Samen een stuk werk doen is enorm sfeerbevorderend' I Pater André Asma vijfentwintig jaar priester bij Salesianen de drang naar het heel gewone heb ik ook van thuis meegekregen. DONDERDAG 7 MEI 1987 interview LEUSDEN Op woensdag 6 mei werd op Huize Don Bosco stilgestaan bij het feit, dat de in Leusden Centrum woonachtige pater André Asma, Nederlands Provinciaal van de Congregatie der Salesianen, vijfentwintig jaar ge leden tot priester werd gewijd. Reden genoeg voor ons om met deze jubilaris in gesprek te komen. In het gesprek kwam onder meer aan de orde de vraag wie pater Asma eigenlijk is; wat zijn achtergrond is; waarom hij vijfentwintig jaar gelden besloot om priester te worden; waarom hij intrad bij de Salesianen. Door Jaap Riewald 2 3 „Mijn naam is André Asma. Zoals iijn naam al doet vermoeden: het een Friese naam, de uitgang „- ia" verraadt dat. Mijn vader was nes. Mijn moeder kwam uit Los- >r. Ik zelf ben geboren op 8 juni ?32 in Denekamp. Wij hadden een root gezin, we waren met elf Ion- eren. Wat mijn eerste herinnerin- en betreft: ik had een vader en en moeder die hard werkten voor un grote gezin. Zij waren heel Ddsdienstig en kenden grote zor- en. De opbouw van een zaak, een akkersbedrijf, in een moeilijke nsistijd. Niet dat ik daar nu een auma van overgehouden heb, elemaal niet. Toen ik ouder werd, merkte ik at eigenlijk pas en kreeg ik grote ewondering voor ouders die hun ezm in zo'n situatie op uitermate rettige wijze wisten te leiden. Zo auw je maar iets kon, lopen of etsen, ging je boodschappen egbrengen. Dat hoorde er hele- taal bij: iedereen die wat kon, erd ingeschakeld. Daarbij werden de kleine kinde in geholpen door de oudere. We oesten 's morgens vroeg opstaan, laar daar heb ik de beste hennne- ngen aan over gehouden. Nu zeg het nog regelmatig tegen mede- roeders: „Samen een stuk werk jen is zo enorm sfeerbevorde- ind." Een sfeer die niet uit boeken halen is; die moet je zelf maken oor samen dingen aan te pakken, unen te doen. Ik geloof dat ik dat véin thuis heb meegekre- ïjn Vroeger was het in katholieke ingen gebruikelijk, dat een jon- in van een jaar of twaalf voor de luze werd gesteld om pnester te orden of met. Pater Asma kan :h die tijd nog heel goed herinne- Ja, dan was je zo elf of twaalf ar. En dan stond je er voor. Ik had ch al heel lang het idee om pries- te worden: dat zat ook wel een jetje in onze familie. Ik had een )m die Salesiaan was. Grote be- ondering had ik voor hem. Bo- indien had ik een oudere broer e eveneens Salesiaan was gewor- m. Het was dus eigenlijk niet zo ver anderlijk, dat mijn idee ook die int uitging. Bij de eerste kennis- aking met Salesianen, indertijd in gehelen bij Apeldoorn, werd ik «teen getroffen door de heel irtelijke, uitnodigende sfeer die ch ook erg gewoon was. Dat is or mij erg belangrijk. Ik denk dat die drang naar het heel gewone •k van thuis heb meegekregen. X op de dag van vandaag houd ik :t van opgeklopte dingen. Voor g hoeft iets met „gemaakt" te zijn. zijn dingen die mij niet gen „Ik kwam toen dus terecht op het ein Seminarie in Ugchelen: niet ike makkelijke jaren. Je groeide :h erg besloten op. Dat wreekte :h op den duur. Ik kan me nog ed herinneren, het was het ■rde of vijfde jaar, dat ik sterk overwogen: „Zal ik maar weer jggaan?" Je dacht toen met dat je sar helemaal op je plaats was. Je gon te filosoferen: „Héél je leven door te brengen m een klooster; n, nou." Maar goed „En dan zijn er altijd mensen om heen - en dat is trouwens de varing van mijn hele leven ge lest - die je goede raad en advie- n gaven, die je de goede weg sen, wanneer je in crisismo- enten was aangeland. Ik zie daar ■k Gods voorzienigheid in Nog moeilijker werd de