Samen een stuk werk doen is enorm sfeerbevorderend'
I
Pater André Asma vijfentwintig jaar priester bij Salesianen
de drang naar het heel gewone
heb ik ook van thuis meegekregen.
DONDERDAG 7 MEI 1987
interview
LEUSDEN Op woensdag 6 mei werd op Huize Don
Bosco stilgestaan bij het feit, dat de in Leusden Centrum
woonachtige pater André Asma, Nederlands Provinciaal
van de Congregatie der Salesianen, vijfentwintig jaar ge
leden tot priester werd gewijd. Reden genoeg voor ons om
met deze jubilaris in gesprek te komen.
In het gesprek kwam onder meer aan de orde de vraag
wie pater Asma eigenlijk is; wat zijn achtergrond is;
waarom hij vijfentwintig jaar gelden besloot om priester te
worden; waarom hij intrad bij de Salesianen.
Door
Jaap Riewald
2 3
„Mijn naam is André Asma. Zoals
iijn naam al doet vermoeden: het
een Friese naam, de uitgang „-
ia" verraadt dat. Mijn vader was
nes. Mijn moeder kwam uit Los-
>r. Ik zelf ben geboren op 8 juni
?32 in Denekamp. Wij hadden een
root gezin, we waren met elf Ion-
eren. Wat mijn eerste herinnerin-
en betreft: ik had een vader en
en moeder die hard werkten voor
un grote gezin. Zij waren heel
Ddsdienstig en kenden grote zor-
en. De opbouw van een zaak, een
akkersbedrijf, in een moeilijke
nsistijd. Niet dat ik daar nu een
auma van overgehouden heb,
elemaal niet.
Toen ik ouder werd, merkte ik
at eigenlijk pas en kreeg ik grote
ewondering voor ouders die hun
ezm in zo'n situatie op uitermate
rettige wijze wisten te leiden. Zo
auw je maar iets kon, lopen of
etsen, ging je boodschappen
egbrengen. Dat hoorde er hele-
taal bij: iedereen die wat kon,
erd ingeschakeld.
Daarbij werden de kleine kinde
in geholpen door de oudere. We
oesten 's morgens vroeg opstaan,
laar daar heb ik de beste hennne-
ngen aan over gehouden. Nu zeg
het nog regelmatig tegen mede-
roeders: „Samen een stuk werk
jen is zo enorm sfeerbevorde-
ind." Een sfeer die niet uit boeken
halen is; die moet je zelf maken
oor samen dingen aan te pakken,
unen te doen. Ik geloof dat ik dat
véin thuis heb meegekre-
ïjn
Vroeger was het in katholieke
ingen gebruikelijk, dat een jon-
in van een jaar of twaalf voor de
luze werd gesteld om pnester te
orden of met. Pater Asma kan
:h die tijd nog heel goed herinne-
Ja, dan was je zo elf of twaalf
ar. En dan stond je er voor. Ik had
ch al heel lang het idee om pries-
te worden: dat zat ook wel een
jetje in onze familie. Ik had een
)m die Salesiaan was. Grote be-
ondering had ik voor hem. Bo-
indien had ik een oudere broer
e eveneens Salesiaan was gewor-
m.
Het was dus eigenlijk niet zo ver
anderlijk, dat mijn idee ook die
int uitging. Bij de eerste kennis-
aking met Salesianen, indertijd in
gehelen bij Apeldoorn, werd ik
«teen getroffen door de heel
irtelijke, uitnodigende sfeer die
ch ook erg gewoon was. Dat is
or mij erg belangrijk. Ik denk dat
die drang naar het heel gewone
•k van thuis heb meegekregen.
X op de dag van vandaag houd ik
:t van opgeklopte dingen. Voor
g hoeft iets met „gemaakt" te zijn.
zijn dingen die mij niet
gen
„Ik kwam toen dus terecht op het
ein Seminarie in Ugchelen: niet
ike makkelijke jaren. Je groeide
:h erg besloten op. Dat wreekte
:h op den duur. Ik kan me nog
ed herinneren, het was het
■rde of vijfde jaar, dat ik sterk
overwogen: „Zal ik maar weer
jggaan?" Je dacht toen met dat je
sar helemaal op je plaats was. Je
gon te filosoferen: „Héél je leven
door te brengen m een klooster;
n, nou." Maar goed
„En dan zijn er altijd mensen om
heen - en dat is trouwens de
varing van mijn hele leven ge
lest - die je goede raad en advie-
n gaven, die je de goede weg
sen, wanneer je in crisismo-
enten was aangeland. Ik zie daar
■k Gods voorzienigheid in
Nog moeilijker werd de beslis-
ag - ook theologisch gezien - toen
voor de keuze werd gesteld om
eeuwige geloften al dan niet af
leggen. Daarna kwam de echte
i'Jze voor het priesterschap, dat
egon met het subdiakonaat.
