'In mijn onderzoek nam de hartfrekwentie in rust
niet af, dit was wel het geval bij inspanning'
Het is niet altijd gewenst
en vogelbroedplaats
ekend te maken'
lensder
krant
Leusdenaar promoveerde tot doctor in d
e geneeskunde
„Het effekt van lichamelijke training op
hartslagfrekwentie en sinusritme"
iet de Gooijer verricht vogeltellingen
DONDERDAG 21 OKTOBER 1982
interview
5 I
In ziin Droefschrift heeft dr
LEUSDEN De Leusde-
iaar Drs C.h.m. Coenen pro-
noveerde op dinsdag 5 okto-
jer tot doctor in de genees-
unde op het proefschrift
Over het effekt van lichame-
jke training op de hartslag-
fekwentie enhet sinusrid-
ne."
De heer Coenen, geboren in
940 te Achterveld, begon zijn
tudie geneeskunde aan de
ijksuniversiteit te Utrecht in
360. deed in 1965 zijn kandi-
aatsexamen, en studeerde in
974 af in de vrije studierichting
eneeskunde. Tijdens zijn studie
ras hij als docent natuurweten-
chappen verbonden aan het
Jonstatijn College sinds 1968
et Eemlandcollege. In 1972
rerd hij conrector van deze
chool
an 1974 tot 1978 was Dr Coenen
erbonden aan de Rijksuniversi-
eit van Utrecht als medewerker
>p de afdeling Cardiologie van
iet Akademisch Ziekenhuis en
iet Fysiologisch Laboratorium.
Jinds 1978 is hij waarnemend
tlirekteur van de Akademie voor
'ysiotherapie ,,Jan van Essen" te
imsterdam.
Dr Coenens promotoren wa-
en prof. dr. P.A. Biersteker, ge
won hoogleraar in de fysiolo-
ie, en prof. dr F L. Meijler, ge-
roon hoogleraar in de cardiolo-
rWEE POTEN
zijn studie bericht de heer
loenen twee .poten": het hart
iet zijn sinusknoop, waar het
tme normaliter vandaan komt,
n daarnaast de training en de
rainingseffekten inklusief de be-
ordeling van de conditie. Het
tme is een puur fysiologisch
ardiologisch onderwerp. Voor
porters is het gedeelte over de
aining het meest interessant
m te lezen. (Het hoofdstuk over
raining en de beoordeling van
konditie is voor hen goed
iesbaar).
Destijds sprak men bij top-
iorters over het zogenaamde
Sporthart", dat door röntgenop-
amen was gekonstateerd. Het
art was .vergroot" hjetgeen in
epaalde gevallen ook uit het
lectrocardiogram kon worden
gelezen. Men beweerde, dat
t niet zo gezond zou zijn. Door
iddel van een nieuwe onder-
eksmethode, de echo-cardi-
rafie, is men erachter geko-
en wat het in wezen inhoudt.
Mensen die krachttraining
en (bijvoorbeeld gewichtshef-
n in zaal) krijgen een dikkere
rtwand, terwijl de holte van het
rt niet wezenlijk verandert. Bij
nge afstandlopers, mensen die
n dynamische vorm van trai-
ng gebruiken, nemen de hart-
merholtes in grootte toe, ter
ijl de dikte van de spierwand
Promovendus de heer Coenen.
hetzelfde blijft. (De totale massa
van het hart neemt uiteraard wèl
toe).
VOORTDURENDE OF
INTERVALBELASTING?
,,/s een voortdurende belas
ting beter, of juist een interval be
lasting. Dat je dèn weer hard
loopt, dèn weer vertraagt of
stopt, zodat het hart went aan
een onregelmatig tempo?"
,,Dat is afhankelijk van het
doel, waarvoor je traint", zegt de
heer Coenen. .Train je op uit
houdingsvermogen, dan is een
lange afstand lopen in hetzelfde
tempo aan te bevelen Wel afge
wisseld met wat sprintjes er tus
sen door.
