„Zolang er teleurgestelde kinderen zijn mag
droom pionier Jeugddorp De Glind niet sterven"
1 De gang naar de rechter
A
V
lof
niet
(1
te)
rech
teusdET krnnb
Dominee Jellema schrijft portret van voorganger dominee Rudolph: I
Ons Gebouw
heeft nieuw
bestuur
se:
>f
CD
t?
ff
De mol
en hor
de ho
agisch
ike W(
3meth>
bij ee
an ee
e dale
/an op
ngen,
le mid
ioorde
de tijd
en,
erhale
pv.
dame:
nikub
ordt
i-kook
;n voc
lavonc
jo d
nd;
i maar
water
vriei
ob~;
/er d
itram,
/an d
s lijk
Olim;
aal;
raix d
nshna^
ien ke
DINSDAG 29 DECEMBER 1987
plaatselijk nieuws
IIMMMMMIMMMIMIMMMMMMMMIMMIMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMIIIMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMIMIIMIMMIIII
IIMMMMMMMMIMMMIMMIMMMMMMMIIMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMIMMMMIMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMIMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMIIIliH
DC GLIND - Diep respect heeft ds. Joh. Jellema, geeste
lijk verzorger van Jeugddorp De Glind, voor zijn voorgan
ger ds. R. J. W. Rudolph. „Deze pionier, een diaconale,
pastorale en missionaire getuige die een zwak voor de
zwakken had, mag niet vergeten worden. Hij kan vandaag
ons in De Glind en iedereen die als christen in (jeugd)wel-
zijnsland actief is bemoedigen en stimuleren in dit niet
eenvoudige, maar wel mooie werk, waarvoor je om het
met zijn woorden te zeggen wèl moet voelen." Als
'posthuum eerbewijs' is dezer dagen bij uitgeverij Kok in
Kampen Rudolphs 'levensverhaal' verschenen, door Jelle
ma te boek gesteld: 'Hij hoorde de kinderen roepen'.
Ds. Rudolph was twee jaar, van 1912 tot aan zijn overlijden
(keelkanker) in 1914, de eerste predikant-directeur van de toen-
dertijd opgerichte stichting 'De Glindhorst' van de 'Vereniging
tot duurzame verzorging van minderjarigen', de latere Rudolph-
stichting, beheerster van Jeugddorp De Glind. Ook bestuur en
directie van dit moment zien in Rudolph een inspiratiebron; de
medewerkers van het Jeugddorp hebben Jellema's boekje als
kerst-relatiegeschenk ontvangen. Jellema: „Rudolph heeft ons
zeker wat te zeggen in deze tijden van beddenreductie en bezui
nigingen. Uitgerekend in een crisistijdhet was Eerste Wereld
oorlog toen alles in De Glind praktisch draaide had hij het
geloof, de kracht, de moed, de lef om door te gaan op de ingesla
gen weg. Rudolph is voor ons een geweldige stimulans, die ons,
(jeugd)welzijnswerkers leert dat wij vanuit het geloof in de
beloften van God eraan mogen gaan staan en blijven staan."
'VADER RUDOLPH, KOM SPOEDIG'
Een droom bracht ds. Rudolph in
e Glind. „In de geest kwam de
"r llende van kinderen en volwasse
en op hem af," aldus zijn 'portret-
5t' Jellema. „Hij hoorde de wee-
ioedige stem der ontouderde kin
eren: 'Vader Rudolph, kom, kom
poedig. Wij hebben uwe leiding
nodig, waar ons de ouderlijke
liding ontbreekt'. De verwerkelij-
ing van Rudolphs droom in Ach-
irveld was een geloofsdaad. Ge
reven en gedrongen door de lief-
e van Christus, zijn Heer en Her-
er, wilde hij zielsgraag anderen,
ooral de zwakken en de kinderen,
en vriend zijn die hen in contact
rilde brengen met de grote en
oede Herder. Rudolphs geloof
ïtte zich in daadwerkelijke liefde
raardoor hij nieuwe hoop wilde
even aan de 'sociale schipbreu-
elingen'. Rudolph was een man
iet niet alleen een droom, die niet
lag sterven zolang er teleurgestel-
e kinderen zijn, maar ook met
isie. Zijn woorden en daden kun-
en ons nog steeds inspireren. Zijn
room is niet gestorven; al is de
ontext gewijzigd, vooral de struc-
ïren, de grondprincipes van
ugddorp De Glind zijn dezelfde
die van Rudolph: 'als goede en-
elen mogen zijn op het levenspad
der verwaarloosde jeugd, en Gods
wil op aarde volbrengen gelijk de
engelen in de hemelen doen'."
