„Jeugdsport moet niet altijd winnaar en verliezer aanwijzen" Kinderen over het boek igenlijk maken we een iboel van begrip prestatie" Albert Buisman, hoofdauteur van Jeugd en Sportvereniging", I interview DERDAG 27 SEPTEMBER 1984 door Caspar van Loo :entrum Papendal wordt aanstaande zaterdag de jeugd en Sportvereniging" officieel gepresenteerd. >m twee drukwerken waarvan deel 1 de ondertitel gen over jeugdsport" en deel 2 „op zoek naar een rkwijze" meekreeg. Verantwoordelijk voor beide i de vakgroep Wijsgerige en Historische Pedagogiek jksuniversiteit Utrecht en de Nederlandse Sport i(NSF), afdeling sportontwikkeling en kadertraining, terie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur >rde de totstandkoming van de boeken, tgave „Jeugd en Sportvereniging" zit een Leusdens t alleen hebben Leusdense kinderen en >nigingen hun medewerking er aan verleend, ook de eur van deel 1 komt uit Leusden. Albert Buisman (44) im, die nu zo'n veertien jaar in deze gemeente woont; lange tijd in een Eurowoning en sinds een kleine in een energiezuinig huis in de wijk Bosveld, is wetenschappelijk hoofdmedewerker bij de i Wijsgerige en Historische Pedagogiek aan de Rijksuniversiteit. Hij doet onderzoek naar de van kinderen en jongeren met name in de sport en rwijs. Buisman: „Als je goed naar kinderen luistert, ims waardevolle gedachten", iterview vertelt de Leusdenaar over de onden van de uitgave „Jeugd en Sportvereniging", iop de behandeling van kinderen in de sport en laat ijn licht schijnen over het jaarlijks terugkerend lerfestijn Tour de Junior. Verslaggever Caspar van erde tevens Buismans interpretatie van presteren: Jjresteren zonder het te moeten". ders en de oudere jeugd. Het boek is gebaseerd op het motto: vanuit de praktijk, voor de praktijk. De samenstellers werkten er zo'n drie jaar aan en deden onderzoek, in terviewden veel kinderen en ver enigingsmensen en zochten voor beelden uit de praktijk. Het resul taat is overzichtelijk weergegeven in de uitgave, zonder de lezen' gebruiker onmiddellijk een méning op te leggen. Elke paragraaf wordt besloten met opgaven voor de jeugdafdeling van een sportclub. De opgaven moeten er toe leiden dat de kinderen meer greep kriigen op het jeugdbeleid. Deel 2 ,.op zoek naar een eigen werkwijze" is een handleiding voor bestuur, jeugdcommissie, begeleiders en oudere jeugd om zonodig het jeugdsportbeleid binnen de vereni ging te verbeteren. Deel 2 werd geschreven door Jo Lucassen, Paul van Maanen en Bart Ooyen. Theedrinken Albert Buisman doet al vanaf 1974 onderzoek in, zoals hij dat noemt, het veld van de sport. Hij publiceerde reeds eerder wat; on der meer was hij mede-auteur van „Hoe sportief is sportief een boekje over fair-play in de sport. Ook heeft Buisman zich intens beziggehouden met de afvallers, de zogeheten drop-outs in de jeugdsport. Buisman: „Het is een feit dat kinderen ineens stoppen met hun sport. Er zijn clubs die dat accepte ren en met naar de reden vragen. Ik EN - „Of het met de slecht is gesteld om- uitgave er aan gewijd hoor, integendeel. Ik lef over de jeugdsport De organisatie staat aardig peil en draait ilijk op vrijwilligers. iu twee boeken zijn len wil niet zeggen dat s is met de jeugdsport. tens kijken welke aan- onderwijs krijgt. Daar boeken vol over ge- Bulsman zegt het over- imet een stem die soms n zijn Groningse af- raadt. We praten in de zijn werkkamer na een rt door een ongelukje offiekopje. Buisman is lie vindt dat je kinderen t niets moet opleggen, dat je de jeugd niet te druk van presteren impen. wedstrijdsport