I „Als je zegt dat je kanker hebt, zie je ze denken: wanneer zou 'tie doodgaan?" »ok de lente leent kanker Jongeren en kanker: er moet meer gepraat worden .Er zijn veel mensen die er liever niet over praten. Ik kan wel bij de pakken neer gaan zitten, maar daar bereik je niets mee. .Door er met andere mensen over te praten, toets ik me steeds: ja, zo werkt het ongeveer. K t i DINSDAG 6 JANUARI 1987 welzijn Stel je voor je bent volop bezig met toekomstplannen. Een opleiding of werk, een nieuwe relatie of voor het eerst op kamers. En dan krijg je te horen dat je kanker hebt. Wat gebeurt er met je? Wat gaat er door je heen. Wat doe je als je naaste omgeving niet die steun kan geven die jij nodig hebt? Bijna 800 jongeren per jaar krijgen die mededeling: kanker. Wat doen ze er mee? Hoe verwerken zij het? Dit keer geen wetenschappelijk relaas of een medisch over zicht. Wèl het verhaal van drie jonge mensen: Rien, Anja en Albert. Zij vertellen over hoe zij hun ziekte verwerkten of nog aan het verwerken zijn. Eén ding staat in ieder geval vast: „Er moet meer gepraat worden over deze ziekte." voorbij", zeiden ze. „Je hebt je han dicap nog, maar verder hoef jij je zelf niet druk te maken." Het gevoel van niet begrepen te worden, niet geaccepteerd te worden en je een zaam voelen. „Als jij je eenzaam voelt, dan ga je maar even naar een vriendin. Als je niet geaccepteerd wordt, is dat onzin want je bent er niets minder om geworden", zei den ze daarover." t verwerken van het feit dat je leer hebt, is vaak een proces jaren. Niet alleen de patient tlf, maar ook de naaste omgeving bet vaak niet hoe ze met kanker i de gevolgen daarvan moet ora- *an Anja (22) had na zeven jaar i behoefte om over haar ziekte te later stierf de vader van het gezin. „Nou knjg je dit weer. Dat gaat je niet in je kouwe kleren zitten", al dus de geëmotioneerde moeder van Albert. „Je denkt: het gaat weer lekker. En dan krijg je weer zo'n klap. Ik ben m elkaar gezakt op mijn werk. Alleen door de span ning. Je weet met waar je het aan verdiend hebt, maar je krijgt het zo maar even." „Mijn moeder heeft er de meeste moeite mee gehad", licht Albert toe. „Somrruge mensen reageerden heel laconiek. Die wisten eigenlijk niet wat ze er mee aan moesten. Anderen waren weer super-over- bezorgd." Albert heeft de afgelo pen jaren heel wat steun gehad aan zijn moeder, ook al was het voor haar niet altijd even gemakkelijk „Ze vond het verschrikkelijk als ik na zo'n chemotherapie (een zware behandeling met speciale medicijnen, mh) weer kaal werd. Je kunt het haar er dan gewoon uit trekken. In één ruk kun je een kaal hoofd krijgen. Dat vindt ze ver schrikkelijk." Ook Albert zelf had ïn. Ze klopte tevergeefs bij ouders aan; zij hadden het ;1 nog met verwerkt. |„Mijn vader kon er van het begin i niet tegen", vertelt Anja. „Het t allemaal maar snel achter de Ij zijn. Zo snel mogelijk proberen vergeten en geen woord meer l ïrerspillen." Toen Anja 13 jaar werd bij haar een bottumor dekt. Haar been moest tot net Sn de knie worden afgezet Al snel kreeg ze een prothese. adat ik geopereerd was, kon it vader heel moeilijk aan mijn l komen. Vóór die tijd kwam hij l gewoon op bezoek. Het heeft hele poos geduurd eer hij dat I kon. Gewoon het zien van: ze jehandicapt." Hoewel ze haar best begrijpt, heeft Anja veel gehad met zijn reactie. „Hij ielf in de WAO en is psychisch zo sterk. Er zijn wel oorzaken te wijzen, maar dat is voor mij l geen excuus." I BEGRIP rip en steun was voor Anja njwel niet te vinden. „Ik heb 5>it echt het gevoel gehad dat "i óuders begrepen wat ik alle- il" doorgemaakt heb. „Het is Toen Anja begon met de contact groep Jongeren en Kanker, de voorloper van de Stichting Jonge ren en Kanker, was het vooral haar vader die dat probeerde tegen te houden. „Hij had er veel moeite mee dat het woord kanker hier weer in huis viel", legt ze uit. „We zijn van huis uit nooit echte