'In mijn onderzoek nam de hartfrekwentie in rust niet af, dit was wel het geval bij inspanning' Het is niet altijd gewenst en vogelbroedplaats ekend te maken' lensder krant Leusdenaar promoveerde tot doctor in d e geneeskunde „Het effekt van lichamelijke training op hartslagfrekwentie en sinusritme" iet de Gooijer verricht vogeltellingen DONDERDAG 21 OKTOBER 1982 interview 5 I In ziin Droefschrift heeft dr LEUSDEN De Leusde- iaar Drs C.h.m. Coenen pro- noveerde op dinsdag 5 okto- jer tot doctor in de genees- unde op het proefschrift Over het effekt van lichame- jke training op de hartslag- fekwentie enhet sinusrid- ne." De heer Coenen, geboren in 940 te Achterveld, begon zijn tudie geneeskunde aan de ijksuniversiteit te Utrecht in 360. deed in 1965 zijn kandi- aatsexamen, en studeerde in 974 af in de vrije studierichting eneeskunde. Tijdens zijn studie ras hij als docent natuurweten- chappen verbonden aan het Jonstatijn College sinds 1968 et Eemlandcollege. In 1972 rerd hij conrector van deze chool an 1974 tot 1978 was Dr Coenen erbonden aan de Rijksuniversi- eit van Utrecht als medewerker >p de afdeling Cardiologie van iet Akademisch Ziekenhuis en iet Fysiologisch Laboratorium. Jinds 1978 is hij waarnemend tlirekteur van de Akademie voor 'ysiotherapie ,,Jan van Essen" te imsterdam. Dr Coenens promotoren wa- en prof. dr. P.A. Biersteker, ge won hoogleraar in de fysiolo- ie, en prof. dr F L. Meijler, ge- roon hoogleraar in de cardiolo- rWEE POTEN zijn studie bericht de heer loenen twee .poten": het hart iet zijn sinusknoop, waar het tme normaliter vandaan komt, n daarnaast de training en de rainingseffekten inklusief de be- ordeling van de conditie. Het tme is een puur fysiologisch ardiologisch onderwerp. Voor porters is het gedeelte over de aining het meest interessant m te lezen. (Het hoofdstuk over raining en de beoordeling van konditie is voor hen goed iesbaar). Destijds sprak men bij top- iorters over het zogenaamde Sporthart", dat door röntgenop- amen was gekonstateerd. Het art was .vergroot" hjetgeen in epaalde gevallen ook uit het lectrocardiogram kon worden gelezen. Men beweerde, dat t niet zo gezond zou zijn. Door iddel van een nieuwe onder- eksmethode, de echo-cardi- rafie, is men erachter geko- en wat het in wezen inhoudt. Mensen die krachttraining en (bijvoorbeeld gewichtshef- n in zaal) krijgen een dikkere rtwand, terwijl de holte van het rt niet wezenlijk verandert. Bij nge afstandlopers, mensen die n dynamische vorm van trai- ng gebruiken, nemen de hart- merholtes in grootte toe, ter ijl de dikte van de spierwand Promovendus de heer Coenen. hetzelfde blijft. (De totale massa van het hart neemt uiteraard wèl toe). VOORTDURENDE OF INTERVALBELASTING? ,,/s een voortdurende belas ting beter, of juist een interval be lasting. Dat je dèn weer hard loopt, dèn weer vertraagt of stopt, zodat het hart went aan een onregelmatig tempo?" ,,Dat is afhankelijk van het doel, waarvoor je traint", zegt de heer Coenen. .Train je op uit houdingsvermogen, dan is een lange afstand lopen in hetzelfde tempo aan te bevelen Wel afge wisseld met wat sprintjes er tus sen door. Je kunt duurtraining toepas sen: eenzelfde vorm van spierbe lasting wordt lang volgehouden, met liefst enkele tussentijdse versnellingen Dat is geschikt, zoals ik al zei, voor het uithou dingsvermogen en de grootte van de maximale zuurstofopna me. Dat noemen we training van het aërobe vermogen. Doe je puur „tempotraining", om een maximale snelheid