3acteriën niet dé oplossing voor milieu- en fvalproblemen, maar slechts een oplossing' leusder krant: s 1 I 1 1 1 1 A.J.B. Zehnder, hoogleraar Landbouw Universiteit Wageningen, over biotechnologie: i i i i 5 „Mest is vuil en stinkt, daar houdt men zich liever niet mee bezig" „Geen kwestie van potje met bacteriën toevoegen aan mest" „We maken geen nieuwe schepsels" JNSDAG 11 AUGUSTUS 1987 reportage I SS11III mestproblematiek is altijd onderbelicht geweest Het is niet aantrekkelijk voor wetenschappers. Niemand iet toch leuk als het laboratorium stinkt?" Tekst: Stan van Eek Foto's: Jan Pit, LU-Wageningen LEUSDEN - Biotechnologie staat in het middelpunt van de belangstelling. Al die berichten in de media wekken de indruk dat biotechnologie dé oplossing biedt voor milieu- en afvalproblemen. Bacteriën zouden mest te lijf gaan en giftige stoffen uit verontreinigde grond kunnen halen. Bacteriën vormen niet dé oplossing van de problematiek, maar zijn één van de oplossingen. Aldus de mening van professor doktor A.J.B. Zehnder, hoogleraar aan de Landbouw Universiteit in Wagenin gen. Zehnder houdt zich bezig met onderzoek naar de bacteriële afbraak van afvalstoffen. Sinds Lekkerkerk wordt nog steeds dagelijks melding gemaakt van de ont dekking van opnieuw een vervuild ter rein of gifbelt. Om over mest nog maar niet te spreken, het lijkt erop alsof we er tot aan de oren inzitten. Dat het om een nijpende problematiek gaat is dui delijk. Vandaar dat op diverse niveaus gewerkt wordt aan oplossingen. De overheid lijkt zich met name te richten op het voorkomen van nog meer ver ontreiniging, de invoering van de mestboekhouding is daar een voor beeld van. Wetenschappers houden zich hoofdzakelijk bezig met het op lossen van de bestaande verontreini ging, uiteraard heeft dat ook zijn uit werking op de voorkoming van nog meer verontreiniging. Daarbij kan on derscheid gemaakt worden tussen biologische, chemische en fysiologi sche oplossingen. De afbraak door bacteriën van af valstoffen in mest is al een eind gevor derd, vertelt professor Zehnder. „De mogelijkheden zijn ook afhankelijk overtuigd dat ook met hét residu-stik stof dat nu nog overblijft korte metten gemaakt kan worden. „Het is niet het probleem van niet kunnen. We kun nen de stikstof uit de mest halen met niet-biologische technieken, maar dat is verschrikkelijk duur." Teveel, aldus de mening van de pro fessor, blijft men hopen op dé oplos sing die in één klap aan alle problemen een eind zal maken. „We moeten rea listisch zijn op dit gebied. Men wenst zo graag iets te doen, en daarmee den ken ze vaak al dat er iets gebeurd is." Er zullen verschillende stappen geno men moeten worden. Allereerst is daar de aanpak op korte termijn, twee tot vijfjaar. Mestvergisting is de vertegen woordiger van deze aanpak. Compos- tering valt onder de middellange ter mijn aanpak, vijf tot tien jaar. Op lange termijn, tien jaar of langer, denkt Zehnder aan het winnen van waarde volle producten uit mest door het in schakelen van micro-organismen. „Dat is de hoek van de microbiologie." In het laboratorium hebben professor Zehnder en zijn medewerkers al goede resultaten bereikt. Bacteriën kunnen mede bijdragen tot het oplossen van de mestproblematiek, met betrekking tot het reinigen van verontreinigde grond staat biotechnologie nog aan het begin De rol van bacteriën bij het aanpak ken van bodemverontreiniging ligt heel anders. Het is een vrij nieuw on derzoeksgebied. In Nederland pas in tel sinds Lekkerkerk. „Pas toen de mensen met de neus op de feiten wer den gedrukt, kwam het onderzoek se rieus op gang," vertelt professor dok ter Zehnder van de Landbouw Univer siteit Wageningen. In vergelijking met mest is hier minder te verwachten van de al aanwezige bacteriën en juist meer van toevoeging. Grondverontreiniging waar sprake is van zware metalen komt niet in eer ste instantie in aanmerking voor biolo gische behandeling. Is er sprake van organische verbindingen, dan kunnen bacteriën die wellicht omzetten in wa ter en koolzuur. Het gevaar van om vormen is dat de micro-organismen halverwege hun proces blijven steken. De dan gevormde stof is vaak nog giftiger dan de oorspronkelijke stof. Er zijn duizenden verschillende ver ontreinigde stoffen. Per geval zal be keken moeten worden om welke stof fen het gaat, hoe de bodemgesteldheid is en of het grondwater gevaar loopt. Het proces moet op de resultaten van dat onderzoek afgestemd worden. In tegenstelling tot de bacteriën