êeds ontmoette ik bij het oplos-
in van die moeilijke vraagstukken
ser de juiste mensen, die mij zeer
aholpen en geboeid hebben.
De meest dankbare herinnerin-
to heb ik aan mijn prof in de
sologie in Belgié, Roger Vanse
ren. Later is hij terechtgekomen
het hoofdbestuur van onze con-
egatie ui Rome, als regionaal
^rste. Drie jaar geleden is hij
•verwachts gestorven. Hij was
'n integer mens. Iemand - en nu
fct ik over de jaren 1958 tot 1962 -
moest lesgeven in die penode
to ommekeer.
Er waren toen professoren die
nog op de strikt orthodoxe
inier doorgaven, érg verstard
*r in jaar uit vermoedelijk uit het-
tfde boekje docerend. Aan de
dere kant had je te maken met
mensen die op een totaal meuwe
manier doceerden. Roger Vanse-
veren was zo iemand. Die mo
derne docenten gingen ook met
ons in gesprek; ze gaven ons inte
ressante hteratuuraanwijzingen. Ik
heb geweldige herinneringen aan
deze man
„Interessant m onze studie is na
tuurlijk ook wel, dat wij onze studie
onderbreken voor een stagepe
riode van drie jaar. Een héél goed
systeem vind ik dat. De schoolban
ken en de beslotenheid van het
huis waren dus even weg. In die tijd
ben ik drie jaar hier in Leusden
geweest. Leusden was toen wel
heel anders: school en internaat
waren in de jaren vijfenvijftig tot
achtenvijftig heel nauw met elkaar
verbonden.
Je moest werken op het internaat
en op de school: je moest lessen
geven. Tussen de middag was je bij
de jongens in de eetzaal en 's
avonds was je op de slaapzaal, je
ging met hen naar de kapel. Dat
heb ik wel ervaren als typisch Sale-
siaans, typisch voor de geest van
Don Bosco: heel nauw betrokken
zijn bij het leven van zijn jongens;
niet boven hen staan maar hele
maal met hen: samen
optrekken
Dne jaren ben ik toen hier ge
weest, en dat waren dne heel
goede jaren. Je kwam heerlijk los
van al dat theoretische, je leerde de
jongens goed kennen uit heel ver
schillende milieus. Je had kontakt
met hun ouders, waardoor je de
gezinnen leerde kennen waaruit de
jongens kwamen: heel afwisselend
en boeiend."
INTERESSANT
Priesterstudent André Asma
werd eveneens belast met lesge
vende taken: Ja, dat is heel in
teressant: ik gaf Nederlands en En
gels, ik heb een jaar natuurkunde
les gegeven, maar dat ging met zo
best: daar wist ik zelf niet zo veel
van. Ik gaf ook gymnastiek, dat
vond ik het heerlijkst
Een omvangrijk vakkenpakket
toch voor iemand, die zelf nog stu
deert. Over de bevoegdheden die
nodig waren om les te geven vertelt
pater Asma: „De opleiding waar
mee ik het moest doen, bestond uit
filosofie. Je had natuurlijk een gym
nasiumdiploma, een jaar noviciaat,
twee jaar filosofie en drie jaar
praktijk. Je kon rustig zonder spe
cifieke bevoegdheden lesgeven.
Het kwam wel voor, dat een paar
weken vóór je hier kwam, de di
recteur tegen je zei: „We kunnen er
wel eentje voor Nederlands ge
bruiken. Geef jij maar Nederlands.
Tegenwoordig gaat dat niet
meer zo- pater Asma begint
hartelijk te lachen - Maar het
was natuurlijk een totaal andere
tijd. Ik maak me sterk, dat de
school nog met eens officieel er
kend was door het ministerie van
onderwijs en wetenschappen.
