'Vragen om de dood...' Leusdens verpleegkundige Hans van Dam hield interessante inleiding over euthanasie: goed zorgen begint bij goede vragen stellen. DONDERDAG 31 DECEMBER 1987 reportage door Hans Mosterd LEUSDEN - De Leusdense verpleegkundige Hans van Dam hield onlangs voor leden van de CNV-bond voor werkers in de gezondheidszorg een inleiding over euthanasie. Dat gebeurde tijdens een landelijke themadag over dat onder werp. Hans van Dam is in het dagelijks leven waarnemend hoofd van de afdeling neurologie in het Amersfoortse ziekenhuis De Lichtenberg'. Hij sprak zijn inleiding uit op persoonlijke titel. De inleiding, die Hans van Dam hield was - ontdaan van vakjargon - helder en indringend. Hij ging in op het di lemma, waarin met name verpleegkundigen zijn komen te verkeren, nu de discussie over enthanasie politiek is ge strand. De wetgever neemt slechts een gedeeltelijke ver antwoordelijkheid; de problemen in het omgaan met pa tiënten moeten echter in de dagelijkse praktijk wel onder ogen worden gezien, aldus in een korte weergave de kern van Van Dam's betoog. Omdat de problemen rond euthanasie in de maatschap pelijke belangstelling staan, en Leusdenaar Van Dam daar onlangs een bijdrage aan leverde, die de moeite waard is om er kennis van te nemen, publiceren we hierbij Van Dam's bijdrage aan de discussie. Hans Mosterd herschreef het stuk voor de krant. 'Zolang de dood bestaat, leven er vragen om de dood. Omdat de dood een probleem is, waar iedereen vroeg of laat in het leven mee wordt geconfronteerd. Omdat de dood niet weg te bahandelen is, en ook niet weg te bidden. Letterlijk; onverbid-delijk. De dood kan een probleem zijn, omdat hij ontkend wordt. 'Het valt allemaal nogal mee, we hebben nog keus uit de volgende kuren', wordt er dan bijvoorbeeld gezegd. De dood kan een probleem zijn, omdat hij miskend wordt in hardheid en wreedheid. God wordt er dan graag bijge haald, als degene die verborgen bedoelingen zou hebben met lijden, aftakeling en dood. 'Straks is alles beter. Berust maar', wordt er dan gezegd. Dat is troost met een God, die ik niet ken. Ik ken een andere God, de God die met mij lijdt, die dagelijks duizend doden sterft. Zeggen, dat God aftakeling, pijn, ontluiste ring en dood wil, is misschien wel het ergste dat je van God kunt zeggen.' 'De dood kan ook een probleem zijn, omdat hij zo lang op zich laat wachten. Zodat sterven maar duurt en duurt en duurt. Naar de dood wordt verlangd als bron van rust, zacht en mild. De dood laat zich echter niet dwingen, soms tegen wil en dank niet. Soms ook, omdat anderen ertoe verplichten. Want hoe vaak wordt een onherroepelijk emde niet ein deloos gerekt? Met mooie woor den als: 'We willen u het voordeel van de twijfel geven, je weet maar nooit.' Dus toch nog maar die ene kuur, toch nog maar de behande ling van een infectie. En wat is dan het resultaat van al dat ingrijpen en al dat doorgaan? Hoe vaak komt dat met neer op het verlengen van sterven en van lijden? VRAGEN Met deze vragen zitten we mid denin de vragen om de dood. Wat te doen of juist niet te doen bij een naderend, onafwendbaar emde? Het zijn vragen van vandaag, maar ook van gisteren en van morgen. In de eerste eeuw van onze jaar telling wordt de evangelieschrijver Lucas, die een bekend arts was, tijdens een zeereis geconfronteerd met uitbrekende pest onder de sla ven. Hij treft in het slavenruim van het schip hartverscheurende tafe relen aan. En Lucas, vechter voor het leven, geeft allen voor wie de dood aanstaande is een verzach- ende, verdovende drank. Conse- luent, iedere twee uur, tot de ver- ossende dood intreedt. Was dat mmaan, of was dat onmenselijk? Een Eskimovrouw, die een ern- itig gehandicapt kind krijgt legt de )aby volgens traditie buiten de iglo n de sneeuw, om het kind te laten iterven. Is dat beschaafd, of juist mderontwikkeld? Een dodelijk gewonde soldaat terft m de Eerste Wereldoorlog op iet slagveld onder onhoudbare >ijn en tergend langzaam. Zijn bes- e kameraad verlost hem uit zijn :jden: hij schiet hem een kogel ioor het hoofd. 