'Vragen om de dood...'
Leusdens verpleegkundige Hans van Dam hield interessante inleiding over euthanasie:
goed zorgen begint bij
goede vragen stellen.
DONDERDAG 31 DECEMBER 1987
reportage
door
Hans Mosterd
LEUSDEN - De Leusdense verpleegkundige Hans van Dam
hield onlangs voor leden van de CNV-bond voor werkers
in de gezondheidszorg een inleiding over euthanasie. Dat
gebeurde tijdens een landelijke themadag over dat onder
werp.
Hans van Dam is in het dagelijks leven waarnemend
hoofd van de afdeling neurologie in het Amersfoortse
ziekenhuis De Lichtenberg'. Hij sprak zijn inleiding uit op
persoonlijke titel.
De inleiding, die Hans van Dam hield was - ontdaan van
vakjargon - helder en indringend. Hij ging in op het di
lemma, waarin met name verpleegkundigen zijn komen te
verkeren, nu de discussie over enthanasie politiek is ge
strand. De wetgever neemt slechts een gedeeltelijke ver
antwoordelijkheid; de problemen in het omgaan met pa
tiënten moeten echter in de dagelijkse praktijk wel onder
ogen worden gezien, aldus in een korte weergave de kern
van Van Dam's betoog.
Omdat de problemen rond euthanasie in de maatschap
pelijke belangstelling staan, en Leusdenaar Van Dam daar
onlangs een bijdrage aan leverde, die de moeite waard is
om er kennis van te nemen, publiceren we hierbij Van
Dam's bijdrage aan de discussie.
Hans Mosterd herschreef het stuk voor de krant.
'Zolang de dood bestaat, leven er vragen om de dood.
Omdat de dood een probleem is, waar iedereen vroeg of
laat in het leven mee wordt geconfronteerd. Omdat de
dood niet weg te bahandelen is, en ook niet weg te bidden.
Letterlijk; onverbid-delijk.
De dood kan een probleem zijn, omdat hij ontkend wordt.
'Het valt allemaal nogal mee, we hebben nog keus uit de
volgende kuren', wordt er dan bijvoorbeeld gezegd. De
dood kan een probleem zijn, omdat hij miskend wordt in
hardheid en wreedheid. God wordt er dan graag bijge
haald, als degene die verborgen bedoelingen zou hebben
met lijden, aftakeling en dood. 'Straks is alles beter. Berust
maar', wordt er dan gezegd.
Dat is troost met een God, die ik niet ken. Ik ken een
andere God, de God die met mij lijdt, die dagelijks duizend
doden sterft. Zeggen, dat God aftakeling, pijn, ontluiste
ring en dood wil, is misschien wel het ergste dat je van God
kunt zeggen.'
'De dood kan ook een probleem
zijn, omdat hij zo lang op zich laat
wachten. Zodat sterven maar duurt
en duurt en duurt. Naar de dood
wordt verlangd als bron van rust,
zacht en mild. De dood laat zich
echter niet dwingen, soms tegen
wil en dank niet.
Soms ook, omdat anderen ertoe
verplichten. Want hoe vaak wordt
een onherroepelijk emde niet ein
deloos gerekt? Met mooie woor
den als: 'We willen u het voordeel
van de twijfel geven, je weet maar
nooit.' Dus toch nog maar die ene
kuur, toch nog maar de behande
ling van een infectie. En wat is dan
het resultaat van al dat ingrijpen en
al dat doorgaan? Hoe vaak komt
dat met neer op het verlengen van
sterven en van lijden?
VRAGEN
Met deze vragen zitten we mid
denin de vragen om de dood. Wat
te doen of juist niet te doen bij een
naderend, onafwendbaar emde?
Het zijn vragen van vandaag, maar
ook van gisteren en van morgen.