praters geweest. Maar door die contact groep zijn we wat meer met elkaar gaan praten. Over de achtergron den. Wat het is om kanker te heb ben. Tot dan toe was het er nooit van gekomen. Het verwerkings proces begint nu eigenlijk pas. Ook voor mijzelf. Ik ben er zeven jaar mee be2ig geweest en heb nu het gevoel van: laat nou maar eens zien wat het je opgeleverd heeft. Door er met andere mensen, die er mets mee te maken hebben, over te praten, toets ik me steeds van: ja, zo werkt het ongeveer." ZWARE KLAP Voor de familie B. was de con statering van een Ewing-sarcoom (een hardnekkige, zeldzame soort van kanker) bij zoon Albert (24) de derde zware klap in nog geen ze ven jaar. In oktober 1975 overleed oma aan kanker, negen maanden f9 Stichting Jongeren en Kanker werd opgericht op 30 utuarl 1986. Het ie een organisatie voor en door jonge (ex-)- ankerpatienten tussen de 15 en 35 jaar. De doelstellin- rt van de Stichting zijn: hulpverlening in de vorm van lotgenotencontact; geven van informatie over de ziekte en bijkomende mgenbehaiüging van patiënten; >edoorbreking. —maast wil de Stiching Jongeren en Kanker know- flow opbouwen rond problemen en vragen die leven bij Inge kankerpatiënten, alsmede een mentaliteitsverande- Jng tot stand brengen. „Te vaak wordt kanker nog geasso- jeerd met de dood", vindt men. „Het besef moet groeien it ook kankerpatiënten een toekomst hebben." De Stichting is niet alleen bedoeld voor jonge kankerpa- n; ook jonge ex-patiënten zijn welkom. .Juist het len van ervaringen en emoties is de deelname van laatste groep heel belangrijk", zo stelt men. „Ex-pa renten worden niet alleen met medische problemen ge- FMfronteerd, maar ook met maatschappelijke problemen, ■voorbeeld de invloed van de ziekte op relaties, werk, Sidle en uitkering." ■Daarnaast kan het afsluiten van een verzekering of een ^potheek problemen met zich meebrengen. Ook bij solli- Bdties vormt het verleden vaak een handicap en worden Wdische keuringen met angst tegemoet gezien. n,,Een lotgenoot heeft vaak genoeg aan een half woord i Je te begrijpen. Door te praten met mensen die dezelfde Hëarixigen hebben, kunnen problemen draaglijker wor- iaWie wil, kan ook zelf actief worden binnen de Stichting, (vendien streeft men tiaar meer medewerk(st)ers por Voor meer informatie kan contact opnemen mot hot al Kankercentrum Amsterdam, telefoon 020- 03. Eventuele donaties zijn welkom via girorekening 649. moeite met dat kaal worden. „Maar ik heb van het begin af aan gezegd: ik draag geen pruik. Daar heb je gewoon meer last van. Je kijkt dan constant in de spiegel van: „Zit die pruik nog wel goed?" en „Ziet me mand aan me dat ik een pruik draag?" Nou, daar word je geeste lijk helemaal gek van." KWAAD „We gmgen een keer naar het zaalvoetbal van m'n oudste zoon kijken. Albert liep daar rond om de mensen te verzorgen. Vlak voor me zaten een paar van die opgescho ten jongens die zeiden: „Moet je die kale daar zien lopen!" Ik werd me daar toch kwaad. Ik zei tegen ze: „Had jij dan maar hetgene wat hij heeft." Toen antwoordden die jongens met „O, pardon mevrouw." Het is maar goed dat mijn oudste zoon het met gehoord heeft. Hij had die knullen bij hun lurven gepakt en... Die kan er niet tegen. Hij zegt ook: „We hebben al zoveel gehad, mamma, en dan nog zo'n beledi ging. Laten ze d'r kop houden." Die jongen kan dat niet hebben; hij is erg agressief wat dat betreft Kaalheid bij oudere mensen wordt algemeen geaccepteerd. Bij jongeren kan het leiden tot discri minatie. Over de gevolgen van het (tijdelijk) kaal worden na behan deling met chemotherapie of be stralingen is weinig geschreven. Patiënten worden met voorbereid op de soms pijnlijke confrontaties. Albert somt zonder moeite vele voorbeelden op. „Ik word bijvoorbeeld vergele ken met skinheads. Zelfs door poli- tie-agenten. En dat is heel gevaar lijk. Ik moet verdomd goed uitkij ken wat ik zeg tegen een