'Mercy-killing', ge- lade of genadeloos? Peter Gooijer beèmdigde op 21 naart 1985 het leven van zijn zoon- e Koen. Dat gebeurde zes weken a het horen van de fatale diagno- e: de ziekte van Duchenne, een rnstige spierziekte. Zijn ouders rilden het kind de met die ziekte epaard gaande aftakeling bespa- en en besloten tot zijn dood. Wel- aad, of misdaad' Vier verpleegkundigen beslui- sn zelfstandig, zonder overleg, het iven van een patient m een uit- ichtloos coma te beeindigen. Met oorbedachte rade, pf ten einde lad? TECHNIEK Met het voortschrijden van de techniek stapelen de dilemma's zich op. Meer dan ooit weten we, dat een behandeling op een ramp kan uitdraaien. Dat het kan leiden tot een leven tussen aanhalingste kens, een restant en een aftreksel van menselijk bestaan. Van geen ophouden willen we ten kan leiden tot een leven, dat erger is dan de dood. Dan scher pen de vragen aan. Mag alles wel, wat ook kan? Is alle 'weten', alle hoog gekwalificeerde techniek op elk moment een zegen of een vloek? En waar ligt dan het einde? GRENZEN Maar hoever men dan mag gaan; wie bepaalt de grenzen van het ingrijpen; wie bepaalt: 'het is ge noeg?'; wie zet er een punt achter de behandeling? Mag in een situatie van ondraag lijk, uitzichtloos lijden met de dood voor ogen het leven van een mens, op diens uitdrukkelijk verzoek, beëindigd worden? Óf, nog een stap verder, mag dat ook als de stervende die wens niet meer kan uiten. En wéér een stap verder, mag beëindiging van het leven worden overwogen als iemand m een langdurig, uitzichtloos coma ligt. Waarna tenslotte de vraag njst, of beëindiging ook overwogen mag worden voordat onafwendba re aftakeling intreedt? VASTGELOPEN Velen zijn met die vragen bezig. Artsen, junsten, ethici, theologen, politici. Maar de resultaten voeren met verder, dan de constatering dat de discussie over euthanasie volkomen is vastgelopen. Er is een patstelling bereikt, waarin argu menten alleen nog maar herhaald worden. Maar waar de politiek duidelijk heid uitstelt stapelen de problemen zich in de praktijk op Want juist daar, in die praktijk, moet wel wor den beslist. Een tweede punt is, dat de dis cussie inmiddels besmet is ge raakt. Extremisten maken onei genlijke vergelij langen om hun woorden kracht bij te zetten. Blijk baar zijn daar misplaatste vergelij kingen voor nodig. Euthanasie wordt zo, bijvoorbeeld, vergeleken met de systematische uitroeiing van joden door Nazi-Duitsland. Dat soort vergelijkingen halen ook de media. Het wezenlijke gesprek echter, over lijden en dood, is zo besmet geraakt. Het levenseinde is ver dacht geworden. Mensen blijken bang te zijn voor uitersten, getuige vragen als: 'word ik niet doodge spoten?', 'wordt mijn leven niet ein deloos gerekt?', 'is het nog moge lijk om op 'eigen' tijd en wijze dood te gaan?' BESCHAMEND Het gesprek daarover is inmid dels vastgelopen, met beschamen de resultaten. De indruk ontstaat, dat de discussie meer 'interessant' is, dan betrokken op de harde werkelijkheid. Het lijkt soms meer op een soort 'ver van mijn bed show', waarbij de vraag njst of de meningen uit de praktijk wel vol doende aan bod komen. Dat kun nen de verpleegkundigen overi gens ook nadrukkelijk op zichzelf betrekken. Zwijgen zij niet te veel, of worden zij toch te weinig ge hoord? Hoe dan ook, de stem van de verpleegkundigen wordt te weirug gehoord. Ten onrechte. Niet alleen omdat het vaststellen van behan delplannen zonder overleg met verpleegkundigen kan leiden tot eigenhandig ingrijpen van ver pleegkundigen, zoals bij de VU. De Delftse anesthesist dr. P. Admiraal gaf een belangrijkere reden aan. Hij