te bereiken, dan zit je in het gebied van trai ning van het aërobe vermogen (Het lichaam kan overgaan op de verbranding van energierijke fosfaten). Doe je intervaltraining, dan ben je bezig met een kombinatie van aëroob en an-aëroob. Deze methode van hoge spierbelas ting gescheiden door perioden van „aktief herstel", is geschikt voor verbetering van hart en bloedcirculatie, vergroot de spierkracht en het vermogen om hoge melkzuurkonsentraties te verdragen In het algemeen geldt voor trimmen: éérst beginnen met een duurtraining, en dan geleidelijk intervaltraining opnemen, om het lichaam te laten wennen aan belastingsvormen. Fysiologisch „Dat is een combinatie van vele faktoren. Conditie is een heel complex geheel. Physical fitness wordt het tegenwoordig te pas en te onpas genoemd. Conditie kan gedefiniëerd worden in termen van uitwendi ge arbeid. Is het vermogen om lichamelijke arbeid te verrichten. De term is identiek aan het licha- getraind en een ongetraind indi vidu ligt in hun inspanningstole rantie." TRAINING ,,Wat verstaat u precies onder training?" „Lichamelijke training kan omschreven worden als training, die het organisme belast met li chamelijke inspanning, die vol doende groot is kwa intensiteit, duur en frekwentie om merk- of meetbare effekten te bewerkstel ligen. Dat wil zeggen: een verbe tering van dié funkties, waarvoor wordt getraind. Uit (sport) me disch oogpunt kan volgens Holl- mann en Hetsinger (1980) trai ning worden gedefinieerd als een systematische herhaling van die spierbelastingsvorm, die leidt tot morfologische en funktionele aanpassing van het organisme, met het doel het lichamelijke prestatievermogen op te voren." HOE SNEL AANPASSING „Hoe snel past het hart zich aan training?" „In principe heb je twee fasen, als we ervan uitgaan, dat iemand optimaal traint. In de eerste fase gebeurt er veel op nivo van het autonome zenuwstelsel, de spie ren (dóórbloeding), de celstof wisseling (het metabool nivo). In tweede instantie volgen bij een langere trainingsduur voor de topsporters de aanpassingen van het hart. Dus onder andere vergroting van de hartholten met alle gevolgen van dien in positie ve zin. derzoek moet dat uitwijzen." „Hoe lang doet het hart erover om een bepaald ritme aan te nemen, dat bij een goede condi tie hoortKan je dat bijvoorbeeld na een week al zien?" „Na een aantal maanden, twee drie, neemt de hartfrekwentie af in rust en bij inspanning ten opzichte van de situatie van het individu in ongetrainde toestand. Dat wordt algemeen gevonden. Maar in mijn onderzoek nam de hartfrekwentie in rust niét af, of schoon dat wel het geval was bij inspanning. Een hoogst merk waardige waarneming. Het is overigens al méér beschreven. Het grote probleem is. dat on derzoeken groepen sportslieden vergelijken met ongetrainde mensen. Transversale onderzoe ken geven grote problemen bij de interpretatie van de resulta ten je weet nooit wat er bij al die individuen aan voorèf is gegaan. Van zo'n groep getrainden weet je niet of ze in ongetrainde toe stand óók al zo'n lage hartslag- frekwentie hadden. Genetisch bepaald dus. Wij hebben een longitudinaal onderzoek gedaan. Dan volg je één en hetzelfde individu in de tijd Iemand, die ongetraind is, laat je trainen. Dat is zekerder Wij vonden op deze wijze dat in rust de hartfrekwentie niet veran derde ten opzichte van de onge trainde toestand." KONKLUSIE Welke konklusie trekt u daar uit?" „Een konklusie trekken is héél gezien heeft het éénmaal