„Zolang er teleurgestelde kinderen zijn mag droom pionier Jeugddorp De Glind niet sterven" 1 De gang naar de rechter A V lof niet (1 te) rech teusdET krnnb Dominee Jellema schrijft portret van voorganger dominee Rudolph: I Ons Gebouw heeft nieuw bestuur se: >f CD t? ff De mol en hor de ho agisch ike W( 3meth> bij ee an ee e dale /an op ngen, le mid ioorde de tijd en, erhale pv. dame: nikub ordt i-kook ;n voc lavonc jo d nd; i maar water vriei ob~; /er d itram, /an d s lijk Olim; aal; raix d nshna^ ien ke DINSDAG 29 DECEMBER 1987 plaatselijk nieuws IIMMMMMIMMMIMIMMMMMMMMIMMIMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMIIIMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMIMIIMIMMIIII IIMMMMMMMMIMMMIMMIMMMMMMMIIMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMIMMMMIMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMIMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMIIIliH DC GLIND - Diep respect heeft ds. Joh. Jellema, geeste lijk verzorger van Jeugddorp De Glind, voor zijn voorgan ger ds. R. J. W. Rudolph. „Deze pionier, een diaconale, pastorale en missionaire getuige die een zwak voor de zwakken had, mag niet vergeten worden. Hij kan vandaag ons in De Glind en iedereen die als christen in (jeugd)wel- zijnsland actief is bemoedigen en stimuleren in dit niet eenvoudige, maar wel mooie werk, waarvoor je om het met zijn woorden te zeggen wèl moet voelen." Als 'posthuum eerbewijs' is dezer dagen bij uitgeverij Kok in Kampen Rudolphs 'levensverhaal' verschenen, door Jelle ma te boek gesteld: 'Hij hoorde de kinderen roepen'. Ds. Rudolph was twee jaar, van 1912 tot aan zijn overlijden (keelkanker) in 1914, de eerste predikant-directeur van de toen- dertijd opgerichte stichting 'De Glindhorst' van de 'Vereniging tot duurzame verzorging van minderjarigen', de latere Rudolph- stichting, beheerster van Jeugddorp De Glind. Ook bestuur en directie van dit moment zien in Rudolph een inspiratiebron; de medewerkers van het Jeugddorp hebben Jellema's boekje als kerst-relatiegeschenk ontvangen. Jellema: „Rudolph heeft ons zeker wat te zeggen in deze tijden van beddenreductie en bezui nigingen. Uitgerekend in een crisistijdhet was Eerste Wereld oorlog toen alles in De Glind praktisch draaide had hij het geloof, de kracht, de moed, de lef om door te gaan op de ingesla gen weg. Rudolph is voor ons een geweldige stimulans, die ons, (jeugd)welzijnswerkers leert dat wij vanuit het geloof in de beloften van God eraan mogen gaan staan en blijven staan." 'VADER RUDOLPH, KOM SPOEDIG' Een droom bracht ds. Rudolph in e Glind. „In de geest kwam de "r llende van kinderen en volwasse en op hem af," aldus zijn 'portret- 5t' Jellema. „Hij hoorde de wee- ioedige stem der ontouderde kin eren: 'Vader Rudolph, kom, kom poedig. Wij hebben uwe leiding nodig, waar ons de ouderlijke liding ontbreekt'. De verwerkelij- ing van Rudolphs droom in Ach- irveld was een geloofsdaad. Ge reven en gedrongen door de lief- e van Christus, zijn Heer en Her- er, wilde hij zielsgraag anderen, ooral de zwakken en de kinderen, en vriend zijn die hen in contact rilde brengen met de grote en oede Herder. Rudolphs geloof ïtte zich in daadwerkelijke liefde raardoor hij nieuwe hoop wilde even aan de 'sociale schipbreu- elingen'. Rudolph was een man iet niet alleen een droom, die niet lag sterven zolang er teleurgestel- e kinderen zijn, maar ook met isie. Zijn woorden en daden