Tentoonstelling in Museum Flehite door W. J. van Tent Verschillende archeologische perioden kwamen aan oppervlakte OUD-LEUSDEN DONDERDAG 2 MEI 1985 10 Bijgaand artikel over de opgra vingen bij de werkzaamheden rond Rijksweg 28 bij Oud-Leus den, werd geschreven door drs. W.J. van Tent, provinciaal archeoloog van Utrecht, be stemd voor het tijdschrift Fle- hite. Het verscheen in dit tijd schrift in de nrs. 1 en 2 van de 17e jaargang (april 1985). 3. ROMEINSE TIJD Al vrij snel na het begin van het grote onderzoek in 1983 werd in het noorden een merkwaardige vier kante greppelstructuur ontdekt. Hij was kennelijk oud, want er waren verscheidene middeleeuwse water putten doorheen gegraven. Later bleek uit de vondsten, afkomstig uit de vulling van met name de buiten ste greppel, dat de datering van het geheel rond 200 na Chr. moest lig gen, dus in de Romeinse tijd. De buitenste greppel - eigenlijk eerder een gracht - mat 'buitenwerks' on geveer 14 m en was minimaal ca. IV2 m diep. Hij was in doorsnede v- vormig. Het binnenste greppeltje was veel smaller en ondieper. Beide greppels hadden een opening in het noordwesten. De verklaring van de boven beschre ven sporen is niet zo eenvoudig In het begin, toen de greppelstructuur nog niet in zijn geheel was opgegraven, dachten de onderzoekers met de res ten van een groot grafmonument te maken te hebbenl Een graf is er uitein delijk echter niet in gevonden. Het is waarschijnlijker, dat wij hier de resten van een omgracht wachttorentje voor ons hebben In het binnenste grep peltje moeten dan de palen hebben gestaan, die het fundament van het torentje vormden. In 1983 werden geen andere sporen uit de Romeinse tijd gevonden, zodat de greppelstructuur een beetje in de lucht bleef hangen In de loop van 1984 werden echter ook plattegronden van boerderijen en schuren uit deze periode ontdekt, vooral in het uiterste zuidoosten van afb. 1, II. Kennelijk heeft daar de nederzetting gelegen, waartoe het wachttorentje behoorde Deze nederzetting zal zich nog wel verder naar het zuiden, dus buiten het tracé van Rijksweg A28, hebben uitge strekt Een interessante vondst was tenslotte een rechthoekige kuil, waarin zich twee complete potten van handge- vormd aardewerk bevonden. Mogelijk was dit een graf. ook al werden er geen skeletresten in gevonden. Dat is echter geen wonder, want botmate- riaal lost in zure zandgrond binnen niet te lange tijd spoorloos op De vondsten uit de Romeinse tijd be staan weer voornamelijk uit aarde werk. Er zijn twee soorten. De ene is handgevormd, 'inheems' aardewerk, beter gemaakt en met meer versiering dan dat uit de Ijzertijd. De andere, slechts in kleine hoeveelheden gevon den, is op de draaischijf gevormde Ro meinse importkeramiek. Daartoe be horen onder meer enkele scherven Afbeelding 6Bronzen haarsp 5e-eeuws graf (Waar niets staat aangege zijn de foto's beschikbaar steld door het ROB - Ami foort.) van terra sigillata, het glanzen luxe-vaatwerk van de Romein» op het terrein werd nog een Rof munt gevonden, waarschijnlijk rend uit de eerste helft van eeuw. De Romeinse nederzetting va? Leusden lag ver buiten het Rot Rijk, waarvan de noordgrens (m Rijn werd gevormd. 'Echte Rofl hebben er dan ook niet gewoiH is moeilijk te zeggen wie er wdV den Misschien waren het de m lingen van de bewoners van de genoemde Ijzertijd-boerderijen schien zijn er vanuit het oosten t bevolkingselementen (bij)gekon ieder geval duiden de Romein porten erop, dat men wel conta met het Romeinse Rijk. Dat voornamelijk handelscontact» geweest 4. VOLKSVERHUIZINGS TIJD Midden tussen de graven va hierna te bespreken Merovinj grafveld kwamen twee 5e-eeuws ven aan het licht Eén ervan bi een prachtige bronzen haarspeld deze graven in het totaalbeeld v bewoning bij Oud-Leusden m worden ingepast, is nog geheel c delijk 5. VROEGE MIDDELEEUWEN Tijdens het proefonderzoek v AWN en de opgravlngscamj vervolg op pagina 11 De opgravingen Rijksweg 28 bij Oud-Leusden in beeld Afbeelding 8: Skeletafdruk in Merovingische graf De donkere vlekken heen zijn de resten van de