voor niet op voorhand afwij- persoonlijk vind ik dat deren van 8, 9, 10 jaar en op jeugdtopsport, je an ze gaat verlangen en ialiseren in bepaalde n vraag ik me af: van dat? Komt dat nou echt nd. Is dat nou helemaal van een bepaalde tak of ligt daar de opvoe- er. Bij die vragen plaats aar kritische vraagte- wll niet dogmatisch, zijn en zeggen de wed- lis foei, fout. Ik zie ook die echt uit hunzelf Tiet de sport bezig zijn. de andere kant zie Ik vaak het omgekeerde: die worden opgestookt bepaalde richting wor- ve iwd. Dan denk ik: joh, ga s lekker buitenspelen, choolsteegbosjes in, al J* niet, maar bij wijze van s filosofie schreef Buis- n met Gerrit Zwezerijnen SF deel I ..opvattingen ugdsport". Dit fraai uitge- oek besteedt aandacht raag op welke manier de !iu en sportvereniging bege- )\i worden De inhoud is voor trainers, coaches. ,rs. bestuursleden, ou- vind dat iemand van een vereniging dan de telefoon moet grijpen en dat kind moet vragen: wat is er aan de hand. Dan hoor je de oorzaak van het stoppen met de sport. Dat is in de praktijk vaak het niet klikken tussen trainer en speler, omdat de beteren worden voorgetrokken. Maar de oorzaak kan ook zijn dat kinderen veranderen van sport, of dat ze verkering knjgen en geen tijd meer hebben, of dat ze het te druk op school hebben Wat ik wil zeggen is dat clubs er veel aan kunnen doen of kinderen met hun sport doorgaan Er zijn verenigingen die dat goed aanpak ken, zoals bijvoorbeeld hier in Leusden korfbalclub Antilopen. Eén van mijn kinderen speelt daar, en ik moet zeggen dat Antilopen een goed voorbeeld is. Het geza menlijk theedrinken met de kinde ren in de rust van een wedstrijd, dat spreekt mij persoonlijk erg aan. Bij andere clubs is het vaak zo dat het gewoon rust is, dat de kinderen even naar binnen gaan. Maar bij de korfballers gaan ze samen écht theedrinken en zitten ze allemaal bij elkaar Ik wil overigens niet verder ingaan op het kwalificeren van Antilopen, want daarvoor is mijn kennis van hoe het gaat bij éndere clubs te klein". Is er wel eens onderzoek gedaan naar de oorzaken waarom kinde ren ineens stoppen met sport? Buisman: „Nee, het is meer een fragmentarisch onderzoek ge weest. Eigenlijk kan ik alleen maar indrukken geven. Het komt neer op de leeftijd van het kind, al ligt dit aspect verschillend per tak van sport. Neem bijvoorbeeld de gymnastiek. Die kent veel aderla tingen. Bij de longens vindt als ze 8, ners en begeleiders ervan, en wat kunnen we daarvan leren. Clubs hebben genoeg capaci teit in huis om dat te doen. Ze klagen wel eens dat er niet genoeg „kader" aanwezig is, maar ik ben ervan overtuigd dat verenigingen gerust zelf zo'n onderzoek kunnen doen. Ik ken een handbalvereni ging die op een zaterdag jongeren en ouders wist te charteren om kinderen van de club te intervie wen. Daar heb je geen duur onder- zoeksburo voor nodig. Je kunt met een simpel vragenformuliertje ou dere jeugd naar kinderen toesturen om aan de weet te komen wat die nou van de sport en hun club vinden. Deel 2 staat trouwens vol suggesties in die richting. De Haai en heeft nou zo'n onderzoek ge daan. en heeft dat heel redelijk gedaan. Probleem was alleen dat alle vergaarde informatie op één hoop moeilijk was te verwerken en zodoende het ook lastig was om daaruit conclusies te trekken waar men wat aan heeft. Uiteindelijk heeft het zelfonderzoek van De Haaien enkele suggesties opgele verd waar ze wat mee kan doen Ik kan daar niet over in detail treden, omdat ik niet persoonlijk bij dat onderzoek betrokken ben ge weest". Waaruit bestond