kun- en ons nog steeds inspireren. Zijn room is niet gestorven; al is de ontext gewijzigd, vooral de struc- ïren, de grondprincipes van ugddorp De Glind zijn dezelfde die van Rudolph: 'als goede en- elen mogen zijn op het levenspad der verwaarloosde jeugd, en Gods wil op aarde volbrengen gelijk de engelen in de hemelen doen'." ENTHOUSIAST Het is Jellema's ervanng dat „ve len, óok binnen de kerken, weinig of niets meer weten over ds. Ru dolph". „Maar als je vertelt over de man, zijn droom en hoe vandaag nog steeds op eigentijdse wijze aan de realisering van Rudolphs droom wordt gewerkt, dan wordt er geluisterd, dan wordt men en thousiast. Dan hoor je ook van cate chisanten opmerkingen als: 'Dat ie mand die zoveel heeft betekend zo jong moest sterven!'. De komst van kinderen, die hij in de geest al onze jongens noemde, naar De Glind heeft Rudolph niet meegemaakt, zoals Mozes na de woestijnreis van het volk Israel het beloofde land Kanaan niet mocht binnengaan." Ook Jellema zelf is door Rudolph geboeid geraakt. „Gaandeweg is dat gegroeid. Ik wilde weten waar ik te werk gesteld was. Op zoek naar de wortels kun je dan niet om ds. Rudolph heen. Gaandeweg ook is het respect toegenomen voor Ru dolphs diaconaal, pastoraal en mis sionair bezig zijn. In die volgorde was hij werkzaam uit bewogenheid met de zwakken en de kleinen, in de eerste plaats helpend en helend wat kapot was." Jellema's respect voor Rudolph komt mede voort uit zijn 'relationele verbondenheid' met de piomer. ,,'Seelenverwandt- schaft' noemen de Duitsers dat. Het was trouwens verrassend dat te ontdekken. Rudolphs eerste en be sliste keus voor het predikant schap is ook de mijne geweest Petrus' antwoord op een vraag van Jezus: 'Heer, naar wie moeten wij gaan? U spreekt woorden die eeu wig leven geven'. Tot op vandaag ben ik daar niet van los gekomen." Jellema heeft zijn zoektocht naar de persoon Rudolph niet gestaakt. Bij de Betuwse gemeente Eist infor meerde hij naar Rudolphs jeugd, in antiquariaten speurde hij naar wat Rudolph „in zijn 51-jarig bestaan" heeft gepubliceerd. „Goed gehol pen ben ik met vijf jaargangen van het Diaconaal Correspondentie blad, waarin ik onder meer collec- telijsten en informatie over de eer- ste-steenleggng in De Glind aan trof. Die jaargangen kreeg ik van de zendingscommissie van de ge reformeerde kerk in Kootwijker broek, als herinnering aan het lei den van een zendingsdienst daar. Die boeken hebben mijn nieuws gierigheid alleen maar vergroot." In jaarverslagen van Jeugddorp De Glind en lezingen had Jellema al wat van zijn kennis gespuid, nu is er 'Hij hoorde de kinderen roepen'. „Met mijn naspeuringen heb ik de mensen hier willen dienen, maar in breder verband ook allen die van uit hun christelijke levensovertui ging welzijnswerk doen, opdat zij gestimuleerd en bezield worden door wat Rudolph gezegd en ge daan heeft." 'HEERLIJKE ARBEID' Lange tijd, ruim 20 jaar, is ds. Rudolph verbonden geweest aan de gereformeerde kerk in Leiden. Moeilijk heeft hij van zijn geliefde gemeente afscheid kunnen nemen, maar hij wist zich in 1912 in zijn nieuwe werk voor twee stichtingen bij Achterveld, één voor ontouder de of verwaarloosde kinderen en een voor landlopers, drankzuchti gen en ontslagen gevangenen, ge roepen tot „heerlijke arbeid, waar aan ik hang met heel mijn ziel". In 1913 schreef hij de Leidenaren: „In de hemel zijn geen ellendigen die nog moeten worden