„Dat nieuwe volk in Leusden heeft er geen erg in hoe het hier vroeger was" leusder krant Zuster Prins (86) was ruim dertig jaar het kruiswerk in Leusden hier op Hamersveld vond ik het altijd prachtig, wanneer het graan zo geel was en stond te wuiven' meneer De Beaufort vond het niet goed dat er in Leusden iets bij werd gebouwd. Alles moest blijven zoals het was". DONDERDAG 22 DECEMBER 1988 plaatselijk nieuws 14 LEUSDEN - „Dat nieuwe volk in Leusden heeft er geen erg in hoe het hier vroeger was. Geen respect voor de dingen van toen die er nog een beetje zijn. Oude boeren voelen zich in Leusden als een kat in een vreemd pakhuis, 't Is hun geboortegrond, maar de nieuwe mensen spelen de baas". Deze opmerkingen, gemaakt door een geboren en getogen Leusdenaar, vormden de aanleiding om in deze kerstbijlage iemand aan het woord te laten die het oude Leusden heeft gekend en daar boeiend, nuchter en met liefde over weet te vertellen. Collega Goos van Leeuwen verwees Marianne de Valck naar zuster Prins, 86 jaar jong, vanaf 1934 tot en met 1963 de enige wijkzuster binnen wat nu de gemeente Leusden is, op Achterveld na. Het bleek een uitstekende tip. Zus ter Prins blijkt een wijkzuster, zoals een wijkzuster op het platteland naar mijn idee zou moeten zijn. Pront, recht door zee, zonder poes-pas, nuchter, houdt van aan pakken en organiseren, maar ook bewogen, altijd bereid te luisteren en net iets meer te doen dan strikt genomen van haar verlangd werd. Zo was en zo is ze nog steeds. Zuster Prins woont in een aanleun woning in het Buimnggaarde bij 't Hamersveld. Ze leest verschillende kranten en houdt zich nog steeds bezig met het welzijn van anderen. Wie om half tien in haar buurtje de gordijnen nog niet open heeft kan bezoek verwachten, en de gezelli ge gemeenschappelijke ruimte is georganiseerd door zuster Prins, „Al beheer ik tegenwoordig alleen nog het centenpotje". Al vertellend kwam het oude Leusden tot leven, en kreeg minstens één meuwe in woonster van Leusden inzicht in oude verhoudingen, gebruiken en moeilijkheden. Zuster Prins vertel de over haar werk, maar wemig over zichzelf. Genoeg om het war me besef te doen groeien voor wat ze was en is. Zuster Prins is een prima mens. HAMERSVELD Het Hamersveld waarin zuster H. Prins in 1934, 32 jaar oud, kwam bestond uit kleine boerderijen. „Er was geen licht, geen waterleiding. Alleen bij de Hertekop brandde een lampje. De wegen waren heel slecht. De Laapeerseweg, de Post weg en de Asschatterweg waren allemaal zand, meestal modder wegen. Vol met kuilen en soms een smal fietspaadje ernaast. Zelfs de Heiligerbergweg bestond uit aan gestampte grond met grind." Zus ter Prins fietste van Stoutenburg naar Leusbroek en van Asschat naar Hamersveld „midden op de weg natuurlijk, auto's waren er toch niet. Ik denk dat in het Leusden van toen maar vier auto's waren. De Beauffort's hadden er ieder één, dat was twee dus, de direkteur van de Coöperatie en verder zou ik het niet weten. Zelfs de dokter had er geen. Die reed op een motor. Dat was ook vaak veel handiger om ergens snel te zijn. Door die slechte wegen hè." In heel Leusden woonden toen ongeveer drieduizend mensen, verspreid over de boerderijen, ,,'t Was mooi hier," herinnert zuster Prins zich goed „mooi weiland en bouwland. Vooral graan. Hier op Hamersveld vond ik het altijd prachtig wanneer het graan zo geel was en stond te wuiven. Echt heel mooi kon het hier zijn." De meeste mwoners waren boer, „een paar burgers werkten in de stad. Amersfoort dan hé, in de fa brieken daar of bij 't spoor." De orde werd gehandhaafd door drie politie-agenten te paard, dat was de rijkswacht, aangevuld met een veldwachter, die was van de ge meente. De Rijkspolitie woonde in „de kazerne", het huidige politie bureau in Leusden-Zuid. De veld wachter had onderdak gevonden m een zolderkamertje boven m het gemeentehuis, de tegenwoordige judoschool Ju Sei Do. „Dat was Kraaikamp, leuke