stelde, dat 'de verpleegkundige bij de toepassing van euthanasie een sleutelpositie inneemt.' Een gegeven, dat voortvloeit uit het feit, dat het in de eerste en laatste plaats gaat om de dagelijkse praktijk. Waar de verpleegkundi ge vierentwintig uur per dag zorg verleent. DELEN Verpleegkundigen delen een stuk leven met de stervende. Ver pleegkundigen horen en zien het allemaal: de onrust, de woede, de pijn. Het verdriet, de ontluistering, de opstandigheid en het verzet. De capitulatie, de levenswil, het doodsverlangen, het bidden en het vloeken. De stervende praat met hen, die verzorgen. En dat vaak meer, dan met een arts. Patiënten kunnen nu eenmaal de hele dag door een beroep op de verpleeg kundigen doen. Waar de stervende niet om de verpleegkundige heengaat, mag dat ook andersom niet gebeuren. Zo mag er ook bij het vaststellen van beleid, zowel op afdelingsni veau als op instellingsniveau, met om de verpleegkundigen heen worden gegaan. En wel vanwege het feit, dat wat er ook besloten wordt, de verpleegkundige met een belangrijk deel van de uitvoe ring van het beleid belast is. DEFINITIE Om misverstanden tijdens die discussie te voorkomen, is het be langrijk dat er een definitie van het begrip euthanasie wordt gegeven, terwijl ook de achterliggende be doeling scherp moet worden aan gegeven. 'Euthanasie is het opzettelijk le vensbeëindigend handelen door een ander dan betrokkene op diens verzoek', zo luidt de definitie van de Staatscommissie. Die om schrijving beperkt het begnp tot vrijwillige euthanasie: de sterven de moet er zelf om vragen. Het lijkt me goed, voorlopig de aangege ven definitie te gebruiken. De Staatscommissie formuleer de daarnaast een aantal zorgvul digheidseisen. Er moet een uit drukkelijk en aanhoudend verzoek van de stervende zijn. Verder wordt er gesproken in termen als: concrete doodsverwachting, en ondraaglijk en uitzichtsloos lijden. De verantwoordelijke arts moet al tijd een collega raadplegen, voor dat een verzoek tot euthanasie wordt ingewilligd. Bovendien, zo blijkt nu uit het standpunt van de regering, büjft euthanasie in princi pe strafbaar. Waarmee er altijd een element van onzekerheid voor de betrokken artsen en verpleegkun digen blijft bestaan op het punt van rechtszekerheid of zelfs rechtsbe scherming. BEDOELING Van beslissend belang is echter de bedoeling van de euthanasie. Die bedoeling wordt scherp aan gegeven m het begrip 'levens beëindigend'. Daarbij is geen spra ke van verkorting, maar van beëin diging van het leven. Euthanasie wil de dood van de stervende, op het moment dat de stervende be paalt, met instemming van het be handelteam. Het handelen, of het nalaten van handelen, heeft geen enkele andere bedoeling dan het opheffen van ondraaglijk lijden door beëindiging van het leven. De nauwe, strikte intentie is de dood. familie steeds geïnformeerd over mogelijkheden en onmogelijkhe den. PIJNBESTRIJDING Het beperken van ingrijpen gaat vaak samen met uitbreiding van maatregelen ter bestrijding van pijn, benauwdheid en andere za ken. De vraag die dat opwerpt is, of de combinatie van die twee ont wikkelingen elkaar niet verster ken. In de zin, dat de dood opge roepen wordt. Daarmee wordt con sequente pijnbestrijding toch weer in de sfeer van euthanasie getrok ken. Soms zal inderdaad leven beëin digd worden onder de dekmantel van pijnbestrijding. Maar daar is pijnbestrijding met voor, en daar mag het ook met voor worden ge bruikt. Pijnbestnjding is pijnbestrij ding, en niets anders. De vraag, of hoge doseringen de dood bespoedigen, moet naar mijn mening dan ook ontkennend wor den beantwoord. Het omgekeerde is eerder waar. Benodigde pijnstil- ling niet geven, is de dood door ingrijpen vertragen. De patient sterft na zijn tijd. Ook als het moment van sterven samenvalt met een juist opgehoog de dosering, nodig omdat de pijn