beslis- ag - ook theologisch gezien - toen voor de keuze werd gesteld om eeuwige geloften al dan niet af leggen. Daarna kwam de echte i'Jze voor het priesterschap, dat egon met het subdiakonaat. êeds ontmoette ik bij het oplos- in van die moeilijke vraagstukken ser de juiste mensen, die mij zeer aholpen en geboeid hebben. De meest dankbare herinnerin- to heb ik aan mijn prof in de sologie in Belgié, Roger Vanse ren. Later is hij terechtgekomen het hoofdbestuur van onze con- egatie ui Rome, als regionaal ^rste. Drie jaar geleden is hij •verwachts gestorven. Hij was 'n integer mens. Iemand - en nu fct ik over de jaren 1958 tot 1962 - moest lesgeven in die penode to ommekeer. Er waren toen professoren die nog op de strikt orthodoxe inier doorgaven, érg verstard *r in jaar uit vermoedelijk uit het- tfde boekje docerend. Aan de dere kant had je te maken met mensen die op een totaal meuwe manier doceerden. Roger Vanse- veren was zo iemand. Die mo derne docenten gingen ook met ons in gesprek; ze gaven ons inte ressante hteratuuraanwijzingen. Ik heb geweldige herinneringen aan deze man „Interessant m onze studie is na tuurlijk ook wel, dat wij onze studie onderbreken voor een stagepe riode van drie jaar. Een héél goed systeem vind ik dat. De schoolban ken en de beslotenheid van het huis waren dus even weg. In die tijd ben ik drie jaar hier in Leusden geweest. Leusden was toen wel heel anders: school en internaat waren in de jaren vijfenvijftig tot achtenvijftig heel nauw met elkaar verbonden. Je moest werken op het internaat en op de school: je moest lessen geven. Tussen de middag was je bij de jongens in de eetzaal en 's avonds was je op de slaapzaal, je ging met hen naar de kapel. Dat heb ik wel ervaren als typisch Sale- siaans, typisch voor de geest van Don Bosco: heel nauw betrokken zijn bij het leven van zijn jongens; niet boven hen staan maar hele maal met hen: samen optrekken Dne jaren ben ik toen hier ge weest, en dat waren dne heel goede jaren. Je kwam heerlijk los van al dat theoretische, je leerde de jongens goed kennen uit heel ver schillende milieus. Je had kontakt met hun ouders, waardoor je de gezinnen leerde kennen waaruit de jongens kwamen: heel afwisselend en boeiend." INTERESSANT Priesterstudent André Asma werd eveneens belast met lesge vende taken: Ja, dat is heel in teressant: ik gaf Nederlands en En gels, ik heb een jaar natuurkunde les gegeven, maar dat ging met zo best: daar wist ik zelf niet zo veel van. Ik gaf ook gymnastiek, dat vond ik het heerlijkst Een omvangrijk vakkenpakket toch voor iemand, die zelf nog stu deert. Over de bevoegdheden die nodig waren om les te geven vertelt pater Asma: „De opleiding waar mee ik het moest doen, bestond uit filosofie. Je had natuurlijk een gym nasiumdiploma, een jaar noviciaat, twee jaar filosofie en drie jaar praktijk. Je kon rustig zonder spe cifieke bevoegdheden lesgeven. Het kwam wel voor, dat een paar weken vóór je hier kwam, de di recteur tegen je zei: „We kunnen er wel eentje voor Nederlands ge bruiken. Geef jij maar Nederlands. Tegenwoordig gaat dat niet meer zo- pater Asma begint hartelijk te lachen - Maar het was natuurlijk een totaal andere tijd. Ik maak me sterk, dat de school nog met eens officieel er kend was door het ministerie van onderwijs en wetenschappen. Bevoegd was je dus, als het be stuur je bevoegd achtte. Het les programma kreeg je van je voor ganger en dan werd je verder op de hoogte gebracht door de studie prefect. Die had toezicht op de stu die van de jongens en was tevens de man van het gezag: gedrag moest zonodig gecorrigeerd wor den. Het was dus de „strenge" man En dan kom je weer vier jaren op de schoolbanken voor de verdere