de deelname van Roda en LEOS aan de totstandko ming van deel I van de uitgave7 Buisman „Die clubs zijn met name toeleveringsbedrijven, als ik het zo mag noemen, geweest. Van LEOS heb ik bijvoorbeeld een brief ge bruikt - en ook in het boek afge drukt - waarin de jeugdleden aan het eind van het seizoen reeds informatie krijgen over het nieuwe. Informatie over de competitie en In deel I „opvattingen over jeugdsport" geven vier Leusdense kinderen hun mening over het boek of over bepaalde hoofdstukken. Hieronder enkele fragmenten uit hun recensies: Sjoukje Wisman, 15 jaar, basketbal. Over het gehele boek „Ik heb nou het hele boek wat doorgegeken en gebladerd Het lijkt me een leuk boek er zitten allemaal stukjes in van de jeugd zelf en dat vind ik goed, want als er een boek over jeugdsport is of zo dan is het vaak zo super-volwassen geschreven Zo van: kinderen dit en kinderen dat. Zo ontzettend van buitenaf gezien. Terwijl in dit boek het allemaal wordt verteld door de jeugd en dan een commentaar van een volwassene Een ding vind ik jammer: wij op basketbal zitten altijd na het eigenlijke trainingsuurtje nog wat na te praten, ook over andere dingen dan onze techniek en zo Heel vaak komt het jongensteam kijken en geven ook hun commentaar. Zo leer je die ook kennen en het draagt bij tot de gezelligheid op de club. Ik vind het jammer dat hierover niet gepraat wordt in dit boek." Frans van Rooyen, 14 jaar, korfbal. Over hoofdstuk 8: Jeugdsport en prestatie: Presteren: competitiespelen maar oh. die verplichtingen! „Sommige dingen zijn wel leuk Andere weer niet, zoals bijvoorbeeld de brief van die volleybalclub. Je hebt geen lijd meer voor jezelf zodat je kan afschrijven voor feestjes en zo. Dat lijkt me een beetje teveel van het goeie. Prestatiedwang: een gebed van een voetbaljongetje. Dat gebed van een pupil vind ik iets te veel met de godsdienst te maken hebben. Dat komt. ik ben n I. christelijk maar ik zit niet op een christelijke club. Dat stukje van die vrouw van achter in de twintig (wat ze van de gymnastiekles van vroeger vond) vind ik wel een goed stukje. Voor de trainers die te streng zijn voor de kinderen Vijf dagen proftraining voor jongens van zestien jaar. Wat die jongens in het interview over vijf dagen programing zeggen over geld weggooien en zo. daar ben ik het niet mee eens. Nou. ik vind dat als je training van een profvoetballer krijgt dat je je aandacht er beter bij kan houden, omdat ik die man bewonder en zo Over hoofdstuk 6 Relaties tussen jeugd en leiding: Dit hoofdstuk vind ik beter dan hoofdstuk 8 want er wordt beter rekening gehouden met nogal kleine kinderen. Als je^een trainer hebt. waar je geen persoonlijk contact mee hebt - dan spreek ik voor me eigen - dat je dan met minder zin naar de sportclub gaat." Boudewijn van de Kroon, 17 jaar, momenteel sportloos, heeft 7 jaar gehockeyd. Over hoofdstuk 9: Competitie en rivaliteit: De degens kruisen. ,,lk denk. het is per tak van sport nogal verschillend, zoals bij dat schermen heb je maar een tegenstander en daar moet je gewoon van winnen en dat wekt volgens mij veel meer rivaliteit op Competitiestanden bij lonqe kinderen? Eerst rustig laten spelen in het begin, en zo kennismaken met de sport en als het goed gaat. dan proberen te winnen. Dat is bij hockey net zo. Als je bij de mini's zit dan speelt net winnen nog niet mee. Hoe hoger je komt. dan moet je het echt proberen. Je hebt allerlei categorieën in hockey. Als je bijvoorbeeld in B1 zit moet je je best doen om in het team te blijven. Dan moet je de beste