Je kunt duurtraining toepas
sen: eenzelfde vorm van spierbe
lasting wordt lang volgehouden,
met liefst enkele tussentijdse
versnellingen Dat is geschikt,
zoals ik al zei, voor het uithou
dingsvermogen en de grootte
van de maximale zuurstofopna
me. Dat noemen we training van
het aërobe vermogen. Doe je
puur „tempotraining", om een
maximale snelheid te bereiken,
dan zit je in het gebied van trai
ning van het aërobe vermogen
(Het lichaam kan overgaan op de
verbranding van energierijke
fosfaten).
Doe je intervaltraining, dan
ben je bezig met een kombinatie
van aëroob en an-aëroob. Deze
methode van hoge spierbelas
ting gescheiden door perioden
van „aktief herstel", is geschikt
voor verbetering van hart en
bloedcirculatie, vergroot de
spierkracht en het vermogen om
hoge melkzuurkonsentraties te
verdragen
In het algemeen geldt voor
trimmen: éérst beginnen met een
duurtraining, en dan geleidelijk
intervaltraining opnemen, om
het lichaam te laten wennen aan
belastingsvormen. Fysiologisch
„Dat is een combinatie van
vele faktoren. Conditie is een
heel complex geheel. Physical
fitness wordt het tegenwoordig
te pas en te onpas genoemd.
Conditie kan gedefiniëerd
worden in termen van uitwendi
ge arbeid. Is het vermogen om
lichamelijke arbeid te verrichten.
De term is identiek aan het licha-
getraind en een ongetraind indi
vidu ligt in hun inspanningstole
rantie."
TRAINING
,,Wat verstaat u precies onder
training?"
„Lichamelijke training kan
omschreven worden als training,
die het organisme belast met li
chamelijke inspanning, die vol
doende groot is kwa intensiteit,
duur en frekwentie om merk- of
meetbare effekten te bewerkstel
ligen. Dat wil zeggen: een verbe
tering van dié funkties, waarvoor
wordt getraind. Uit (sport) me
disch oogpunt kan volgens Holl-
mann en Hetsinger (1980) trai
ning worden gedefinieerd als
een systematische herhaling van
die spierbelastingsvorm, die leidt
tot morfologische en funktionele
aanpassing van het organisme,
met het doel het lichamelijke
prestatievermogen op te voren."
HOE SNEL AANPASSING
„Hoe snel past het hart zich
aan training?"
„In principe heb je twee fasen,
als we ervan uitgaan, dat iemand
optimaal traint. In de eerste fase
gebeurt er veel op nivo van het
autonome zenuwstelsel, de spie
ren (dóórbloeding), de celstof
wisseling (het metabool nivo). In
tweede instantie volgen bij een
langere trainingsduur voor de
topsporters de aanpassingen
van het hart. Dus onder andere
vergroting van de hartholten met
alle gevolgen van dien in positie
ve zin.
derzoek moet dat uitwijzen."
„Hoe lang doet het hart erover
om een bepaald ritme aan te
nemen, dat bij een goede condi
tie hoortKan je dat bijvoorbeeld
na een week al zien?"
„Na een aantal maanden, twee
drie, neemt de hartfrekwentie
af in rust en bij inspanning ten
opzichte van de situatie van het
individu in ongetrainde toestand.
Dat wordt algemeen gevonden.
Maar in mijn onderzoek nam de
hartfrekwentie in rust niét af, of
schoon dat wel het geval was bij
inspanning. Een hoogst merk
waardige waarneming. Het is
overigens al méér beschreven.
Het grote probleem is. dat on
derzoeken groepen sportslieden
vergelijken met ongetrainde
mensen. Transversale onderzoe
ken geven grote problemen bij
de interpretatie van de resulta
ten je weet nooit wat er bij al die
individuen aan voorèf is gegaan.
Van zo'n groep getrainden weet
je niet of ze in ongetrainde toe
stand óók al zo'n lage hartslag-
frekwentie hadden. Genetisch
bepaald dus.
Wij hebben een longitudinaal
onderzoek gedaan. Dan volg je
één en hetzelfde individu in de
tijd Iemand, die ongetraind is,
laat je trainen. Dat is zekerder
Wij vonden op deze wijze dat in
rust de hartfrekwentie niet veran
derde ten opzichte van de onge
trainde toestand."
KONKLUSIE
Welke konklusie trekt u daar
uit?"