theologische studies. Omdat je al enige jaren „in het werk" had ge staan, had je je een behoorlijk dosis vrijheid aangewend, terwijl je aan de andere kant ook meer ruimte kreeg voor eigen verantwoor delijkheid, hoewel dat van docent tot docent wel stérk kon verschillen Met een duidelijke tevredenheid noemt pater Asma dit een goede tijd. Het Salesiaanse leven was vroe ger nauw verbonden met het inter naat: „De dagindeling vroeger was als volgt. Rond zes uur, half zeven stonden wij hier met de jongens op, dat was een normale tijd. En dan ging je met zijn allen naar de heilige nus toe. Dat werd gevolgd door een uur studie. En dan, met te ver geten, deden de jongens bij ons altijd wat karweitjes, wat „huis werk". Dat hoorde er bij ons altijd bij. Bijvoorbeeld werden de aard appels gepit, nadat ze eerst m een grote machine waren geschrapt, schoonmaakkarweitjes waren ook heel normaal. Diverse werkplaat sen moesten regelmatig op orde worden gebracht. Dat was nog niet eens vanwege het kostenbespa rende effect, maar veel meer om dat zoiets mtstekend paste m de Salesiaanse visie, dat er samen iets gedaan moest worden: het was een stukje opvoedkunde Na de kerk werd er ontbeten, de jongens gingen naar school. Tus sen de middag werd er warm gegetenIk zie ze nog allemaal voor me. Er stond hier vroeger een grote houten barak. Daar zaten we dan met ongeveer tweehonderd jongens te eten aan tafels van zes. Eén van ons stond dan voonn, één achterin. Dat werd afgewisseld. Zo heb ik dat één of twee jaar gedaan met pater Tonny Heeren Op de vraag of surveilleren tij dens maaltijden nu zo plezierig was, antwoordt pater Asma vol mondig nee. „Nee, ik vond dat met plezierig. Lesgeven deed ik graag. Weet je wat de moeilijkheid was? Vooral na zoveel jaren begin je dat steeds duidelijker te zien. Je was meer oppasser dan opvoeder. En eigenlijk besteedde je daar zoveel tijd en energie aan om alles maar goed en geregeld te laten verlopenDat zou je nu nooit meer kunnen doen, dat wil zeggen: Ik zou het nou niet meer doen óf anders. Orde en regelmaat zou ik nu veel betrekkelijker zien „De jongens mochten wel praten tijdens de maaltijden. Maar om al te groot praatvolume te voorkomen, werd er gedurende de eerste tien minuten voorgelezen uit een span nend boek Pater Asma begint erg smakelijk te lachen, bij de vraag of die span nende lectuur bestond uit bijbelse verhalen. „Nee hoor. Maar vraagje me nu of ik me nog titels kan herin neren, dan moet ik heel goed na denken. Ja, bijvoorbeeld die serie leesboeken van „Pim Pandoer" was bijzonder geliefdEcht spannende avonturenverhalen wa ren dat. En zo probeerden we alles een beetje binnen de perken te houden. Het was altijd de grote kunst om telkens weer nieuwe, aantrekkelijke boeken te vinden 's Middags gingen de jongens weer naar de klassen, 's Avonds moest er weer gestudeerd worden. Dan werd het avondeten gebruikt, er werd vervolgens weer gestu deerd. Daarna volgde het geza menlijke avondgebed m de kapel, die een erg centrale plaats innam. Er werd altijd een avond woordje gesproken, typisch „Don Bosco", door de directeur van het huis: een korte gedachte over de dag die voorbij was en de dag die kwam. Daarna gingen ze naar de slaap zaal. Na nujn priesterwijding kwam pater Terschure, de toenmalige provinciaal en nu bisschop van Den Bosch, naar mij toe en zei, dat hij maar gedacht had, dat ik naar Rijs wijk moest gaan naar het internaat. Dat vond ik helemaal niet leuk. Hij zei er meteen wel bij dat het maar voor twee jaar zou zijn. Dat werden er dan met de andere internaten in Rotterdam en 's-Hee- renberg maar liefst negen. Ik moest zeggen, dat ik het toen ook werkelijk spuugzat was: altijd stu dieprefect zijn