terechtge- Ds. Jellema bij Rudolphs portret in steen in het centrum van De Glind: „Ere me ere toekomt. bracht Alleen op aarde kan, ook aan de diepstgezonkenen, 't dier baar evangelie des kruizes worden gebracht Ik heb mij voorgesteld dit werk thans te beginnen onder voogdij- en regeringskinderen, on der zwervers, ontslagen gevange nen en drankzuchtigen. Het is altijd één der idealen van mijn leven ge weest, zulk werk te mogen doen." Op de eerste jaarvergadering van de 'Vereniging tot duurzame ver zorging van minderjarigen' zei Ru dolph; „Onze stichting wordt een groot gezin waarin God zelf de huisvader is. Zijn Vadernaam wor de verheerlijkt m de redding van vele verloren zonen en dochteren. Zijn Koninkrijk worde door middel van onze stichting nog uitgebreid." Jellema („Het is heel bijzonder hem als voorganger te hebben") tekent Rudolph als „een eigentijd se barmhartige Samaritaan", „een gelovig piomer en ijveng werker die zelf bezield was en ook in staat was anderen te bezielen". „Een pastor, ook een blijmoedig gelovi ge. Zijn realistisch optimisme straalde door alles heen. Het kind in hem was nog niet gestorven, hij kon zich onbevangen en kwetsbaar opstellen. Rudolph had een groot geloofsvertrouwen; de God van de hemel zal het ons doen gelukken. Het Evangelie was echt in hem ge land en hij heeft laten zien wat dat betekende. Het Evangelie ontvang je om weer door te geven. En Ru dolph heeft dat getoond in zijn le ven. Dat is ook in De Glind zicht baar geworden. Waar vroeger slechts veengrond was, is nu een volledig dorp met kerk, scholen en winkel." Rudolph was volgens Jellema „als dominee bekend, geliefd en geéerd". „Vooral om zijn hulpvaar digheid. Hij was een echte herder en leraar, met een priesterlijk hart en een licht bewogen gemoed, een 'man met een vrouwenhart', een geboren diaken, maar hij stond in het ambt van dienaar van het Woord." Rudolph, persoonlijke vriend van Doleantie-voorman Abraham Kuyper, heeft onder meer een forse bijdrage geleverd aan een handboek voor gerefor meerde diakenen. In 'Hij hoorde de kinderen roepen' vertelt Jellema dat Rudolph tijdens zijn predikant schap in Leiden op een dag in een eenvoudig huis van een fabrieksar beider met een groot gezin op één van de achtergrachten in de sleu telstad kwam. „Er was voor de kin deren helemaal geen schoeisel. Rudolph bedacht zich geen mo ment en spoedig waren er voor elk van de kinderen een paar schoe nen gehaald. 'Maar dominee, weet u wel dat ik rooms ben', zei de vrouw en moeder. 'Daar vraag ik niet naar, ik zie dat u het nodig hebt', was het vriendelijke ant woord." Jellema; „Dat typeert hem ten voeten uit. Het diaconale voor op, daarna het pastorale. Financier is hij nooit geweest. Soms gaf hij meer dan hij bezat. Rudolph was een vriend van armen en verdruk ten, en trouw stond zijn vrouw hem daann bij." MEER De gedachtenis aan Rudolphs ar beid kan heden ten dage een bij zondere steun m de rug zijn. Jelle ma: „Voor werk zoals hier m De Glind moet je wel iets voelen. Een vroegere directeur van Jeugddorp De Glind heeft eens gezegd dat hij de tent wel zou kunnen sluiten als het jeugd welzijnswerk puur als een cao-aangelegenheid zou worden gezien. Maar er is méér, 'meer dan het gewone'; de woorden van Jezus' Bergrede, het Woord, de beloften van de bijbel. Met vallen en op staan proberen wij onze roeping waar te maken, uit liefde voor en solidariteit met kinderen die