„Ik heb de gevangenissen en Ravensbrück innerlijk
achter slot en grendel gezet, opdat zij mijn leven niet
zouden gaan beheersen, maar het heeft niet geholpen."
Huidige belangstelling voor in stille afzondering en in gevangenschap gemaakte tekeningen verrast Aat Breur-Hibma:
Verborgen herinneringen aan
concentratiekamp Ravensbrück
interview
DINSDAG 10 MEI 1988 BPf Krliffff* ICIIMlfj
(Door Hans Papenburg)
WAGENINGEN/HILVERSUM Het is voor de 74-jarige Aat
Breur-Hibma heel vreemd om nu te ervaren hoeveel aandacht er
wordt gegeven aan de tekeningen, die zij destijds in het vrouwencon
centratiekamp Ravensbrück in stille afzondering heeft gemaakt. „Ik
vind het wél prettig," zegt zij „om nu met zoveel anderen, meest
onbekenden, te kunnen delen wat ik toen deed. Nee, opluchting is
het woord niet. Wel is er een breder grondvlak gekomen. Jarenlang
heb ik alles alléén proberen te verwerken. Dat was ik gewend. Nu
doet het me goed dat er anderen zijn, die belangstelling hebben voor
wat er toen is gebeurd. Dat steunt me." Aat heeft lange tijd gezwegen
over haar arrestatie, over de martelingen die haar man Krijn Breur
daarna moest ondergaan en over haar verblijf in Ravensbrück. „In
nerlijk ging alles achter slot en grendel," zegt ze „omdat ik niet wilde
dat het mijn leven zou gaan beheersen. Achteraf moet ik vaststellen,
dat dat niet heeft geholpen."
Een vrouw slaat met een leeg kroesje te wachten naast een lege ketel koolraapsoep
l
Aat Hibma, in 1913 geboren in Den
Haag, ontmoette Krijn Breur in het ge
meenschapshuis in Amsterdam waar zij
vlak voor de Tweede Wereldoorlog woon
de. Krijn was invalide teruggekeerd uit de
Spaanse Burgeroorlog (1936-1939), waar
hij in de Internationale Brigades had ge
vochten tegen de dictator Franco. Hij was
'statenloos', omdat hij in vreemde krijgs
dienst was geweest. In 1940 trouwde zij
met hem
Aat en Krijn waren beiden overtuigde
communisten en hadden vrij duidelijke op
vattingen over hoe de wereld eruit zou
moeten zien. Zij waren uitgesproken anti
fascistisch en gingen vrijwel onmiddellijk
na de inval van Nazi-Duitsland in Neder
land in het verzet.
Hun verzetsgroep deed spionagewerk,
vervalste persoonsbewijzen, organiseerde
onderduikadressen en pleegde aanslagen
en overvallen met zelfgemaakte tijdbom
men. Aat en Krijn werden echter verraden
en op 19 november 1942 gearresteerd.
Krijn werd opgepakt op zijn onderduika
dres in Den Haag en Aat in hun woning in
Amsterdam. In de strafgevangenis in Sche-
veningen werden zij vijf dagen achtereen
verhoord, zonder iets te hebben losgelaten.
Later werden Aat en Krijn overgebracht
naar de Kriegsivehrmachtsgefdngms in
Utrecht Daar werd Krijn op 31 december
1942 door het Eeldgericht ter dood veroor
deeld. Aat werd abgetrennt.
Na de veroordeling hebben Aat en Krijn
elkaar niet meer gezien. Krijn werd in fe
bruari 1943 met negentien andere verzets
mensen doodgeschoten. Hij heeft van nie
mand afscheid kunnen nemen. Aat, die
toen nog in de gevangenis in Utrecht zat,
werd niets verteld. Zij hoorde pas dat haar
man was gefusilleerd, toen zij in Ravens
brück bij toeval iets opving uit een gesprek
tussen twee Nederlandse vrouwen, die met
een nieuw transport in het kamp waren
aangekomen.
Dochterje
Gedurende de zeven maanden die Aat in
de gevangenissen in Scheveningen en
Utrecht doorbracht, had zij haar dochter
Dunya bij zich. Wim, Dunya's oudere
broertje, was de dag na de arrestatie naar
de ouders van Krijn gebracht, maar Dunya
was toen pas vier en een halve maand oud
en werd nog door haar moeder gevoed.
Omdat borstvoeding beter was voor het
kind dan de taptemelk die het ongetwijfeld
zou krijgen als het bij anderen werd onder
gebracht, had Aat Dunya meegenomen
naar de gevangenis in Scheveningen.
Dunya was al bijna een jaar oud, toen
Aat in de zomer van 1943 van de gevange
niscommandant m Utrecht te horen kreeg,
dat zij spoedig op transport zou worden
gesteld ,.Dat is één van de weinige keren
geweest," zegt zij „dat me eens wat werd
verteld Meestal werd je in het ongewisse
gelaten over wat er boven je hoofd hing.