In de eerste eeuw van onze jaar
telling wordt de evangelieschrijver
Lucas, die een bekend arts was,
tijdens een zeereis geconfronteerd
met uitbrekende pest onder de sla
ven. Hij treft in het slavenruim van
het schip hartverscheurende tafe
relen aan. En Lucas, vechter voor
het leven, geeft allen voor wie de
dood aanstaande is een verzach-
ende, verdovende drank. Conse-
luent, iedere twee uur, tot de ver-
ossende dood intreedt. Was dat
mmaan, of was dat onmenselijk?
Een Eskimovrouw, die een ern-
itig gehandicapt kind krijgt legt de
)aby volgens traditie buiten de iglo
n de sneeuw, om het kind te laten
iterven. Is dat beschaafd, of juist
mderontwikkeld?
Een dodelijk gewonde soldaat
terft m de Eerste Wereldoorlog op
iet slagveld onder onhoudbare
>ijn en tergend langzaam. Zijn bes-
e kameraad verlost hem uit zijn
:jden: hij schiet hem een kogel
ioor het hoofd. 'Mercy-killing', ge-
lade of genadeloos?
Peter Gooijer beèmdigde op 21
naart 1985 het leven van zijn zoon-
e Koen. Dat gebeurde zes weken
a het horen van de fatale diagno-
e: de ziekte van Duchenne, een
rnstige spierziekte. Zijn ouders
rilden het kind de met die ziekte
epaard gaande aftakeling bespa-
en en besloten tot zijn dood. Wel-
aad, of misdaad'
Vier verpleegkundigen beslui-
sn zelfstandig, zonder overleg, het
iven van een patient m een uit-
ichtloos coma te beeindigen. Met
oorbedachte rade, pf ten einde
lad?
TECHNIEK
Met het voortschrijden van de
techniek stapelen de dilemma's
zich op. Meer dan ooit weten we,
dat een behandeling op een ramp
kan uitdraaien. Dat het kan leiden
tot een leven tussen aanhalingste
kens, een restant en een aftreksel
van menselijk bestaan.
Van geen ophouden willen we
ten kan leiden tot een leven, dat
erger is dan de dood. Dan scher
pen de vragen aan. Mag alles wel,
wat ook kan? Is alle 'weten', alle
hoog gekwalificeerde techniek op
elk moment een zegen of een
vloek? En waar ligt dan het einde?
GRENZEN
Maar hoever men dan mag gaan;
wie bepaalt de grenzen van het
ingrijpen; wie bepaalt: 'het is ge
noeg?'; wie zet er een punt achter
de behandeling?
Mag in een situatie van ondraag
lijk, uitzichtloos lijden met de dood
voor ogen het leven van een mens,
op diens uitdrukkelijk verzoek,
beëindigd worden? Óf, nog een
stap verder, mag dat ook als de
stervende die wens niet meer kan
uiten. En wéér een stap verder,
mag beëindiging van het leven
worden overwogen als iemand m
een langdurig, uitzichtloos coma
ligt. Waarna tenslotte de vraag njst,
of beëindiging ook overwogen
mag worden voordat onafwendba
re aftakeling intreedt?
VASTGELOPEN
Velen zijn met die vragen bezig.
Artsen, junsten, ethici, theologen,
politici. Maar de resultaten voeren
met verder, dan de constatering
dat de discussie over euthanasie
volkomen is vastgelopen. Er is een
patstelling bereikt, waarin argu
menten alleen nog maar herhaald
worden.
Maar waar de politiek duidelijk
heid uitstelt stapelen de problemen
zich in de praktijk op Want juist
daar, in die praktijk, moet wel wor
den beslist.
Een tweede punt is, dat de dis
cussie inmiddels besmet is ge
raakt. Extremisten maken onei
genlijke vergelij langen om hun
woorden kracht bij te zetten. Blijk
baar zijn daar misplaatste vergelij
kingen voor nodig. Euthanasie
wordt zo, bijvoorbeeld, vergeleken
met de systematische uitroeiing
van joden door Nazi-Duitsland. Dat
soort vergelijkingen halen ook de
media.