agent, want anders heb ik zo een klap te pakken." Een pijnlijk incident zorgde voor deze waakzaamheid. „Ik heb het al een keer meege maakt dat ze me heel hardhandig uit de auto trokken. Later hebben ze wel hun excuses daarvoor aan geboden, maar dat soort dingen. Je werkt het niet in de hand, maar dat komt gewoon over je heen. Dat doet zeer. Jezus, waarom doen ze dat???" SMOESJES Praten met mensen over kan ker is moeilijk. Omdat er zo'n groot taboe ligt op het onderwerp, raakt een patiënt al snel geïso leerd. Zo heeft Rien (27), die een vorm van huidkanker had, lange tijd niet over zijn ziekte willen en kunnen praten. Als mensen hem vroegen wat hij gedaan had, ver zon hij steeds maar smoesjes. „Het had er ook mee te maken dat ik aan het einde van mijn studie zat. Ik vond het niet prettig dat iedereen mij zou kennen als die jongen die kanker heeft gehad." Onbekendheid met de ziekte leidt tot vreemde reacties. Rien: „Mensen kijken niet verder dan hun neus lang is. Als je zegt dat je kanker hebt, zie je de mensen al denken: wanneer zou 'tie dood gaan???" Ook de vriendin met wie Rien een jaar na de operatie verkering kreeg, wilde er niet over praten. Terwijl bij Rien juist die behoefte groeide. „Er zijn veel mensen die er liever niet over praten", herin nert hij zich. „Voornamelijk om dat ze niet weten wat het precies is. Ik denk dat die vriendin er in dertijd heel veel mee bezig was. Ik spoot toen nog drie keer per week een bepaald enzym- te verkering. „Ik begin me nou pas ook helemaal lekker te voe len met mijn eigen lijf." GEINTJE Albert had al een vnendtn toen stop maar, want het heeft toch geen zin? Voor jongeren wordt op zo'n moment studie of werk juist enorm belangrijk, omdat ze zich niet bij de situatie willen neerleggen. Rien. „In het ziekenhuis lag ik gewoon te studeren, want ik was een vak aan het afronden." WANTROUWEN preparaat (enzym is een eiwitstof die als katalysator optreedt in een stofwisselingsproces). Maar ik zei wel eens: ik heb vandaag geen zin; ik spuit deze week maar twee keer." „Daar komt niets van in", zei ze en dan zat ze me flink achter mijn broek. Ze was wel bezorgd over mij, maar had nooit de behoefte om er over te praten. Ja, soms wel. Als er toevallig iets in de krant stond over kanker. Dat ging dan heel bot. Ik heb sinds kort weer verkering. Zij is vroeger ver pleegster geweest en begrijpt me wel. Er wordt weer gewoon ge praat." RELATIES Het aangaan van relaties is een probleem voor jongeren met kan ker, zeker wanneer er een zicht bare handicap is. Anja: „Dat jon gens nog eens belangstelling voor mij zouden hebben, zag ik eigenlijk helemaal niet zitten. Je presenteert je naar andere men sen met je lichaam. Ik dus met een onvolledig lichaam. Daar had ik moeite mee." Ze stelde zich terughoudend op, maar besloot toch maar eens uit te proberen hoe jongens zou den reageren. „Je zit hun gedrag al in te vullen zonder dat je pre cies weet of het wel klopt. Ik had altijd het gevoel: als ik zeg dat ik een kunstbeen heb, vliegen ze gil lend weg. Dat vond ik zielig voor mijzelf, dus had ik alvast medelij den met mezelf nog voordat het zover was." In werkelijkheid viel het haar honderd procent mee. „Ik kreeg juist altijd de reactie die ik van andere mensen al had willen ho ren: „Ben jij nou raar, we hebben toch hartstikke leuk zitten klet sen en je bent gewoon een lieve, spontane meid. Voor de rest telt het voor ons helemaal niet." Dat gaf me best wel een opkikker." Al weer geruime tijd hee* Anja vas- zijn ziekte ontdekt werd. „Ik had precies een jaar verkering. Ze had zelf net dat .geintje' met haar moe der achter de rug." Met dat .geintje' bedoelt Albert de borstkanker van de moeder van zijn vriendin. Zij mist nu een borst, maar is verder volledig kerngezond. „Mijn vriendin heeft het in het begm moeilijk gehad. Ze heeft echt over wogen om er een emde aan te ma ken. „Dat hou ik niet vol", zei ze. Nou, ze