per week trimmen of trainen geen enkel effekt Wel mentaal natuur lijk: een mens kan zich prettig voelen, als hij één keer in de week trimt. Drie keer per week trainen is het minimum om fysiologisch ef fekt te bereiken Dat behoeft geen uren te duren. Beter is het om frekwenter en wat minder lang dan om éénmaal uren ach ter elkaar te trainen. En wat uw vraag over de inter valtraining betreft je mag niet stoppen. Je loopt één a twee minuten op hoog tempo Dèn geef je wat minder gas, maar je móét blijven dóórlopen. CONDITIE „Waar hangt /e conditie pre cies vanaf?" meiijk prestatievermogen. Dat geldt voor het totale organisme. Het lichamelijk prestatievermo gen bevat de volgende elemen ten de subjektieve inspannings tolerantie, het maximale aërobe vermogen, het maximale anaëro be vermogen, de maximalespier- kracht en de neuromuskulaire coördinatie. In het algemeen kan gesteld worden, dat training, met name de dynamische vorm tot verbete ring van het lichamelijke presta tievermogen leidt. Deze verbete ring behoeft niet altijd samen te gaan met meetbare veranderin gen van het cardiorespiratoire systeem. Afhankelijk van het toe passen van trainingsmiddelen kunnen de genoemde elementen in meer of mindere mate toene men of verbeteren Het meest opmerkelijke verschil tussen een Je krijgt in eerste instantie meer funktionele aanpassingen. !n tweede instantië morfologi sche aanpassingen, dus dat er iets aan het orgaan gaat verande ren (bijvoorbeeld spieromvang- toename) Je bouwt het op van héél wei nig naar veel. Het moet wel stapsgewijze gebeuren OVER DE SCHREEF „Hoe weet een topsporter dat hij voor een bepaald moment de grens heeft bereikt van eigen vermogen?" „Als je traint, en je gaat oyer de schreef, dan waarschuwt het li chaam. Als je die waarschuwing in de wind slaat, kun je in een bepaalde gevarenzone terecht komen. Hoe groot die zóne is is hier moeilijk aan te geven On moeilijk. De hartslagfrekwentie kan door veel zaken van buitenaf beïnvloed worden. Je weet niet of iemand, die je 's morgens meet, daar wèl of niet gespannen ligt. Als je de literatuur neemt schrijven de meeste auteurs over daling Bij ons, over alle leeftijds categorieën van twintig tot zestig jaar was dat juist niet het geval Dat kan geen puur toeval zijn. Training bij jongeren tot veer tig jaar geeft méér effekten te zien dan bij mensen boven de veertig jaar Bij de ouderen zijn de effekten ook wat ènders. We hebben buiten in het vrije veld getraind met programma's van duur- en intervaltraining. (Veel experimenten waarover je leest zijn gedaan met hometrai ners onder laboratoriumomstan digheden: iemand, die op een hometrainer fietst verricht uiter aard een andere vorm van arbeid dan iemand die in het veld hard loopt). 't Frappante was wèl, dat de mensen, die wij getraind hebben, stuk voor stuk beter waren ge worden, met veel beter prestatie vermogen. En de hartslag bij in spanning was duidelijk afgeno men En dan is het merkwaardig, dat het bij rust juist niet gebeurt." „Waar wilt u het verschil zoe ken in het aantal slagen per mi nuut of in het sinusritme?" „Dat is de vraagstelling van het hele onderzoek. Op de afdeling Cardiologie van het Akademisch Ziekenhuis in Utrecht zagen ze op een bepaald moment op het e.c.g. bij een groep raceroelers, dat het sinusritme niet bepaald regelmatig was. Dan kun je de vraag stellen of er verband be staat tussen dat sinus-a-ritme èn lichamelijke conditie. Stel, dat het waar is, dat je uit sinusritme iets