Ik vertelde de commandant dal ik Dunya
niet mee wilde nemen naar Duitsland. Ik
wilde dat zij zou worden ondergebracht bij
mijn ouders.Schrijft u maar een brief, dan
zal ik hem op de post doen,' zei hij. 'Dan
kan het gebeuren zoals u wilt.' De com
mandant, een wehrmachtsman, heeft de
brief inderdaad, ongecensureerd, op de
post gedaan. Een goede bewaakster heeft
er daarna voor gezorgd, dat ik Dunya zélf
aan mijn ouders kon overdragen, toen zij
haar kwamen halen.
Twee jaar heeft het geduurd eer Dunya
en Aat elkaar weer zagen. Net als haar
broertje Wim was Dunya toen volkomen
van haar moeder vervreemd. Aat was 'een
mevrouw' voor haar kinderen geworden.
Het opnieuw bouwen aan een onderlinge
band werd de eerste zes en een half jaar
daarna ernstig bemoeilijkt, doordat Aat die
tijd, met onderbrekingen, in een sanato
rium in Zwitserland heeft doorgebracht,
waar zij moest herstellen van de tbc die zij
in Ravensbrück had opgelopen
Maar ook daarna heeft het lange tijd ge
duurd, eer Dunya en haar moeder weer
vertrouwd met elkaar raakten. Dunya kon
het moeilijk verwerken dat zij steeds maar
weer geconfronteerd werd met de gevol
gen van datgene wat haar moeder destijds
moest hebben meegemaakt, zonder dat
daar over kon worden gepraat. In het boek
„Een verborgen herinnering" (Uitgeverij
Tiebosch; nu: Meulenhoff) dat zij later zou
schrijven vertelt Dunya- „Naderhand is mij
vrijwel niets verteld. Ik zat alleen met de
brokstukken, en met meer doden in de ken
nissenkring rondom ons dan mensen die
nog leefden. Namen die ik soms terugzag
op straatnaambordjes, op grafstenen, bij
massagraven of in concentratiekampmu
sea.
Maar al heb ik ook het grootste deel van
mijn eerste levensjaar in de gevangenis ge
zeten, ik heb daar natuurlijk geen enkele
herinnering aan. En later stuitte ik altijd op
een muur van stilzwijgen, van 'je hebt er
niks mee te maken', op een afgrond van
pijn. Alleen de gevolgen heb ik gemerkt. En
af en toe vond ik eens een klem stukje van
de legpuzzel van mijn verleden, van alles
wat vóór mij gebeurd was. Die stukjes pas
ten vaak niet aan elkaar: wat ik gehoord en
gelezen had klopte niet met wat ik zag en
merkte."
„Al sinds verscheidene jaren de reden laat zich raden trachten
aanhangers van de nazi-ideologie met alle mogelijke middelen getuigenis
sen over de kampen voor leugens uit de maken. Wij, die dit hebben
overleefd en die er voor het leven door getekend zijn, zouden op deze
valse beweringen het liefst reageren met het enige antwoord dat zij
verdienen: stilte. Wij voelen ons vernederd de waarachtigheid van onze
woorden te moeten verdedigen. Maar wij kunnen niet zwijgen, want
mensen van goed vertrouwen, en vooral jongeren die deze periode slechts
van horen zeggen kennen, lopen het gevaar te worden vergiftigd door
twijfel."
Aldus de Franse arts Haïdi Hautval, in het boek 'Een verborgen herin
nering' van Dunya Breur. Haïdi Hautval zat samen met Dunya's moeder
Aat Breur-Hibma m het Duitse vrouwenconcentratiekamp 'Ravens
brück'.
De afdeling Studium Generale van de Landbouwuniversiteit Wagenin-
gen houdt, ter gelegenheid van de 5 mei-viering, onder de titel 'Verborgen
herinneringen' een tentoonstelling, die aan het vrouwenkamp is gewijd.
Het is jammer, dat de woorden van Haidi er niet te vinden zijn; dat de
uitleg over 'het waarom' van de expositie ontbreekt.
De tentoonstelling is tot en met 27 mei te zien in gebouw De Wereld,
aan de Generaal Foulkesweg 1 in Wageningen, van maandag tot en met
vrijdag van 10.00 tot 17.00 uur. De toegang is vrij.