Het wezenlijke gesprek echter,
over lijden en dood, is zo besmet
geraakt. Het levenseinde is ver
dacht geworden. Mensen blijken
bang te zijn voor uitersten, getuige
vragen als: 'word ik niet doodge
spoten?', 'wordt mijn leven niet ein
deloos gerekt?', 'is het nog moge
lijk om op 'eigen' tijd en wijze dood
te gaan?'
BESCHAMEND
Het gesprek daarover is inmid
dels vastgelopen, met beschamen
de resultaten. De indruk ontstaat,
dat de discussie meer 'interessant'
is, dan betrokken op de harde
werkelijkheid. Het lijkt soms meer
op een soort 'ver van mijn bed
show', waarbij de vraag njst of de
meningen uit de praktijk wel vol
doende aan bod komen. Dat kun
nen de verpleegkundigen overi
gens ook nadrukkelijk op zichzelf
betrekken. Zwijgen zij niet te veel,
of worden zij toch te weinig ge
hoord?
Hoe dan ook, de stem van de
verpleegkundigen wordt te weirug
gehoord. Ten onrechte. Niet alleen
omdat het vaststellen van behan
delplannen zonder overleg met
verpleegkundigen kan leiden tot
eigenhandig ingrijpen van ver
pleegkundigen, zoals bij de VU. De
Delftse anesthesist dr. P. Admiraal
gaf een belangrijkere reden aan.
Hij stelde, dat 'de verpleegkundige
bij de toepassing van euthanasie
een sleutelpositie inneemt.'
Een gegeven, dat voortvloeit uit
het feit, dat het in de eerste en
laatste plaats gaat om de dagelijkse
praktijk. Waar de verpleegkundi
ge vierentwintig uur per dag zorg
verleent.
DELEN
Verpleegkundigen delen een
stuk leven met de stervende. Ver
pleegkundigen horen en zien het
allemaal: de onrust, de woede, de
pijn. Het verdriet, de ontluistering,
de opstandigheid en het verzet. De
capitulatie, de levenswil, het
doodsverlangen, het bidden en het
vloeken. De stervende praat met
hen, die verzorgen. En dat vaak
meer, dan met een arts. Patiënten
kunnen nu eenmaal de hele dag
door een beroep op de verpleeg
kundigen doen.
Waar de stervende niet om de
verpleegkundige heengaat, mag
dat ook andersom niet gebeuren.
Zo mag er ook bij het vaststellen
van beleid, zowel op afdelingsni
veau als op instellingsniveau, met
om de verpleegkundigen heen
worden gegaan. En wel vanwege
het feit, dat wat er ook besloten
wordt, de verpleegkundige met
een belangrijk deel van de uitvoe
ring van het beleid belast is.
DEFINITIE
Om misverstanden tijdens die
discussie te voorkomen, is het be
langrijk dat er een definitie van het
begrip euthanasie wordt gegeven,
terwijl ook de achterliggende be
doeling scherp moet worden aan
gegeven.
'Euthanasie is het opzettelijk le
vensbeëindigend handelen door
een ander dan betrokkene op
diens verzoek', zo luidt de definitie
van de Staatscommissie. Die om
schrijving beperkt het begnp tot
vrijwillige euthanasie: de sterven
de moet er zelf om vragen. Het lijkt
me goed, voorlopig de aangege
ven definitie te gebruiken.
De Staatscommissie formuleer
de daarnaast een aantal zorgvul
digheidseisen. Er moet een uit
drukkelijk en aanhoudend verzoek
van de stervende zijn. Verder
wordt er gesproken in termen als:
concrete doodsverwachting, en
ondraaglijk en uitzichtsloos lijden.
De verantwoordelijke arts moet al
tijd een collega raadplegen, voor
dat een verzoek tot euthanasie
wordt ingewilligd. Bovendien, zo
blijkt nu uit het standpunt van de
regering, büjft euthanasie in princi
pe strafbaar. Waarmee er altijd een
element van onzekerheid voor de
betrokken artsen en verpleegkun
digen blijft bestaan op het punt van
rechtszekerheid of zelfs rechtsbe
scherming.