Bevoegd was je dus, als het be
stuur je bevoegd achtte. Het les
programma kreeg je van je voor
ganger en dan werd je verder op
de hoogte gebracht door de studie
prefect. Die had toezicht op de stu
die van de jongens en was tevens
de man van het gezag: gedrag
moest zonodig gecorrigeerd wor
den. Het was dus de „strenge"
man
En dan kom je weer vier jaren op
de schoolbanken voor de verdere
theologische studies. Omdat je al
enige jaren „in het werk" had ge
staan, had je je een behoorlijk dosis
vrijheid aangewend, terwijl je aan
de andere kant ook meer ruimte
kreeg voor eigen verantwoor
delijkheid, hoewel dat van docent
tot docent wel stérk kon
verschillen
Met een duidelijke tevredenheid
noemt pater Asma dit een goede
tijd.
Het Salesiaanse leven was vroe
ger nauw verbonden met het inter
naat: „De dagindeling vroeger was
als volgt. Rond zes uur, half zeven
stonden wij hier met de jongens op,
dat was een normale tijd. En dan
ging je met zijn allen naar de heilige
nus toe. Dat werd gevolgd door
een uur studie. En dan, met te ver
geten, deden de jongens bij ons
altijd wat karweitjes, wat „huis
werk". Dat hoorde er bij ons altijd
bij. Bijvoorbeeld werden de aard
appels gepit, nadat ze eerst m een
grote machine waren geschrapt,
schoonmaakkarweitjes waren ook
heel normaal. Diverse werkplaat
sen moesten regelmatig op orde
worden gebracht. Dat was nog niet
eens vanwege het kostenbespa
rende effect, maar veel meer om
dat zoiets mtstekend paste m de
Salesiaanse visie, dat er samen iets
gedaan moest worden: het was een
stukje opvoedkunde
Na de kerk werd er ontbeten, de
jongens gingen naar school. Tus
sen de middag werd er warm
gegetenIk zie ze nog allemaal
voor me. Er stond hier vroeger een
grote houten barak. Daar zaten we
dan met ongeveer tweehonderd
jongens te eten aan tafels van zes.
Eén van ons stond dan voonn, één
achterin. Dat werd afgewisseld. Zo
heb ik dat één of twee jaar gedaan
met pater Tonny Heeren
Op de vraag of surveilleren tij
dens maaltijden nu zo plezierig
was, antwoordt pater Asma vol
mondig nee. „Nee, ik vond dat met
plezierig. Lesgeven deed ik graag.
Weet je wat de moeilijkheid was?
Vooral na zoveel jaren begin je dat
steeds duidelijker te zien. Je was
meer oppasser dan opvoeder. En
eigenlijk besteedde je daar zoveel
tijd en energie aan om alles maar
goed en geregeld te laten
verlopenDat zou je nu nooit
meer kunnen doen, dat wil zeggen:
Ik zou het nou niet meer doen óf
anders. Orde en regelmaat zou ik
nu veel betrekkelijker zien
„De jongens mochten wel praten
tijdens de maaltijden. Maar om al te
groot praatvolume te voorkomen,
werd er gedurende de eerste tien
minuten voorgelezen uit een span
nend boek
Pater Asma begint erg smakelijk
te lachen, bij de vraag of die span
nende lectuur bestond uit bijbelse
verhalen. „Nee hoor. Maar vraagje
me nu of ik me nog titels kan herin
neren, dan moet ik heel goed na
denken. Ja, bijvoorbeeld die serie
leesboeken van „Pim Pandoer"
was bijzonder geliefdEcht
spannende avonturenverhalen wa
ren dat. En zo probeerden we alles
een beetje binnen de perken te
houden. Het was altijd de grote
kunst om telkens weer nieuwe,
aantrekkelijke boeken te
vinden
's Middags gingen de jongens
weer naar de klassen, 's Avonds
moest er weer gestudeerd worden.
Dan werd het avondeten gebruikt,
er werd vervolgens weer gestu
deerd. Daarna volgde het geza
menlijke avondgebed m de kapel,
die een erg centrale plaats innam.
Er werd altijd een avond woordje
gesproken, typisch „Don Bosco",
door de directeur van het huis: een
korte gedachte over de dag die
voorbij was en de dag die kwam.
Daarna gingen ze naar de slaap
zaal.
Na nujn priesterwijding kwam
pater Terschure, de toenmalige
provinciaal en nu bisschop van Den
Bosch, naar mij toe en zei, dat hij
maar gedacht had, dat ik naar Rijs
wijk moest gaan naar het internaat.
Dat vond ik helemaal niet leuk. Hij
zei er meteen wel bij dat het maar
voor twee jaar zou zijn.