vaak het gevoel hebben nergens bij te horen en dat is de ergste pijn die er is." Ds. Jellema, die 'zijn' 'dorp zon der historie' nu toch enige ge schiedschrijving heeft geschon ken („De mensen komen hier om na een tijdje weer te gaan"), vindt het belangrijk leven en werk van voorganger Rudolph in herinne ring te roepen. „Dat werd in 1927 trouwens al ingezien, toen stich ting 'De Glindhorst' failliet werd verklaard. De diaconieën vonden dat het werk in De Glind voortge zet moest worden. Uit piëteit en ook uit waardering voor de grondlegger, toen al, is besloten het opvoedingsdorp 'Rudolph- stichting' te noemen. Rudolph is voor ons geen heilige, maar je mag wel diepe bewondering voor hem hebben. Van pioniers kun je veel leren. Niet om hen te koeste ren, maar omdat er inspiratie van hen uitgaat. Wij moeten in De Glind niet denken dat wij van daag aan iets nieuws beginnen, iets wat wij uitgevonden hebben. Ere wie ere toekomt: nog steeds inspireren Rudolphs motivatie, zijn geloof, zijn zich kwetsbaar opstellen." ag 'ft oei rshof ;foo: i vai s' infor ursus vinte j cht L' >mpu i kan rijver werk to-on sme scha its r w week ig.O] r kin *ver: lider rkda< >i uui >niscl mme Het is een goede gewoonte at partijen die het niet eens ijn met elkaar zich tot de echter kunnen wenden om en oplossing voor het geschil verkrijgen. Hieronder be- erkt ik me tot de civiele echtsgang omdat het hier te er voert de diverse andere echtssprekende instanties, oals de Belastingrechter, de rob-rechter, de Ambtena- snrechter, de Raden van Be- &ep voor de sociale wetge- ing e.d. te bespreken. Omdat wij in Nederland ver- :hillende rechtsprekende instan- 3s kennen, is de onderliggende 'aag welke soort rechter bevoegd kennis te nemen van een civiel- ïchterlijk geschil. Dit wordt juri- isch genoemd de absolute com- etentie van de rechter. Daarnaast is de vraag waar moet et geding worden gevoerd? Dit mt men de relatieve competen- Tenslotte zal ik ingaan op de aag op welke manier een proce- are wordt gestart. 1 1» v~ J Mr. H. G. Punt. de absolute competentie In Nederland bestaan vier ver killende soorten gerechten, te eten: e Kantongerechten e Arrondissementsrechtbanken e Gerechtshoven e Hoge Raad. Bij het Kantongerecht wordt 'i^cht gesproken door één rechter, ij de Rechtbanken door een colle- s van drie rechters, bij de Ge- ichtshoven door een college van 'llrie raadsheren en bij de Hoge aad door een college van vijf stadsheren. Omdat er geen regel zonder uit- •ndering bestaat, kan het voorko- len dat bij de colleges van rech- irs en raadsheren de zaak wordt ehandeld door één rechter of tadsheer. Men noemt dit dan een ikelvoudiae kamer KANTONGERECHT Het voert mij thans te ver hier in te gaan in welke gevallen de zaak naar een enkelvoudige kamer wordt verwezen. De wet bepaalt dat alle geschillen met betrekking tot een arbeidsovereenkomst, een collectieve arbeidsovereenkomst of op het algemeen verbindend verklaarde CAO, in eerste instantie aan de Kantonrechter dienen te worden voorgelegd. De Kantonrechter is ook als be voegde rechter bij arbeidsgeschil len aangewezen. De Kantonrechter is onder meer bevoegd om in eer ste instantie kennis te nemen van: - persoonlijke rechtsvorde ringen tot een bedrag van 5000,-, - geldvorderingen met betrek king tot huurkoop, - rechtsvorderingen terzake van mondelinge beledigmg, - vorderingen met betrekkmg tot huur en verdere verhuur, - vorderingen tot