BEDOELING
Van beslissend belang is echter
de bedoeling van de euthanasie.
Die bedoeling wordt scherp aan
gegeven m het begrip 'levens
beëindigend'. Daarbij is geen spra
ke van verkorting, maar van beëin
diging van het leven. Euthanasie
wil de dood van de stervende, op
het moment dat de stervende be
paalt, met instemming van het be
handelteam. Het handelen, of het
nalaten van handelen, heeft geen
enkele andere bedoeling dan het
opheffen van ondraaglijk lijden
door beëindiging van het leven. De
nauwe, strikte intentie is de dood.
familie steeds geïnformeerd over
mogelijkheden en onmogelijkhe
den.
PIJNBESTRIJDING
Het beperken van ingrijpen gaat
vaak samen met uitbreiding van
maatregelen ter bestrijding van
pijn, benauwdheid en andere za
ken. De vraag die dat opwerpt is, of
de combinatie van die twee ont
wikkelingen elkaar niet verster
ken. In de zin, dat de dood opge
roepen wordt. Daarmee wordt con
sequente pijnbestrijding toch weer
in de sfeer van euthanasie getrok
ken.
Soms zal inderdaad leven beëin
digd worden onder de dekmantel
van pijnbestrijding. Maar daar is
pijnbestrijding met voor, en daar
mag het ook met voor worden ge
bruikt. Pijnbestnjding is pijnbestrij
ding, en niets anders.
De vraag, of hoge doseringen de
dood bespoedigen, moet naar mijn
mening dan ook ontkennend wor
den beantwoord. Het omgekeerde
is eerder waar. Benodigde pijnstil-
ling niet geven, is de dood door
ingrijpen vertragen. De patient
sterft na zijn tijd.
Ook als het moment van sterven
samenvalt met een juist opgehoog
de dosering, nodig omdat de pijn of
de benauwdheid aanhouden is er
geen sprake van oproeping van de
dood. Zelfs, als voor het verstrek
ken die dood voorzien was. De pa
tiënt sterft met aan de pijnstillmg,
hij sterft aan zijn ziekte. En die
ziékte gaat met pijn gepaard, on
houdbare pijn soms. Als die pijn
consequent bestreden is dan is aan
niet minder dan aan een plicht vol
daan.
Die plicht tot het verzachten van
lijden geldt wel heel in het bijzon
der, als de laatste stappen moeten
worden gezet. Pijnbestrijding is
daarmee van een heel andere
orde, dan euthanasie. De dood is
immers weliswaar voorzien, maar
daarmee nog met gewild.
Pijnstillmg beperken uit angst
voor de dood is een daad van on
barmhartigheid en van plichtsver
zuim. Het is laf. want men laat de
patiënt aan zijn lot over. Men knakt
er het vertrouwen m zorg mee. We
zijn pijnbestrijding aan elkaar ver
plicht. En die verplichting geldt
niet tot op zekere hoogte: wie A
zegt moet ook B zeggen.
FACTOREN
De vraag om de dood is van alle
vragen wel de meest klemmende.
De stervende zegt, met verder te
willen leven, het is genoeg, zo.
Maar betekent die vraag ook, wat
ermee wordt gezegd'
Ondraaglijkheid wordt door veel
faktoren bepaald. Pijn, benauwd
heid, angst, eenzaamheid, verdriet.
Kortom: sociale omstandigheden
en kwaliteit van zorg kunnen be
palend zijn. Waarmee duidelijk is,
dat bijstelling van zorg en verande
ring van persoonlijke omstandig
heden m de persoonlijke levens
sfeer de vraag om de dood kunnen
doen verdwijnen. De vraag om de
dood is dan m feite een vraag om
hulp. In dit verband is er dus spra
ke van emg verband tussen de
kwaliteit van de zorg en de vraag
om de dood. Dat hoor je ministers
zelden zeggen, laat staan dat er
consequenties aan worden verbon
den.
