid deld meer dan 11 uur per week aan de wethouders(blj)baan. In de gemeenten van 3.000-6.000 in woners en 6.000-10.000 Inwoners besteedt het merendeel van de wethouders al meer dan 21 uur per week aan het ambtswerk. (van een onzer verslaggevers) LEUSDEN - „Inderdaad, werk weken van vijftig of zestig uur zijn normaal. Maar daar moeten ze nou ook weer geen drama van maken." Dat is de mening van WD-wet- houder Jan Wagenaar, die als enige van de drie Leusdense wet houders niet naar het congres van de Vereniging Nederlandse Gemeenten is geweest Al ruim zes jaar combineert hij nu het part-time wethouderschap met een drukke baan. Wat volgens Wagenaar best te doen is. „Kijk", zegt hij, „het ligt natuurlijk vooral aan jezelf, aan de manier waarop je het doet. In het begin moest ik er misschien wat meer tijd aan besteden dan nu. Maar op een gegeven moment raak je inge speeld op je ambtenaren en dan gaat het best. Het is een kwestie van vertrouwen. Op een gegeven moment weten die knullen wel welke kant je op wil en dan moet je ook het nodige aan ze over dur ven laten." „Je moet niet op de stoel van de ambtenaar willen zitten. Er zijn wel wethouders die veel ambtelijke din gen zelf willen aanpakken, maar volgens mij ben je dan op de ver keerde weg. Dan kom je zelf in tijd nood en bovendien frustreer je je ambtenaren Als ik achter iedere bouwvergunning zelf aan zou gaan lopen, dan zou het misschien wel sneller gaan. Maar dat moet je toch niet doen Gevraagd naar het aantal uren dat Wagenaar gemiddeld per week aan zijn wethouderschap moet be steden, komt hij tot een schatting van zo'n dertig veertig uur. Het zwaartepunt ligt daarbij in de avonduren en het weekend Veel avondvergaderingen, op vnjdag- avond het spreekuur en in het weekend „de tassen" doornemen „Maar", zegt Wagenaar, „dat weet je vantevoren Bovendien denk ik dat wethouders toch een bepaald soort mensen zijn. Ik bedoel, toen ik nog in Leeuwarden woonde en geen wethouder was, toen had ik ook een aantal bestuursfuncties Zat ik ook vaak 's avonds te vergaderen en was ik in het weekend voor de voetbalvereniging of weet-ik-wat op stap En als ik een keer met het wethouderschap ophoud, dacht je dan echt dat ik thuis ging zitten niks doen?" Daarmee geeft Wagenaar tevens aan welk karakter het wethouder schap voor hem heeft; „het is een liefhebberij Zuiver als een beroep zou ik het nooit willen doen Dan kan ik me voorstellen dat die lange werkweken je opbreken Maar in mijn situatie is dat niet zo. Het is juist die afwisseling tussen mijn werk en het wethouderschap, dat het leuk maakt Ik ben het dan ook niet met die professor eens dat die lange we ken ten koste van de kwaliteit van je werk zouden moeten gaan Dat is misschien zo wanneer je alsmaar met hetzelfde bezig bent, maar niet zolang je het als een liefhebberij be schouwt." Volgens Jan Wagenaar ligt het zwaartepunt van het wethouder schap in het werk voor het college vanbenw Wagenaar „Wat er in de commissie en de raad naar buiten komt is echt maar het topje van wat er gebeurt Bekijk deze agenda van een willekeurige college-vergade ring maar eens. Daar staan bijna veertig punten op en ik denk dat er hoogstens zo'n drie of vier uitmon den in voorstellen aan de raad. De rest zijn allemaal zaken die wel af gehandeld moeten worden, maar die niet zo direkt naar buiten komen Daardoor is het voor de buitenwacht ook niet zo duidelijk dat in het col lege het zwaartepunt van het werk ligt." Is de omvang van het werk voor Jan Wagenaar niet bezwaarlijk, hij vindt dat er wel een knelpunt zit in de vergoeding die een wethouder voor zijn werk krijgt Wagenaar: „Op pa pier lijkt dat misschien heel wat, dat bedrag dat een wethouder krijgt. Maar je moet niet vergeten de fis cus telt dat gewoon op bij je overige inkomsten en ik kan je verzekeren dat er dan echt niet zoveel meer overblijft Ik vind dat daar eens wat aan gedaan moet worden. Ik hoef die centen echt niet belastingvrij te hebben, maar er moet tegenover het wethouderschap een redelijke ver goeding kunnen staan. En dat is nu niet het geval."

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1980 | | pagina 5