3[ 1 I het Armbestuur zal ik een ondersteuning voorstellen van een gulden per week en een kwartje per kind. r Een historisch voorval van gemeentelijke sociale steun C. Geschiedenis -""iéSÊSL }:V*Y njMf. T v DONDERDAG 31 DECEMBER 1987 historie nnmmmmmnmmnnnmmmmnmmnmmnmnnnnmmmmnmmnnmmmmnmmmnnnnmmnmmnnnmnnnmmmmmmnmnnmmmmmmnmnnnmmmnmnmnmnmmmmmmmmmmnmmmmmmmmimmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmnmmmmmmmnnmmnmnmmmmmmmmmmnmnmmmmmmmmnmmmmmmmmnmmnmmmnmnmmmmmnmmmmmmmnnmmmmnmmmmmmmmmmmmnmmmnmmmmmmnmnnmnmmmmnmmmmmmmmmnmnnmmmmmmji ïïmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmnmmmmnmmmmmmmmmmmmmnmmmmmnmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmimmmmmmmmmmmmmmmmmnmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmnmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmmiim ken en dat had hem die zes maan den cel opgeleverd. En nu was Harm weer thuis, maar hoe het verder moest wist ze niet. In deze tijd van het jaar was er ner gens werk en bovendien was Harm ziek. Zo zat ze voor de bedstee tot tegen de morgen. Ze merkte dat zijn koorts wat afzakte. Hij lag niet meer zo te woelen en voorzichtig schoof ze naast hem in de bedstee om nog een paar uurtjes te slapen. De volgende morgen was de koorts gezakt, maar Harm voelde zich toch te slap om op te staan. Nadat Geertje de kippen had los gelaten, de geit had gemolken en pap had gekookt voor het ontbijt, ging ze bij de bedstee zitten. „Harm, vertel eens. Was het erg?" En Harm ging aan het vertellen De eerste paar weken waren het ergst, later werd het wat beter. De bewakers vielen wel mee en toen ze elkaar wat beter leerden ken nen. heten ze hem zoveel mogelijk karweitjes doen. Dan waren de da gen wel door te komen, maar 's nachts moest hij steeds meer den ken aan thuis, hoe moest zijn vrouw het redden zonder inkomsten? Tot hij zich eergisteren niet goed voelde en op zijn brits bleef liggen. De hoofdbewaker, bang voor een griepepidemie in de gevangenis, had hierm een gegronde rede gezien om hem voortijdig naar huis te sturen Gistermorgen kreeg hij de boodschap dat hij naar huis mocht en even later stond hij voor de poort. Hij verzamelde al zijn krachten en begon aan de lange tocht naar huis. Gelukkig kon hij onderweg een paar keer een flink stuk meerijden en zo was hij dan gistermiddag thuisgekomen „Maar Geertje, hoe heb jij het kun nen redden?" besloot hij zijn ver haal. En toen was het haar beurt om te vertellen. Wat het eten betreft ging het wel. Ze had voldoende aardappe len kunnen rooien van het stukje land dat bij het huisje hoorde en ze had bonen en andijvie m de pot. Zuurkool had ze ingemaakt en er stond nog kool op het land. Voor haar hulp bij de roggeoogst had ze van de overbuurman een grote zak roggemeel gekregen en voor haar hulp bij de slacht een stuk spek en reuzel. Haar grote zorg was echter de huur De Kerstdagen die volgden wa ren gezellig. Ze hadden dan wel geen boom, maar een paar denne- takken en een paar stompjes kaars, overgebleven van verleden jaar, bracht nog wat stemmmg en Harm voelde zich weer zoveel beter dat hij een uurtje de bedstee uitkwam. De dag na de Kerst zag Geertje tot haar grote schrik koddebeier Willemse de dam opkomen. Naast de functie van jachtopziener had hij ook de taak om huren en pachten te innen voor de landheer. Al ver schillende keren had ze hem moe ten smeken nog even geduld te hebben. Even later klopte hij aan de deur. Met lood m de klompen gmg ze naar de deur en deed die open. De brede grijns op het ge zicht van Willemse niet veel goeds. „Zo vrouwtje", begon hij, „ik hoor dat je man weer is thuisgekomen. En heeft hij een grote zak met geld meegebracht? Mijn baas wil nu eindelijk wel eens