zou kunnen zeg gen over conditie in het alge meen, dan zou je dat verband kunnen gebruiken om ietstezeg- gen over de conditie van patiën ten met een hartinfarkt Je kunt bij zo'n patiënt alles in rust opne men. Dan zou je een uitspraak kunnen doen over zijn conditie. Om te kijken of er verband bestaat tussen sinusritme èn conditie hebben wij achtenveer tig mensen in training gehad. We namen het ritme vóór de training op en ernè, en keken of er ver schillen waren Daar kunnen we nü nog niets over zeggen, omdat faktoren als ademhaling, bloed- drukschommelingen, ook herse- naktiviteit, duidelijk invloed heb ben op het ritme, en er eerst uitgehaald moeten worden. Dèèr zijn we nog niet aan toe geko men. Het leek heel simpel toen we met die raceroeiers aan het onderzoek begonnen, maar al lerlei faktoren gingen bij het on derzoek een rol spelen, en dat maakt het geheel gekompli- ceerd De samenvatting van het proefschrift van dr Coenen spreekt over het zoeken naareen eenvoudige methode om de trai ningstoestand met behulp van een electrocardiogram vast te stellen, mede met het oog op de beoordeling van de lichamelijke conditie van patiënten met een hartinfarkt. Het onderzoek heeft geresulteerd in een beter inzicht in de relatie tussen het ritme van het hart en lichamelijke inspan ning. Voorts, zegt de samenvat ting, is meer kennis opgedaan over de wijze waarop het hart zich aanpast aan lichamelijke be lasting op langere termijn. In zijn algemeenheid is het nog niet mo gelijk gebleken aan de hand van het ritme van het hart iets te zeggen over de trainingstoe stand dan wel over de lichamelij ke conditie. EUSDEN-ZUID - Al jaren- g zorgt Riet de Gooyer uit sden-Zuld voor In ieder geval bloeiend evenement in die skern. Samen met geestver ten brengt ze leder jaar een grote groep hobbyisten blj- tljdens de tentoonstelling obbleskoop". groep bestond enkele jaren leden uit enige deelnemers, r inmiddels zijn dat er meer n honderd geworden, afkom- ult alle leeftijdsgroepen, le- Jaar komen nieuwe deelne- rs om zich van een plaatsje op hobbytentoonstelling te ver eren. Geen wonder, dat obbieskoop" met plaatsge ld te kampen heeft. aarover gaat het gesprek met t de Gooyer niet. Ze heeft ons ijd heel vriendelijk adres- n doorgespeeld van mensen t interessante hobbies. Het u toch wel vreemd zijn als deze otor" achter „Hobbieskoop" f geen liefhebberij zou heb- n En zo wil ze dan toch wel ten over de vogel- en vlinder- lingen die zij vaak met veel thousiasme verricht. trokkenheid amen met haar man en nog n aantal liefhebbers is een Mal jaren geleden onder lei- "9 van prof. de Vries bij vogelliefhebbers wel bekend een groepje van start gegaan die lang een vaste route over de Hoge Veluwe bloktranssekttel- lingen verrichten. Van belang hierbij is natuurlijk dat zowel vo gels als geluiden en zang worden herkend. Bij bloktranssekt tellin gen worden de tellingen bij be nadering verricht. Wanneer en hoe ben je met het tellen van vogels - laten we ons hier maar toe beperken - in aan raking gekomen? „Hoe kom ik aan mijn betrok kenheid bij de natuur? Van jongsaf aan vond ik deelname aan de natuur belangrijk Het seizoen was daarbij onbelang rijk. Die betrokkenheid is me niet door ouders en biologieleraren ingegeven. Mijn man studeerde biologie met microbiologie als bijvak. Hij wist geen boterbloem van een paardebloem te onder scheiden!" Geen wonder dat Riet vanuit haar betrokkenheid met de na tuur, een goede voorlichting hierover erg belangrijk