is beslist geen lol. Ik vroeg mijn provinciaal ander werk Dit zo aanhorend, komt de vraag naar boven, of er in die tijd de mogelijkheid tot weigeren be stond. „Je had niet veel mogelijk heid om „nee" te zeggen. Wel is er bij ons altijd een sfeer van vriende lijk overleg geweest: een over plaatsing of een meuwe taakstel ling vond niet simpelweg plaats door een bnefje of een bevel. Het ging bij ons tóch wel altijd mense lijk. Maar de mogelijkheden om je overste tot andere gedachten te brengen, waren erg klein, zeg bijna onmogelijk. In dit tijd gold het woord van de overste als het laatste woord, ook al omdat je werd voorgehouden, dat het woord van de overste het woord van God was. En aangezien je de gelofte van gehoorzaamheid had afgelegd, luisterde je gewoon. Gehoorzaamheid en Gods Woord pasten duidelijk in dat vroegere patroon, en daar ging je toch ook wel m mee, daar ben je m grootge bracht. Tegenwoordig heb je wat dat betreft veel reelere mogelijkhe den. Ik kan dat bevestigen vanuit twee eigen ervaringen. Vorig jaar, toen ik naar Rome geroepen werd voor een gesprek met onze alge meen overste, kwam de vraag aan de orde of ik bereid was om pro vinciaal overste in Nederland te worden. Dat was geen echte vraag: ik mocht - en dat werd uitdrukke lijk gezegd - weigeren. En ik was ook van plan om nee te zeggen. Ik had alle argumenten op een rijtje om te weigeren. Tijdens zo'n ge sprek kom je tot verdieping en ver- rijping van je inzichten, waardoor je dan toch weer ja zegt Op de tweede dag van mijn be zoek aan Rome vertelde de alge meen overste mij, dat hij graag had dat ik de beslissing nam, terwijl ik in Rome was. De reden daarvoor was als volgt: „Voor een provin ciaalsbenoeming hebben wij de voltallige hoofdraad nodig. En die is nu slechts korte tijd bij elkaar: de diverse leden zwerven binnenkort weer over de hele wereld uiteen. Als we nu niet beslissen, moet Ne derland een half jaar wachten op een nieuwe provinciaal." Ik heb daarop gezegd, dat ik niet kon be slissen Als ik zou beslissen op dat moment, was het néé We zijn toen overeengekomen, dat ik mijn beslissing binnen een week bekend zou maken, rekening houdend met nieuwe gegevens: Zo werd mij de uitkomst van een raad pleging onder de medebroeders in Nederland meegedeeld. Mijn naam werd ontzettend vaak ge noemd als kandidaat voor de pro vinciaalsbenoeming. En dat geeft je enorm te denken. Uitdrukkelijk werd bij mijn vertrek naar Neder land nog eens verteld dat ik het recht had om te weigeren. Wan neer ik echter ja zou zeggen, dan moest het van mijn kant wel m vol ste vertrouwen zijn, dat ik het met een zekere ontspanning en geluk zou kunnen doen. Dit alles laat wel duidelijk zien, dat benoemingen te genwoordig heel anders gaan „Ik heb een lang gesprek gehad met een vonge provinciaal in Ne- ouderlijk huis geen technische scholen stonden. Een grote gióep bestond ook uit kinderen van schippers, eilandbewoners, jon gens uit moeilijke of gebroken ge zinnen, jongens die thuis met te handhaven waren. Ook veel jon gens uit drukke gezinnen, waar de ouders erg veel tijd aan een zaak moesten besteden, zodat er voor de eigen kinderen vaak (te) weinig tijd overbleef. Langzamerhand, vooral na de zestiger jaren, spitste zich ons in- ternaatswerk steeds meer toe op moeilijk opvoedbare kinderen. En dat stelde totaal andere eisen aan het personeel. Bovendien werd het aantal eigen mensen steeds kleiner in getal; er moesten mensen van buitenaf aangetrokken worden, de worden. Erop door filosoferend, zou je je kunnen afvragen, waarom je het priesterschap niet eventjes op een waakvlammetje zou kunnen zetten. Ik denk, dat dat eigenlijk zou moeten kunnen, vooral ook om dat wij tegenwoordig