ontruiming van huizen e.d. mits deze laatsten niet meer bedragen dan 2500,-. In strafzaken neemt de Kanton rechter in eerste instantie kennis van alle overtredingen die met aan een andere rechter zijn opgedra gen. b. relatieve competentie Nederland kent één Hoge Raad, vijf Gerechtshoven, negentien Ar rondissementsrechtbanken en tweeënzestia Kantonaerechten. Het is dan ook de vraag, als ik mij beperkt tot arbeidsrecht, tot welke Kantonrechter de eisende partij zich moet wenden. Hiervoor gel den de volgende regels: 1. Wordt de arbeid gewoonlijk binnen een rechtsgebied van eén Kanton verricht, dan kan de eisen de partij kiezen nissen: - de Kantonrechter van het Kanton waarin de arbeid wordt verricht; - de Kantonrechter m wiens Kan ton de woonplaats van de gedaag de valt. 2. Wordt de arbeid doorgaans bin nen het rechtsgebied van meer dan eén Kanton verricht, en de eisende partij is de werknemer, dan kan deze kiezen uit: - de Kantonrechter van de woon plaats van de werknemer; - de kantonrechter van de woon plaats van de werkgever, de ge daagde. 3. Wordt de arbeid gewoonlijk in meer dan één Kanton verricht, en de werkgever is de eisende partij, dan dient hij zich te wenden tot de Kantonrechter binnen wiens ge bied de woonplaats van de werk nemer ligt. In het algemeen kan gesteld worden dat zaken die niet in eerste instantie aan de Kantonrechter zijn opgedragen, dienen te worden be slecht door de Arrondissements rechtbank. De relatieve competentie terza ke luidt dat de Rechtbank binnen wiens arrondissement gedaagde woont, bevoegd is. In slechts en kele gevallen is het Gerechtshof of de Hoge Raad als eerste rechtspre kende instantie aangewezen. Zij behandelen doorgaans een inge steld Hoger Beroep of cassatie c. De wijze waarop de procedure wordt gestart In het algemeen vangt een proce dure aan doordat de eisende partij de gedaagde voor het gerecht dag vaardt. De deurwaarder brengt dan de dagvaarding aan de ge daagde. In sommige gevallen vangt de proceduren aan door mid del van een verzoekschrift aan de rechter. In arbeidszaken wordt de procedure met een verzoekschrift aangevangen en nadien als een dagvaardigingsprocedure verder afgehandeld. De dagvaardigingsprocedure verloopt als volgt. De eisende partij dagvaardt gedaagde en legt aan de rechter zijn conclusie van eis over Gedaagde krijgt hierop de gele genheid bij conclusie van ant woord te reageren Eisende partij kan weer op de conclusie van antwoord reageren door middel van de conclusie van repliek waarna gedaagde het laat ste woord heeft door middel van een conclusie van dupliek. Daarna kunnen partij nog bij akte aan de rechter hetzij nadere stukken overleggen, het zij summier ingaan op het gestelde in de conclusie van dupliek. Daarna kunnen partijen, als er nieuwe feiten bekend zijn gewor den, of als het een ingewikkelde zaak is die nadere uitleg behoeft, pleidooi vragen aan de rechter en de zaak ter zitting mondeling be pleiten. Tenslotte wordt aan de rechter vonnis gevraagd en gewezen. Uit het bovenstaande moge blij ken dat de formele kant van het naar de rechter gaan zeker voor niet-juridisch geschoolden, inge wikkeld is. Mijn advies is dan ook, hetzij als eisende c.q. verzoekende partij, danwel als gedaagde, zich te laten bijstaan door een terzake deskun dige. Formele fouten zijn zo ge maakt en zijn doorgaans onherroe pelijk. Zij kunnen fataal zijn. ACHTERVELD - Met ingang van 1 januari 