Dat werden er dan met de andere
internaten in Rotterdam en 's-Hee-
renberg maar liefst negen. Ik
moest zeggen, dat ik het toen ook
werkelijk spuugzat was: altijd stu
dieprefect zijn is beslist geen lol. Ik
vroeg mijn provinciaal ander
werk
Dit zo aanhorend, komt de vraag
naar boven, of er in die tijd de
mogelijkheid tot weigeren be
stond. „Je had niet veel mogelijk
heid om „nee" te zeggen. Wel is er
bij ons altijd een sfeer van vriende
lijk overleg geweest: een over
plaatsing of een meuwe taakstel
ling vond niet simpelweg plaats
door een bnefje of een bevel. Het
ging bij ons tóch wel altijd mense
lijk. Maar de mogelijkheden om je
overste tot andere gedachten te
brengen, waren erg klein, zeg bijna
onmogelijk.
In dit tijd gold het woord van de
overste als het laatste woord, ook al
omdat je werd voorgehouden, dat
het woord van de overste het
woord van God was. En aangezien
je de gelofte van gehoorzaamheid
had afgelegd, luisterde je gewoon.
Gehoorzaamheid en Gods Woord
pasten duidelijk in dat vroegere
patroon, en daar ging je toch ook
wel m mee, daar ben je m grootge
bracht.
Tegenwoordig heb je wat dat
betreft veel reelere mogelijkhe
den. Ik kan dat bevestigen vanuit
twee eigen ervaringen. Vorig jaar,
toen ik naar Rome geroepen werd
voor een gesprek met onze alge
meen overste, kwam de vraag aan
de orde of ik bereid was om pro
vinciaal overste in Nederland te
worden. Dat was geen echte vraag:
ik mocht - en dat werd uitdrukke
lijk gezegd - weigeren. En ik was
ook van plan om nee te zeggen. Ik
had alle argumenten op een rijtje
om te weigeren. Tijdens zo'n ge
sprek kom je tot verdieping en ver-
rijping van je inzichten, waardoor
je dan toch weer ja zegt
Op de tweede dag van mijn be
zoek aan Rome vertelde de alge
meen overste mij, dat hij graag had
dat ik de beslissing nam, terwijl ik
in Rome was. De reden daarvoor
was als volgt: „Voor een provin
ciaalsbenoeming hebben wij de
voltallige hoofdraad nodig. En die
is nu slechts korte tijd bij elkaar: de
diverse leden zwerven binnenkort
weer over de hele wereld uiteen.
Als we nu niet beslissen, moet Ne
derland een half jaar wachten op
een nieuwe provinciaal." Ik heb
daarop gezegd, dat ik niet kon be
slissen Als ik zou beslissen op dat
moment, was het néé
We zijn toen overeengekomen,
dat ik mijn beslissing binnen een
week bekend zou maken, rekening
houdend met nieuwe gegevens: Zo
werd mij de uitkomst van een raad
pleging onder de medebroeders in
Nederland meegedeeld. Mijn
naam werd ontzettend vaak ge
noemd als kandidaat voor de pro
vinciaalsbenoeming. En dat geeft
je enorm te denken. Uitdrukkelijk
werd bij mijn vertrek naar Neder
land nog eens verteld dat ik het
recht had om te weigeren. Wan
neer ik echter ja zou zeggen, dan
moest het van mijn kant wel m vol
ste vertrouwen zijn, dat ik het met
een zekere ontspanning en geluk
zou kunnen doen. Dit alles laat wel
duidelijk zien, dat benoemingen te
genwoordig heel anders gaan
„Ik heb een lang gesprek gehad
met een vonge provinciaal in Ne-
ouderlijk huis geen technische
scholen stonden. Een grote gióep
bestond ook uit kinderen van
schippers, eilandbewoners, jon
gens uit moeilijke of gebroken ge
zinnen, jongens die thuis met te
handhaven waren. Ook veel jon
gens uit drukke gezinnen, waar de
ouders erg veel tijd aan een zaak
moesten besteden, zodat er voor
de eigen kinderen vaak (te) weinig
tijd overbleef.
Langzamerhand, vooral na de
zestiger jaren, spitste zich ons in-
ternaatswerk steeds meer toe op
moeilijk opvoedbare kinderen. En
dat stelde totaal andere eisen aan
het personeel. Bovendien werd het
aantal eigen mensen steeds kleiner
in getal; er moesten mensen van
buitenaf aangetrokken worden, de
worden. Erop door filosoferend,
zou je je kunnen afvragen, waarom
je het priesterschap niet eventjes
op een waakvlammetje zou kunnen
zetten. Ik denk, dat dat eigenlijk
zou moeten kunnen, vooral ook om
dat wij tegenwoordig benadruk
ken bij nieuwe congregatieleden,
dat je in de eerste plaats Salesiaan
wordt. Over priesterschap wordt
nog helemaal niet gesproken: is
iemand religieus gevoelig, zegt de
geest van Don Bosco iemand wat?