„Een konklusie trekken is héél
gezien heeft het éénmaal per
week trimmen of trainen geen
enkel effekt Wel mentaal natuur
lijk: een mens kan zich prettig
voelen, als hij één keer in de
week trimt.
Drie keer per week trainen is
het minimum om fysiologisch ef
fekt te bereiken Dat behoeft
geen uren te duren. Beter is het
om frekwenter en wat minder
lang dan om éénmaal uren ach
ter elkaar te trainen.
En wat uw vraag over de inter
valtraining betreft je mag niet
stoppen. Je loopt één a twee
minuten op hoog tempo Dèn
geef je wat minder gas, maar je
móét blijven dóórlopen.
CONDITIE
„Waar hangt /e conditie pre
cies vanaf?"
meiijk prestatievermogen. Dat
geldt voor het totale organisme.
Het lichamelijk prestatievermo
gen bevat de volgende elemen
ten de subjektieve inspannings
tolerantie, het maximale aërobe
vermogen, het maximale anaëro
be vermogen, de maximalespier-
kracht en de neuromuskulaire
coördinatie.
In het algemeen kan gesteld
worden, dat training, met name
de dynamische vorm tot verbete
ring van het lichamelijke presta
tievermogen leidt. Deze verbete
ring behoeft niet altijd samen te
gaan met meetbare veranderin
gen van het cardiorespiratoire
systeem. Afhankelijk van het toe
passen van trainingsmiddelen
kunnen de genoemde elementen
in meer of mindere mate toene
men of verbeteren Het meest
opmerkelijke verschil tussen een
Je krijgt in eerste instantie
meer funktionele aanpassingen.
!n tweede instantië morfologi
sche aanpassingen, dus dat er
iets aan het orgaan gaat verande
ren (bijvoorbeeld spieromvang-
toename)
Je bouwt het op van héél wei
nig naar veel. Het moet wel
stapsgewijze gebeuren
OVER DE SCHREEF
„Hoe weet een topsporter dat
hij voor een bepaald moment de
grens heeft bereikt van eigen
vermogen?"
„Als je traint, en je gaat oyer de
schreef, dan waarschuwt het li
chaam. Als je die waarschuwing
in de wind slaat, kun je in een
bepaalde gevarenzone terecht
komen. Hoe groot die zóne is is
hier moeilijk aan te geven On
moeilijk. De hartslagfrekwentie
kan door veel zaken van buitenaf
beïnvloed worden. Je weet niet
of iemand, die je 's morgens
meet, daar wèl of niet gespannen
ligt. Als je de literatuur neemt
schrijven de meeste auteurs over
daling Bij ons, over alle leeftijds
categorieën van twintig tot zestig
jaar was dat juist niet het geval
Dat kan geen puur toeval zijn.
Training bij jongeren tot veer
tig jaar geeft méér effekten te
zien dan bij mensen boven de
veertig jaar Bij de ouderen zijn
de effekten ook wat ènders.
We hebben buiten in het vrije
veld getraind met programma's
van duur- en intervaltraining.
(Veel experimenten waarover je
leest zijn gedaan met hometrai
ners onder laboratoriumomstan
digheden: iemand, die op een
hometrainer fietst verricht uiter
aard een andere vorm van arbeid
dan iemand die in het veld hard
loopt).
't Frappante was wèl, dat de
mensen, die wij getraind hebben,
stuk voor stuk beter waren ge
worden, met veel beter prestatie
vermogen. En de hartslag bij in
spanning was duidelijk afgeno
men En dan is het merkwaardig,
dat het bij rust juist niet gebeurt."
„Waar wilt u het verschil zoe
ken in het aantal slagen per mi
nuut of in het sinusritme?"
„Dat is de vraagstelling van het
hele onderzoek. Op de afdeling
Cardiologie van het Akademisch
Ziekenhuis in Utrecht zagen ze
op een bepaald moment op het
e.c.g. bij een groep raceroelers,
dat het sinusritme niet bepaald
regelmatig was. Dan kun je de
vraag stellen of er verband be
staat tussen dat sinus-a-ritme èn
lichamelijke conditie.