of de benauwdheid aanhouden is er geen sprake van oproeping van de dood. Zelfs, als voor het verstrek ken die dood voorzien was. De pa tiënt sterft met aan de pijnstillmg, hij sterft aan zijn ziekte. En die ziékte gaat met pijn gepaard, on houdbare pijn soms. Als die pijn consequent bestreden is dan is aan niet minder dan aan een plicht vol daan. Die plicht tot het verzachten van lijden geldt wel heel in het bijzon der, als de laatste stappen moeten worden gezet. Pijnbestrijding is daarmee van een heel andere orde, dan euthanasie. De dood is immers weliswaar voorzien, maar daarmee nog met gewild. Pijnstillmg beperken uit angst voor de dood is een daad van on barmhartigheid en van plichtsver zuim. Het is laf. want men laat de patiënt aan zijn lot over. Men knakt er het vertrouwen m zorg mee. We zijn pijnbestrijding aan elkaar ver plicht. En die verplichting geldt niet tot op zekere hoogte: wie A zegt moet ook B zeggen. FACTOREN De vraag om de dood is van alle vragen wel de meest klemmende. De stervende zegt, met verder te willen leven, het is genoeg, zo. Maar betekent die vraag ook, wat ermee wordt gezegd' Ondraaglijkheid wordt door veel faktoren bepaald. Pijn, benauwd heid, angst, eenzaamheid, verdriet. Kortom: sociale omstandigheden en kwaliteit van zorg kunnen be palend zijn. Waarmee duidelijk is, dat bijstelling van zorg en verande ring van persoonlijke omstandig heden m de persoonlijke levens sfeer de vraag om de dood kunnen doen verdwijnen. De vraag om de dood is dan m feite een vraag om hulp. In dit verband is er dus spra ke van emg verband tussen de kwaliteit van de zorg en de vraag om de dood. Dat hoor je ministers zelden zeggen, laat staan dat er consequenties aan worden verbon den. De vraag, die volgt op boven staande constatering is, of goede zorg de vraag om euthanasie kan opheffen. Dat lijkt me teveel ge zegd. De praktijk wijst immers uit, dat ondanks goede zorg en bege leiding mensen soms echt niet meer verder kunnen leven Dat 'uit- zichtsloze noodsituatie' en 'on draaglijk lijden' subjectieve be grippen zijn, voorkomt niet dat ze bestaan. Niet voor een moment, maar aanhoudend. Daarbij kunnen allerlei factoren een rol spelen. De verschijnselen, die de ziekte met zich meebrengt kunnen de zieke - en zijn omgeving - een afkeer van zichzelf doen krij gen. Elke dag is de stervende an deren en vooral zichzelf tot een grotere last. Kan zo iemand niet zover komen, dat hij de verant woordelijkheid om zo verder te le ven met langer meer wil nemen? Niet voor zichzelf, en met voor hen die hem lief zijn? Niet, dat het een gemakkelijke vraag is. Maar de patient wil nog wel leven, maar kan het niet meer. De vraag om de dood is een ramp. De patiënt vraagt, wat hij tegelijk wil en met wil. Hij wil leven en hij wil niet leven. Hij wil, kortom, het onmogelijke. VERWISSELEN Waar de vraag om de dood voortkomt uit een tweestrijd, is het gevaar dat degenen aan wie de vraag gesteld wordt, oorzaak en gevolg verwisselen. Er wordt niet achter die tweestrijd gekeken, waarop de conclusie volgt dat de vraag om de dood voortvloeit uit het met zichzelf overhoop liggen. Dan worden oorzaak en gevolg verwisseld. Hetzelfde kan gebeuren als ie mand zijn dood zover geaccep teerd heeft, dat hij m alle rust en verantwoordelijkheid een punt achter zijn leven wil zetten. Hij kan afscheid nemen van degenen die hem nastaan, relaties worden afge bouwd. En dan volgt de vraag om beëindiging: nu kan het immers. De stervende is met zichzelf alleen. De grond voor zijn vraag is de accep tatie, met als gevolg dat relaties worden afgebroken. Ook hier is het gevaar aanwezig, dat het gevolg, het alleen overblij ven, voor de oorzaak van de vraag wordt aangezien. Een onderscheid maken vraagt dan ook een scherp oog en oor. RUIMTE Daarmee zijn we beland bij het cruciale 'Wat dan?' Wat moet mo gelijk