ENTHOUSIAST
Het is Jellema's ervanng dat „ve
len, óok binnen de kerken, weinig
of niets meer weten over ds. Ru
dolph". „Maar als je vertelt over de
man, zijn droom en hoe vandaag
nog steeds op eigentijdse wijze
aan de realisering van Rudolphs
droom wordt gewerkt, dan wordt
er geluisterd, dan wordt men en
thousiast. Dan hoor je ook van cate
chisanten opmerkingen als: 'Dat ie
mand die zoveel heeft betekend zo
jong moest sterven!'. De komst van
kinderen, die hij in de geest al onze
jongens noemde, naar De Glind
heeft Rudolph niet meegemaakt,
zoals Mozes na de woestijnreis van
het volk Israel het beloofde land
Kanaan niet mocht binnengaan."
Ook Jellema zelf is door Rudolph
geboeid geraakt. „Gaandeweg is
dat gegroeid. Ik wilde weten waar
ik te werk gesteld was. Op zoek
naar de wortels kun je dan niet om
ds. Rudolph heen. Gaandeweg ook
is het respect toegenomen voor Ru
dolphs diaconaal, pastoraal en mis
sionair bezig zijn. In die volgorde
was hij werkzaam uit bewogenheid
met de zwakken en de kleinen, in
de eerste plaats helpend en helend
wat kapot was." Jellema's respect
voor Rudolph komt mede voort uit
zijn 'relationele verbondenheid'
met de piomer. ,,'Seelenverwandt-
schaft' noemen de Duitsers dat. Het
was trouwens verrassend dat te
ontdekken. Rudolphs eerste en be
sliste keus voor het predikant
schap is ook de mijne geweest
Petrus' antwoord op een vraag van
Jezus: 'Heer, naar wie moeten wij
gaan? U spreekt woorden die eeu
wig leven geven'. Tot op vandaag
ben ik daar niet van los gekomen."
Jellema heeft zijn zoektocht naar
de persoon Rudolph niet gestaakt.
Bij de Betuwse gemeente Eist infor
meerde hij naar Rudolphs jeugd, in
antiquariaten speurde hij naar wat
Rudolph „in zijn 51-jarig bestaan"
heeft gepubliceerd. „Goed gehol
pen ben ik met vijf jaargangen van
het Diaconaal Correspondentie
blad, waarin ik onder meer collec-
telijsten en informatie over de eer-
ste-steenleggng in De Glind aan
trof. Die jaargangen kreeg ik van
de zendingscommissie van de ge
reformeerde kerk in Kootwijker
broek, als herinnering aan het lei
den van een zendingsdienst daar.
Die boeken hebben mijn nieuws
gierigheid alleen maar vergroot."
In jaarverslagen van Jeugddorp De
Glind en lezingen had Jellema al
wat van zijn kennis gespuid, nu is er
'Hij hoorde de kinderen roepen'.
„Met mijn naspeuringen heb ik de
mensen hier willen dienen, maar in
breder verband ook allen die van
uit hun christelijke levensovertui
ging welzijnswerk doen, opdat zij
gestimuleerd en bezield worden
door wat Rudolph gezegd en ge
daan heeft."
'HEERLIJKE ARBEID'
Lange tijd, ruim 20 jaar, is ds.
Rudolph verbonden geweest aan
de gereformeerde kerk in Leiden.