benadruk ken bij nieuwe congregatieleden, dat je in de eerste plaats Salesiaan wordt. Over priesterschap wordt nog helemaal niet gesproken: is iemand religieus gevoelig, zegt de geest van Don Bosco iemand wat? Dat zijn de wezenlijke vragen." „Wanneer iemand dan besluit om religieus te worden, wil de Con gregatie, dat hij aan een opleiding gaat beginnen: het liefst in de lijn waar Salesianen werken, dus bij voorbeeld paedagogiek of psy chologie. Theologie komt niet op heid, waar je geen kans kreeg om je echt te ontplooien. Mijn hoogte punten liggen dan ook in het paro chieleven, waar je heel dicht bij mensen stond. Mensen naar de dood helpen, mensen voorberei den op hun huwelijk. Bij mensen zijn bij de geboorte van een kind, dat zijn geweldige dingen, waar je ook het priesterschap veel helder der beleeft. Als het om échte hoogtepunten gaat, dan denk ik dat die er waren op de momenten, dat je met volwassen mensen in kon- takt kwam die met christelijk of niet katholiek waren, met wie je in ge sprek kwam, die geboeid werden en vroegen of je nog eens terug wilde komen. Hetgeen vaak beslo ten werd met de doop, het vormsel en de opname m de kerk. Je hield Pater Andre Asma. derland, dat mij erg veel bemoedi ging gaf. Bovendien werd mij in Rome te kennen gegeven, dat mijn naam al veel eerder genoemd was voor de bekleding van het provin- cialaat.' „Vanuit mijn eigen ervaring als provinciaal - een periode van an derhalf jaar - weet ik, dat benoe mingen tot de moeilijkste karweien behoren. Mensen roepen voor een meuwe taak of voor mensen die met zo gelukkig zijn in hun werk, een andere taak te vinden, is vooral ook zo moeilijk, omdat het aantal religieuzen zo klem wordt. Je hebt erg veel tijd nodig om er achter te komen, wat de mogelijkheden van mensen zijn, waar hun meest opti male ontplooiingsmogelijkheden liggen. Het gaat erom mensen gelukkig te maken: heel veel persoonlijke kosten werden steeds hoger. De kostgelden derhalve eveneens. Wat weer tot gevolg had, dat je jé noodgedwongen uit de markt prees. Dat had de sluiting van ver schillende internaten tot gevolg. De Congregatie stond altijd be hoorlijk garant voor het reilen en zeilen van de internaten. Er moest uiteindelijk teveel geld in de kost scholen gepompt worden Wanneer een religieuze congre gatie zich zeer lange tijd heeft be zig gehouden met het internaats- werk, veelal belangeloos, en zich dan geconfronteerd ziet met de sluiting, c.q. afbraak van het éne na het andere internaat, komt de vraag naar boven, hoe zo iets is ervaren door juist die mensen, die zich vaak zo'n groot deel van hun leven hebben ingezet voor dat kostschool werk. de eerste plaats. Wanneer iemand daarna wel theologie wil studeren, dan is dat in onderling overleg na tuurlijk mogelijk. Dat is een enorm verschil met vroeger: toen ging ja naar het seminarie allereerst om priester te worden. „Zélf ben ik gelukkig met de ont wikkeling dat het internaatswerk wordt beëindigd. Wij religieuzen moeten ons niet meer met zulk soort internaten bezig houden. Ik sluit echter niet uit, dat er in de toekomst - wie zal het zeggen - toch weer religieuzen gaan beginnen met de opvang van kinderen, bij voorbeeld zwerfkinderen. Die vor men een enorm groot probleem, dat nog veel groter zal worden. Het zou best eens kunnen zijn, dat de meuwe Don Bosco zich het lot van juist deze kinderen aantrekt, zodat zij weer een thuis krijgen." gesprekken zijn nodig; het is geen kwestie van simpelweg dicteren. Het is veel meer samen zoeken naar een weg, waarin twee dingen gerealiseerd worden. Dat is het geluk van die ene medebroeder, maar óók de opdracht, de zending van ons, Salesianen. Iedere mede broeder moet in die