is toch vrij sterk geweest om te zeggen: toch eens kijken wat het wordt. Nu deinst ze niet meer terug als ze hoort dat het slecht met me gaat. Het zal haar zeker wel wat doen, maar ze stapt er heel laco niek overheen. Ze is vrij hard ge worden, net als ik. Ik stap er ook heel hard overheen; ik kan wel bij de pakken neer gaan zitten, maar daar bereik je mets mee." Albert: „Mijn vriendin vindt steun m een hele hoop dingen waarvan ik zeg: hoe knjgt ze het voor elkaar Ik ben zelf niet gelo vig; zij is zwaar rooms-kathohek. Dat gaat bij ons gelukkig goed. Wij laten elkaar daann vrij Het geloof doet haar goed, zegt ze. Daar vmdt ze enorm veel steun." Hetzelfde geldt voor Anja. „Mijn hele familie is gelovig, van de pro testantse richting. Dan leef je erg volgens de bijbel. Daar heb ik veel steun aan gehad. Vragen over le ven en dood, daar sta je dan anders tegenover. Als ik doodga, leef ik ergens anders toch weer verder. Het geloof lost een heleboel vragen op. Je kunt zeggen: dat is wel een makkelijke manier om over be paalde problemen heen te stap pen. Maar aan de andere kant geeft het je een enorme kracht om an dere problemen weer aan te pak ken. En dat is eigenlijk nog steeds zo." AFRONDEN Wat doe je met je studie of werk als je te horen krijgt dat je kanker hebt? Ga je er mee door, of zeg je: „De eerste weken na het zieken huis ging alles nog pnma. Pas later, in de examenperiode, kreeg ik even een klap. Alles liep toen m de war; het ging niet. Dan krijg je een tijd dat de motivatie wegvalt. Dat was bij mij vooral m de tijd dat mijn lymfeklieren onderzocht werden om eventuele uitzaaiingen op te sporen. Ik denk dat je dan sowieso even je draai kwijt bent. Na de vakantie ben ik toen op stage ge gaan. Ik kwam in een andere stad terecht en was met nieuwe dingen bezig. Je hebt dan met zoveel tijd om na te denken." Ze bleef een jaar zitten en kwam terecht m een klas met allemaal jongere kinderen. Daar stond ze heel wantrouwig tegenover. Maar de meisjes uit die klas prikten al gauw door haar pantser heen. „Ze lieten gewoon merken dat ik een gezellige meid was om mee om te gaan. Dat was voor hun genoeg. Voor mij was dat de eerste aanzet om over dat dieptepunt heen te komen. Gewoon merken dat er mensen zijn die je accepteren." Albert werkt bij het ministerie van landbouw. „Zes uur per dag Dat is net genoeg", zegt hij. „Acht uur zou te veel worden. Wat ik niet kan, doen mijn collega's. Ik heb pnma collega's en een goede baas. Als ik me bijvoorbeeld een dag met goed voel en thuisblijf, is dat geen probleem. Ik probeer ondanks mijn ziekte toch zo goed mogelijk mee te draaien." DOODENBEGRAVEN Veel mensen durven het woord kanker met te gebruiken. Ze praten liever over de „gevreesde ziekte" of kortweg over „K". Als ze über haupt al praten over deze ziekte. „Wanneer mensen het woord kan ker horen, is iemand al dood en begraven", is de ervanng van Al bert. „Ik probeer daar heel sterk uit te komen door te vechten: nee jongens, ik mag dan wel ziek zijn, maar daardoor ben ik nog met an ders dan een ander." „Verleden jaar ben ik op een schoolreünie geweest", vertelt Albert. „Daar dachten ze dat ze spoken zagen. Iedereen had ge hoord dat ik ziek was. Eén meisje zei: „Goh, ik dacht dat jij dood was." Zij stond echt naar een geestverschijning te kijken. Ik zei: „Nou, ik ben er weer. Maar nu heet ik Gabriël!" Ze snapte het niet. „Hoezo?" vroeg ze. „Dat is een engel", antwoordde ik. „Maar dat moet je tegen niemand verder vertellen." Ze had de meest verschrikkelijke verhalen over mij gehoord." DRAMATISCH Medelijden, schrik. Dat zijn meestal de eerste reacties. Mede lijden omdat de patient „vast wel dood zal gaan". En schrik omdat men met iets geconfronteerd wordt waar men mets vanaf weet. Dat kan soms dramatische gevolgen heb ben. Arno, een 28-jange jongen uit Nieuwegem bijvoorbeeld, werd het slachtoffer van het onbegrip en de angst in zijn naaste