zien." Van schrik kon ze geen woord uitbrengen, temeer daar Willemse dreigend een bnef onder haar neus hield. „Nee hé, nou, pak dan je boeltje maar bij elkaar, dan gaan we je mooi op straat zetten Ze werd wit van schrik. Dit had ze nooit verwacht. Het gebeurde wel vaker dat daggelders m de loop van de winter achter waren met de huur, maar tot uitzetting kwam het maar zelden. Ze begreep dadelijk dat het hier ging om een wraakne ming, zowel van de landheer als van Willemse en dat verzoek om uitstel volkomen nutteloos zou zijn. Hoe ze gelijk had bleek dade lijk. Willemse wenkte in de richting van de weg en daar kwamen zijn kameraden, de beide andere kod- De Leusdense daggelderswoning (tekening A. van Leeuwen). debeiers, de dam oplopen. Zonder wat tegen haar te zeggen duwden ze haar opzij en gmgen naar bin nen, waar ze meteen begonnen met de meubels naar buiten te dragen. In korte tijd stonden al hun scha mele bezittingen voor aan de weg. De beide vrienden van Willemse hadden nog enig gevoel van men selijkheid getoond en waren zo vriendelijk geweest om van een paar kasten, een houten schot en bossen stro een onderkomen te bouwen, naast de dam van het huis en in de berm van de weg. Willem se deed de deur van het huis op slot en stak de sleutel in zijn zak. Grin- nekend keek hij nog een keer ach terom Aan de overkant van de weg had vrouw Geurtsen, achter de hor ren van de heerd, de hele geschie denis gevolgd. Ook zij begreep dat dit een wraakneming was van zo wel de landheer als van zijn jacht opziener. Ze zou niets liever doen dan het gezm in huis halen, al zou ze hen maar een hoekje op de deel geven. Maar ze durfde met en ze ker niet zolang haar man met thuis was. Je kon die mensen wel in huis halen, maar hoe lang kon dat du ren? Bovendien vreese ze het mis noegen van zowel de landheer als van Willemse. Over een paar we ken zou Willemse ook bij hen om de jaarlijkse pacht komen en het zag er naar uit dat ook zij om enig uitstel zouden moeten vragen. Ge lukkig vroor het niet en was het droog In ieder geval zou ze straks een pannetje warm eten brengen, de stakkers zouden daar wel be hoefte aan hebben. Ze zou er een extra stuk spek in doen. 's Nachts werd er m het hutje aan de weg weinig geslapen. Ook aan de overkant van de weg konden Geurtsen en zijn vrouw de slaap maar moeilijk vatten. Voor ze de bedstee ingingen had vrouw Geurtsen nog geruime tijd, voor het raam. naar de overkant van de weg staan kijken. Toen ze, na een paar uur, nog niet in slaap waren, zei ze tegen haar man „Zouden we die mensen toch maar niet in huis ha len?" „Nee", antwoordde haar man ,,dat is de oplossing niet. Ik heb wat anders bedacht. Ik ga morgen naar meneer pastoor, die moet maar een oplossing bedenken." En met dat vaste voornemen sliepen ze einde lijk in. De volgende dag ging Geurts- sen op een paar schone klompen en in zijn zondagse pak naar de pastoor. Op kousevoeten en met de pet in de hand stond hij een half uur later in de nieuwe pastone naast de St. Jozefkerk voor de pastoor en deed zijn verhaal. Maar de pastoor keek helemaal niet vriendelijk. Bars zei hij: „En nu denk je zeker dat de kerk hier wel even zal hel pen. Die mensen zijn niet in de kerk getrouwd, dus leven ze al jaren in zonde En wanneer zijn ze voor het laatst m de kerk geweest? Nee, die mensen hebben hun ellende aan zichzelf te danken." Even later stond boer Geurtsen op de stoep van de pastorie zijn schone klom pen aan te trekken. 