proberen te zijn en dat moet je ook vasthouden. Wanneer je echt hoog wilt komen in hockey dan moet je ook goed spelen en moet je ook willen winnen. En dan wordt het ook allemaal veel ruwer. En dan let je ook niet zozeer meer op andere dingen. Sommige mensen denken: Ze moeten winnen en zo. Maar als ze het bekijken vanuit de kinderen, en ze vragen het aan de kinderen zelf. van wat vinden jullie er nou van? Ze gaan meer van hun eigen mening uit, van jullie moeten winnen en als je niet wint dan ben je slecht dan ga je er maar uit. Dan kijken ze dus niet wat de kinderen zelf willen, als ze voor de lol willen spelen en zo. Waar competitie om de hoek komt kijken, daar valt de lach onherroepelijk weg Volgens mij is dat niet zo. Je doet het voor de competitie, daar probeer je dus echt wat van te maken en daar speel je ook voor. En hier staat competitie, dat je het niet meer leuk vindt of zo en dat vind ik juist niet." Pascal Wilhelm, 13 jaar, hockey. Over hoofdstuk 3: Moeten we de ontwikkeling een handje helpen. „Het begint over niveaugroepen. Ik vind het goed datje ze bij leeftijdsgroepen indeelt, want anders is het voor de kleintjes veel te zwaar als zij bij groten ingedeeld zijn. Dan kun je misschien wel goed hockeyen, maar je kunt het dan helemaal niet aan, op sommige punten. Traininq en zo. .Maar dan moet je per leeftijdsqroep wel meer mogelijkheden hebben om in te delen, zoals bij C1C2, C3, C4 enzovoorts Jonq geleerd, oud gedaan. „Dat jochie op die motorfiets, wat moet ik daar nou van zeggen? Ik zou 't liever niet doen 't Is nogal een erg gevaarlijke sport. Ik heb wel eens gelezen dat ze 50 km halen En als je valt, kan je iets krijgen, dat je verlamd raakt of zo. Ik zelf zou zeggen op 16 jaar beginnen met motorrijden. Dan is je lichaam veel Sierker en dan kun je er tegen en zo Kluitjesvoetbal. Over de trainer die zegt dat dat de jongens niet op zo'n kluitje moeten voetballen „Als die ze steeds stilhoudt dan denk ik dat ze niet echt leren. Ik heb gemerkt toen ik in een lager elftal speelde, dat het niets hielp. We gingen gewoon door met kluitjeshockey. Ik ben ook wel voor het aanpassen van het materiaal Met biljarten met zo'n grote keu voor kleine jongens Wielrennen met een klein verzet Daar ben ik ook wel voor. Je mag je niet forceren, dan krijg je kapotte knieën. Er staat iets over de valhelm. Ik vind dat je een sport zo veilig mogelijk moet maken Op naar een tennisschool of turninternaat? Je moet pas naar een tennisschool toegaan als je echt talent hebt. vind ik De sport is dan wel erg prestatiegericht voor zover ik weet is het toch meer voor ontspanning en zo Alleen als het kind zelf graag wil en talent heeft dan wel, maar niet als de ouders graag willen Als je in een turnkamp moet afvallen, dan blijkt het daar wel uit, dat het ontzettend prestatiegericht is. Hoe kinderen groeien. „Er staat ook iets in dat je in de sport langzaam kunt groeien, maar ik begrip niet zo goed wat het gevolg daarvan kan zijn Wat moetje daar nou van zeggen, needat begrijp ik niet zo goed i V Maar die kinderen vinden dat leuk Buisman: „Dat is maar de vraag Dat is een voortdurende discussie We plaatsen die kinderen op een schavotje. Sommige wielrennertjes zullen dat leuk vinden, dat moet ik toegeven, maar een heleboel vin den er niks aan. Het realiteitsge voel speelt nog niet zo erg bij de jeugd. Dat komt later pas. afhanke lijk van de opvoeding Het is daar om gevaarlijk vananten uit het le ven van grote mensen te gaan vertalen naar de kinderen Ik heb het al gezegd: er zijn zoveel leuke andere dingen te doen