lEusiler krant DINSDAG 10 MEI 1988 interview Aufseherinnen het niet op Bij voorkeur koos ik een bed driehoog, daar lag je hel veiligst. Bovendien kreeg je op het boven ste bed niet de rotzooi van de andere kamp bewoonsters op je hoofd Gemaakte teke ningen verborg ik onder losse balken van de vliering van de barak waarin we slie pen." Harnas Vergrootglas Russen reden echter met hun tanks door het kamp, aan de ene kant erin en aan de ande re kant er weer uit, om ons te laten zien dat ze er écht waren Aat bleef tot juli 1945 als verpleegster in het kamp achter. Haar tekeningen had ze meegegeven aan haar Nederlandse vrien din To, die begin april met een transport van het Zweedse Rode Kruis het kamp had mogen verlaten. To Stoltz had zelf ook te keningen gemaakt in Ravensbrück. Op weg naar Zweden werd het vracht wagentransport waarin To meereed be schoten. To overleefde de beschieting (door Britse jagers), maar de tekeningen die Aat en zij in Ravensbrück hadden ge maakt werden door een kogel beschadigd. Vooral de tekeningen van Aat moesten het ontgelden. In september 1945 zocht To Stoltz Aat op in Amsterdam, om haar de tekeningen terug te geven. Aat heeft de tekeningen aangenomen, ergens neergelegd en nooit meer ingekeken. Nooit teruggekeerd Het vrouwenkamp Ravensbrück is na de Tweede Wereldoorlog door veel ex- steeds vrij snel denk- 'Wat deed jij m de oorlogHet antwoord op die vraag zou trouwens ook weer niet alles zeggen; veel Duitsers werden in die tijd ook maar ge stuurd en het is nu eenmaal zo, dat niet iedereen de kracht kan opbrengen om zich tegen onderdrukking of fascisme te verzet ten." Krijn en Aat konden dat wel. „We waren allebei heel idealistisch," zegt Aat. „Zelfs in het kamp heb ik gedacht, dat je de wereld kon verbeteren. Vaak sprak ik daar met andere vrouwen over. 'Als de oorlog straks voorbij is,' hielden we elkaar voor zal de wereld zijn zoals wij het willen.Nu weten we wel beter. Niet dat de strijd voor niets is geweest, want als niemand destijds in ver zet was gekomen, had Nederland nu mis schien nog een fascistisch regime gehad. Maar de wereld is niet geworden zoals wij destijds hebben gewild." Nooit meer juichen Of Aat, als ze opnieuw voor de keus kwam te staan, wéér in verzet zou komen durft ze niet goed te zeggen „Dat is een heel moeilijke vraag," zegt zij „Nu ik Aat tekende vooral veel portretten, niet zelden van overleden vrouwen, een aan denken voor de overlevenden. Hoewel haar tekeningen van het kamp op heel sub tiele wijze het schrijnende leed uitbeelden, dat het leven in Ravensbrück moet hebben gekenmerkt, tonen zij nauwelijks de afgrij selijkheden die later op foto's en televisie beelden wel werden vastgelegd. Aat vertelt dat dat destijds een heel bewuste keuze is geweest. „Het verdringen van bepaalde dingen," zegt ze „begon eigenlijk al in het kamp zelf. Vanaf het moment dat Krijn en ik werden gearresteerd zijn er dingen ge beurd, die je wél zag, maar niet tot je door wilde of kon laten dringen. Dat was mis schien wel struisvogel-politiek, maar als je wilde overleven moest je je wel afsluiten voor veel dingen die je zag gebeuren." In haar dochters boek vertelt zij: „Als je je in Ravensbrück echt realiseerde wat er ge beurd was en wat daar de gevolgen van konden zijn, als je op je in liet werken watje om je heen zag, dan was je er onderdoor gegaan. Ik heb bijvoorbeeld wat er met Krijn gebeurd is nooit helemaal durven doordenken. Je bolstert je in en maakt je hard, je bouwt een harnas om je heen en sluit je af." Volgens Aat ('als je werkelijk