vulling van de grafkuil LEUSDEN - De naam 'Oud-Leusden' heeft altijd een bijna magische klank gehad. Er was ook iets ge heimzinnigs in de donkere, nogal verwaarloosde bossen, die het oude kerktorentje omgaven. Volgens de mensen in de buurt is dit torentje het overblijfsel van 'de oudste kerk in Nederland'. Het is twijfelachtig, of dat waar is, maar een beetje gelijk hadden de mensen toch wel: al lang vóór het onderzoek bij Oud-Leus den begon waren er namelijk aan wijzingen, dat het kleine gehucht vele eeuwen geleden een grote en belangrijke nederzetting was ge weest. In de bekende schenkings oorkonde van Karei de Grote, date rend uit het jaar 777, wordt een plaats 'Lisiduna' genoemd. Van ouds heeft men aangenomen, dat Lisiduna en Leusden één en de zelfde naam voorstelden, en dat de nederzetting uit de achtste eeuw daarom ergens in de gemeente Leusden moest worden gezocht. De meest waarschijnlijke plaats was natuurlijk niet het moderne centrum (eigenlijk Hamersveld), maar het 'echte' Leusden, ergens In de buurt van de oude kerk. Al lang bestond dus het vermoeden, dat er bij Oud-Leusden 'iets ouds' in de grond moest zitten, maar concrete bewijzen waren er in feite nauwelijks. Wel waren er, bij werkzaamheden aan de oude Doornse Grindweg in de jaren twintig van deze eeuw. enkele ijzeren wa|3ens uit de achtste eeuw gevonden (nu in Museum Flehite) Deze vondst paste natuurlijk prima in het Lisiduna van de oorkonde van 777, maar het bleef de enige uit de periode in kwes tie. Zo nu en dan werden er wel an dere vondsten gedaan, maar ze ble ken nooit ouder te zijn dan ongeveer de 13e eeuw De plaats van de 8e- eeuwse nederzetting bleef dus een raadsel, en de naam Lisiduna bleef rondspoken bij Oud-Leusden en in de hoofden van de archeologen. Waren de vage aanwijzingen de reden voor het onderzoek bij Oud-Leusden, de aanleiding werd gevormd door de aanleg van Rijksweg A28. In een strook ter breedte van ongeveer 100 m. even ten zuiden van de oude kerk toren, zou niet alleen alle bos, maar zouden ook alle eventuele bewo- ningssporen in de grond volledig wor den opgeruimd Wilden wij nog iets te weten komen van de geschiedenis van het gebied, dan was het nu of nooit. In 1982 werd daarom contact opgenomen met de Directie Utrecht van Rijkswaterstaat om te overleggen over de mogelijkheden van een even tueel onderzoek in het wegtracé - een eventueel onderzoek, want eigenlijk wist men nog steeds niet zeker of er wel iets te onderzoeken was en, zo ja, waar Met Rijkswaterstaat werd afge sproken, dat eerst een kleine proefgra- ving zou worden uitgevoerd op de plaats waar de bouwput zou komen voor het viaduct, waarmee de Dode- weg over Rijksweg A28 heen werd ge leid. Als de resultaten van de proefgra- ving positief waren, zou de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonder zoek (ROB) alle gelegenheid krijgen voor een uitgebreider onderzoek. PROEFONDERZOEK Het bestuur van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN), afdeling Vallei en Eemland, bleek bereid het proefonderzoek voor zijn rekening te nemen Op zaterdag 9 oktober 1982 gingen de leden van deze vereniging aan de slag, en zij hebben het vele zaterdagen volgehou den. tot eind januari 1983 Het onder zoek vond plaats in zes proefgaatjes van ongeveer 6 bij 3 m, die met hulp van Rijkswaterstaat waren afgegra ven. Er werden bewoningssporen aan getroffen en vondsten gedaan niet al leen uit de vroege en late middel eeuwen. maar ook - geheel onver wachts - uit de Romeinse tijd. De spec taculaire vondst was wel het restant van een meer dan drie meter diepe waterput, waarvan de schacht werd gevormd door een uitgeholde boom stam. De put was te dateren in de pe riode rond 1200 Al met al waren de resultaten van het proefonderzoek zo veelbelovend, dat niet meer getwijfeld hoefde te worden aan de noodzaak van een grote opgraving. Deze begon in maart 1983 en duurde tot begin au gustus van dat jaar Een tweede cam pagne ving aan in maart 1984 en duurt op het moment dat dit artikel wordt ge schreven (maart 1985), nog steeds voort, al is