vindt. Ze noemt Piet Steltman dan ook „mijn man" om zijn praatjes in programma's als „Ja, natuurlijk". Ze is er van overtuigd dat velen hun vernielzucht wel zullen laten varen als ze ontdekken hoe ver rijkend de natuur is. Zelf heeft ze dat al lang geleden ontdekt en ze trekt er nog steeds graag op uit. Het liefst samen met anderen „Ik heb er behoefte aan om met mensen om te gaan Ik ben geen kluizenaar" LEPELAARS Maar dat was even terzijde, we dreigen wat af te dwagen We moeten de draad weer oppakken bij haar vorige woonplaatsen En schede en Zaandam. In Zaan dam stond ze als kersvers onder wijzeresje voor de klas Daarover kan ze ook één en ander vertel len, maar die verhalen zijn mis schien beter geschikt voor een andere rubriek. Ze probeerde de kinderen ook wel iets mee te geven over de natuur. Die lessen bleken wel aan te slaan Zaandam was ook de plaats waar ze met haar toekomstige echtge noot de weilanden introk, gewa pend met een kijker Riet vertelt er enthousiast over. Ondertus sen glijden mijn gedachten even weg naar mijn grootmoeder die in haar jeugd orchideetjes plukte in de Breesaap een gebied waar mijn overgrootvader opzichter was. Dergelijke bloempjes heb ik tien jaar geleden voor het eerst op de toendertijd gehouden Flo- riade gezien, terwijl ik in dezelfde streek opgroeide. De Breesaap heeft inmiddels wel landelijke bekendheid gekregen als Hoog oventerrein Van de schitterende natuur is niets meer over Het zelfde lot onderging jaren later het Oostzijdersveld, het gebied waar Riet de Gooijer over spreekt. Daar zijn het voor het merendeel flats die het zo na tuurlijke gebied opzij geschoven hebben. Waar Riet nog getuigt van „Lepelaars, zo mooi" is nu, een generatie later niet meer te bekennen En dat geldt niet al leen voor Noordhollandse gebie den maar ook voor gebieden in de rest van Nederland. Utrecht bijvoorbeeld Als dat je niet te denken geeft VANDALISME De Hoge Veluwe is daarente gen een gebied dat betrekkelijk onaangetast is gebleven. En ie dereen doet zijn best om dat voorlopig zo te laten. Ook Riet de Gooijer is daar regel matig te vinden: „Het gebied daar is heel goed geschikt voor het bestuderen van het gedrag van roofvogels. Ook kun je er regelmatig wilde zwanen bestu deren." In 1967 kwam Riet via haar man in aanraking met het inti- atief van een vogelwerkgroep op de Hoge Veluwe „Het personeel van deze natuur gebieden heeft het druk en komt niet toe aan het werk dat zo'n vogelwerkgroep verricht Onder leiding van dr. Kluiver werd nest- kastonderzoek verricht. Lanas een bepaalde route werden nest kasten opgehangen, op gezette tijden werden die bestudeerd en onderhouden. Vooral dat laatste bleek nodig. We waren tijdens de bestudering van het onderzoek altijd met de auto voor het ver voer van een lange ladder De kastjes werden bekeken, de ge gevens genoteerd, zó dat de vo gels niet verontrust werden. De ladder sjouwden we dan weer in de wagen. Bij het volgende kastje haalden hem weer tevoorschijn en zo maar door. We konden het meemaken dat we als we na het laatste kastje weer terugreden langs de route de eerste kastjes alweer vernield waren. En dan konden we weer opnieuw begin nen." Wie doet nu zoiets? Mensen die de moeite nemen om voor een wandeling naar de Hoge Veluwe te gaan en daar en niet gering entree te betalen zie je daar toch niet voor aan? „Nee, het waren ook veelal jon geren uit conferentieoorden in de buurt. Goede leiding ontbrak schijnbaar en de verveling in de vrije uren