wilt weten wat ons allemaal is aangedaan kan ik je aanraden om het boek 'Is dit een mens van Primo Levi over diens ervaringen in Auschwitz te lezen') waren het overigens niet alleen de onmenselijk zware arbeid, de vernederingen, de mishandelingen, de on dervoeding en de urenlange appèls, die het leven in Ravensbrück zo onmenselijk maakten. „De voortdurende stress waar onder je als kampgevangene leefde; dat was misschien nog wel ergste," zegt ze. „Je wist nooit wat er die dag, of de volgende, met je zou gaan gebeuren. Je was volko men overgeleverd aan anderen, die met je konden doen wat ze wilden. Daar kom je nooit overheen." In het boek van Dunya vertelt Aat „In het kamp zag je mensen als door een scherp vergrootglas. Je zag wie ze echt waren zij die hun pakket helemaal in hun eentje op peuzelden, zij die van de stervenden de kleren al aftrokken, SS-ers die in hun opge blazenheid met hun warme zwarte cape's aan en honden aan de lijn verkleumde, weerloze mensen trapten en sloegen. Maar ook mensen die ziek, en in hun armzalige gevangenenhemd, nog een sfeer om zich heen wisten te verspreiden van goedheid en rechtvaardigheid. Die in de troep en de smerigheid om hen heen nog iets mense lijks bleven houden, en niet ten onder gin gen aan de ontberingen, de koude en de angst. Sommige mensen straalden iets uit, waren een bron van veiligheid en aandacht voor hun medegevangenen Volgens Aat was haar Franse vriendin Haïdi Hautval zo iemand. Haïdi, arts en kinderpsychologe, was in Ravensbrück Aats allerbeste vriendin en is dat tot op de dag van vandaag. In maart 1945 heeft Haidi Aat het leven gered. Onderduikster Aat was op 1 maart samen met een aantal andere vrouwen uit haar Block tijdens een appèl naar voren geroepen en vervolgens naar het Slrafblock gedirigeerd. „Dat bete kende," vertelt ze „dat we op transport zouden worden gesteld. Ik wist niet waar het transport naartoe zou gaan (later hoor de ik dat het naar het concentratiekamp Mauthausen was vertrokken), maar het was duidelijk dat er van de eindbestem ming niet veel goeds mocht worden ver wacht. Die nacht brachten we door in het Straf- block. De volgende morgen moesten we in rijen van vijf het kamp uit marcheren. Haï di, de Franse arts die ik in het Revier (de ziekenbarak hp) had leren kennen, zag me staan en griste me uit de rij Daarna gaf ze me een wit lapje, met daarop het num mer van een overleden gevangene. Dat moest ik op m'n mouw doen, om me ver volgens zo snel als ik kon te verstoppen. Via verschillende schuilplaatsen nie mand wilde mij in haar barak nemen ben ik uiteindelijk terechtgekomen in Block 10, de tuberculose-barak, waar ik de laatste maanden van mijn verblijf in Ravensbrück tbc-pat.iënten heb verpleegd. De BIoc- kdlteste was bereid mij daar te verbergen. Ik was 'onderduikster' geworden in een concentratiekamp." Voor de Duitsers bestond gevange nr 22981 niet meer. „Mijn nummer was uit de administratie geschrapt op het moment dat ik naar het Slrafblock was gestuurd en hel 'nieuwe' nummer was van een overlede ne," vertelt Aat. „Omdat ik niet meer 'be stond' kreeg ik ook geen rantsoen meer. Haïdi heeft het hare met me gedeeld Bevrijd Aat Breur werd in april 1945 bevrijd door Russische troepen, die eigenlijk op weg waren naar Berlijn, maar hun koers wijzigden om het kamp te ontzetten. „Dat was echt fantastisch," vertelt zij „Ineens stond er één Rus met z'n paard in het kamp. Eén van de vrouwen, een krijgsgevangen Russische militair, sprak met hem en vertel de ons toen, dat het Rode Leger in aantocht was. We konden het haast niet geloven. De Een meisje wacht, met de handen in de zakken, voor de Bunker (de strafgevangenis van het kamp), waar ze gemarteld zal worden Aat ad dit haar onbekende meisje zo zien staan, had het beeld in haar hoofd vastgelegd en het., zodra het kon, op haar brits driehoog getekend Een portret van de Franse arts dr. Haïdi Hautval, gemaakt door Aat Breur in Ravens brück. Aan Haidi heeft Aat haar leven te danken. Haidi is tot op de dag van vandaag Aats beste vriendin Begrdbnis, Ravensbrück. 