Dat zijn de wezenlijke vragen."
„Wanneer iemand dan besluit
om religieus te worden, wil de Con
gregatie, dat hij aan een opleiding
gaat beginnen: het liefst in de lijn
waar Salesianen werken, dus bij
voorbeeld paedagogiek of psy
chologie. Theologie komt niet op
heid, waar je geen kans kreeg om
je echt te ontplooien. Mijn hoogte
punten liggen dan ook in het paro
chieleven, waar je heel dicht bij
mensen stond. Mensen naar de
dood helpen, mensen voorberei
den op hun huwelijk. Bij mensen
zijn bij de geboorte van een kind,
dat zijn geweldige dingen, waar je
ook het priesterschap veel helder
der beleeft. Als het om échte
hoogtepunten gaat, dan denk ik dat
die er waren op de momenten, dat
je met volwassen mensen in kon-
takt kwam die met christelijk of niet
katholiek waren, met wie je in ge
sprek kwam, die geboeid werden
en vroegen of je nog eens terug
wilde komen. Hetgeen vaak beslo
ten werd met de doop, het vormsel
en de opname m de kerk. Je hield
Pater Andre Asma.
derland, dat mij erg veel bemoedi
ging gaf. Bovendien werd mij in
Rome te kennen gegeven, dat mijn
naam al veel eerder genoemd was
voor de bekleding van het provin-
cialaat.'
„Vanuit mijn eigen ervaring als
provinciaal - een periode van an
derhalf jaar - weet ik, dat benoe
mingen tot de moeilijkste karweien
behoren. Mensen roepen voor een
meuwe taak of voor mensen die
met zo gelukkig zijn in hun werk,
een andere taak te vinden, is vooral
ook zo moeilijk, omdat het aantal
religieuzen zo klem wordt. Je hebt
erg veel tijd nodig om er achter te
komen, wat de mogelijkheden van
mensen zijn, waar hun meest opti
male ontplooiingsmogelijkheden
liggen.
Het gaat erom mensen gelukkig
te maken: heel veel persoonlijke
kosten werden steeds hoger. De
kostgelden derhalve eveneens.
Wat weer tot gevolg had, dat je jé
noodgedwongen uit de markt
prees. Dat had de sluiting van ver
schillende internaten tot gevolg.
De Congregatie stond altijd be
hoorlijk garant voor het reilen en
zeilen van de internaten. Er moest
uiteindelijk teveel geld in de kost
scholen gepompt worden
Wanneer een religieuze congre
gatie zich zeer lange tijd heeft be
zig gehouden met het internaats-
werk, veelal belangeloos, en zich
dan geconfronteerd ziet met de
sluiting, c.q. afbraak van het éne na
het andere internaat, komt de
vraag naar boven, hoe zo iets is
ervaren door juist die mensen, die
zich vaak zo'n groot deel van hun
leven hebben ingezet voor dat
kostschool werk.
de eerste plaats. Wanneer iemand
daarna wel theologie wil studeren,
dan is dat in onderling overleg na
tuurlijk mogelijk. Dat is een enorm
verschil met vroeger: toen ging ja
naar het seminarie allereerst om
priester te worden.
„Zélf ben ik gelukkig met de ont
wikkeling dat het internaatswerk
wordt beëindigd. Wij religieuzen
moeten ons niet meer met zulk
soort internaten bezig houden. Ik
sluit echter niet uit, dat er in de
toekomst - wie zal het zeggen - toch
weer religieuzen gaan beginnen
met de opvang van kinderen, bij
voorbeeld zwerfkinderen. Die vor
men een enorm groot probleem,
dat nog veel groter zal worden. Het
zou best eens kunnen zijn, dat de
meuwe Don Bosco zich het lot van
juist deze kinderen aantrekt, zodat
zij weer een thuis krijgen."
gesprekken zijn nodig; het is geen
kwestie van simpelweg dicteren.