het einde nu wel in zicht Het onderzoek wordt uitgevoerd door de ROB te Amersfoort en staat onder leiding van drs. W. J. van Tent, provin ciaal archeoloog van Utrecht en schrij ver van dit artikel. De technische lei ding berustte in 1983 bij A Buisman en G. van Haaff, in 1984/85 uitsluitend bij G. van Haaff Beide heren zijn le den van de velddienst van de ROB. Gedurende de gehele opgravingspe riode zijn er uiterst plezierige contac ten geweest met Rijkswaterstaat Me dewerkers van deze Dienst hebben hun best gedaan om het onderzoek zo ongestoord mogelijk te laten verlopen, hoe moeilijk het soms ook was alle werkzaamheden zó in elkaar te pas sen, dat de aanleg van de weg niet werd vertraagd Bovendien heeft Rijkswaterstaat het onderzoek in 1983 gedeeltelijk, en dat in 1984/85 bijna geheel gefinancierd. Een groot gedeelte van het ongeveer 100 m brede wegtracé, zowel ten wes ten als ten oosten van de Vlooswijkse- weg, werd in de periode eind 1982 - begin 1985 opgegraven Uiteraard is een definitief verslag van alle opgra vingsresultaten nog lang niet mogelijk, daarvoor is alles nog te 'vers' Wat nu volgt is een zeer beknopt, zeer voorlo pig overzicht, dat beslist geen aan spraak maakt op volledigheid, maar dat wel een goede indruk hoopt te ge ven van de gevarieerdheid van de nieuwe gegevens, die het onderzoek aan het licht heeft gebracht DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK Als één en hetzelfde terrein gedu rende meerdere periodes bewoond is geweest, zullen de sporen, die die ver schillende bewoningsperiodes in de bodem hebben achtergelaten, zich bij een opgraving vaak als een onontwar baar kluwen voordoen. Het is de taak van de opgravers dat kluwen te ont warren en de bewoningspatronen per periode vast te stellen. Ter wille van dit artikel is voor Oud-Leusden reeds een poging in die richting gewaagd De re sultaten van het onderzoek zullen dan ook per archeologische periode wor- Afbeelding 2: Restant van middeleeuwse waterput. Als putschacht is een uitge holde boomstam gebruikt, het onderste gedeelte daarvan is onder het grondwa ter. dat vroeger hoger stond, bewaard gebleven. Afbeelding 1 Situatie van de opgravingen bij Oud-Leusden 1 grens van het tracé van Rijksweg A28; 2 opgegraven gedeelte; 3 bebouwing (gedeeltelijk afgebroken vlak voor of tijdens de opgraving). I-IV onderdelen van de opgraving, waarnaar In de tekst wordt verwezen n 1 '-uur Burgemeester Rademaker bekijkt de expositie en laat zich voorlichten door dr Van Tent. die de leiding van de opgravingen in Oud Leusden had. den gepresenteerd Het zijn de vol gende 1. Bronstijd(2100-700v C) 2. Ijzertijd (700 v. C - 0), 3. Romeinse tijd (0-400 nC 4 Volksverhuizingstijd (400 - 500 n C). 5. Vroege middeleeuwen (500 - 900 n C.). onderverdeeld in: - Merovingische periode (500 - 750 n.C.). - Karolingsche periode (750 - 900 n C.). 6 Latere middeleeuwen (900 - 1500 n. C). Het is in dit stadium in vrijwel alle ge vallen onmogelijk te bepalen of bewo ning in één periode zich zonder onder breking voortzette in de volgende, of dat er juist wel een onderbreking op trad Vandaar, dat de vraag naar de continuïteit in dit artikel niet vaak aan de orde wordt gesteld Bewust is er voor gekozen de bewoningsgeschie- denis van Oud-Leusden als een serie momentopnames te behandelen Uit periodes ouder dan de Bronstijd zijn tijdens het onderzoek geen vond sten gedaan. Enkele kilometers verder westelijk zijn echter, in het tracé van dezelfde Rijksweg A28, werktuigen uit de Oude Steentijd aan het licht geko men Ze zijn meer dan 200 000 jaar oud en tonen aan, dat zelfs in deze zeer vroege periode zich al mensen in onze omgeving ophielden 1. BRONSTIJD Uit deze periodes zijn slechts en kele zeer vage resten aangetroffen in het uiterste oosten van de opgra ving (afb. 1,1). Helaas was juist hier de bodem sterk verstoord door graafactiviteiten in de periode na de middeleeuwen, zodat van de oudere sporen weinig was overgebleven. Tijdens de opgraving bleek trou wens, dat dergelijke graverijen overal op het terrein hadden plaats gevonden, zij