Moeilijk heeft hij van zijn geliefde
gemeente afscheid kunnen nemen,
maar hij wist zich in 1912 in zijn
nieuwe werk voor twee stichtingen
bij Achterveld, één voor ontouder
de of verwaarloosde kinderen en
een voor landlopers, drankzuchti
gen en ontslagen gevangenen, ge
roepen tot „heerlijke arbeid, waar
aan ik hang met heel mijn ziel". In
1913 schreef hij de Leidenaren: „In
de hemel zijn geen ellendigen die
nog moeten worden terechtge-
Ds. Jellema bij Rudolphs portret in steen in het centrum van De Glind: „Ere me ere toekomt.
bracht Alleen op aarde kan, ook
aan de diepstgezonkenen, 't dier
baar evangelie des kruizes worden
gebracht Ik heb mij voorgesteld
dit werk thans te beginnen onder
voogdij- en regeringskinderen, on
der zwervers, ontslagen gevange
nen en drankzuchtigen. Het is altijd
één der idealen van mijn leven ge
weest, zulk werk te mogen doen."
Op de eerste jaarvergadering van
de 'Vereniging tot duurzame ver
zorging van minderjarigen' zei Ru
dolph; „Onze stichting wordt een
groot gezin waarin God zelf de
huisvader is. Zijn Vadernaam wor
de verheerlijkt m de redding van
vele verloren zonen en dochteren.
Zijn Koninkrijk worde door middel
van onze stichting nog uitgebreid."
Jellema („Het is heel bijzonder
hem als voorganger te hebben")
tekent Rudolph als „een eigentijd
se barmhartige Samaritaan", „een
gelovig piomer en ijveng werker
die zelf bezield was en ook in staat
was anderen te bezielen". „Een
pastor, ook een blijmoedig gelovi
ge. Zijn realistisch optimisme
straalde door alles heen. Het kind
in hem was nog niet gestorven, hij
kon zich onbevangen en kwetsbaar
opstellen. Rudolph had een groot
geloofsvertrouwen; de God van de
hemel zal het ons doen gelukken.
Het Evangelie was echt in hem ge
land en hij heeft laten zien wat dat
betekende. Het Evangelie ontvang
je om weer door te geven. En Ru
dolph heeft dat getoond in zijn le
ven. Dat is ook in De Glind zicht
baar geworden. Waar vroeger
slechts veengrond was, is nu een
volledig dorp met kerk, scholen en
winkel."
Rudolph was volgens Jellema
„als dominee bekend, geliefd en
geéerd". „Vooral om zijn hulpvaar
digheid. Hij was een echte herder
en leraar, met een priesterlijk hart
en een licht bewogen gemoed, een
'man met een vrouwenhart', een
geboren diaken, maar hij stond in
het ambt van dienaar van het
Woord." Rudolph, persoonlijke
vriend van Doleantie-voorman
Abraham Kuyper, heeft onder
meer een forse bijdrage geleverd
aan een handboek voor gerefor
meerde diakenen. In 'Hij hoorde de
kinderen roepen' vertelt Jellema
dat Rudolph tijdens zijn predikant
schap in Leiden op een dag in een
eenvoudig huis van een fabrieksar
beider met een groot gezin op één
van de achtergrachten in de sleu
telstad kwam. „Er was voor de kin
deren helemaal geen schoeisel.
Rudolph bedacht zich geen mo
ment en spoedig waren er voor elk
van de kinderen een paar schoe
nen gehaald. 'Maar dominee, weet
u wel dat ik rooms ben', zei de
vrouw en moeder. 'Daar vraag ik
niet naar, ik zie dat u het nodig
hebt', was het vriendelijke ant
woord." Jellema; „Dat typeert hem
ten voeten uit. Het diaconale voor
op, daarna het pastorale. Financier
is hij nooit geweest. Soms gaf hij
meer dan hij bezat. Rudolph was
een vriend van armen en verdruk
ten, en trouw stond zijn vrouw hem
daann bij."
MEER
De gedachtenis aan Rudolphs ar
beid kan heden ten dage een bij
zondere steun m de rug zijn. Jelle
ma: „Voor werk zoals hier m De
Glind moet je wel iets voelen. Een
vroegere directeur van Jeugddorp
De Glind heeft eens gezegd dat hij
de tent wel zou kunnen sluiten als
het jeugd welzijnswerk puur als een
cao-aangelegenheid zou worden
gezien. Maar er is méér, 'meer dan
het gewone'; de woorden van Jezus'
Bergrede, het Woord, de beloften
van de bijbel. Met vallen en op
staan proberen wij onze roeping
waar te maken, uit liefde voor en
solidariteit met kinderen die vaak
het gevoel hebben nergens bij te
horen en dat is de ergste pijn die
er is."