Het is veel meer samen zoeken
naar een weg, waarin twee dingen
gerealiseerd worden. Dat is het
geluk van die ene medebroeder,
maar óók de opdracht, de zending
van ons, Salesianen. Iedere mede
broeder moet in die Salesiaanse
opdracht eigenlijk zo goed moge
lijk passen. Zo werken kost natuur
lijk veel en veel meer tijd, maar die
wordt ruimschoots terugverdiend
omdat je te maken krijgt met men
sen die gelukkiger en beter kun
nen functioneren."
INTERNAAT
Pater Asma die een belangrijk
deel van zijn leven in internaatssfe
ren heeft gewerkt, weet zich nog
goed te herinneren, dat het voor
veel ouders helemaal niet zo goed
koop was om een zoon op een in
ternaat te laten studeren.
„De pnjs bedroeg in die dagen
2000,-. Voor veel ouders was dat
behoorlijk duur: er moest een paar
maanden loon voor neergeteld om
zoonlief naar een internaat te stu
ren. Maar niet iedereen betaalde
het bedrag, dat hoefde ook niet. De
laatste jaren is het kostgeld alleen
maar duurder geworden. De aard
van de jongens die hier kwamen,
werd ook anders; veel meer moei
lijk opvoedbare jongens. De ande
ren gingen met meer naar een kost
school: er kwamen alternatieven
dichter bij huis.
In de tijd dat ik hier stage hep,
hadden we nog heel veel jongens
die naar een internaat gingen om
dat er in de wijde omtrek van hun
Pater Asma: „Er zijn medebroe
ders, die het tot op de dag van
vandaag verschrikkelijk jammer
vinden en ook onjuist. En dat is ook
goed te begrijpen, want zij hebben
met hart en ziel geleefd voor deze
jongens. Deze medebroeders mis
sen nu een stuk levensomgevmg;
er is een groot stuk van hen zelf
verloren gegaan. Met name zijn er
toen ook wat jongere Salesianen
uitgetreden: de sluiting van de in
ternaten was voor hun de laatste
reden, de druppel die de maat
deed overlopen, om te vertrekken.
En daar hebben we toch wel ge
voelige verliezen door geleden:
goede jonge krachten waren het
vaak die beslisten om een andere
weg in te gaan."
„Gelukkig, dat deze mensen
toch wel weer vaak aan de slag
konden en kunnen komen: velen
van hen hebben één of meerdere
onderwijsbevoegdheden. Er ont
stond natuurlijk voor een relatief
groot deel van de „verlaters" een
probleem: theologie hadden ze dan
wel gestudeerd, maar daarmee
kun je nog niet zonder meer lesge
ven. Ook dat is een roeping: daar
komt een stuk paedagogiek bij kij
ken. Velen werden dan ook gods
dienstleraar, net zovelen echter
zonder veel arbeidsvreugde Er
moest een stuk godsdienst verkon
digd worden, waar ze zelf niet
meer zo van ganser harte achter
konden staan. En zogenaamde
„gouden handdrukken" waren (en
zijn) bij ons onbekend. Wel werd er
zorgvuldig bekeken, of de kloos-
terverlaters voor onderdak en voe
ding konden zorgen. Voor de eer
ste aanloopperiode met name kon
er de laatste jaren wel wat gedaan
Pater Asma viert het feit, dat hij
vijfentwintig jaar pnester is. Sale
siaan is hij al wat langer: m 1958
legde hij de eeuwige gelofte af. Hij
tekende daarmee heel nadrukke
lijk voor de Salesiaanse congrega
tie. Voorstelbaar is, dat je in de loop
van vijfentwintig jaar je beslissing
van toen wat anders bent gaan be
kijken. Misschien waren er bij na
der inzien bijvoorbeeld andere re
ligieuze congregaties of orden,
waar hij zich beter bij zou thuis
voelen. Misschien was hij achteraf
liever saeculier pnester (d.w.z. met
aan een religieuze orde of congre
gatie verbonden) geweest:
„Niet dat ik het heel seneus over
wogen heb. Maar ik denk, dat de
orde van de Franciscanen mij heel
goed zou liggen. Zij hebben heel
veel elementen die mij best zouden
aantrekken. Ik denk met name dat
de Franciscaanse sfeer iets ge
meen heeft met die van Don Bosco:
iets gewoons, iets eenvoudigs. En
dat trekt mij altijd aan. Er zijn daar
entegen ook congregaties die nooit
mijn keuze zouden zijn geweest.
Trappist bijvoorbeeld zou ik zeker
met willen zijn, Jezuïet ook niet. Dat
ligt voor mij allemaal veel te ver
weg.