De vraag, die volgt op boven
staande constatering is, of goede
zorg de vraag om euthanasie kan
opheffen. Dat lijkt me teveel ge
zegd. De praktijk wijst immers uit,
dat ondanks goede zorg en bege
leiding mensen soms echt niet
meer verder kunnen leven Dat 'uit-
zichtsloze noodsituatie' en 'on
draaglijk lijden' subjectieve be
grippen zijn, voorkomt niet dat ze
bestaan. Niet voor een moment,
maar aanhoudend.
Daarbij kunnen allerlei factoren
een rol spelen. De verschijnselen,
die de ziekte met zich meebrengt
kunnen de zieke - en zijn omgeving
- een afkeer van zichzelf doen krij
gen. Elke dag is de stervende an
deren en vooral zichzelf tot een
grotere last. Kan zo iemand niet
zover komen, dat hij de verant
woordelijkheid om zo verder te le
ven met langer meer wil nemen?
Niet voor zichzelf, en met voor hen
die hem lief zijn? Niet, dat het een
gemakkelijke vraag is. Maar de
patient wil nog wel leven, maar kan
het niet meer.
De vraag om de dood is een
ramp. De patiënt vraagt, wat hij
tegelijk wil en met wil. Hij wil leven
en hij wil niet leven. Hij wil, kortom,
het onmogelijke.
VERWISSELEN
Waar de vraag om de dood
voortkomt uit een tweestrijd, is het
gevaar dat degenen aan wie de
vraag gesteld wordt, oorzaak en
gevolg verwisselen. Er wordt niet
achter die tweestrijd gekeken,
waarop de conclusie volgt dat de
vraag om de dood voortvloeit uit
het met zichzelf overhoop liggen.
Dan worden oorzaak en gevolg
verwisseld.
Hetzelfde kan gebeuren als ie
mand zijn dood zover geaccep
teerd heeft, dat hij m alle rust en
verantwoordelijkheid een punt
achter zijn leven wil zetten. Hij kan
afscheid nemen van degenen die
hem nastaan, relaties worden afge
bouwd. En dan volgt de vraag om
beëindiging: nu kan het immers. De
stervende is met zichzelf alleen. De
grond voor zijn vraag is de accep
tatie, met als gevolg dat relaties
worden afgebroken.
Ook hier is het gevaar aanwezig,
dat het gevolg, het alleen overblij
ven, voor de oorzaak van de vraag
wordt aangezien. Een onderscheid
maken vraagt dan ook een scherp
oog en oor.
RUIMTE
Daarmee zijn we beland bij het
cruciale 'Wat dan?' Wat moet mo
gelijk zijn, als de vraag echt is? Als
de vraag aanhoudend gemeend is?
Als ondraaglijkheid een definitief
motief blijkt te zijn?
Persoonlijk denk ik, dat er in een
uiterste situatie ruimte moet kun
nen zijn. Hetgeen overigens na
drukkelijk iets anders is. dan 'voor
euthanasie' zijn. Maar het is wel een
erkenning van het feit, dat euthana
sie oonontkoombaar kan zijn.
Dat valt vooraf niet te bepalen.
Een instelling mag dan ook niet bij
voorbaat concreet antwoord ge
ven. Geen directeur, geen arts,
geen hoofdverpleegkundige, geen
manager mag vooraf beslissingen
dikteren. Evenmin als een synode
of een bisschoppenconferentie. Er
moeten geen vragen beantwoord
worden, voordat ze gesteld zijn.
VERTROUWEN
De vragen worden immers ge
steld in een vertrouwensrelatie. En
daar. binnen die relatie, zal ook het
antwoord moeten worden gevon
den. Daarvoor moet ruimte zijn.
Vooraf absolute standpunten inne
men blokkeert de mogelijkheid tot
een open gesprek. En daar heeft
iedereen recht op.