Ds. Jellema, die 'zijn' 'dorp zon
der historie' nu toch enige ge
schiedschrijving heeft geschon
ken („De mensen komen hier om
na een tijdje weer te gaan"), vindt
het belangrijk leven en werk van
voorganger Rudolph in herinne
ring te roepen. „Dat werd in 1927
trouwens al ingezien, toen stich
ting 'De Glindhorst' failliet werd
verklaard. De diaconieën vonden
dat het werk in De Glind voortge
zet moest worden. Uit piëteit en
ook uit waardering voor de
grondlegger, toen al, is besloten
het opvoedingsdorp 'Rudolph-
stichting' te noemen. Rudolph is
voor ons geen heilige, maar je
mag wel diepe bewondering voor
hem hebben. Van pioniers kun je
veel leren. Niet om hen te koeste
ren, maar omdat er inspiratie van
hen uitgaat. Wij moeten in De
Glind niet denken dat wij van
daag aan iets nieuws beginnen,
iets wat wij uitgevonden hebben.
Ere wie ere toekomt: nog steeds
inspireren Rudolphs motivatie,
zijn geloof, zijn zich kwetsbaar
opstellen."
ag
'ft oei
rshof
;foo:
i vai
s'
infor
ursus
vinte j
cht L'
>mpu
i kan
rijver
werk
to-on
sme
scha
its
r w
week
ig.O]
r kin
*ver:
lider
rkda< >i
uui
>niscl
mme
Het is een goede gewoonte
at partijen die het niet eens
ijn met elkaar zich tot de
echter kunnen wenden om
en oplossing voor het geschil
verkrijgen. Hieronder be-
erkt ik me tot de civiele
echtsgang omdat het hier te
er voert de diverse andere
echtssprekende instanties,
oals de Belastingrechter, de
rob-rechter, de Ambtena-
snrechter, de Raden van Be-
&ep voor de sociale wetge-
ing e.d. te bespreken.
Omdat wij in Nederland ver-
:hillende rechtsprekende instan-
3s kennen, is de onderliggende
'aag welke soort rechter bevoegd
kennis te nemen van een civiel-
ïchterlijk geschil. Dit wordt juri-
isch genoemd de absolute com-
etentie van de rechter.
Daarnaast is de vraag waar moet
et geding worden gevoerd? Dit
mt men de relatieve competen-
Tenslotte zal ik ingaan op de
aag op welke manier een proce-
are wordt gestart.
1 1»
v~ J
Mr. H. G. Punt.
de absolute competentie
In Nederland bestaan vier ver
killende soorten gerechten, te
eten:
e Kantongerechten
e Arrondissementsrechtbanken
e Gerechtshoven
e Hoge Raad.
Bij het Kantongerecht wordt
'i^cht gesproken door één rechter,
ij de Rechtbanken door een colle-
s van drie rechters, bij de Ge-
ichtshoven door een college van
'llrie raadsheren en bij de Hoge
aad door een college van vijf
stadsheren.
Omdat er geen regel zonder uit-
•ndering bestaat, kan het voorko-
len dat bij de colleges van rech-
irs en raadsheren de zaak wordt
ehandeld door één rechter of
tadsheer. Men noemt dit dan een
ikelvoudiae kamer
KANTONGERECHT
Het voert mij thans te ver hier in
te gaan in welke gevallen de zaak
naar een enkelvoudige kamer
wordt verwezen. De wet bepaalt
dat alle geschillen met betrekking
tot een arbeidsovereenkomst, een
collectieve arbeidsovereenkomst
of op het algemeen verbindend
verklaarde CAO, in eerste instantie
aan de Kantonrechter dienen te
worden voorgelegd.
De Kantonrechter is ook als be
voegde rechter bij arbeidsgeschil
len aangewezen. De Kantonrechter
is onder meer bevoegd om in eer
ste instantie kennis te nemen van:
- persoonlijke rechtsvorde
ringen tot een bedrag van 5000,-,
- geldvorderingen met betrek
king tot huurkoop,
- rechtsvorderingen terzake van
mondelinge beledigmg,
- vorderingen met betrekkmg tot
huur en verdere verhuur,
- vorderingen tot ontruiming van
huizen e.d. mits deze laatsten niet
meer bedragen dan 2500,-.