in de mest kunnen de bacteriën die al in de grond zitten nauwelijks gebruikt wor den bij de afbraak. Ten eerste zijn de omstandigheden in de bodem vaak «verre- van ideaal,-<le milieu-emstandig- heden moéten in dat geval veranderd worden. Bovendien is de stof vaak erg plaatselijk geconcentreerd zodat er te weinig bacteriën zijn om de stof aan te pakken, de verontreiniging zal ver mengd moeten worden met de grond. „Je moet dus eerst kijken of de mi lieu-omstandigheden goed zijn, dan kijk je of de verdeling goed is en dan begint het afbraakproces vanzelf. Pas dan bereik je de stap dat je kunt gaan denken over toevoeging van extra bacteriën," vertelt Zehnder. In een gram grond zitten minimaal een mil joen bacteriën. Het toevoegen heeft vooral effect als de al aanwezige bacte riën slechts langzaam groeien. De toe gevoegde bacteriën gaan snel aan de slag en de eigen populatie heeft even de tijd om zich te ontwikkelen en ver volgens ook de strijd met de vervuiling aan te binden. Goede laboratoriumresultaten In het laboratorium hebben profes sor Zehnder en zijn medewerkers ge slaagde proeven gedaan. „We hebben bacteriën geïsoleerd waarmee goede resultaten bereikt zijn, genetisch heb ben we niets pedaan met die hacteriën. Mestvergisting „We zullen het toch moeten hebben van mestvergisting, in de toekomst moeten er meer mestbanken komen. Dat is duur. Levert het een product van waarde op, dan is de investering terug te verdienen." Zehnder is ervan We hebben ontdekt dat er voor de meeste belangrijke stoffen bacteriën zijn die de stof kunnen afbreken." Niet alle bacteriën zijn geschikt om vervuil de stoffen te lijf te gaan. In het labora torium wordt gewerkt onder ideale omstandigheden. Buiten, m de harde werkelijkheid, schommelt de tempera tuur sterk en is de vochtigheid in de bodem verre van constant. Daarnaast zijn er nog andere natuurlijke vijan den, bacteriën bijvoorbeeld die de „schoonmaakbacteriën" verorberen. Bacteriën moeten niet alleen een stof kunnen afbreken maar zich ook kun nen handhaven. Het isoleren van de grond of het overplaatsen naar een reactor kunnen de nadelen opheffen. Ook kunnen bacteriën in zo'n grote hoeveelheid toegevoegd worden, dat tegen de tijd dat ze opgegeten zijn alle schadelijke stoffen al omgezet zijn. Hoe ideaal de omstandigheden ook zijn en hoe goed de bacteriën hun best ook doen, er blijven altijd bepaalde concentraties vervuiling over. Zehn der ziet nog wel mogelijkheden: „In de toekomst zullen er betere bacteries tammen zijn, die bepaalde stoffen tot nog lagere concentraties kunnen af breken. Door middel van genetische manipulatie kunnen wij stammen pro duceren die ook, nu nog, moeilijk af breekbare stoffen aankunnen." Er moet echter nog heel wat onder zoek gedaan worden voordat er ge werkt gaat worden met genetisch ge manipuleerde bacteriën. Dat onder zoek is van overheidswege aan vele regels gebonden. Uittesten in de prak tijk is in Nederland niet toegestaan. Momenteel is een procedure daarvoor in voorbereiding. De overheid is ech ter bang voor de risico's en de angst bij de bevolking. „Het is daarom belangrijk de men sen te informeren, zodat ze precies weten waar het om gaat," vertelt de hoogleraar, die met een voorbeeld aangeeft hoe belangrijk die voorlich ting is. In Californië had men via de genetische methode een bacterie ge kweekt die vroegtijdige bevriezing van planten voorkwam. Normaal wor den al bij temperatirren tussen 0 en 1 Universiteiten richten zich door middel van onderzoek met name op oplossingen op lange termijn en werken mee bij de aanpak op middel lange termijn. Het korte termijn werk wordt overgelaten aan de bestaande instituten, die zijn meer op de praktijk gericht. Het onderzoek naar de biolo gische aanpak van mest is al ongeveer vijftien jaar bezig. In Wageningen houdt sinds een jaar of acht met name de vakgroep waterzuivering zich hier mee bezig. Zehnder vertelt dat mest al voldoen de bacteriën bevat die het werk kun nen doen. „De bacteriën zijn er, maar de milieu-omstandigheden zijn niet goed. Die bacteriën functioneren het beste bij een temperatuur van vijfen dertig tot veertig graden, je hebt dus energie nodig. Bovendien moet de mest in reactoren opgeslagen worden, de bacteriën moeten dertig tot vijfen dertig dagen hun werk kunnen doen." Het is meer een economisch probleem. De grote verwarmde reactoren kosten veel geld, hoewel vergisting na enige tijd het brandbare methaangas ople vert. Potje bacteriën Er zijn bedrijven die