1988 heeft er een bestuurswisseling plaats bij het Stichtingsbestuur van Ons Gebouw. Met ingang van genoemde datum zal mevrouw A.P. Wijntjes haar functie als secretaresse van het Stichtingsbestuur neerleggen. Zij blijft voorlopig nog als gewoon lid van het bestuur werkzaam In haar plaats is benoemd me vrouw B. van Bekkum-van Ruiten beek. Zij is sinds juni 1987 als be stuurslid werkzaam Op de nieuw jaarsreceptie kan men kennis met haar maken. De samenstelling van het Stich tingsbestuur van Ons Gebouw is dan: J H A Boersema, voorzitter, mevrouw B van Bekkum-van Rui tenbeek. secretaresse, W. v.d Horst, penningmeester, H.B. Os sendrijver, afgevaardigde ge meente Leusden, leden H. Baai man, J. Coenen, mevrouw R. v.d Hengel-Brouwer en A.P. Wijntjes. U zult het waarschijnlijk niet met mij eens zijn als ik u ver tel dat de mol een nuttig dier is. Zeker niet als zo'n diertje uw biljartgazon omgetoverd heeft in een woest maanland schap. Maar de schade die hij aan de bovenzijde heeft aangericht, heeft hij aan de onderkant ruimschoots goed gemaakt. Daar heeft hij korte metten gemaakt met alle ko perwormen, engerlingen, emelten, veenmollen en an dere insektelarven die hij op zijn ondergrondse weg tegen kwam. Misschien minder leuk is dat ook geen enkele regenworm aan die veel vraat ontsnapte, want wor men zijn wel nuttig voor uw gazon. De mol is goed aangepast aan zijn leven onder de grond. Hij is niet blind, zoals alge meen wordt gedacht, al stel len zijn ogen niet veel voor. Ze zijn maar weinig groter dan een speldeknop en lig gen veilig opgeborgen in de vacht, ergens tussen de ge- hooropening en de snuit en zijn bovendien nog beveiligd door oogleden. In zijn duis tere gangen is het hebben van goede ogen een overbo dige luxe, er is toch niets te zien. Maar als het nodig is, bijvoorbeeld als hij zich bo ven de grond waagt, dan kunnen de ogen naar buiten worden gedrukt, het haar gaat in alle richtingen opzij en vormt als het ware een sterretje. Niet dat hij dan een riant beeld krijgt van zijn omgeving, hij ziet niet meer dan schimmen, maar toch voldoende om zich boven de grond te oriënteren. Zijn de ogen van de mol niet zijn sterkste zintuigen, met zijn gehoor en reukvermogen is het heel wat beter gesteld, waar nog zijn supergevoelig heid voor trillingen bijkomt. Maar zijn tastzin is gewoon fabelachtig. Vooral de lange, beweeglijke snuit, die zijn gevoeligheid dankt aan dui zenden speciale, voor het oog onzichtbare papillen, 'Ei- mers organen' genoemd, elk voorzien van een tasthaar. Zijn lichaamsbouw is geheel berekend op het leven onder de grond en op een unieke wijze toegerust om te graven. Hij heeft geen uitwendige oren, die zouden maar in de weg zitten. Bovendien kan hij de gehooropeningen, zo wel als zijn neusgaten afslui ten voor zandkorrels. De nek is kort, zodat de kop op de schouders rust. De staart is kort en borstelig en ook voor zien van tastorganen om hem te helpen als hij zich achter waarts door de nauwe gan gen beweegt. De voorpoten zijn massief en worden bewogen door enorme spieren. Het opper armbeen is een kort, stevig been van een bijzondere vorm. De voorpoten zijn breed, plat en naar beneden gekeerd. De palm is ver breed met een soort vinger, waardoor de hand breder en sterker is. De schedel is plat en smal en de kaken bevatten 44 tanden. (wordt vervolgd) G. van L.

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1987 | | pagina 5