zijn, als de vraag echt is? Als de vraag aanhoudend gemeend is? Als ondraaglijkheid een definitief motief blijkt te zijn? Persoonlijk denk ik, dat er in een uiterste situatie ruimte moet kun nen zijn. Hetgeen overigens na drukkelijk iets anders is. dan 'voor euthanasie' zijn. Maar het is wel een erkenning van het feit, dat euthana sie oonontkoombaar kan zijn. Dat valt vooraf niet te bepalen. Een instelling mag dan ook niet bij voorbaat concreet antwoord ge ven. Geen directeur, geen arts, geen hoofdverpleegkundige, geen manager mag vooraf beslissingen dikteren. Evenmin als een synode of een bisschoppenconferentie. Er moeten geen vragen beantwoord worden, voordat ze gesteld zijn. VERTROUWEN De vragen worden immers ge steld in een vertrouwensrelatie. En daar. binnen die relatie, zal ook het antwoord moeten worden gevon den. Daarvoor moet ruimte zijn. Vooraf absolute standpunten inne men blokkeert de mogelijkheid tot een open gesprek. En daar heeft iedereen recht op. Wel moet naar alle kanten ge wetensdwang uitgesloten worden. Niemand kan verplicht worden tot meewerken aan iets, dat tegen het geweten mgaat. Ook de wil van en stervende is m die zin geen wet. Ook hij kan niemand verplichten. Behalve dan, om bij weigenng doorverwezen te worden naar een andere arts of naar een andere in stelling. VRIJWILLIGHEID In de maatschappelijke discus sie ligt er sterke nadruk op vrijwil ligheid. In de praktijk kennen we echter grote problemen, juist bij hen die geen wensen meer ken baar kunnen maken. Pasgebore nen met ernstige handicaps, en coma-patiënten vallen in die cate gorie. De discussie daarover levert vele knelpunten op, zoals bijvoor beeld de vraag of de beperkmg tot vrijwilligheid tegelijk geen on rechtvaardigheid inhoudt. Zoals de situatie nu is, moet je immers nog wel zo gezond zijn om om de dood te kunnen vragen. Vrijwilligheid als hard criterium zou wel eens onge lijke behandeling tot gevolg kun nen hebben. Dergelijke vraagstukken moe ten niet uit de weg worden gegaan. Met als voornaamste reden dat, hoe moeilijk ze ook te beantwoor den zijn, we er in de praktijk met omheen kunnen. HYSTERIE Omzichtigheid past bij dit alles. Maar geen mens mag slachtioffer worden van angst voor een maat schappelijke ontwikkeling. In de media heerst ten aanzien van eu thanasie veel verwarring. Soms uit naiviteit, maar soms worden mis verstanden ook bewust in stand gehouden.: mensen worden bang gemaakt. Euthanasie verwordt tot hysterie en het gesprek raakt be smet en loopt vast. BEPERKEN Los Vein euthanasie staan beslis singen om behandelingen te be perken of te staken. Daarbij gaat het niet om het beëmdigen van le ven. De belangrijkste begrippen zijn daarbij: -Niet reanimeren. Dat is het be sluit om bij een eventuele acute, levensbedreigdende situatie, geen reanimatie, of kunstmatige adem haling toe te passen. Zo'n afspraak kan worden genaakt met mensen, die geen genezing te verwachten hebben en die een moeilijk levens einde te wachten staat. -Niet escalerend beleid. Dat is het stellen van een grens aan een zich steeds verder uitbreidende behandeling. Dit gaat een stap ver der, dan 'met reanimeren'. Er wordt besloten, om aan een bestaand pakket maatregelen geen nieuwe maatregelen toe te voegen: een nieuwe complicatie blijft onbehan deld. -Abstinerend beleid. Hierbij wordt een m gang gezette behan deling gestaakt, of er wordt met aan behandeling begonnen. Er worden alleen maatregelen geno men ter verlichting van lijden. Er is geen sprake van handelen dat is gericht op genezen. Die handelin gen worden achterwege gelaten, omdat zij herstel geen stap dichter bij brengen, ze zouden slechts het sterven verlengen. BESLISSEND Het beslissende verschil met eu thanasie is. dat de genoemde be perkingen met gencht zijn op het sterven van de patient. Ze dragen er slechts toe bij, dat een onom