bacteriën ver kopen die wel even in korte tijd de mest zouden aanpakken. Zenhder ziet daar niets in. „Het is geen kwestie van een potje met bacteriën ^tpeyoegen aan de mest. Er zijn bedrijven die bacteriën verkopen, voor veel geld Die bacte riën zijn niet zelf actief in de mest, maar dienen als mineralen voor de bacteriën die al in de mest zitten. Je voegt mineralen, in dure vorm, toe. Dat kan chemisch veel goedkoper met minerale zouten. Door toevoeging van bacteriën verkort je het vergistings proces met hooguit een dag." Wat betreft de aanpak van de mest overschotten is het volgens de bioloog nu de beurt aan de technici, biologisch kan het probleem aangepakt worden. „Ik zeg het provocerend: mest is vuil en het stinkt. Daar houdt men zich niet mee bezig, het is niet aantrekkelijk voor wetenschappers. Laten de inge nieurs nu maar eens pompen maken die niet voortdurend verstopt raken. De mestproblematiek is altijd onder belicht geweest. Dat is historisch zo gegroeid, het is altijd een randver schijnsel geweest. Ook wij deden er te weinig aan, niemand vindt het toch leuk als het laboratorium stinkt." Microscoopopname (200X) van de archaebacterie Methanotrix soehngeni Een door professor Zehnder in 1980 geïsoleerde bacterie. Hij noemde de bacterie naar de microbioloog Söhngen, die begin deze eeuw in Wageningen werkte. De archaebacterien zijn onder meer verantwoordelijk voor de afbraak van verschillende stoffen tot methaangas. graden ijskristallen gevormd op plan ten. Door de nieuwe bacteriën te ver- sproeien zou pas bij -5 graden ijskristal gevormd worden. Tegen de proef kwam enorm veel weerstand vanuit de plaatselijke bevolking. Drie jaar lang wisten zij de proef uit te stellen. van de soort mest. Koemest is makke lijker af te breken dan hele dunne mest. De klassieke methode is die van anaerobe vergisting. De overmaat aan koolstof verdwijnt, de stikstof niet. Op zich is dat niet erg, de stikstof is te gebruiken als bemesting. Er is echter al teveel stikstof. Komt de stikstof op het veld dan wordt het door microbiologi sche processen omgezet in nitraat dat uiteindelijk in het grondwater komt. Dat is het grote probleem." Naast mestvergisting wordt ook on derzoek gedaan naar de mogelijkhe den van compostering en het „recy clen" van mest Bij compostering wordt het volume van de mest inge dikt, het is de bedoeling dat ook de stikstof verdikt. Andere onderzoeken spitsen zich toe op de vraag hoe uit mest hoogwaardige producten gewon nen kunnen worden Deze proteïnen kunnen vervolgens dienen als vee voer. „We moeten niet vergeten dat mest een afvalproduct is," benadrukt Zehnder, „de stoffen zijn al helemaal door het beest heen gegaan, al het goede is er al uit. Wat je overhoudt blijft hoe dan ook een minderwaardig product." Discussie De komende jaren zal ook in Ne derland de discussie over wel of niet gebruik maken van genetisch gemani puleerde bacteriën losbarsten. Cen traal staat de vraag: worden alleen de in de laboratoria geselecteerde bacte riën gebruikt of ook genetisch gemani puleerde bacteriën? Zehnder kiest dui delijk voor de laatste optie: „We zijn er niet zeker van, je weet nooit precies wat er gebeurd. Voor vijfennegentig procent zijn we zeker, voor vijf pro cent niet. Wil je wachten tot honderd procent, dan belemmer je de vooruit gang. Je moet een gezond compromis sluiten. Alles wat je kunt bedenken dat eventueel kan gebeuren, daar moet je zeker van zijn dat het niet gebeurd. De laboratoriumproeven zijn een duide lijk indicatie dat er iets bereikbaar is met bacteriën, de potentie ligt er." De Wageningse onderzoeker bena drukt dat zij geen monsters of iets der gelijks kweken. „We maken géén nieuwe schepsels. Van bestaande ha len we iets weg of we voegen iets toe. We halen het positieve naar voren en proberen dat wat het positieve belem mert terug te dringen." Net zoals bij het aanpakken van de mestproblematiek geldt ook voor bo demverontreiniging dat bacteriën al leen het niet kunnen klaren. In een samenspel zullen biologische (bacte riën), chemische (bijvoorbeeld het wassen van grond) en fysiologische (bijvoorbeeld verbranding) methoden toegepast moeten worden. Professor doktor A.J.B. Zehnder tot slot: „De biotechnologie staat met be trekking tot het reinigen van de bodem nog aan het begin, daar zijn nog veel ontwikkelingen. Bij de mestproblema tiek is het nu de tijd dat gekeken wordt naar andere processen.

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1987 | | pagina 5