met fietsen zonder dat de rivaliteit van kinderen gestimuleerd wordt. Ik heb trouwens niets tegen nvaliteit, maar in de sport wordt dit begrip naar mijn mening te vaak tot het alles verklarende principe ver heven. Dat hoeft niet; daarmee verlies je kinderen uit de sport. Er hoeft niet altijd een winnaar en een verliezer aangewezen te worden Opleiding Denkt u dat er veel animo zal zijn voor de uitgave Jeugd en Sport vereniging' Buisman: „Ik weet het niet. Er zijn natuurlijk niet veel van dit soort boeken voor sportclubs. Uh, ik denk dat in het opleidmgswerk de uitgave zeker een funktie kan ver vullen. Dus dat vrijwilligers er ge bruik van maken tijdens een kader opleiding bij een sportbond. Het op die manier benutten van de boeken zie ik erg zitten. Wat het gebruik door verenigingen betreft, dat blijft een gok. De boeken liggen in de boekhandel. Ze zijn erg attractief gemaakt qua lay-out. zodat men sen ze niet gelijk wegleggen wan neer ze er even vlug in bladeren Tot besluit wil Albert Buis man nog even de opmerking >3t kwijt dat er erg veel leeft in de m sport, met name in de jeugd sport die circa anderhalf mil joen beoefenaars kent. Hij zegt dat kinderen daar erg veel over willen vertellen als hen daar naar wordt ge vraagd. „Je drukt in feite dan op een knop, en er komt een hele riedel gegevens uit. Daarom krijg je soms ook hele waardevolle gedachten als je naar kinderen luistert. Een keer zei een jongen te gen mij over het „partijtje kiezen" bij het voetballen op straat: de bésten kiezen je met tegenzin. Kijk, dat zegt voor mij een heleboel!" 9 jaar zijn, een ware uittocht plaats. De meesten gaan voetballen, dus in feite kun je ze niet als echte drop-outs betitelen. Bij de meisjes zie je een uittocht als ze 13,14,15 jaar zijn. Deze constateringen zijn bepaalde indrukken, trends die we ontdekken en waarnaar we meer systematisch onderzoek willen doen. Maar zo'n gymnastiekclub hoeft zich natuurlijk niet bij deze trends neer te leggen. Er zijn ge noeg mogelijkheden te vinden die het voor de jeugd toch aantrekkelijk maken om lid te blijven van de gymclub. Wat een club moet weten die veel kinderen ziet stoppen met sporten is, dat ze flexibel moet zijn om de resultatennivo's - ik spreek niet graag van prestatienivo's - op te vangen. Dus dat kinderen die niet in de hoogste elftallen kunnen komen niet erbij hangen, maar leuk worden opgevangen". Clubs zeggen vaak dat het de leeftijd" van kinderen is die hen er toe doet besluiten de handdoek in de ring te gooien. Ze zoeken niet gauw de oorzaak binnen de vereni ging, binnen de begeleiding Buisman, vroeger zelf aktief in de atletiek, in het turnen en in het tafeltennissen, zegt: „De-bepaal de - leeftijd van het kind de schuld te geven van het feit dat zo'n jongen of meisje ophoudt, is een te gemakkelijke verklaring. Het gaat er naar zijn mening toch om hoe zo'n club zich presenteert. Kijk. als iedereen aan z'n trekken komt bin nen een vereniging, dan neem je toch met pijn in je hart, dus met de grootste moeite, afscheid van je sport? Dat veel junioren bij de overgang naar de senioren het bijltje erbij neergooien, heeft vol gens mij te maken met de overgang die eigenlijk te bruusk is. Als junior speel je in de regel jarenlang met dezelfde kinderen in een team om vervolgens bij de senioren ver spreid te worden". Leusdens tintje Aan de uitgave „Jeugd en Sportvereniging" hebben drie Leusdense clubs hun medewer king verleend, te weten zwem- en poloclub De Haaien, voetbalver eniging Roda '46 en volleybal club LEOS. Beginnen we bij „de