In strafzaken neemt de Kanton
rechter in eerste instantie kennis
van alle overtredingen die met aan
een andere rechter zijn opgedra
gen.
b. relatieve competentie
Nederland kent één Hoge Raad,
vijf Gerechtshoven, negentien Ar
rondissementsrechtbanken en
tweeënzestia Kantonaerechten.
Het is dan ook de vraag, als ik mij
beperkt tot arbeidsrecht, tot welke
Kantonrechter de eisende partij
zich moet wenden. Hiervoor gel
den de volgende regels:
1. Wordt de arbeid gewoonlijk
binnen een rechtsgebied van eén
Kanton verricht, dan kan de eisen
de partij kiezen nissen:
- de Kantonrechter van het Kanton
waarin de arbeid wordt verricht;
- de Kantonrechter m wiens Kan
ton de woonplaats van de gedaag
de valt.
2. Wordt de arbeid doorgaans bin
nen het rechtsgebied van meer dan
eén Kanton verricht, en de eisende
partij is de werknemer, dan kan
deze kiezen uit:
- de Kantonrechter van de woon
plaats van de werknemer;
- de kantonrechter van de woon
plaats van de werkgever, de ge
daagde.
3. Wordt de arbeid gewoonlijk in
meer dan één Kanton verricht, en
de werkgever is de eisende partij,
dan dient hij zich te wenden tot de
Kantonrechter binnen wiens ge
bied de woonplaats van de werk
nemer ligt.
In het algemeen kan gesteld
worden dat zaken die niet in eerste
instantie aan de Kantonrechter zijn
opgedragen, dienen te worden be
slecht door de Arrondissements
rechtbank.
De relatieve competentie terza
ke luidt dat de Rechtbank binnen
wiens arrondissement gedaagde
woont, bevoegd is. In slechts en
kele gevallen is het Gerechtshof of
de Hoge Raad als eerste rechtspre
kende instantie aangewezen. Zij
behandelen doorgaans een inge
steld Hoger Beroep of cassatie
c. De wijze waarop de procedure
wordt gestart
In het algemeen vangt een proce
dure aan doordat de eisende partij
de gedaagde voor het gerecht dag
vaardt. De deurwaarder brengt
dan de dagvaarding aan de ge
daagde. In sommige gevallen
vangt de proceduren aan door mid
del van een verzoekschrift aan de
rechter. In arbeidszaken wordt de
procedure met een verzoekschrift
aangevangen en nadien als een
dagvaardigingsprocedure verder
afgehandeld.
De dagvaardigingsprocedure
verloopt als volgt. De eisende partij
dagvaardt gedaagde en legt aan de
rechter zijn conclusie van eis over
Gedaagde krijgt hierop de gele
genheid bij conclusie van ant
woord te reageren
Eisende partij kan weer op de
conclusie van antwoord reageren
door middel van de conclusie van
repliek waarna gedaagde het laat
ste woord heeft door middel van
een conclusie van dupliek. Daarna
kunnen partij nog bij akte aan de
rechter hetzij nadere stukken
overleggen, het zij summier ingaan
op het gestelde in de conclusie van
dupliek.
Daarna kunnen partijen, als er
nieuwe feiten bekend zijn gewor
den, of als het een ingewikkelde
zaak is die nadere uitleg behoeft,
pleidooi vragen aan de rechter en
de zaak ter zitting mondeling be
pleiten.
Tenslotte wordt aan de rechter
vonnis gevraagd en gewezen.
Uit het bovenstaande moge blij
ken dat de formele kant van het
naar de rechter gaan zeker voor
niet-juridisch geschoolden, inge
wikkeld is.
Mijn advies is dan ook, hetzij als
eisende c.q. verzoekende partij,
danwel als gedaagde, zich te laten
bijstaan door een terzake deskun
dige. Formele fouten zijn zo ge
maakt en zijn doorgaans onherroe
pelijk. Zij kunnen fataal zijn.