Wel moet naar alle kanten ge
wetensdwang uitgesloten worden.
Niemand kan verplicht worden tot
meewerken aan iets, dat tegen het
geweten mgaat. Ook de wil van en
stervende is m die zin geen wet.
Ook hij kan niemand verplichten.
Behalve dan, om bij weigenng
doorverwezen te worden naar een
andere arts of naar een andere in
stelling.
VRIJWILLIGHEID
In de maatschappelijke discus
sie ligt er sterke nadruk op vrijwil
ligheid. In de praktijk kennen we
echter grote problemen, juist bij
hen die geen wensen meer ken
baar kunnen maken. Pasgebore
nen met ernstige handicaps, en
coma-patiënten vallen in die cate
gorie.
De discussie daarover levert
vele knelpunten op, zoals bijvoor
beeld de vraag of de beperkmg tot
vrijwilligheid tegelijk geen on
rechtvaardigheid inhoudt. Zoals de
situatie nu is, moet je immers nog
wel zo gezond zijn om om de dood
te kunnen vragen. Vrijwilligheid als
hard criterium zou wel eens onge
lijke behandeling tot gevolg kun
nen hebben.
Dergelijke vraagstukken moe
ten niet uit de weg worden gegaan.
Met als voornaamste reden dat,
hoe moeilijk ze ook te beantwoor
den zijn, we er in de praktijk met
omheen kunnen.
HYSTERIE
Omzichtigheid past bij dit alles.
Maar geen mens mag slachtioffer
worden van angst voor een maat
schappelijke ontwikkeling. In de
media heerst ten aanzien van eu
thanasie veel verwarring. Soms uit
naiviteit, maar soms worden mis
verstanden ook bewust in stand
gehouden.: mensen worden bang
gemaakt. Euthanasie verwordt tot
hysterie en het gesprek raakt be
smet en loopt vast.
BEPERKEN
Los Vein euthanasie staan beslis
singen om behandelingen te be
perken of te staken. Daarbij gaat
het niet om het beëmdigen van le
ven. De belangrijkste begrippen
zijn daarbij:
-Niet reanimeren. Dat is het be
sluit om bij een eventuele acute,
levensbedreigdende situatie, geen
reanimatie, of kunstmatige adem
haling toe te passen. Zo'n afspraak
kan worden genaakt met mensen,
die geen genezing te verwachten
hebben en die een moeilijk levens
einde te wachten staat.
-Niet escalerend beleid. Dat is
het stellen van een grens aan een
zich steeds verder uitbreidende
behandeling. Dit gaat een stap ver
der, dan 'met reanimeren'. Er wordt
besloten, om aan een bestaand
pakket maatregelen geen nieuwe
maatregelen toe te voegen: een
nieuwe complicatie blijft onbehan
deld.
-Abstinerend beleid. Hierbij
wordt een m gang gezette behan
deling gestaakt, of er wordt met
aan behandeling begonnen. Er
worden alleen maatregelen geno
men ter verlichting van lijden. Er is
geen sprake van handelen dat is
gericht op genezen. Die handelin
gen worden achterwege gelaten,
omdat zij herstel geen stap dichter
bij brengen, ze zouden slechts het
sterven verlengen.
BESLISSEND
Het beslissende verschil met eu
thanasie is. dat de genoemde be
perkingen met gencht zijn op het
sterven van de patient. Ze dragen
er slechts toe bij, dat een onom
keerbaar stervensproces met ein
deloos wordt gerekt. De beperkin
gen roepen de dood niet op, ze
verhinderen de dood niet.
Het is vanwege dat verschil, dat
maakt dat beslissmgen tot het be
perken van handelen nooit in de
sfeer van levensbeëindiging mo
gen worden getrokken. Dat ver
schil reikt tot in wet en geweten en
het luistert nauw: de stervende
moet met dood, hij mag dood.
PRAKTIJK
De vraag is nu, hoe dergelijke
afspraken in de praktijk werken.
