DE NEVELEN 10ND LEUSDEN koeien wieren nooit op •andoagen eruut ejoagd' 'Tuutmut en Griesgat Kallenbroek an, bie 't spoekten op sparrebos' gemeentehuis schiedenis van de Boerderij: expositie in lEUSrter krant jprische Kring richt tentoonstelling m over Leusdens agrarisch verleden plaatselijk nieuws llichten, heksen, lijkstaties, dogdsvoorspellingen, leghonden, erfluis, weerwolven en ijzeren veulens, verschijnselen die je niet verwacht in de nieuw- ijken van Leusden. Toch zijn ze in deze omgeving i waargenomen. Leusden was minder dan vijftig den nog platteland. Zonder televisie en video en meer literatuur dan de bijbel. De mensen zagen in jeving meer dan wij nu om ons heen zien. Dingen lt te vergeten. Op stille heiden, in mistige weilan- slapende dijken en in donkere bossen. In Leusden plaatsen er omheen. De mensen vertelden erover, tstonden de verhalen, die zich in de nevelen rond afspeelden. Spookverhalen zouden wij ze nu noe- fcn 1972 en 1977 verzamelde de heer W.E. Heupers gcht van het Amsterdams Instituut voor Dialectolo- ks- en naamkunde deze vertellingen. De Leusder t heeft toestemming een aantal van deze verhalen te iren. Zij werden door Marianne de Valck bewerkt, atsen die in de verhalen voorkomen, werden met i van onze medewerker Goos van Leeuwen door jtograaf vastgelegd. Elke week wordt in deze krant i de sfeer teruggeroepen die hier vijftig jaar gele- I heerste en misschien nog niet helemaal verdwe- de voorlaatste aflevering van De Nevelen staan deze c de spoken Tuutut en Griesgat of Zwartgat centraal. len de bossen 'Op kallenbroek an' onveilig hebben lakt. Verder een restje, samengevat onder de verza- oude gewoontes'. Hoevelaken, waar volgens overlevering de spoken Tuutmut huisden of in ieder geval regelmatig gesignaleerd werden. ofjBïde volksmond met name gerept wordt van 'Sparrebos', 30 ^hter op deze foto geen sprake van. \et nou met die spoken? jiend uit de overtuiging dat het helpen zou, kwamen er tl in Leusden, Achterveld en Stoutenburg gebruiken nu bijna vergeten zijn. Ze waren zo gewoon dat ze chts tusen neus en lippen genoemd werden. Hierbij selectie; rde Hengel uit Stouten- hij in 1885 geboren woonde sinds 1954 in £l), meldde: ,,De boeren :ekening met kwaoie Die kwamen veur, jrist al smens natuurlijk ke maandagen dat pre cies waren. Er waren er vier, som migen zeiden zes of meer. De koeien wieren op Stoutenburg nooit op een maandag er uut ejoagd. D'r kon wat gebeuren as je het toch op maandag deed. As de koeien 't land ingingen wieren ze met wijwater besprekend en gezegend". Een gewoonte, be vestigd door Wilhelmina Hilhorst van Daatselaar, in 1897 geboren in Stoutenburg: „Vader deed nooit het vee er uit op een moandag Er woare vier ongelukkige maandoage in 't joar en as je 't toch deed kon 't best wezen, dat je één van die moan- doage treffen kon en dan had je 't". Hendnkus Ruitenbeek, gebo ren in 1896 in Zevenhuizen maar sinds 1925 wonend in Stouten burg; "Op een moandag ge beurde er niks. Gin roggemeaien, niet ploegen, begonnen ze nooit aan. Er waren ongeluksmoanda- gen en om ongelukken te veur- kommen deden ze dat" Vandaar Een andere algemene gewoonte was het begraven, soms ophan gen van de haam. Dit is het moe dervlies van een pasgeboren veu len. Maria Everarda Vos uit Leusden; „Wanneer er bij ons op de boer derij een veulen werd geboren dan moest de haam in de boom worden gehangen. Dat deed ons vader om sterfte onder het vee te voorkomen en om onheil van ons huis af te wenden Wekenlang hing het haam soms bij ons in de boom". Jan van Loenen in 1884 in Leusden geboren vertelde ongeveer het zelfde; „Ze waren hier gelovig, dat wel, maar ok bijgelovig As t'r een vullet je was geboren hingen ze het haam hoog in de boom. 't Werd algemeen gedaan door de boeren hier. Ze waren bang dat wanneer ze het met deden met het vulletje niet goed gong. 't Was wel wat bijgeloof, denk ik, moan: vroe ger dachten ze daar niet zo bij". En baatte het niet, het schaadde ook niet tenslotte. Gerrit Timmermans beweerde echter dat het geen algemene ge woonte was om het haam in een boom te hangen, maar om het in de grond te stoppen; 't Haam werd bij ons altijd in de grond ge- 'Op moandoagen wieren de koeien er nooit uut ejaagd'. stopt. M'n vader deed het ook al tijd. Ik heb nooit gezien, dat het opgehangen weur. In Loosdrecht waar m'n moeder vandaan komt, daar hingen ze het wel in de boom. Maar daar woonden veel meer bijgelovigen boeren, dan in de omtrek van Amersfoort" Ja, ja. Overigens had Gemt gelijk door te zeggen dat in de wijde omtrek, m het hele Gooi-en-Eemgebied de haam met bijzondere aandacht werd bewaard, begraven dan wel opgehangen. Zowel om bescher ming van vee, huis en haard af te roepen, als om het veulentje te la ten opgroeien met een mooi rechtopstaand hoofd (volgens een verhaal uit Soest) Jacob van Don kelaar in 1887 in Leusden geboren gaf nog andere details; „Bie ons kreeg 't zwatte peerd een veul. Toen 't geboren wier en 't haam er ofkwam, hingen ze het hoog in de pereboom. 