man." STANDEN De rust werd in Leusden bepaald door de verhoudingen. „De adel had nog alles te zeggen. De meeste boeren pachtten de grond van De Beauffort. De Beauffort's zaten in de besturen. Meneer de Beauffort van de Heiligerbergerweg was burge meester. Hij vond het met goed dat er in Leusden iets bijgebouwd werd. Alles moest blijven zoals het was. Mevrouw De Beauffort, juf frouw Annie, of juffrouw Van de Boom, zoals we haar noemden, om dat ze op het landgoed De Boom woonde, zat onder andere in het bestuur van het Groene Kruis, mijn werkgever. Zij beschouwde de in woners van Leusden als haar on derdanen. Ze was geweldig goed, ze deed wat ze kon, waar maar mogelijk was." De laatste toevoe ging bijna haastig, ter voorkoming van een mogelijk negatieve indruk. Zuster Pnns wandelde bij alle rangen en standen binnen. Zij hoor de nergens anders bij, dan bij ,,'t Kruis" en was overal welkom. Ze was de schakel over en weer. „Om dat ze in dienst was", en „als plicht" ging ze wekelijks naar „juffrouw Van de Boom". In haar verpleeg stersuniform, bestaande uit een keizerslinnenjurk met stijve witte manchetjes en boordjes, een blau we sluier en een blauwe mantel. Door juffrouw Annie werd zuster Prins een half uurtje voor het eten ontvangen. „Juffrouw Van de Boom wilde alles weten. Ik vertelde na tuurlijk alleen wat ik kwijt kon. Din gen die haar mets aangingen ver telde ik met. Wel wie ziek was, opknapte of een baby had gekre gen. Juffrouw Van de Boom was een echte schat. Ze leefde erg mee. door Mananne de Valck een medicijn van dokter Lap; een lapmiddel, Mdv). Daarna kwam dokter Bergmg en tenslotte dokter Lanting. Voor de katholieken was er een katholieke dokter. Daar had zuster Prins, die m dienst was bij het Protestantse Groene Kruis niet veel mee te maken. „Hij woonde m Achterveld en hield eens in de week op Hamersveld spreekuur. Daar was éen van de nonnen dan bij." Zuster Prins kwam wel bij ka tholieke patiènten. Zij was immers de enige wijkzuster in het gebied, „Eén van de nonnen die hier in Leusden woonde, deed af en toe wel wat. Later richtte zij ook de plaatselijke afdeling van het Wit- Gele Kruis op, maar m de jaren dertig toen ik hier kwam, deed ik bijna alles alleen." Ze was overal welkom. „Op Ha mersveld woonden toen weinig katholieken. In Leusbroek volgens mij een paar, net als m Stoutenburg. Trouwens, dat maakte niet uit. Als de nood aan de man kwam, wilden ze me wel hebben." Nood was er. „Het was crisistijd, veel ellende, veel armoede. De mensen werkten hard, heel hard. Er was geen ver enigingsleven, geen ontspanning. die aan haar autoriteit twijfelde. Toch was het niet altijd een pretje. Zuster Prins herinnert zich een keer dat ze door metershoge sneeuw moest waden, in het don ker, en m de vrieskou. Een tocht waar geen einde aan leek te ko men. Maar ze moest, bijvoorbeeld naar de patiënten met longontste king. „Die kregen van mij twee maal per dag natte verbanden om de borst gebonden. Wanneer je een paar van die patiènten had, op Stoutenburg, Leusbroek, Asschat, voorbij de Mof en op de Leusder- hei, dan fietste je heel wat af op een dag." „LEUK" Was dat wel leuk voor de nog jonge zuster Prins, die hoewel m het dorp Ransdorp, gemeente Schellingwoude boven Amsterdam in 1902 geboren, vanaf haar derde jaar m Utrecht had gewoond? Na haar opleiding in het Academisch had ze nog een poosje in Eindho ven gewerkt maar dat beviel niet. „Ik had geen zin in de grote stad. Bovendien werden mijn ouders ou der. Met de stoomtrem kostte het mij dne uur om van Eindhoven naar Utrecht te komen. Vanuit Leusden fietste ik in een klein uurtje naar mijn ouders. Dat deed ik regelma- die ze had. „Voor de oorlog gaf ik hier nauwelijks injecties. Dat kwam na de oorlog pas." Zuster Prins ver tegenwoordigde de hele zieken zorg of, zoals ze het zelf steeds opnieuw omschreef, „Ik was het hele Groene Kruis". Ze hielp bij bevallingen, soms in een bedstee, bijgelicht door