omgeving. Hij woont al zijn hele leven in de oude dorpskern; iedereen kent hem en zijn familie. Arno kreeg kanker en werd behandeld met chemotherapie. Als gevolg daar van viel zijn haar uit Nu kijkt ieder een m zijn omgeving hem met de nek aan. Hij wordt totaal met geac cepteerd in winkels en dergelijke. Hij mag er wel komen, maar moet er ook zo snel mogelijk weer uit Albert daarover: „Dat is heel dom. Zo jaag je de patient meer de vermeiing in dan dat je hem helpt. Wat dat betreft heb ik in die pe riode mijn vrienden leren kennen. Er zijn er een hele hoop die mij echt in de steek hebben gelaten. Met twee. dne vrienden heb ik nog steeds een goed contact. Dat vind ik fijn." En Anja: „Doordat de omge ving er met over wil praten, raakt de patient geïsoleerd. Die durft er zelf dan ook met over te praten." De taboe-sfeer wordt in stand gehouden, zo blijkt in de praktijk. Zo zou Albert namens de contact groep Jongeren en Kanker destijds in een 1-2-3 show van de KRO het één en ander vertellen over kan ker. Vlak voordat de opnames plaatsvonden, werd hij weer kaal. „En dat kon niet in de luchtigheid van de show", kreeg Albert te ho ren. „Ze hebben mij ijskoud aan de kant geschoven. Dat vmd ik schan dalig. Ze spreken op tv over taboes én ze willen alles uit de taboe-sfeer halen. Maar krijgen ze de kans om dat eens écht te doen, dan word je weggedrukt." Veel patiënten deel den toen zijn boosheid. „Je mag blijkbaar met aan het pubhek laten zien dat je ziek bent", aldus een verbolgen Albert. IDEEEN Is er iets tegen die taboe-sfeer te doen? Anja heeft daar uitgespro ken ideeen over. „Ik denk gewoon door er veel over te praten en door jezelf als (ex-)patiént naar buiten toe open op te stellen. Zo van: wij zijn er en je kunt niet om ons heen. Er is een reele kans dat je zelf knjgt. Dat je zoon of docht^: het krijgt. Dus probeer er liever op voorhand mee om te gaan dan als je later ermee geconfronteerd wordt en niet weet wat je er eigenlijk mee aanmoet." Anja kwam zo'n twee maanden na haar operatie weer terug op school. Ze zat toen in de tweede klas havo. Iedereen was voorbe reid op haar komst. „De klas ving mij goed op en ze waren lief en aardig", herinnert zij zich. „Het le ren ging ook goed. Dus ik dacht, het ergste heb ik gehad. De klap kwam pas na de zomervakantie. Ik was gewoon met die klas overge gaan. Maar op een bepaald mo ment werd ik totaal buitengesloten. Voor mijn gevoel zonder waar neembare reden. Ik werd iedereen tot last. Dat merkte ik ook. Niemand wilde meer naast me zitten. Ze wil den eigenlijk zo min mpgelijk con tact met mij. Dat was vreselijk." „Hetzelfde overkomt iemand die in een rolstoel zit", vervolgt hij. „Die wordt ook vreselijk in de steek ge laten. Met kanker is het nog erger, want memand durft een vriend schap met je aan te gaan. Ze zijn bang dat het maar voor even is. Dat speelt heel sterk bij mensen." Albert windt zich enigszins op wanneer we het over de taboe sfeer rondom kanker hebben. Mensen met kanker zijn ten dode opgeschreven, althans: als het aan de publieke opinie lag. Maar van daag de dag geneest bijna 46 pro cent van de patiénten. Bijna de helft dus. Tien jaar geleden was dat nog maar zo'n vijf procent. „Ik heb zelf met vallen en op staan moeten leren om er écht mee om te gaan", aldus Anja. „Door er veel over te praten ga ik het nu een plaatsje geven in mijn hele „zijn". Het is gewoon een stukje voor zo veel andere dmgen van mijzelf." „Het moet voor iedereen net zo normaal worden als de mogelijk heid om griep te krijgen. Ik denk dat de mensen zo over kanker moe ten gaan denken. Dan maken ze het voor zichzelf makkelijker. Maar ook voor de omgeving Je hoeft er helemaal geen drama's van te ma ken. Dat vmd ik vaak zo erg als je zegt dat je kanker hebt Ja, mensen kunnen heel dramatisch reageren. Maar daar help je niemand mee."

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1987 | | pagina 9