's Avonds vroeg vrouw Geurtsen aan haar man: „Zouden we die mensen toch maar met in huis ne men?" De boer schudde zijn hoofd „Nee, ik heb nog een ander plan". Verder wilde hij ruets loslaten, zijn vrouw zou het er misschien met mee eens zijn. En weer gmg Geurtsen de vol gende dag op zijn schone klompen en m zijn zondagse pak op pad Maar nu liep hij de pastorie voorbij en sloeg even verder rechtsaf langs de boerderij „Het Spul", het kerkepad op dat door de landen heen naar Leusbroek voerde. Het pad liep grotendeels langs de Grift en kwam voorbij „de Bieshaar" achter de Dorpskerk uit. Daar stond hij even later, bedeesd en weer met de pet in de hand, op de stoep van de dommee. Hier was hij nog nooit geweest. De dominee keek wel even ver wonderd toen het meisje hem kwam vertellen dat een zekere boer Geurtsen hem wilde spreken. Geurtsen"5 Hij kende geen Geurt sen. Ze moest hem maar in de stu deerkamer laten, hij kwam zo bij hem. Aan de dominee vertelde Geurtsen hetzelfde verhaal dat hij gisteren aan de pastoor had ver teld. Het gezicht van de dommee stond heel wat vriendelijker dan dat van de pastoor en hij kreeg al hoop. Maar toen hij was uitgespro ken zei de dominee: „Ik ben zeer begaan met het lot van die arme mensen en geroerd door de moeite die je voor hen doet. Maar ik ben bang ik niets voor hen kan doen. Ik In het archief van de ge meente Leusden vonden we een brief van burgemeester Scheltens, gedateerd dec. 1855 aan het Armbestuur. Daarin werd geadviseerd een ondersteuning te verle nen aan een gezin, bestaande uit man, vrouw en twee kin deren, waarvan de man pas ontslagen was uit de gevan genis en bovendien ziek en dus niet in staat was om te werken. De burgemeester stelde een uitkering voor ten bedra ge van 1,- plus 0,25 per kind. Aangezien het gezin uit him huis was gezet en reeds drie dagen in de open lucht verbleef en zij niet in aan merking kwamen voor on dersteuning van enige ker kelijke of andere instantie, was spoed gewenst. Op basis van dat gegeven schreef Goos van Leeuwen het bijgaande verhaal. De geschiedenis van één der eerste gevallen waarbij spra ke was van wat we tegen woordig „een sociale uitke ring" noemen. hoef niet voor hulp bij de diakorue aan te kloppen voor dit geval De diakenen hebben al moeite genoeg om onze eigen armen te helpen. Maar ik heb wel een ander idee. De Gemeente Leusden heeft ook een Armbestuur. Dat helpt als er werkelijk op geen enkele manier wordt geholpen. Morgenmiddag heeft burgemeester Scheltens spreekuur in de Schoutenkamer van de „Swarte Steegh". Ga daar eens heen." Thuisgekomen vertelde hij zijn vrouw van de vergeefse reis naar de dominee en wat deze had ge zegd. Maar dat hij niet de moed had om ook nog naar de burgemeester te gaan. Een blik naar buiten deed hem echter toch van mening veran deren. De burgemeester hoorde de volgende dag zwijgend naar het verhaal van Geurtsen. Toen deze vertelde dat het gezin, waarvan de vader ziek was en de kmderen nog klein, nu al dne nachten in de open lucht had doorgebracht, liep hij naar de deur en nep de veldwach ter binnen. Deze gaf hij opdracht dadelijk naar Willemse te gaan, de achterstallige huur te betalen en de sleutel naar Harm en Geertje te brengen. Tegen de boer zei hij: „Ga maar naar huis, dan kan je die mensen helpen de meubels weer binnen te zetten. Het Armbestuur zal ik voorstellen een tijdelijke on dersteuning te verlenen voor de tijd dat de man met kan werken. Het gebruikelijke bedrag is één gulden per week plus een kwartje per kind." 