De expositie geeft een beeld van de ervaringen van Aat Breur-Hibma,
To Frank-Stoltz, Tineke Wibaut-Guilonard en Atie Siegenbeek van Heu-
kelom gedurende de jaren 1940 - 1945. Allen zaten gevangen in Ravens
brück. Er zijn illegaal gemaakte tekeningen van het kamp te zien en
tekeningen van direct na de bevrijding. Verder worden voorwerpen uit
die tijd geéxposeerd, waaronder een geborduurd dagboekje van binnen
gesmokkelde borduurzijde
De tentoonstelling verbeeldt op heel subtiele wijze het schrijnende leed
van het kampleven. Dunya Breur beschreef ooit wat zij voelde toen ze de
nu in Wageningen tentoongestelde tekeningen van haar moeder in 1980
voor het eerst onder ogen kreeg 'Wie zijn jullie? dacht ik. Leven jullie
nog? Wat is er met jullie gebeurd? Waarom zaten jullie daar? De tekenin
gen gaven geen antwoord, maar sinds die dag achtervolgden de gezichten
me.' Ongetwijfeld zullen bezoekers van de tentoonstelling in De Wereld
deze gevoelens herkennen.
Naar aanleiding van de tentoonstelling had een journalist van de Barne-
veldse Krant een interview met de 74-jarige schilderes Aat Breur-Hibma.
Aat woont tegenwoordig in Hilversum en schildert nog steeds. Over de
verschrikkingen van Ravensbrück heeft zij jarenlang gezwegen. En nog
zijn er dingen waarover zij niet praat. Trouwens, wat kan een jonge
journalist, die de oorlog niet heeft meegemaakt, haar vragen over de
onmenselijke tol die zij en haar man Krijn hebben moeten betalen voor
hun strijd tegen onderdrukking en fascisme? Dankzij mensen als Krijn en
Aat Breur leeft hij immers in een vrij land. Hoe zou hij ooit kunnen
begrijpen waarover de overlevenden van Ravensbrück zwijgen of spre
ken?
Na de opstand in Warschau m 1944 werd een groot aantal Poolse vrouwen en kinderen naar het vrouwenconcentratiekamp Ravensbriu
gedeporteerd. Omdat het kamp al overvol was, iverd voor hen tussen de barakken een grote tent opgezet, met stro op de grond. Dai
moesten ze allen in, tot ze waren ingeschreven en genummerd, hetgeen dagenlang duurde Al die lijd kregen ze geen eten of drinken. Tegi
Kerstmis 1944 werden in deze tent 2.000 joodse vrouwen uit Hongarije met hun kinderen ondergebracht.
In de tent stierven soms wel meer dan 20 vrouwen en kinderen per dag. Er was nergens water, de SS-ers waren van mening dat jodium
zich niet hoefden te wassen. Zelf durfde de SS de tent niet meer in, uit angst voor besmetting.
Aat Breur had deze ene voor zich uit starende vrouw zien zitten, tussen alle anderen, die gelaten en met hun hoofd in hun handen hun li
afwachten. De blik van deze ene vrouw trof haar zó, dat het beeld haar niet meer losliet Later vond ze een moment om het op papier vast
leggen.
Begin 1945 werden allen die het verblijf in de tent hadden overleefd naar het concentratiekamp Bergen-Belsen vervoerd, waar ze int
gaskamers omkwamen.
Tekeningen
Dat er tekeningen waren, die haar moe
der in het concentratiekamp had gemaakt,
wist Dunya al heel lang. Pas in de zomer
van 1980 kreeg zij ze door een reeks ge
beurtenissen voor het eerst te zien In „Een
verborgen herinnering" schrijft zij: „We
zaten in de tuin, het was mooi zonnig weer
En die smerige grijze kartonnen map, die
altijd in ons huis in de gangkast naast de
douche verborgen had gelegen, tussen de
andere verboden dingen, in een kast die
meestal op slot zat en waarvan de sleutel op
een geheime plek werd gelegd (die ik overi
gens al snel wist), lag nu op mijn schoot.
Waar mijn moeder bij was durfde ik er
nauwelijks in te kijken. Er waren gelukkig
andere mensen bij, die bekeken ze gewoon,
raakten ze gewoon aan. Dankzij die andere
mensen kon ik gelukkig mijn angst een
beetje verbergen en gewoon doen.
Thuis raakte ik ze pas aan en bekeek ik
ze. Het papier was heel teer, ik was bang
dat ze uit elkaar zouden vallen. Wie zijn
jullie7 dacht ik. Leven jullie nog? Wat is
met jullie gebeurd7 Waarom zaten julli
daar7 De tekeningen gaven geen antwoor;
maar sinds die dag achtervolgden de g
zichten me."
Nadat zij de tekeningen van haar moedi*
had gezien, spoorde Dunya Breur overli
venden van Ravensbrück op in Duitslan
Polen, Frankrijk, België en Nederland Z
komen in „Een verborgen herinnering
aan het woord. Dunya: „Natuurlijk ben I 'l
de enige niet van wie een of beide ouders
vermoord, was ik de enige maar. Ik ben ec