mondde uit in vandalis me". Aan de vogelwerkgroep nam een grote verscheidenheid van na tuurliefhebbers deel. Van des kundigen tot onkundigen. „Bij een onderzoek waar het gaat om het ontdekken van vogels, het kennen en herkennen van geluid en zang, zijn mensen die konstant geluid lopen te maken een hinderlijke faktor Het onder zoek verloopt heus niet in een akelige stilte. De mate waarin je geluid maakt is echter wel be langrijk. Dat bedoel ik dan ook met je deelname aan de natuur. Je erbij betrokken voelen, erin opgaan. Er waren dan ook een aantal afvallers, maar daarnaast ontstond een groepje dat toe groeide naar wetenschappelijk we^k". /Dit groepje ging verder onder de na^m „Vrienden van de Hoge Veldwe". Onder leiding van de eerder genoemde professor de VrieS leerden zij de transsekttel- lingen uit te voeren. Naast diens vrouw het echtpaar de Gooijer, dr. Klulyer is ook Marius Kolvoort voor velen ook geen onbeken de als natuurliefhebber en teke naar aktief. INVENTARISATIE „Deze groep verzamelt nu via nestkastonderzoek, transsekttel- lingen en twintigpuntstellingen gegevens over de vogelstand op de Hoge Veluwe Twintigpunt stellingen gebeuren rijdend met de auto. Iemand rijdt langs een aantal vastgestelde waarne mingsplaatsen. Op zo'n plaats stopt hij en maakt gedurende vijf minuten een inventarisatie van de vogelstand aan de hand van een twintigtal punten. De gegevens uit het nestkaston derzoek en de tellingen verwer ken we tot lijsten. Deze lijsten zijn in het verleden zeer bruik baar gebleken als het erom ging een bepaalde ontwikkeling te verklaren. Tezamen met andere gegevens kun je bijvoorbeeld zien waarom een vogelstand achteruit gaat De tabellen vinden ook hun weg naar het wetenschappelijk instituut waar professor de Vries vroeger werkzaam was. We zijn echter voorzichtig met het door spelen van onze gegevens aan derden. Wel vaker is gebleken dat dat ongewenste gevolgen had. Bijvoorbeeld: het is niet al tijd gewenst een vogelbroed plaats bekend te maken. Het is vaak beter de dingen te laten voor wat ze zijn als je daarmee kunt voorkomen dat vogels daar voor vertoord of verjaard zouden worden". Leonie Merts Coenen ook iets gezegd over de reden waarom iemand gaat trai nen of trimmen (er is alleen spra ke van een gevoelsmatig verschil tussen die twee) Hij zegt: „waarom gaat iemand trimmen, en zegt hij niet: ,,'t Is avond, en ik zit liever in mijn warme huis dan dat ik in het zweet ga lopen rennen. Daarover zijn onderzoeken ge weest van Nederlandse auteurs Bij de Nederlandse bevolking is een groeiende belangstelling voor sport zowel de wedstrijd-als de recreatiesport. Er blijkt, dat men is gaan beseffen, dat bewe gingsarmoede schadelijk is voor de gezondheid. Al heel gauw legt men verband tussen lichamelijke niet-aktiviteit en het krijgen van een hartinfarkt. Dat betekent, dat men al heel gauw in het rijtje van stress, hoge bloeddruk, slechte voeding, roken, bewegingsar moede is gaan toevoegen. Op zich is het een héél moeilij ke zaak. Je kunt het moeilijk aantonen Je kunt niet bewijzen, dat iemand, die niet beweegt, een hartinfarkt krijgt. In Neder land was er een periode dat men direkte verbanden legde tussen de hart, en vaatziekten en het gebruik van bepaalde voedings middelen. Wat volledig onterecht is. Prof. Meyler heeft die zaken indertijd goed gerelativeerd, en tot goede proporties terugge bracht. Men konstateert over een aan tal jaren, dat de sterfte aan hart en vaatziekten toeneemt. Als je de