Stel, dat het waar is, dat je uit
sinusritme iets zou kunnen zeg
gen over conditie in het alge
meen, dan zou je dat verband
kunnen gebruiken om ietstezeg-
gen over de conditie van patiën
ten met een hartinfarkt Je kunt
bij zo'n patiënt alles in rust opne
men. Dan zou je een uitspraak
kunnen doen over zijn conditie.
Om te kijken of er verband
bestaat tussen sinusritme èn
conditie hebben wij achtenveer
tig mensen in training gehad. We
namen het ritme vóór de training
op en ernè, en keken of er ver
schillen waren Daar kunnen we
nü nog niets over zeggen, omdat
faktoren als ademhaling, bloed-
drukschommelingen, ook herse-
naktiviteit, duidelijk invloed heb
ben op het ritme, en er eerst
uitgehaald moeten worden. Dèèr
zijn we nog niet aan toe geko
men. Het leek heel simpel toen
we met die raceroeiers aan het
onderzoek begonnen, maar al
lerlei faktoren gingen bij het on
derzoek een rol spelen, en dat
maakt het geheel gekompli-
ceerd
De samenvatting van het
proefschrift van dr Coenen
spreekt over het zoeken naareen
eenvoudige methode om de trai
ningstoestand met behulp van
een electrocardiogram vast te
stellen, mede met het oog op de
beoordeling van de lichamelijke
conditie van patiënten met een
hartinfarkt. Het onderzoek heeft
geresulteerd in een beter inzicht
in de relatie tussen het ritme van
het hart en lichamelijke inspan
ning. Voorts, zegt de samenvat
ting, is meer kennis opgedaan
over de wijze waarop het hart
zich aanpast aan lichamelijke be
lasting op langere termijn. In zijn
algemeenheid is het nog niet mo
gelijk gebleken aan de hand van
het ritme van het hart iets te
zeggen over de trainingstoe
stand dan wel over de lichamelij
ke conditie.
EUSDEN-ZUID - Al jaren-
g zorgt Riet de Gooyer uit
sden-Zuld voor In ieder geval
bloeiend evenement in die
skern. Samen met geestver
ten brengt ze leder jaar een
grote groep hobbyisten blj-
tljdens de tentoonstelling
obbleskoop".
groep bestond enkele jaren
leden uit enige deelnemers,
r inmiddels zijn dat er meer
n honderd geworden, afkom-
ult alle leeftijdsgroepen, le-
Jaar komen nieuwe deelne-
rs om zich van een plaatsje op
hobbytentoonstelling te ver
eren. Geen wonder, dat
obbieskoop" met plaatsge
ld te kampen heeft.
aarover gaat het gesprek met
t de Gooyer niet. Ze heeft ons
ijd heel vriendelijk adres-
n doorgespeeld van mensen
t interessante hobbies. Het
u toch wel vreemd zijn als deze
otor" achter „Hobbieskoop"
f geen liefhebberij zou heb-
n En zo wil ze dan toch wel
ten over de vogel- en vlinder-
lingen die zij vaak met veel
thousiasme verricht.
trokkenheid
amen met haar man en nog
n aantal liefhebbers is een
Mal jaren geleden onder lei-
"9 van prof. de Vries bij
vogelliefhebbers wel bekend
een groepje van start gegaan die
lang een vaste route over de
Hoge Veluwe bloktranssekttel-
lingen verrichten. Van belang
hierbij is natuurlijk dat zowel vo
gels als geluiden en zang worden
herkend. Bij bloktranssekt tellin
gen worden de tellingen bij be
nadering verricht.
Wanneer en hoe ben je met het
tellen van vogels - laten we ons
hier maar toe beperken - in aan
raking gekomen?
„Hoe kom ik aan mijn betrok
kenheid bij de natuur? Van
jongsaf aan vond ik deelname
aan de natuur belangrijk Het
seizoen was daarbij onbelang
rijk.
Die betrokkenheid is me niet
door ouders en biologieleraren
ingegeven. Mijn man studeerde
biologie met microbiologie als
bijvak. Hij wist geen boterbloem
van een paardebloem te onder
scheiden!"