Salesiaanse opdracht eigenlijk zo goed moge lijk passen. Zo werken kost natuur lijk veel en veel meer tijd, maar die wordt ruimschoots terugverdiend omdat je te maken krijgt met men sen die gelukkiger en beter kun nen functioneren." INTERNAAT Pater Asma die een belangrijk deel van zijn leven in internaatssfe ren heeft gewerkt, weet zich nog goed te herinneren, dat het voor veel ouders helemaal niet zo goed koop was om een zoon op een in ternaat te laten studeren. „De pnjs bedroeg in die dagen 2000,-. Voor veel ouders was dat behoorlijk duur: er moest een paar maanden loon voor neergeteld om zoonlief naar een internaat te stu ren. Maar niet iedereen betaalde het bedrag, dat hoefde ook niet. De laatste jaren is het kostgeld alleen maar duurder geworden. De aard van de jongens die hier kwamen, werd ook anders; veel meer moei lijk opvoedbare jongens. De ande ren gingen met meer naar een kost school: er kwamen alternatieven dichter bij huis. In de tijd dat ik hier stage hep, hadden we nog heel veel jongens die naar een internaat gingen om dat er in de wijde omtrek van hun Pater Asma: „Er zijn medebroe ders, die het tot op de dag van vandaag verschrikkelijk jammer vinden en ook onjuist. En dat is ook goed te begrijpen, want zij hebben met hart en ziel geleefd voor deze jongens. Deze medebroeders mis sen nu een stuk levensomgevmg; er is een groot stuk van hen zelf verloren gegaan. Met name zijn er toen ook wat jongere Salesianen uitgetreden: de sluiting van de in ternaten was voor hun de laatste reden, de druppel die de maat deed overlopen, om te vertrekken. En daar hebben we toch wel ge voelige verliezen door geleden: goede jonge krachten waren het vaak die beslisten om een andere weg in te gaan." „Gelukkig, dat deze mensen toch wel weer vaak aan de slag konden en kunnen komen: velen van hen hebben één of meerdere onderwijsbevoegdheden. Er ont stond natuurlijk voor een relatief groot deel van de „verlaters" een probleem: theologie hadden ze dan wel gestudeerd, maar daarmee kun je nog niet zonder meer lesge ven. Ook dat is een roeping: daar komt een stuk paedagogiek bij kij ken. Velen werden dan ook gods dienstleraar, net zovelen echter zonder veel arbeidsvreugde Er moest een stuk godsdienst verkon digd worden, waar ze zelf niet meer zo van ganser harte achter konden staan. En zogenaamde „gouden handdrukken" waren (en zijn) bij ons onbekend. Wel werd er zorgvuldig bekeken, of de kloos- terverlaters voor onderdak en voe ding konden zorgen. Voor de eer ste aanloopperiode met name kon er de laatste jaren wel wat gedaan Pater Asma viert het feit, dat hij vijfentwintig jaar pnester is. Sale siaan is hij al wat langer: m 1958 legde hij de eeuwige gelofte af. Hij tekende daarmee heel nadrukke lijk voor de Salesiaanse congrega tie. Voorstelbaar is, dat je in de loop van vijfentwintig jaar je beslissing van toen wat anders bent gaan be kijken. Misschien waren er bij na der inzien bijvoorbeeld andere re ligieuze congregaties of orden, waar hij zich beter bij zou thuis voelen. Misschien was hij achteraf liever saeculier pnester (d.w.z. met aan een religieuze orde of congre gatie verbonden) geweest: „Niet dat ik het heel seneus over wogen heb. Maar ik denk, dat de orde van de Franciscanen mij heel goed zou liggen. Zij hebben heel veel elementen die mij best zouden aantrekken. Ik denk met name dat de Franciscaanse sfeer iets ge meen heeft met die van Don Bosco: iets gewoons, iets eenvoudigs. En dat trekt mij altijd aan. Er zijn daar entegen ook congregaties die nooit mijn keuze zouden zijn geweest. Trappist bijvoorbeeld zou ik zeker met willen zijn, Jezuïet ook niet. Dat ligt voor mij allemaal veel te ver weg. Vijfentwmtig jaar pnesterschap