keerbaar stervensproces met ein deloos wordt gerekt. De beperkin gen roepen de dood niet op, ze verhinderen de dood niet. Het is vanwege dat verschil, dat maakt dat beslissmgen tot het be perken van handelen nooit in de sfeer van levensbeëindiging mo gen worden getrokken. Dat ver schil reikt tot in wet en geweten en het luistert nauw: de stervende moet met dood, hij mag dood. PRAKTIJK De vraag is nu, hoe dergelijke afspraken in de praktijk werken. Wat telt m de afweging? Welke gevaren zijn er, en welke zekerhe den? Hoe vrijblijvend, of juist ver plichtend, zijn keuzes? Kwesties, die in de praktijk om antwoord vra gen. Om te beginnen is daar het zin loos handelen. De vraag daarbij is, wanneer handelen als zinloos kan worden beschouwd. Naar mijn me ning geldt dat, als ingrijpen enkel en alleen lijden vermeerdert of verlengt, zonder dat er sprake is van uitzicht op vermindering van lijden, laat staan van herstel. Een voorbeeld: kunstmatige ademhaling wordt toegepast, als iemands ademhalingsfunctie tijde lijk onvoldoende, of afwezig is Toepasing is zinvol. Maar de ge stoorde ademhalingsfunctie is met altijd tijdelijk. Soms staat vooraf al vast dat bij uitval van ademhaling de patiënt nooit meer zelfstandig zal gaan ademen. Dat kan het geval zijn bij een hersenbloeding, of bij een spierziekte. In die zin staat het stoppen van de ademhaling met op zichzelf, maar is een symptoom van een veel ernstiger ziekte. KEUZE Toepassing van beademing in dergelijke situaties haalt iemand met meer uit een ensis, maar laat hem in die crisis. Soms. zoals bij een hersenbloeding, valt de adem- stilstand samen met de hersen dood. Kunstmatige beademing voorkomt dat niet en stelt dat niet uit. Lijden wordt verlengd en ver meerderd, terwijl uitzicht op ver betering ontbreekt. Dan is beade ming zinloos. Sterker nog, dan is het een morele plicht om die han deling na te laten. Afwegingen en beslissmgen zijn onontkoombaar. Ook het niet beperken van een behandeling is een keus, die on verantwoord kan zijn. Iets doen hoeft niet altijd goed te zijn. Vaak wordt hierbij de vraag gesteld, op welke gronden men mag besluiten een behandeling te beperken of te staken. Die vraag veronderstelt dat er redenen moeten zijn om terug houdend te zijn. Maar de vraag kan ook worden omgekeerd tot: op welke gronden mag een onom keerbaar stervensproces met in grepen worden verlengd? Ook het wél handelen vraagt namelijk om een morele verantwoording. En in de laatste levensfase zal met de laatste formulering het zinloze van bepaalde handelingen eerder dui delijk worden. Goed zorgen begint bij goede vragen stellen. INFORMATIEPLICHT Bij alle afweging is gesprek met de stervende een constante plicht. Soms is er misschien slechts in schijn sprake van een keus. Een 'Keus' tussen aanhalingstekens. Want de keus tussen zinloos han delen en niet handelen is geen keus. Maar vaak zal er nog wel een keus zijn. Op elk moment bestaat er een informatieplicht in de richting van de patient. Waar het soms te veel gevraagd kan zijn om een ster vende te laten meebeslissen is daar de uitzondering onderdeel van de regel. Waar een patient zelf duidelijk vraagt om het staken van de behan deling moet dat in een bestaande vertrouwensrelatie bespreekbaar zijn. Er moet repect zijn voor de verantwoordelijkheid, die een ster vende ten aanzien van zichzelf neemt Gesprekken daarover zijn daarbij niet geboden aan een func tionaris. Niet de functie is bepa lend, maar de relatie. Dat wil nog met zeggen, dat er nooit buiten de patient om beslist mag worden. Soms moet dat zelfs beslist tegen zijn wil. Ook een pa tient kan een arts niet dwingen tot zinloze handelingen. Maar in een goede verstandhouding zal dit niet of nauwelijks voorkomen. In die relatie worden patiënt en naaste

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1987 | | pagina 11