Haaien". Wat was de bijdrage van die vereniging? Buisman: „Deze club heeft mee gedaan aan het onderzoek voor deel 2. De Haaien heeft namelijk zelf geprobeerd een deel van de jeugdsport binnen haar eigen gele dingen te onderzoeken. Dit is ge beurd op initiatief van de samen stellers van deel 2, die ook verder De Haaien hebben begeleid. De vraag was: hoe gaan we met de kinderen om, hoe kijken de ouders er tegen aan, wat vinden de trai- over de verplichtingen die de leden hebben" Buisman laat de brief zien. We lezen even mee: „Verplichtingen. Als je je voor de kompetitie opgeeft kom je in een team; een groep meisjes of jongens waarmee je wedstrijden zult gaan spelen. Dit betekent, dat je ook moet trainen, iedere week, en ook aan de wed strijden moet deelnemen. Maar goed, je kunt een keertje niet. Niet als bijvoorbeeld ie buurmeisje jarig is of je kleine broertje zich niet helemaal lekker voelt, maar als je zelf ziek bent of een andere, erg vervelende oorzaak". Wat vind Buisman persoonlijk van een dergelijke mededeling aan een jeugdlid? Hij antwoord: „Op zich vind ik het erg goed dat LEOS aan het einde van het seizoen de leden vraagt zich te bezinnen op het komende seizoen. Ook vind ik het goed dat LEOS de taal van de kinderen probeert te spreken. Maar de tekst gaat me eigenlijk iets te ver. Die is te disciplinair. Ik denk dat die tekst kinderen afschrikt. Dat is niet no dig. Ik denk dat sommige jongens en meisjes die strakke verplichtin gen niet zo leuk vinden. Die willen niet graag onder uit de zak krijgen als ze een keer niet op de training of niet aan een wedstrijdje kunnen deelnemen. Ze moeten het natuur lijk wel weten dat zoiets niet leuk is, maar dan graag op een andere manier. De brief van LEOS is in het boek opgenomen om te laten zien hoe clubs hun jeugdleden benaderen. Niet negatief of positief bedoeld, maar om de lezers zelf een oordeel te laten vormen." Wat de medewerking van Roda betreft aan het boek, zegt Buisman dat de voetbalvereniging heeft ge reageerd op een brief over meisjes voetbal die Buisman had gestuurd. Presteren Tijdens het gesprek zegt Al- bert Buisman een paar keer dat hij liever niet van prestatlesport maar van resultatensport spreekt. „Dat begrip presteren is me heilig. Door de eenzijdige betekenis wordt het woord pres teren in diskrediet gebracht. Denk aan prestatiemoraal en prestatiemaatschappij. We ma ken eigenlijk een janboel van het prestatiebegrip. Maar de andere betekenis zegt: je eigen moge lijkheden ontdekken, eruit halen heb niets tegen rivaliteit, maar in de sport wordt dit begrip naar mijn mening te vaak tot het alles verklarende wat erin zit omdat je het leuk principe verheven vindt. Die betekenis van preste ren wordt vaak vergeten". Laten we even de Tour de Junior bij de kop nemen. Dit Achterveldse jeugdwielerspektakel, waarin ook de allerkleinsten in een mini-Tour meedoen, is gebaseerd op preste ren. Kunt u zich vinden in een dergelijk evenement? Buisman antwoordt: „Ik zou daar wat gevarieerd over willen spreken. Ik vind dat er zoveel speelse vor men zijn voor kinderen met fietsen, er zijn zoveel leuke dingen te doen, waardoor die hardrijwedstrijden ei genlijk overbodig zijn. Persoonlijk ben ik van mening dat in zo'n Tour de Junior bepaalde volwassen ele menten te qemakkelijk op de kinde ren worden overgeplant In het boek heb ik foto's uit jouw krant afgedrukt waarin je kinderen op het 12, 3-schavotje ziet staan met bloemen in hun handen. Kijk, dit doen we met volwassenen

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1984 | | pagina 5