kan omschreven worden als een verzameling van hoogte- en diepte punten. Wat de hoogtepunten be treft, vertelt Pater Asma: „lk maak altijd een onderscheid voor mijzelf tussen de jaren dat ik in internaten werkte en de tijd daarna, toen ik in de parochie ben gaan werken. Ik heb al gezegd, dat ik blij was de internaten vaarwel te kunnen zeg gen vanwege de grote besloten daar ook regelmatig uitstekende vriendschappen aan over." ,Ja, ja, dieptepunten heb ik na tuurlijk ook meegemaakt Vooral ook in deze tijd, de laatste jaren van verdeeldheid en die ellendige po larisatie. Je krijgt te maken met mensen die verzuurd zijn. Dat is heel erg." „Het ergste is misschien nog wel, dat je die mensen met meer kunt benaderen, ze zijn niet meer toe gankelijk. Ze sluiten zich helemaal af voor de buitenwereld. Bitterheid en gal hou je dan over. Ze hebben m een parochie wel eens tegen me gezegd, dat het maar beter is als ik zo snel mogelijk opdonderde. Dan zou het weer goed gaan in de paro chie. Het is natuurlijk met leuk, dat ze dat zo tegen je zeggen. Wat er achter zit, is veel erger: met meer openstaan, alleen nog maar heel kleine traditietjes willen bewaren. Dat is heel erg. „Mensen begeleiden in een ziekte die de dood tot gevolg heeft, kan óok heel erg zijn: je kunt er net zo veel verdriet van hebben als de man of vrouw die ziek is. Maar het kan óók een intense rijkdom zijn. Als ik hierover praat, heb ik ook heel concrete mensen voor ogen, waarmee je eigenlijk een prachtig avontuur bent aangegaan vanaf het moment dat ze wisten, dat ze niet lang meer te leven hadden. Je voelt dan ook heel duidelijk het mystene van het geloof aan: dat er meer is dan je kunt zeggen en doen. Je gunt eigenlijk alle religieuzen zo'n pas torale ervanng. Je komt binnen de congregatie mensen tegen die niet zo vastgelovig zijn. Dan denk je wel eens, wat jammer. Kon jij ook maar eens zoiets beleven. VERANDERINGEN Vaak zijn allerlei veranderingen binnen de kerk voor pater Asma verbeteringen gebleken. Polarisa tie hebben ze vaak opgeleverd. Het Salesiaanse leven heeft zich aange past. „Maar", zo zegt Pater Asma, „wij hebben ook mensen die het hele land doorreizen en overal missen opdragen volgens de oude Latijnse liturgie voor bepaalde groepen mensen, „omdat dat zo echt is"." „Van de andere kant kunnen wij best met die mensen. Geluk kig. want het zou erg zijn, wanneer wij elkaar gingen verketteren. Vo rig jaar nog hebben wij als Kapittel (een afvaardiging van alle huizen en communiteiten in Nederland) een heel indringende bnef ge schreven naar alle medebroeders om polarisatie te voorkomen. Wat met betekende dat er een lauw gemiddelde moest worden ge zocht. Wij hebben gesteld, dat het binnen onze congregatie mogelijk moet zijn, dat iemand vol is van de „8-mei-beweging". Daar moet over gepraat kunnen worden: maar de dingen hoeven niet verdoezeld te worden. Zo heb ik vorig jaar duide lijk laten weten: „Ik ga naar Den Bosch toe" - waar de 8-mei-bewe- ging toen samen kwam -. Ik heb ook geschreven, dat ik hoopte vele medebroeders te ontmoeten. De medebroeders wetendus heel goed waar ik sta. En dat is juist. Ook mijn lidmaatschap van de Vereni ging van Pastoraal Werkenden steek ik niet onder stoelen of ban ken. Ik weet wel, dat niet iedereen dat in dank zal afnemen: ook de bisschoppen laten dat merken. Sommigen vinden de Vereniging van Pastoraal Werkenden maar een verderfelijke instelling." „Officieel zijn wij als congregatie geen lid van de acht-mei-bewe- ging. Ik had dat wel gewild, maar het kapittel heeft dat tegengehou den. Achteraf vind ik dat wel wijs ook. Ik vind het een heel goede beweging Ook voor de Manén- burgbeweging heb ik geweldig veel sympathie." Graag