Geen wonder dat Riet vanuit
haar betrokkenheid met de na
tuur, een goede voorlichting
hierover erg belangrijk vindt. Ze
noemt Piet Steltman dan ook
„mijn man" om zijn praatjes in
programma's als „Ja, natuurlijk".
Ze is er van overtuigd dat velen
hun vernielzucht wel zullen laten
varen als ze ontdekken hoe ver
rijkend de natuur is. Zelf heeft ze
dat al lang geleden ontdekt en ze
trekt er nog steeds graag op uit.
Het liefst samen met anderen „Ik
heb er behoefte aan om met
mensen om te gaan Ik ben geen
kluizenaar"
LEPELAARS
Maar dat was even terzijde, we
dreigen wat af te dwagen We
moeten de draad weer oppakken
bij haar vorige woonplaatsen En
schede en Zaandam. In Zaan
dam stond ze als kersvers onder
wijzeresje voor de klas Daarover
kan ze ook één en ander vertel
len, maar die verhalen zijn mis
schien beter geschikt voor een
andere rubriek. Ze probeerde de
kinderen ook wel iets mee te
geven over de natuur. Die lessen
bleken wel aan te slaan
Zaandam was ook de plaats waar
ze met haar toekomstige echtge
noot de weilanden introk, gewa
pend met een kijker Riet vertelt
er enthousiast over. Ondertus
sen glijden mijn gedachten even
weg naar mijn grootmoeder die
in haar jeugd orchideetjes plukte
in de Breesaap een gebied waar
mijn overgrootvader opzichter
was. Dergelijke bloempjes heb ik
tien jaar geleden voor het eerst
op de toendertijd gehouden Flo-
riade gezien, terwijl ik in dezelfde
streek opgroeide. De Breesaap
heeft inmiddels wel landelijke
bekendheid gekregen als Hoog
oventerrein Van de schitterende
natuur is niets meer over Het
zelfde lot onderging jaren later
het Oostzijdersveld, het gebied
waar Riet de Gooijer over
spreekt. Daar zijn het voor het
merendeel flats die het zo na
tuurlijke gebied opzij geschoven
hebben. Waar Riet nog getuigt
van „Lepelaars, zo mooi" is nu,
een generatie later niet meer te
bekennen En dat geldt niet al
leen voor Noordhollandse gebie
den maar ook voor gebieden in
de rest van Nederland. Utrecht
bijvoorbeeld Als dat je niet te
denken geeft
VANDALISME
De Hoge Veluwe is daarente
gen een gebied dat betrekkelijk
onaangetast is gebleven. En ie
dereen doet zijn best om dat
voorlopig zo te laten.
Ook Riet de Gooijer is daar regel
matig te vinden: „Het gebied
daar is heel goed geschikt voor
het bestuderen van het gedrag
van roofvogels. Ook kun je er
regelmatig wilde zwanen bestu
deren."
In 1967 kwam Riet via haar
man in aanraking met het inti-
atief van een vogelwerkgroep op
de Hoge Veluwe
„Het personeel van deze natuur
gebieden heeft het druk en komt
niet toe aan het werk dat zo'n
vogelwerkgroep verricht Onder
leiding van dr. Kluiver werd nest-
kastonderzoek verricht. Lanas
een bepaalde route werden nest
kasten opgehangen, op gezette
tijden werden die bestudeerd en
onderhouden. Vooral dat laatste
bleek nodig. We waren tijdens de
bestudering van het onderzoek
altijd met de auto voor het ver
voer van een lange ladder De
kastjes werden bekeken, de ge
gevens genoteerd, zó dat de vo
gels niet verontrust werden. De
ladder sjouwden we dan weer in
de wagen. Bij het volgende kastje
haalden hem weer tevoorschijn
en zo maar door. We konden het
meemaken dat we als we na het
laatste kastje weer terugreden
langs de route de eerste kastjes
alweer vernield waren. En dan
konden we weer opnieuw begin
nen."
Wie doet nu zoiets? Mensen die
de moeite nemen om voor een
wandeling naar de Hoge Veluwe
te gaan en daar en niet gering
entree te betalen zie je daar toch
niet voor aan?
„Nee, het waren ook veelal jon
geren uit conferentieoorden in
de buurt. Goede leiding ontbrak
schijnbaar en de verveling in de
vrije uren mondde uit in vandalis
me".