een boer die achter mij stond met een petroleumlamp." De meest gedenkwaardige beval ling deed ze m de kelder van een boerderij achter de Groene Zoom. Het was tijdens de laatste dagen van de oorlog. De Duitsers schoten vanuit Amersfoort naar de geal lieerden in Achterveld, en omge keerd. De boerderij lag er tussen. In de kelder verliep de bevalling bij kaarslicht uitstekend. Veel Leusdenaren kregen long ontsteking. „Die mensen waren echt doodziek, afschuwelijk was dat." TBC-patiénten leenden van zuster Pnns een speciale tent. „Het groene Kruis beschikte over een draaibare tent. De tent stond op een vlonder. We draaiden hem steeds van de wind af. Zo'n tent stelden we op op het erf. De men sen bleven veel langer thuis dan tegenwoordig. Nu gaan ze al met een zwerende vinger naar de po likliniek. Maar als je naar het zie kenhuis moest, meestal De Lichten berg in Amersfoort, ging je ook Ze gaf ook altijd een cadeau wan neer er iemand ging trouwen. Zo dra ze hoorde dat er ergens armoe was, dein stuurde ze een pannetje soep of zo." Tientallen jaren was zuster pnns op woensdag slipt om half één op het Landgoed De Boom. Toch noemt zij zichzelf geen vrien din van juffrouw Annie, hoe aardig ze ook was. „Ik kon met zeggen, ik kom niet. Daar was geen sprake van Het was mijn plicht. Het hoor de bij mijn werk." Na de ontvangst door juffrouw Annie persoonlijk voegde zuster Prins zich bij het gezelschap. „Op het landgoed logeerden altijd men sen. Diaconessenzusters bijvoor beeld die daar kwamen aanster ken, en gasten en familie." Geza menlijk werd daarna gegeten. Na tuurlijk aan keurig verzorgde ta fels, bediend door personeel, maar heel gewoon goed eten. Wat in de oorlog toch prettig was. Er werd nogal eens geslacht. FIETSEN De rest van de week fietste zus ter Pnns, jaar in jaar uit, bij nacht en ontij haar klanten af. Iedere mor gen begon ze met een bezoek aan de dokter. Eerst was dat dokter Lap (mooie naam voor een dokter: Er moest gewerkt worden." De steun bestond uit zes gulden per week, plus een pakje vet. De gezin nen waren soms groot. Zuster Prins herinnert zich zeker drie gezinnen met vijftien, zestien kmderen. „Daar kwam je altijd. Daar was er altijd net een geboren, ziek of ge storven." AUSWEIS Zonodig kwamen de inwoners van Leusden zuster Prins 's nachts halen. Ze ging dan in het donker op pad. Eng? Welnee, zeker in het begin niet, want toen was er geen telefoon en kon ze meefietsen met degene die haar kwam halen. Bij geloof? Een overbodige vraag, een blik op de pronte, nuchtere vrouw die van handelen wist, maakt dui delijk dat ze aan bijgeloof geen boodschap had. „Later, toen er te lefoon was, was het vervelender, want dan moest je alleen op stap. Ook m de oorlog. Ik had een aus- weis waarmee ik 's nachts weg mocht. Hier m de buurt werd je vaak aangehouden. Er reden ook heel wat valse zusters rond. Dat was wel angstig." Niettemin ver dwenen heel wat boodschappen onder de stevige blouse, het kra kend heldere schort. Geen Duitser tig zodra ik hier woonde. Even tus sendoor. Bovendien, de mensen zijn hier zo vriendelijk. Ik vond het hier direkt leuk." „Ja," zucht ze na denkend, „ik heb het hier onmid dellijk en altijd echt leuk gevon den. De mensen waren ook altijd onder elkaar. Zodra ik langs kwam vroegen ze, hoe is het met Pietje? Het was helemaal met nodig dat ze me iets vroegen, want ze wisten alles direkt van elkaar. Burenhulp was toen heel ge woon. Ik maakte daar ook gebruik van. Wanneer ik zag dat een vrouw het bijvoorbeeld niet aan kon, haar hele huishouden, omdat ze nog te zwak was, dan seinde ik de buren in. Ga even kijken, vroeg ik dan, of wat nodig is, of je iets kunt doen. En dat gebeurde ook." Een beetje ge zag had ze, geeft ze toe: „Ja natuur lijk. Ik was de eiuge zuster. Als ze me nodig hadden waren ze op mij aangewezen. We moesten op el kaar kunnen rekenen." VERTROUWEN De zuster was een figuur dichter bij dan juffrouw Van de Boom, de