het gelukkig niet vaak in die mate, als in het gedeelte afb. 1, I. Was dat wel het geval geweest, dan hadden wij de opgraving al gauw kunnen staken! Het doel van dit na-middeleeuwse graafwerk was in sommige gevallen duidelijk zand winning, in andere gevallen waar schijnlijk bodemverbetering in ver band met land- en/of bosbouw. De opgravers hebben het idee, dat zij de resten van een ringsloot rondom een - geheel verdwenen - grafheuvel uit de Bronstijd hebben waargeno men Deze ringsloot tekende zich af als een donkere baan in het lichtere zand. op die plaatsen waar de oor spronkelijke ondergrond niet door de Afbeelding 3 Vuurstenen pijlspits uit de vroege Bronstijd. Het puntje is afgebro ken latere graverijen was verstoord Het is en blijft een twijfelgeval, maar in de directe omgeving werd wel een vuur stenen pijlpunt uit deze periode ge vonden Op zich zou de aanwezigheid van een grafheuvel ook niet iets uit zonderlijks zijn. Er liggen er meer in de directe omgeving Bekend zijn bijvoor beeld de heuvels op de Leusderhei en in de bossen van het landgoed Den Treek Veel lezers zullen zich nu misschien afvragen hoe een sloot zich in de bo dem kan 'aftekenen' en wat een 'be- woningsspoor' eigenlijk is. Om die vra gen te beantwoorden moet men zich voorstellen wat er gebeurt, als er een gat in de grond wordt gegraven. De oorspronkelijke bodemstructuur wordt dan vernield Wanneer zo'n gat weer wordt opgevuld, hetzij doordat het wordt dicht gegooid, hetzij doordat er met het regenwater geleidelijk grond in spoelt, dan zal die opvulling altijd een andere structuur en een andere, meestal donkerder kleur hebben dan de omgevende 'vaste' grond Derge lijke kleurverschillen kunnen duizen den jaren zichtbaar blijven Een Duitse archeoloog heeft eens gezegd. ,,Er is niets blijvenders op aarde dan een gat in de grond"! Bij een opgraving 'teke nen' oude, al lang weer opgevulde kui len en greppels zich dan ook inder daad 'af', meestal als donkere vlekken en banen. Wij spreken in zo'n geval van 'grondsporen'. Het begrip 'bewo- ningsspoor' is eigenlijk ruimer: daar toe behoren bij voorbeld ook tastbare zaken als fundamentresten van steen. Deze laatste zijn wij in Oud-Leusden niet tegengekomen. 2. IJZERTIJD Uit deze periode zijn duidelijke spo ren aan het licht gekomen in het ge deelte IV. Het gaat met name om en kele groepen zogenaamde 'paalkui- len', een bijzonder type grondspo ren. Zoals de naam zegt, is een paal- kuil een in de grond gegraven kuil, en wel één, waarin een houten paal rechtop is gezet. De ruimte rondom het in de grond stekende gedeelte van de paal werd dan weer met grond aangevuld en aangestampt, zodat hij stevig bleef staan. In de loop van de tijd rotte het hout weg, maar de paalkuil bleef, zoals elk grondspoor, zichtbaar. Vaak kan de plaats, waar het ondergrondse uit einde van de paal heeft gezeten, nog als een iets donkerder zone bin nen de opvulling van de paalkuil worden onderscheiden (paalkern of paalgat). Wanneer dergelijke paal- kuilen groepen met een duidelijk pa troon vormen, hebben wij In veel gevallen te maken met plattegron den van houten gebouwen. De pa len, die er eens stonden, hadden dan de functie van dakdragers en wandpalen. Uit de Ijzertijd zijn minstens drie van zulke plattegronden, duidelijk van boerderijen, te onderkennen. Er moet een boerendorp hebben gelegen, waarvan wij waarschijnlijk slechts een gedeelte hebben kunnen opgraven. Het zal zich verder noordelijk hebben uitgestrekt, maar de sporen daarvan zijn bij de aanleg van de oude Doornse Grindweg en bij het afgraven van het terrein ten noorden daarvan ver dwenen. Dat ten noorden van de oude Doornse Grindweg alle oude sporen door afgraving volledig zijn opge ruimd, bleek bij de aanleg van de lange, ongeveer west-oost verlopende sleuf, die deel uitmaakt van afb 1III De vondsten uit de Ijzertijd bestaan uitsluitend uit scherven van vrij grof, met de hand gevormd aardewerk Afbeelding 5 Handgevormd aardewerk uit mogelijk Romeins graf r\

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1985 | | pagina 10