Aan de vogelwerkgroep nam een
grote verscheidenheid van na
tuurliefhebbers deel. Van des
kundigen tot onkundigen.
„Bij een onderzoek waar het gaat
om het ontdekken van vogels,
het kennen en herkennen van
geluid en zang, zijn mensen die
konstant geluid lopen te maken
een hinderlijke faktor Het onder
zoek verloopt heus niet in een
akelige stilte. De mate waarin je
geluid maakt is echter wel be
langrijk. Dat bedoel ik dan ook
met je deelname aan de natuur.
Je erbij betrokken voelen, erin
opgaan. Er waren dan ook een
aantal afvallers, maar daarnaast
ontstond een groepje dat toe
groeide naar wetenschappelijk
we^k".
/Dit groepje ging verder onder de
na^m „Vrienden van de Hoge
Veldwe". Onder leiding van de
eerder genoemde professor de
VrieS leerden zij de transsekttel-
lingen uit te voeren. Naast diens
vrouw het echtpaar de Gooijer,
dr. Klulyer is ook Marius Kolvoort
voor velen ook geen onbeken
de als natuurliefhebber en teke
naar aktief.
INVENTARISATIE
„Deze groep verzamelt nu via
nestkastonderzoek, transsekttel-
lingen en twintigpuntstellingen
gegevens over de vogelstand op
de Hoge Veluwe Twintigpunt
stellingen gebeuren rijdend met
de auto. Iemand rijdt langs een
aantal vastgestelde waarne
mingsplaatsen. Op zo'n plaats
stopt hij en maakt gedurende vijf
minuten een inventarisatie van
de vogelstand aan de hand van
een twintigtal punten.
De gegevens uit het nestkaston
derzoek en de tellingen verwer
ken we tot lijsten. Deze lijsten
zijn in het verleden zeer bruik
baar gebleken als het erom ging
een bepaalde ontwikkeling te
verklaren. Tezamen met andere
gegevens kun je bijvoorbeeld
zien waarom een vogelstand
achteruit gaat
De tabellen vinden ook hun
weg naar het wetenschappelijk
instituut waar professor de Vries
vroeger werkzaam was. We zijn
echter voorzichtig met het door
spelen van onze gegevens aan
derden. Wel vaker is gebleken
dat dat ongewenste gevolgen
had. Bijvoorbeeld: het is niet al
tijd gewenst een vogelbroed
plaats bekend te maken. Het is
vaak beter de dingen te laten
voor wat ze zijn als je daarmee
kunt voorkomen dat vogels daar
voor vertoord of verjaard zouden
worden".
Leonie Merts
Coenen ook iets gezegd over de
reden waarom iemand gaat trai
nen of trimmen (er is alleen spra
ke van een gevoelsmatig verschil
tussen die twee)
Hij zegt: „waarom gaat iemand
trimmen, en zegt hij niet: ,,'t Is
avond, en ik zit liever in mijn
warme huis dan dat ik in het
zweet ga lopen rennen.
Daarover zijn onderzoeken ge
weest van Nederlandse auteurs
Bij de Nederlandse bevolking is
een groeiende belangstelling
voor sport zowel de wedstrijd-als
de recreatiesport. Er blijkt, dat
men is gaan beseffen, dat bewe
gingsarmoede schadelijk is voor
de gezondheid. Al heel gauw legt
men verband tussen lichamelijke
niet-aktiviteit en het krijgen van
een hartinfarkt. Dat betekent, dat
men al heel gauw in het rijtje van
stress, hoge bloeddruk, slechte
voeding, roken, bewegingsar
moede is gaan toevoegen.
Op zich is het een héél moeilij
ke zaak. Je kunt het moeilijk
aantonen Je kunt niet bewijzen,
dat iemand, die niet beweegt,
een hartinfarkt krijgt. In Neder
land was er een periode dat men
direkte verbanden legde tussen
de hart, en vaatziekten en het
gebruik van bepaalde voedings
middelen. Wat volledig onterecht
is. Prof. Meyler heeft die zaken
indertijd goed gerelativeerd, en
tot goede proporties terugge
bracht.