burgemeester, zelfs de dokter. De zuster was iemand die je iets toe kon vertrouwen, ook als dat iets met direkt met de gezondheid te maken had. En wanneer het kon, gaf ze advies, bemiddelde ze of zorgde ze dat het gebeurde. Zuster Prins was niet alleen wijkzuster, ze was ook maatschappelijk werk ster, fysiotherapeut, vroedvrouw, deed aan stervensbegeleiding en nazorg. En alles tussen het fietsen door. Maar toch, was het niet een beetje eenzaam voor een jonge zuster uit de grote stad? ,Ja, af en toe wel" geeft mevrouw Prins toe. „Maar meestal was ik te moe om wat dan ook te missen. Dan tolde ik 's avonds mijn bed in." Zuster Pnns woonde in het witte huis, gehuurd natuurlijk van De Beaufforts, naast de familie Van Raay. „De Van Raays hebben zo veel voor mij gedaan, schrijf dat vooral op" dringt ze aan, „want die mensen verdienen het. De oude Van Raays namen zo dikwijls bood schappen voor me aan. Ze leende ook wel mt voor me als bijvoor beeld mensen een thermometer kwamen lenen. Die had toen met iedereen. De Van Raays konden in mijn huis komen en wisten alles te vinden." Nu nog njdt „de jonge Van Raay", die na vijfendertig jaar el ders gewoond te hebben gelukkig naar Leusden is teruggekomen z'n oude buurvrouw heen waar nodig is. „Ach ja de Van Raays," mijmert zuster Prins, „die waren een begrip in Leusden hoor. Het waren huis schilders. Bij zowat ieder huis kwa men ze. Dne generaties lang." voor een poos. Zieken moesten ook veel langer liggen. Na een beval ling moest de moeder negen dagen plat, bijvoorbeeld." Tegen doorlig gen hadden oud-Leusdenaren zo hun eigen middeltjes. „De mensen zetten dan een pan water onder het bed. Ze waren er zeker van dat dat hielp. Ik sprak ze nooit tegen. Doen jullie het maar op jullie manier, als ik het maar op de mijne mag doen zei ik altijd." Dauwworm bij kinderen kwam ook veel voor, met een bijbeho rend huismiddeltje. „De mensen huigen een levende duif in een kooitje boven het bed van het kind. Dat moest helpen." Dauwworm herinnert zuster Prins zich als een van de vervelendste dingen die kinderen kon overkomen. „Het ge beurde veel toen. Ze hadden het vaak vanaf dat ze twee, drie maan den oud waren. Tegenwoordig komt het niet veel meer voor. Door de veranderde voedmg waar schijnlijk. Maar toen gaf het veel werk. De kinderen moesten dage lijks in een zemelenbad. De zeme len werden van te voren geweekt. De bedoeling was de huid schoon en zacht te maken. Dauwworm is een soort schimmelinfectie. Om te voorkomen dat de kinderen de schilfers afkrabden en daarmee Zuster Prins was in Hamersveld een begrip. De nu 86-jarige inwoonster van één van de aanleunwoningen bij bejaardenhuis 't Hamersveld zag de gemeente Leuseden ontstaan en uitgroeien tot wathetnuis. log werd de rol van zuster Prins in Leusden groter. De enige huisarts in Leusden „wilde niet voor de art senkamer tekenen en dook onder." Niet al te letterlijk, want iedere Leusdenaar wist hem te vinden. Maar het bord verdween van zijn huisdeur en iedere nacht sliep hij ergens anders. Wie hem nodig had, ging eerst naar de wijkzuster. de Duitsers vanaf het Belgische monument en besloot de burge meester dat langer blijven niet ver antwoord was. De gemeentestuk ken werden begraven en samen met de Leusderhei bewoners ver trok zuster Prins naar Alkmaar. Daar aangekomen was de overga ve een feit en kon iedereen rechts omkeert maken. juffrouw Van de Boom om haar te vertellen hoe haar onderdanen het maakten. Ze ging „omdat het ver plicht was" ook mee naar de brui loft van de heer Beauffort en jonkvrouw Sickinge, waarbij prinses Beatrix en Irene bruids meisjes waren. „Eerder wa ren we ook naar de verloving ge weest, hier in Leusden, daar liepen GEZONDHEID De zuster, zoals vele Hamersvelders zich haar nog levendig kunnen herinneren: met de haast onafscheidelijke fiets. Zuster Prins had m Utrecht een prima opleiding genoten. In Leus den moest zij roeien met de riemen hun huid