's Avonds stond boer Geurtsen en zijn vrouw, met een tevreden gevoel, geruime tijd voor de ramen van de heerd. te kijken naar het kleine daggeldershuisje aan de overkant, waar het licht weer vro lijk door de kleine ruitjes naar bui ten straalde. Door Goos van Leeuwen dekens. Hij had koorts, wist ze. Toen pas dacht ze aan de kinderen, Gert en Japie, die op het kleme deeltje speelden, waar ze van een paar bossen stro, wat hooi en een oude deken een hutje hadden ge bouwd. Ze vertelde de kinderen dat vader was thuisgekomen en dat ze even naar hem toe mochten als ze maar heel rustig deden, want vader was een beetje ziek. Wat verlegen stonden ze even later, elk op een stoel, bij de bed stee. Zo hadden ze hun grote, ster ke vader nog nooit gezien. Gert, de oudste van zes jaar, was de eerste die met een schuchter stemmetje vroeg: „Blijf je nu weer altijd bij ons?". Vader glimlachte, „ja, ik blijf weer bij jullie". Even nam hij van allebei een knuistje in zijn grote handen. Moeder beurde de kmderen weer van de stoel. „Ga nog maar even spelen, we gaan zo eten en dan kunnen jullie naar bed." Ze ging weer naar de bedstee. „Wil je ook iets eten?" Hij schudde zijn hoofd, alleen wat dnnken. Die avond zat ze met de handen m de schoot bij de bedstee en vroeg zich af hoe het nu verder moest. In vijf maanden was er geen cent bin nengekomen, het busje waar ze m de zomer wat geld spaarde voor de winter was al lang leeg, want juist in de tijd dat er iets te verdienen was, m de hooitijd, de roggeoogst en het aardappelrooien, had Harm m de gevangenis gezeten. Wat verkoop baar was had ze verkocht en bo vendien had ze schulden moeten maken. Ook was ze weken achter met de huur. Bij haar familie hoefde ze niet aan te kloppen. Toen ze zeven jaar geleden aan haar ouders vertelde dat ze wilde trouwen met Harm, was haar vader zo kwaad geworden dat hij haar de deur had gewezen. Als ze dat deed, hoefde ze nooit meer thuis te komen. Hoe haalde zij, als boerendochter, het in haar hoofd om met die vent, die daggelder, waarvan niemand ei genlijk precies wist waar hij van daan kwam en die bovendien de naam had dat hij nog wel eens stroopte, te willen trouwen. Maar ze had haar zm doorgezet en ze wa ren getrouwd, al was het dan niet in de kerk. Ze had er evenwel nooit spijt van gehad. Harm was een fijne man, goed voor haar en de kmde ren en een harde werker. De boe ren in de omgeving hadden hem graag. Maar nu had hij bovendien nog gezeten, nee, bij haar familie hoefde ze niet aan te komen. Inderdaad gmg Harm wel eens stropen, 's Winters, als er bij de boeren niets was te verdienen, kwam er op die manier nog wel eens een extra stukje vlees op tafel en ook de velletjes brachten een paar centen op. De koddebeiers van de verschillende landeigena ren hadden hun best genoeg ge daan om hem te pakken te krijgen, maar hij was ze altijd te slim afge weest. Het had hen vele slapeloze nachten gekost van vergeefs en rillend van de kou op de loer lig gen. Maar tenslotte was het ze dan toch een keer gelukt hem te pak- WINTER 1855 Even kon ze haar ogen met ge loven. Was dat Harm die daar met een moeizame gang de dam van hun huisje opkwam? Maar dat kon toch niet, hij moest nog vier weken uitzitten van zijn gevangenisstraf van zes maanden. Ze boog zich voorover om beter door de kleme ruitjes te kunnen zien. Het was Harm. Snel pakte ze haar omslag doek, trok die over haar schouders en rende hem tegemoet. ,Harm, wat fijn dat je er weer bent", ze sloeg haar armen om zijn nuddel en legde haar hoofd tegen zijn borst: „kom gauw mee naar binnen, je ziet er moe uit." Binnen liet hij zich op een stoel neervallen, legde zijn armen op de tafel en liet zijn hoofd er op rusten. Hij was werkelijk aan het eind van zijn krachten. Geertje gmg naasi hem staan, legde haar hand op zijn schouder en zei: „Zeg maar niets, ga naar bed en dan moet je morgen maar alles vertellen." Ze hielp hem bij het uitkleden, schoof de gordijntjes van de bed stee opzij en stopte hem onder de een extra stuk spek in het eten... e oi radi ide ïi he naa >nh o]

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1987 | | pagina 9