Vijfentwmtig jaar pnesterschap
kan omschreven worden als een
verzameling van hoogte- en diepte
punten. Wat de hoogtepunten be
treft, vertelt Pater Asma: „lk maak
altijd een onderscheid voor mijzelf
tussen de jaren dat ik in internaten
werkte en de tijd daarna, toen ik in
de parochie ben gaan werken. Ik
heb al gezegd, dat ik blij was de
internaten vaarwel te kunnen zeg
gen vanwege de grote besloten
daar ook regelmatig uitstekende
vriendschappen aan over."
,Ja, ja, dieptepunten heb ik na
tuurlijk ook meegemaakt Vooral
ook in deze tijd, de laatste jaren van
verdeeldheid en die ellendige po
larisatie. Je krijgt te maken met
mensen die verzuurd zijn. Dat is
heel erg."
„Het ergste is misschien nog wel,
dat je die mensen met meer kunt
benaderen, ze zijn niet meer toe
gankelijk. Ze sluiten zich helemaal
af voor de buitenwereld. Bitterheid
en gal hou je dan over. Ze hebben
m een parochie wel eens tegen me
gezegd, dat het maar beter is als ik
zo snel mogelijk opdonderde. Dan
zou het weer goed gaan in de paro
chie. Het is natuurlijk met leuk, dat
ze dat zo tegen je zeggen. Wat er
achter zit, is veel erger: met meer
openstaan, alleen nog maar heel
kleine traditietjes willen bewaren.
Dat is heel erg.
„Mensen begeleiden in een
ziekte die de dood tot gevolg heeft,
kan óok heel erg zijn: je kunt er net
zo veel verdriet van hebben als de
man of vrouw die ziek is. Maar het
kan óók een intense rijkdom zijn.
Als ik hierover praat, heb ik ook
heel concrete mensen voor ogen,
waarmee je eigenlijk een prachtig
avontuur bent aangegaan vanaf het
moment dat ze wisten, dat ze niet
lang meer te leven hadden. Je voelt
dan ook heel duidelijk het mystene
van het geloof aan: dat er meer is
dan je kunt zeggen en doen. Je gunt
eigenlijk alle religieuzen zo'n pas
torale ervanng. Je komt binnen de
congregatie mensen tegen die niet
zo vastgelovig zijn. Dan denk je wel
eens, wat jammer. Kon jij ook maar
eens zoiets beleven.
VERANDERINGEN
Vaak zijn allerlei veranderingen
binnen de kerk voor pater Asma
verbeteringen gebleken. Polarisa
tie hebben ze vaak opgeleverd. Het
Salesiaanse leven heeft zich aange
past.
„Maar", zo zegt Pater Asma, „wij
hebben ook mensen die het hele
land doorreizen en overal missen
opdragen volgens de oude Latijnse
liturgie voor bepaalde groepen
mensen, „omdat dat zo echt is"."
„Van de andere kant kunnen wij
best met die mensen. Geluk
kig. want het zou erg zijn, wanneer
wij elkaar gingen verketteren. Vo
rig jaar nog hebben wij als Kapittel
(een afvaardiging van alle huizen
en communiteiten in Nederland)
een heel indringende bnef ge
schreven naar alle medebroeders
om polarisatie te voorkomen. Wat
met betekende dat er een lauw
gemiddelde moest worden ge
zocht. Wij hebben gesteld, dat het
binnen onze congregatie mogelijk
moet zijn, dat iemand vol is van de
„8-mei-beweging". Daar moet over
gepraat kunnen worden: maar de
dingen hoeven niet verdoezeld te
worden. Zo heb ik vorig jaar duide
lijk laten weten: „Ik ga naar Den
Bosch toe" - waar de 8-mei-bewe-
ging toen samen kwam -. Ik heb
ook geschreven, dat ik hoopte vele
medebroeders te ontmoeten. De
medebroeders wetendus heel
goed waar ik sta. En dat is juist. Ook
mijn lidmaatschap van de Vereni
ging van Pastoraal Werkenden
steek ik niet onder stoelen of ban
ken. Ik weet wel, dat niet iedereen
dat in dank zal afnemen: ook de
bisschoppen laten dat merken.
Sommigen vinden de Vereniging
van Pastoraal Werkenden maar
een verderfelijke instelling."
„Officieel zijn wij als congregatie
geen lid van de acht-mei-bewe-
ging. Ik had dat wel gewild, maar
het kapittel heeft dat tegengehou
den. Achteraf vind ik dat wel wijs
ook. Ik vind het een heel goede
beweging Ook voor de Manén-
burgbeweging heb ik geweldig
veel sympathie."