openhaalden, kregen ze stevige kokers om hun armen. Ze hepen soms twee jaar rond als houten poppen." Maar het hielp beter dan de duif. Andere huismid delen waar zuster Prins mee te ma ken kreeg: voor hoestende kmde ren een grauwe zak ingesmeerd met reuzel om op de borst te leg gen, en bij sterfgeval de spiegel omkeren. De buren deden aan de kant van het sterfhuis een luik half dicht en spanden ten tijde van de begrafenis lakens voor de ramen (gebeurde in Rotterdam begin vijf tiger jaren overigens ook, MdV). Na een sterfgeval zorgden de bu ren links en rechts voor de koffie tafel. Bovendien verzorgden de bu ren vaak het „aanzeggen", het kloppen op de deuren waarna het sterfgeval aan iedereen werd me degedeeld. Zuster Prins legde de dode af en deed de nazorg, samen met de buren. „Leusden was een echte fijne gemeenschap" verzuchtte zuster Prins. Dat bleef het, ook in de oor log OORLOG Tijdens de Tweede Wereldoor- Overdag hield de dokter gewoon spreekuur. „Natuurlijk hielden we daarbij goed m de gaten wie bin nen kwam, maar echt ongerust wa ren we met." De paar NSB'ers die in Leusden woonden boezemden geen angst in. „Het waren mensen die wel m het fascisme geloofden, maar die kwamen waarschuwen wanneer de paarden gevorderd zouden worden." In de eerste dagen van de oorlog lag Leusden in de vuurlinie. De be volking moest van de Nederlandse overheid vertrekken naar het Noordhollandse Limmen. Het vee werd de Betuwe ingestuurd. De zieken werden door zuster Prins naar het hospitaal in Alkmaar ge bracht. Nadat iedereen veilig on dergebracht was, moest zuster Prins terug naar het onveilige ge bied. „De bewoners van de Leus derhei waren met geevacueerd. Zij hoorden ook bij mijn wijk. Ze had den recht op hulp dus moest ik blijven." Samen met de burge meester, de gemeentesecretaris, de dokter en de veldwachter school zij op de villa 't Hoge Kley. De notabelen m de villa, zuster Prins in het als hospitaal ingerichte noodgebouwtje. Op 14 mei schoten EVACUEES Aan het einde van de oorlog wisten de inwoners van Leusden ruim 1600 evacuées uit Arnhem en omgevmg onder te brengen. „Daaronder waren veel onderdui kers en joodse mensen. We schre ven geen namen op. Gewoon eva cué. Van sommige mensen, ik her inner mij in het bijzonder twee meisjes, hoorden we pas na afloop van de oorlog dat ze joods waren." Zuster Prins had tot taak de vluchtelingen onder te brengen en daarna te verzorgen. „Bijna ieder een zat onder de luis. We hadden niets, geen zeep, geen ontsmet tingsmiddelen. Lang niet iedereen had een stofkam. Dus had ik iedere dag luizenspreekuur, dan kamde ik de mensen. Ik was daar uren mee bezig. Iedere dag opnieuw. Daar heb ik wat een werk aan gehad." VERANDERING Eerst veranderde er niet veel in het Leusden van na de oorlog. Bur gemeester De Beauffort vond het met goed dat er gebouwd werd. Zuster Prins ging iedere week naar de prinsesjes snoepjes uit te delen Juliaantje was daar ook." Ach, die bruiloft was wel iets bijzonders na tuurlijk, maar toch: „verplichting" Ik moest in vol ornaat mee." Zuster Pnns kocht een brommer De burgemeester maakte plaats voor een niet-Leusdenaar. „De Julianaweg werd gebouwd. Da! was echt een belevenis." Daarm kwam de Prunuslaan. Leusden be gon te veranderen. De eerste nieuwbouwhuizen werden be woond door jonge Leusdenaren „Kinderen van mensen hier", maai gaandeweg kwamen er ook „bui tenstaanders" en daarmee veran derde de gemeenschap langzaam maar zeker. Het verenigingsleven ontstond Zuster Prins herinnert zich met ple zier de jaarlijkse bazar in de Mol Ze vertelde het niet, maar ik kreet de indruk dat ze belangrijk wai voor de organisatie. Doel van d< jaarlijkse bazar was het inzamelei van geld om daar een kruisgebouv van te kunnen bouwen. Dat geit kwam er, maar minstens zo belang rijk was het samenkomen van d( hele bevolking. „In Leusden wal vervolg op pagina 15

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1988 | | pagina 14