Wat telt m de afweging? Welke
gevaren zijn er, en welke zekerhe
den? Hoe vrijblijvend, of juist ver
plichtend, zijn keuzes? Kwesties,
die in de praktijk om antwoord vra
gen.
Om te beginnen is daar het zin
loos handelen. De vraag daarbij is,
wanneer handelen als zinloos kan
worden beschouwd. Naar mijn me
ning geldt dat, als ingrijpen enkel
en alleen lijden vermeerdert of
verlengt, zonder dat er sprake is
van uitzicht op vermindering van
lijden, laat staan van herstel.
Een voorbeeld: kunstmatige
ademhaling wordt toegepast, als
iemands ademhalingsfunctie tijde
lijk onvoldoende, of afwezig is
Toepasing is zinvol. Maar de ge
stoorde ademhalingsfunctie is met
altijd tijdelijk. Soms staat vooraf al
vast dat bij uitval van ademhaling
de patiënt nooit meer zelfstandig
zal gaan ademen. Dat kan het geval
zijn bij een hersenbloeding, of bij
een spierziekte. In die zin staat het
stoppen van de ademhaling met op
zichzelf, maar is een symptoom van
een veel ernstiger ziekte.
KEUZE
Toepassing van beademing in
dergelijke situaties haalt iemand
met meer uit een ensis, maar laat
hem in die crisis. Soms. zoals bij
een hersenbloeding, valt de adem-
stilstand samen met de hersen
dood. Kunstmatige beademing
voorkomt dat niet en stelt dat niet
uit. Lijden wordt verlengd en ver
meerderd, terwijl uitzicht op ver
betering ontbreekt. Dan is beade
ming zinloos. Sterker nog, dan is
het een morele plicht om die han
deling na te laten. Afwegingen en
beslissmgen zijn onontkoombaar.
Ook het niet beperken van een
behandeling is een keus, die on
verantwoord kan zijn. Iets doen
hoeft niet altijd goed te zijn. Vaak
wordt hierbij de vraag gesteld, op
welke gronden men mag besluiten
een behandeling te beperken of te
staken. Die vraag veronderstelt dat
er redenen moeten zijn om terug
houdend te zijn. Maar de vraag kan
ook worden omgekeerd tot: op
welke gronden mag een onom
keerbaar stervensproces met in
grepen worden verlengd? Ook het
wél handelen vraagt namelijk om
een morele verantwoording. En in
de laatste levensfase zal met de
laatste formulering het zinloze van
bepaalde handelingen eerder dui
delijk worden.
Goed zorgen begint bij goede
vragen stellen.
INFORMATIEPLICHT
Bij alle afweging is gesprek met
de stervende een constante plicht.
Soms is er misschien slechts in
schijn sprake van een keus. Een
'Keus' tussen aanhalingstekens.
Want de keus tussen zinloos han
delen en niet handelen is geen
keus. Maar vaak zal er nog wel een
keus zijn. Op elk moment bestaat er
een informatieplicht in de richting
van de patient. Waar het soms te
veel gevraagd kan zijn om een ster
vende te laten meebeslissen is daar
de uitzondering onderdeel van de
regel.
Waar een patient zelf duidelijk
vraagt om het staken van de behan
deling moet dat in een bestaande
vertrouwensrelatie bespreekbaar
zijn. Er moet repect zijn voor de
verantwoordelijkheid, die een ster
vende ten aanzien van zichzelf
neemt Gesprekken daarover zijn
daarbij niet geboden aan een func
tionaris. Niet de functie is bepa
lend, maar de relatie.
Dat wil nog met zeggen, dat er
nooit buiten de patient om beslist
mag worden. Soms moet dat zelfs
beslist tegen zijn wil. Ook een pa
tient kan een arts niet dwingen tot
zinloze handelingen. Maar in een
goede verstandhouding zal dit niet
of nauwelijks voorkomen. In die
relatie worden patiënt en naaste