ACHTERVELD - Met ingang
van 1 januari 1988 heeft er een
bestuurswisseling plaats bij
het Stichtingsbestuur van Ons
Gebouw.
Met ingang van genoemde datum
zal mevrouw A.P. Wijntjes haar
functie als secretaresse van het
Stichtingsbestuur neerleggen. Zij
blijft voorlopig nog als gewoon lid
van het bestuur werkzaam
In haar plaats is benoemd me
vrouw B. van Bekkum-van Ruiten
beek. Zij is sinds juni 1987 als be
stuurslid werkzaam Op de nieuw
jaarsreceptie kan men kennis met
haar maken.
De samenstelling van het Stich
tingsbestuur van Ons Gebouw is
dan: J H A Boersema, voorzitter,
mevrouw B van Bekkum-van Rui
tenbeek. secretaresse, W. v.d
Horst, penningmeester, H.B. Os
sendrijver, afgevaardigde ge
meente Leusden, leden H. Baai
man, J. Coenen, mevrouw R. v.d
Hengel-Brouwer en A.P. Wijntjes.
U zult het waarschijnlijk niet
met mij eens zijn als ik u ver
tel dat de mol een nuttig dier
is. Zeker niet als zo'n diertje
uw biljartgazon omgetoverd
heeft in een woest maanland
schap. Maar de schade die
hij aan de bovenzijde heeft
aangericht, heeft hij aan de
onderkant ruimschoots goed
gemaakt. Daar heeft hij korte
metten gemaakt met alle ko
perwormen, engerlingen,
emelten, veenmollen en an
dere insektelarven die hij op
zijn ondergrondse weg tegen
kwam. Misschien minder
leuk is dat ook geen enkele
regenworm aan die veel
vraat ontsnapte, want wor
men zijn wel nuttig voor uw
gazon.
De mol is goed aangepast aan
zijn leven onder de grond.
Hij is niet blind, zoals alge
meen wordt gedacht, al stel
len zijn ogen niet veel voor.
Ze zijn maar weinig groter
dan een speldeknop en lig
gen veilig opgeborgen in de
vacht, ergens tussen de ge-
hooropening en de snuit en
zijn bovendien nog beveiligd
door oogleden. In zijn duis
tere gangen is het hebben
van goede ogen een overbo
dige luxe, er is toch niets te
zien. Maar als het nodig is,
bijvoorbeeld als hij zich bo
ven de grond waagt, dan
kunnen de ogen naar buiten
worden gedrukt, het haar
gaat in alle richtingen opzij
en vormt als het ware een
sterretje. Niet dat hij dan een
riant beeld krijgt van zijn
omgeving, hij ziet niet meer
dan schimmen, maar toch
voldoende om zich boven de
grond te oriënteren.
Zijn de ogen van de mol niet
zijn sterkste zintuigen, met
zijn gehoor en reukvermogen
is het heel wat beter gesteld,
waar nog zijn supergevoelig
heid voor trillingen bijkomt.
Maar zijn tastzin is gewoon
fabelachtig. Vooral de lange,
beweeglijke snuit, die zijn
gevoeligheid dankt aan dui
zenden speciale, voor het oog
onzichtbare papillen, 'Ei-
mers organen' genoemd, elk
voorzien van een tasthaar.
Zijn lichaamsbouw is geheel
berekend op het leven onder
de grond en op een unieke
wijze toegerust om te graven.
Hij heeft geen uitwendige
oren, die zouden maar in de
weg zitten. Bovendien kan
hij de gehooropeningen, zo
wel als zijn neusgaten afslui
ten voor zandkorrels. De nek
is kort, zodat de kop op de
schouders rust. De staart is
kort en borstelig en ook voor
zien van tastorganen om hem
te helpen als hij zich achter
waarts door de nauwe gan
gen beweegt.
De voorpoten zijn massief en
worden bewogen door
enorme spieren. Het opper
armbeen is een kort, stevig
been van een bijzondere
vorm. De voorpoten zijn
breed, plat en naar beneden
gekeerd. De palm is ver
breed met een soort vinger,
waardoor de hand breder en
sterker is. De schedel is plat
en smal en de kaken bevatten
44 tanden.
(wordt vervolgd)
G. van L.