Graag wil pater Asma ter gele
genheid van zijn jubileum een
boodschap meegeven: „De ensis
moet niet verdoezeld worden,
maar wel moet er een accent liggen
op een hoopvolle toekomst."
„Daar is ook reden voor. Op de
eerste plaats krijgen wij vanuit
Rome van onze overste enorme
hulp en bemoediging. Het zijn in
Rome geen mensen die laatdun
kend doen over het „Neder
landse". Ze zeggen: „Jullie staan
volop in het secularisatieproces.
Met Frankrijk lopen jullie vooraan.
Wij kunnen jullie niet zeggen,
wélke weg je moet gaan, maar doe
het serieus. Je kunt altijd een be
roep doen op ons." En zo zijn ze
ook: mensen die dicht bij ons staan.
Dat is enorm hoopvol."
„Hoopvol is ook het geluid, dat
gehoord werd tijdens onze laatste
kapittelvergadering. Somber ge
stemde mensen voorzagen een
zich langzamerhand opheffen van
het Salesiaanse werk in Nederland,
de totale sfeer was echter heel an
ders: we hebben veel energie en
hoop. Er zijn veel meuv/e initiatie
ven geboren. Op levensbeschou
welijke basis worden jongeren ver
zameld rondom Amersfoort in pa
rochie, gezin en school. Met de
deken F. Zwarts van Amersfoort
hebben we goede kontakten hier
over. We mikken erop om echt iets
nieuws te beginnen."
„In Leusden hebben we een
vleugel van Huize Don Bosco vrij
gemaakt voor bezinning en vor
ming. We willen graag meer men
sen hebben op ons terrein, ook al
vanwege het museum. Een spe
ciale kracht is daarvoor aangetrok
ken. Het project .Jongeren Op
Tocht" is een initiatief, waar we
enorm veel van verwachten.
„De werkgroep „Samen" (dat
staat voor Salesiaanse missies en
Nederland) is een werkgroep van
Salesianen en niet-Salesianen die
jonge mensen de mogelijkheid
biedt om gedurende een bepaalde
tijd naar een Nederlandse missio
naris te gaan. Ze worden heel goed
voorbereid gedurende enkele
weekends. Als ze terugkomen, is
het de bedoeling dat ze hun ver
haal, boodschap en ervaringen
weer delen met anderen. Dit initia
tief slaat heel erg aan. Veel jonge
ren komen erop af."
„Dit soort initiatieven zijn goed,
uitstekend. Of we er jonge mensen
mee krijgen? Ik ben daar helemaal
niet zeker van. Daar heb ik zorgen
om. Wanneer de leeftijdsafstand te
groot wordt, dan is er geen brug
meer te slaan tussen de jongeren
en ons. Dat is het risico dat we echt
lopen. Ik onderken dat. Toch zeg ik
dan, wanneer onze deuren m Ne
derland eventueel gesloten moch
ten worden: „Ik hoop dat wij een
hele hoop Salesianen in Nederland
hebben die doorgaan met dat wat
Don Bosco eigenlijk als roeping en
zending heeft: Zorg voor jongeren,
zorg voor de missies. Heel veel
mensen hebben we ingeschakeld:
met een groot woord worden ze de
Salesiaanse Familie genoemd. We
proberen steeds groter wordende
kringen te krijgen van mensen die
wij het vuur kunnen doorgeven. Ik
acht het met uitgesloten, dat wij als
religieuze Salesianen eens geen
toekomst meer zullen hebben m
Nederland. We doen ons uiterste
best. maar Gods wegen zijn on
doorgrondelijk. Wie zal echter
zeggen of na eeuwenlange afwe
zigheid de religieuze Salesianen
weer ineens opduiken? Het is de
levende en verrezen Heer zélf die
het overeind houdt. Een proces van
sterven hoort daar bij, maar ook het
proces van nieuw, van beginnend
leven. Paulus zei al: „Als Christus
met verrezen was, dan hadden we
geen geloof." Daar draait het om:
Christus leeft."
Pater Asma ziet gelukkig nog
positieve kanten genoeg. Hij
denkt er eenvoudig niet over om
er mee op te houden: „Ik denk dat
ik helemaal niet anders zou kun
nen. Je hebt natuurlijk je vraagte
kens bij bepaalde facetten van
het priesterschap. Geroepen zijn
als priester, als pastor is voor mij
een heel levende roeping.