Men konstateert over een aan
tal jaren, dat de sterfte aan hart
en vaatziekten toeneemt. Als je
de oorzaken daarvan weet kun je
preventief te werk gaan, en daar
speelt de commercie snel op in."
Aan het proefschrift van de
heer Coenen is behalve een trai
ningsprogramma met trainings
schema's ook een vijftiental stel
lingen toegevoegd.
Stelling I luidt: „Aleer men
stress als risicofaktor voor het
myocard infarkt aanmerkt, zal
men dit begrip eerst weten
schappelijk moeten definiëren".
De heer Coenen licht dit als
volgt toe „Bekend is of was het
vage begrip managersziekte, als
of deze groep voorbestemd zou
zijn een hartinfarkt te krijgen. Het
tegendeel is nu gevonden Hart
en vaatziekten komen bij alle
groepen van de bevolking voor.
Een van de facetten van de
managersziekte was stress Ech
ter, stress kun je nog niet weten
schappelijk definiëren. Een héél
moeilijke zaak dus Het wordt op
dit ogenblik wel als risiko-indika-
tor voor het krijgen van hart- en
vaatziekten meegenomen. De
Nederlandse Hartstichting houdt
zich er dit jaar intensief mee
bezig. Bij de verdediging van
stelling I heb ik aangegeven:
stress is dat de last groter is dan
de draagkracht gedurende gro
tere tijd. Dan moet je op neuro-
endocrien nivo gaan zoeken (ze
nuw-hormoonstelsel). Maar zo
als ik al zei: dat moet allemaal
nog uitgezocht worden. Stress
kan nog niet gedefinieerd wor
den."
CORRECTIE DEFINIËRING
Stelling IX luidt „In de trai-
ningsleer gebezigde begrippen
behoeven een nadere en correc
te definiëring".
Commentaar van de heer Coe
nen: „Het is een grote warwinkel.
Het is mij opgevallen dat, toen
ik die literatuur begon te lezen,
de gebezigde begrippen gewoon
niet in overeenstemming zijn met
de standaardbegrippen uit de
trainingsleer. Ik heb er de indruk
van, dat men soms bepaalde
stukken overneemt, en dan niet
precies weet waarmee men bezig
is. Het beste is om je te houden
aan de begrippen in de stan
daardwerken. In „Trainingsleer"
van Hollemann en Hettinger
staan de begrippen prima
omschreven.
Ik geef een voorbeeld van de
verwarring. In Nederland spreekt
men over intensieve en extensie
ve intervaltraining. Extensieve
intervaltraining wat is dat voor
een term? Die term kan ik niet
vertalen. Ze geven wèl aan wat
voor hartfrekwentie je dient te
bereiken bij extensieve interval
training, maar ze geven geen de
finitie van de term extensieve
intervoltraining. Het is toch altijd
al een crime in de hele weten
schap, dat mensen vaak niet op
dezelfde golflengte met elkaar
praten Dat is een heel vervelen
de zaak."
WAAROM TRAINEN?
Tenslotte nog de vraag: 'Waar
om gaat iemand trainen?"
„Een aantal mensen pakt die
zaak op uit een vorm van preven
tie.
Beweging, het aktief zijn, is
niet zo zeer preventie, maar wan
neer er iets gebeurt, kan de klap
veel beter opgevangen worden.
Ik denk met name aan de hart- en
vaatziekten Wellicht dat het ge
nezingsproces dan wel herstel
proces sneller verloopt. Ook de
prognose kan beter zijn
Overigens zijn er wel onder
zoeken geweest, waaruit blijkt
dat bij een bepaalde groep men
sen met een hoge bloeddruk na
een periode van training de
bloeddruk zich normaliseert.
Dan heeft de training een thera-
pentisch effekt.
Let wel hier wordt niet gezegd,
dat nu alle mensen met een hoge
bloeddruk maar moeten gaan
trainen. Ten eerste zal moeten
worden uitgezocht de ernst en de
aard van de hoge bloeddruk. Ten
tweede dient dan voorzo'n groep
mensen medische begeleiding
optimaal aanwezig te zijn. Ik
denk hier aan bijvoorbeeld de
sportmedishe adviescentra's."