wil pater Asma ter gele genheid van zijn jubileum een boodschap meegeven: „De ensis moet niet verdoezeld worden, maar wel moet er een accent liggen op een hoopvolle toekomst." „Daar is ook reden voor. Op de eerste plaats krijgen wij vanuit Rome van onze overste enorme hulp en bemoediging. Het zijn in Rome geen mensen die laatdun kend doen over het „Neder landse". Ze zeggen: „Jullie staan volop in het secularisatieproces. Met Frankrijk lopen jullie vooraan. Wij kunnen jullie niet zeggen, wélke weg je moet gaan, maar doe het serieus. Je kunt altijd een be roep doen op ons." En zo zijn ze ook: mensen die dicht bij ons staan. Dat is enorm hoopvol." „Hoopvol is ook het geluid, dat gehoord werd tijdens onze laatste kapittelvergadering. Somber ge stemde mensen voorzagen een zich langzamerhand opheffen van het Salesiaanse werk in Nederland, de totale sfeer was echter heel an ders: we hebben veel energie en hoop. Er zijn veel meuv/e initiatie ven geboren. Op levensbeschou welijke basis worden jongeren ver zameld rondom Amersfoort in pa rochie, gezin en school. Met de deken F. Zwarts van Amersfoort hebben we goede kontakten hier over. We mikken erop om echt iets nieuws te beginnen." „In Leusden hebben we een vleugel van Huize Don Bosco vrij gemaakt voor bezinning en vor ming. We willen graag meer men sen hebben op ons terrein, ook al vanwege het museum. Een spe ciale kracht is daarvoor aangetrok ken. Het project .Jongeren Op Tocht" is een initiatief, waar we enorm veel van verwachten. „De werkgroep „Samen" (dat staat voor Salesiaanse missies en Nederland) is een werkgroep van Salesianen en niet-Salesianen die jonge mensen de mogelijkheid biedt om gedurende een bepaalde tijd naar een Nederlandse missio naris te gaan. Ze worden heel goed voorbereid gedurende enkele weekends. Als ze terugkomen, is het de bedoeling dat ze hun ver haal, boodschap en ervaringen weer delen met anderen. Dit initia tief slaat heel erg aan. Veel jonge ren komen erop af." „Dit soort initiatieven zijn goed, uitstekend. Of we er jonge mensen mee krijgen? Ik ben daar helemaal niet zeker van. Daar heb ik zorgen om. Wanneer de leeftijdsafstand te groot wordt, dan is er geen brug meer te slaan tussen de jongeren en ons. Dat is het risico dat we echt lopen. Ik onderken dat. Toch zeg ik dan, wanneer onze deuren m Ne derland eventueel gesloten moch ten worden: „Ik hoop dat wij een hele hoop Salesianen in Nederland hebben die doorgaan met dat wat Don Bosco eigenlijk als roeping en zending heeft: Zorg voor jongeren, zorg voor de missies. Heel veel mensen hebben we ingeschakeld: met een groot woord worden ze de Salesiaanse Familie genoemd. We proberen steeds groter wordende kringen te krijgen van mensen die wij het vuur kunnen doorgeven. Ik acht het met uitgesloten, dat wij als religieuze Salesianen eens geen toekomst meer zullen hebben m Nederland. We doen ons uiterste best. maar Gods wegen zijn on doorgrondelijk. Wie zal echter zeggen of na eeuwenlange afwe zigheid de religieuze Salesianen weer ineens opduiken? Het is de levende en verrezen Heer zélf die het overeind houdt. Een proces van sterven hoort daar bij, maar ook het proces van nieuw, van beginnend leven. Paulus zei al: „Als Christus met verrezen was, dan hadden we geen geloof." Daar draait het om: Christus leeft." Pater Asma ziet gelukkig nog positieve kanten genoeg. Hij denkt er eenvoudig niet over om er mee op te houden: „Ik denk dat ik helemaal niet anders zou kun nen. Je hebt natuurlijk je vraagte kens bij bepaalde facetten van het priesterschap. Geroepen zijn als priester, als pastor is voor mij een heel levende roeping.

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1987 | | pagina 9