1944. De dodenkar van zwarte latten, die dagelijks door het kamp reed en zijn vracht afleverde bij het crematorium De as van de doden werd in de Schwedt-See gestort, het meer lussen het kamp Ravensbrück en de stad Fiirstenberg. gevangenen bezocht. Aat Breur is echter nooit naar Duitsland teruggekeerd. „We hebben het er wel eens over gehad," zegt zij. „En misschien dat het er ooit nog eens van komt Maar dan niet met een grote groep." Aats afkeer van alles wat Duits is, is door de jaren heen veel minder geworden „Ik heb lange tijd geen Duits kunnen horen en geen Duitser kunnen zien," zegt ze. „Als me in Amsterdam bijvoorbeeld door een Duitser de weg werd gevraagd, begon ik helemaal te trillen en zei ik heel bars 'ik weet het niet', of stuurde ik ze juist de verkeerde kant op. Nu zijn er echter heel veel Duitse jongeren, die ik erg bewonder om wat zij doen. Het is slecht en dom om alle Duitsers aan te rekenen wat er destijds is gebeurd Daar staat echter tegenover, dat ik bij Duitsers van mijn eigen leeftijd nog ben 74 m ieder geval niet meer. Maar als ik nog net zo jong was als toen? Ik weet het niet. Ik durf daar geen ja of nee op te zeg gen Aat Breur heeft op 5 mei met echt de bevrijding 'gevierd'. „4 mei." zegt ze „doet mij erg veel en ik weet dat 5 mei daarbij hoort. Ik vind het ook heel noodzakelijk dat de bevrijding wordt gevierd, 5 mei zou voor iedereen een vrije dag moeten zijn. Maar echt juichen kan ik niet meer, na alles wat is gebeurd. Nooit meer. Oók niet op 5 mei." en mochten niet worden ingedeeld bij de zogenaamde Aussenkommando's, aange zien zij op geen enkele wijze buiten het kamp mochten komen. Zij moesten niet alléeri dood, zij moesten verdwijnen in het niets. Aan familie of vrienden mocht geen enkele mededeling worden gedaan over het lot van de betrokken gevangenen; zij 'bestonden niet meer' voor de buitenwe reld. Op die manier moest worden voorko men dat zij martelaren zouden worden, in het land van herkomst. De verzetsgeest in het bezette land mocht niet worden aange wakkerd. Vernichtung durch Arbeit Het leven in het concentratiekamp was ongelooflijk zwaar. Ravensbrück was een werkkamp, met als doel Vernichtung durch Arbeit, vernietiging door arbeid. Ook wer den in het kamp medische experimenten gedaan, vooral op Poolse vrouwen En eind 1944 werd in Ravensbrück een gaskamer gebouwd, waarna er ook op die manier vernietigingen plaatshadden. Van mei 1939 tot april 1945 hebben 131 000 vrou wen uit 23 landen en meer dan 1.000 kinde ren in Ravensbrück gevangen gezeten. 92.000 van hen kwamen om door honger, uitputting, ziekte of mishandeling. 