oorzaken daarvan weet kun je preventief te werk gaan, en daar speelt de commercie snel op in." Aan het proefschrift van de heer Coenen is behalve een trai ningsprogramma met trainings schema's ook een vijftiental stel lingen toegevoegd. Stelling I luidt: „Aleer men stress als risicofaktor voor het myocard infarkt aanmerkt, zal men dit begrip eerst weten schappelijk moeten definiëren". De heer Coenen licht dit als volgt toe „Bekend is of was het vage begrip managersziekte, als of deze groep voorbestemd zou zijn een hartinfarkt te krijgen. Het tegendeel is nu gevonden Hart en vaatziekten komen bij alle groepen van de bevolking voor. Een van de facetten van de managersziekte was stress Ech ter, stress kun je nog niet weten schappelijk definiëren. Een héél moeilijke zaak dus Het wordt op dit ogenblik wel als risiko-indika- tor voor het krijgen van hart- en vaatziekten meegenomen. De Nederlandse Hartstichting houdt zich er dit jaar intensief mee bezig. Bij de verdediging van stelling I heb ik aangegeven: stress is dat de last groter is dan de draagkracht gedurende gro tere tijd. Dan moet je op neuro- endocrien nivo gaan zoeken (ze nuw-hormoonstelsel). Maar zo als ik al zei: dat moet allemaal nog uitgezocht worden. Stress kan nog niet gedefinieerd wor den." CORRECTIE DEFINIËRING Stelling IX luidt „In de trai- ningsleer gebezigde begrippen behoeven een nadere en correc te definiëring". Commentaar van de heer Coe nen: „Het is een grote warwinkel. Het is mij opgevallen dat, toen ik die literatuur begon te lezen, de gebezigde begrippen gewoon niet in overeenstemming zijn met de standaardbegrippen uit de trainingsleer. Ik heb er de indruk van, dat men soms bepaalde stukken overneemt, en dan niet precies weet waarmee men bezig is. Het beste is om je te houden aan de begrippen in de stan daardwerken. In „Trainingsleer" van Hollemann en Hettinger staan de begrippen prima omschreven. Ik geef een voorbeeld van de verwarring. In Nederland spreekt men over intensieve en extensie ve intervaltraining. Extensieve intervaltraining wat is dat voor een term? Die term kan ik niet vertalen. Ze geven wèl aan wat voor hartfrekwentie je dient te bereiken bij extensieve interval training, maar ze geven geen de finitie van de term extensieve intervoltraining. Het is toch altijd al een crime in de hele weten schap, dat mensen vaak niet op dezelfde golflengte met elkaar praten Dat is een heel vervelen de zaak." WAAROM TRAINEN? Tenslotte nog de vraag: 'Waar om gaat iemand trainen?" „Een aantal mensen pakt die zaak op uit een vorm van preven tie. Beweging, het aktief zijn, is niet zo zeer preventie, maar wan neer er iets gebeurt, kan de klap veel beter opgevangen worden. Ik denk met name aan de hart- en vaatziekten Wellicht dat het ge nezingsproces dan wel herstel proces sneller verloopt. Ook de prognose kan beter zijn Overigens zijn er wel onder zoeken geweest, waaruit blijkt dat bij een bepaalde groep men sen met een hoge bloeddruk na een periode van training de bloeddruk zich normaliseert. Dan heeft de training een thera- pentisch effekt. Let wel hier wordt niet gezegd, dat nu alle mensen met een hoge bloeddruk maar moeten gaan trainen. Ten eerste zal moeten worden uitgezocht de ernst en de aard van de hoge bloeddruk. Ten tweede dient dan voorzo'n groep mensen medische begeleiding optimaal aanwezig te zijn. Ik denk hier aan bijvoorbeeld de sportmedishe adviescentra's."

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1982 | | pagina 5