32.000 stierven in de gaskamer. Slechts enkele tientallen kinderen hebben het kamp over leefd Aat Breur had, toen zij in het kamp was aangekomen, net gedaan of ze het Duits dat er werd geproken niet verstond. „Achteraf gezien was het misschien verstandiger ge weest," zegt ze „als ik direct had verteld dat ik talen sprak en dat ik kon"tekenen. Maar op dat moment heb ik gedacht voor die verrekte Duitsers steek ik geen poot uit. Het gevolg was, dat ik als Verfugbare (be schikbare) gevangene de rotste banen kreeg. Samen met een grote groep vrou wen moest ik helpen bij het aanleggen van wegen. We moesten een heel zware wals over het wegdek trekken en met stenen sjouwen. Het was vreselijk zwaar werk, waar ik niet geschikt voor was Later moest ik vrachtwagens met kolen en met aardap pels lossen." Boekbinderij In Ravensbrück begon Aat weer te teke nen, nadat haar dat in de gevangenissen in Kleef, Dusseldorf en Berlijn onmogelijk was gebleken. Kampgenoten wisten dat zij tekenen kon en smokkelden van de admini stratie soms papier voor haar mee en stompjes potlood of stukjes krijt Later, toen ze de kampleiding op aanraden van een vriendin had laten weten dat ze kon tekenen en daar ook diploma's voor had, kreeg Aat een baantje in de boekbinderij van het kamp. Ze moest er SS-tijdschriften binden en geboortekaartjes tekenen voor Duitse militairen. In de binderij kon ze ge makkelijker aan tekenmateriaal komen en door de tijd die ze nodig meende te hebben voor het vervaardigen van de ge boortekaartjes tegenover de Duitsers flink te overdrijven naar kamp-begrippen re delijk veel tijd besteden aan andere dingen. „Ik tekende meestal op mijn bed," ver telt ze. „Daar merkten de bewaaksters, de 4L\ tvjrt-. Iq^T Portret van een overleden meisje, door Aal Breur getekend als aandenken voor haar 2 imilie. In de ziekenbarak werd Aat soms gevraagd of zij een portret van een overledene ing ilde maken, vóór het lichaam weggehaald en vernietigd zou worden. Zulke portretten ijn gemaakt van Joegoslavische en Tsjechische vrouwen. Aat en haar dochter Dunya vonden dit portret van de veertienjarige jolan Lebovic uit ,e 3egoslavië later terug in het Oostduitse boek 'Frauen KZ Ravensbrück' t velen, zoals ieder mens natuurlijk een I velen is. Alles is al vaker gebeurd. Maar ior die mensen, die net als ik het oor niet of met moeite kunnen terugvin- a, heb ik geprobeerd dit boek te maken, lok voor ieder ander natuurlijk, voor men- n met een ander leven en een andere htergrond. Maar eigenlijk heb ik dit boek maakt omdat ik eenvoudig moest, omdat niet anders kon." Het boek van Dunya heeft er in belang- ke mate toe bijgedragen dat de gevange ssen en het concentratiekamp voor haar oeder enigszins bespreekbaar werden, e belangstelling voor haar tekeningen, ids die in de publiciteit zijn gekomen, ;eft Aat verrast „Juist omdat ik ze des- ds in stille afzondering heb gemaakt, vind het nu heel vreemd, maar ook heel fijn, n te ervaren dat zóveel mensen er in geïn- resseerd zijn. Zelf heb ik er al die jaren et naar omgekeken. Ik maakte ze des- ds, vanuit een soort vanzelfsprekendheid ik ben schilderes. Als ik tegenwoordig een tekening, of een schilderij maak hang ik het op in mijn huiskamer, zodat ik ernaar kan kijken. De tekeningen in Ravensbrück heb ik nooit met dat doel gemaakt Nacht und Nebel Aat Breur werd in de zomer van 1943 op transport gesteld naar Duitsland. Eerst naar de gevangenis in Kleef, toen naar die in Dusseldorf en vervolgens naar die in Ber lijn, waar ze met dertig andere vrouwen werd opgepropt in een aardedonkere en stikkens benauwde cel. Op 10 september 1943 kwam ze aan in het vrouwenkamp Ravensbrück, waar ze werd ingeschreven als 'Nacht und Nebel'- gevangene nr. 22981. Nacht und Nebel- gevangenen moesten als het ware 'in nacht en mist' verdwijnen Zij mochten geen brieven of Rode-Kruis-pakketten ontvangen, werden scherper bewaakt dan andere gevangenen

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1988 | | pagina 9