't Wier zo hoog moge lijk in de boom gegooid en doar het moandenlang hangen. 'Peerd bleef gezond, 't Moet wel iets van vroeger zijn, maar ze geloofden er nog an in mijn jonge tied". Nog twee, slechts éénmaal ge noemde vormen van bijgeloof. De opvolgers van de heer E. Heupers bij het instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde lieten in een interview aan de Barne- veldse Krant op 12 april 1984 overi gens weten dat ze naast veel waar dering voor het werk van de ïnmi- dels overleden heer Heupers,juist de verhalen over gewoontes mis sen. De heer Heupers vroeg daar niet zo naar, hij hield meer van spookverhalen. Maar goed, Mana Vos m 1899 geboren in Leusden vertelde hem toch: „Bij ons op 't huus stond altijd een toef huu- sloek. Er werd zure melk meege maakt. Een stuk blad werd in een pot met melk gedaan en de an dere dag was het lekkere zure melk. Deze melk werd aan zieke kinderen gegeven". Meer een huismiddel dan een gewoonte voortkomend uit bijgeloof dus. Wilhelmina Hilhorst die we al eer der noemde tenslotte: "Vroeger maakten ze van een appel twee stukken, zo met van die tanden enn en die pasten dan weer pre cies op mekaar. Ze deden het voor de kleine kinderen, die hadden doar aardigheid an. Meer m'n moeder woarschouwde ons altijd dat wanneer we zo'n appel op de weg vonden, wij die weg moesten gooien „Gooit hem moar weg" Want ze vertelde erbij: „Zulke ap pels zijn betoverd. Nooit mee noar huis nemen of opeten". Mogelijk een variant op de waarschuwing „Niet van de straat eten?" LEUSDEN EN OMSTREKEN - Drie dikke boeken vol oude ver halen verteld door oude inwoners uit het Gooi- en Eemland vormden een rijke bron om in de afgelopen drie maanden uit te putten. De bodem is nu in zicht, zover het verhalen uit Leusden en omstreken betreft. We kregen veel te zien in de nevelen rond Leusden. Het oude Leusden, Achterveld en Stoutenburg kwa men tegelijktijd met de vreemde verschijnselen even uit de nevelen van de geschiedenis naar boven. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar mij zijn ze dierbaar geworden, die oude vertel lers. Nu wat meer van de achtergrond, denkwijze en gewoon tes bekend is, voel ik mij meer Leusdens. Vandaag de één na laatste aflevering. De koek is bijna op. Wat zou het prettig zijn ergens nog een kruimeltje te ontdekken. Welke Leusdenaar, Achtervelder of Stoutenburger heeft nog een verhaal gemist? Vertel... wij willen luisteren. Gijsbertha van Tweel-Westerlaak, in 1987 in Achterveld geboren rooms-katholiek boerin, werd al tijd Giepje genoemd. Op 11 de cember 1964 vertelde zij over twee spoken met namen die ie dereen kende; "Op Kallenbroek an, doar bie 't sparrebos, doar spoekte het altied. Doar hepen iWtmut en Griesgat. As je drie keer hardop dost te schreeuwen: „Tuutmut, tuutmut, tuutmut", dan kwam hie achter je an. Al beloof den ze toen ook een kwartje, dat was toen veul in die dagen, je durde 't met an, zo bana was je dat Tuutmut of Griesgat je achteran zou kommen". Wat een onbeantwoorde vragen roept zo'n verhaal op. Hoe kwa men Tuutmut en Griesgat aan hun naam, waarom riep je vooral Tuut mut? Hoe zagen die spoken er uit. zijn ze er nog? De heer E. Heupers tekende slechts verhalen op, en vroeg weirug. Thomas van de Hoef, in 1893 geboren in Ter- schuur, een Nederlands-Her vormde boer, noemde Tuutmut ook, maar de kameraad van Tuut mut heette volgens hem anders. Hij zei. ,,'t Spoekte hier vroeger tu sen Achterveld en Terschuur. Dan hepen hier Zwartgat en Tuutmut. 't Woare twee ouwe spoeke die de mensen bang moakten" Weer een andere naam, en mis schien ook een andere plaats, noemde Aaltje van Bokhorst-van Essen uit Hoevelaken: ,,'t Ge beurde op Slichtenhorst onder Nij- kerk. Doar hep Griesgat. Als je die tegenkwam moest je maken dat je wegkwam. Een knecht van ons komt op een keer 's avonds de deur binnenvallen, spierwit, op z'n kousenvoeten en zijn klompen in de hand; „Noen hek 't Griesgat ezien" schreeuwt hij. ,,'t Was een groat gries beest" vertelde hij la ter, met ogen als theeschotels, 't Kwam recht op me an en toen ik er vandeur". Misschien was Gnesgat de broer van Zwartgat of zo ISDAG 22 FEBRUARI 1989 door Goos van Leeuwen den door binnenmuren verschil lende vertrekken gemaakt die. met kleine wijzigingen, meestal dezelfde indehng hadden. De toegang tot het woongedeelte bevond zich in de zijgevel. Zelden had de boerderij ook een deur in de voorgevel en in de gevallen waar dit wel zo was werd deze deur alleen gebruikt bij sterfgeval len om de kist naar buiten te dra gen De zijdeur kwam uit op 'de geut'. Hierin bevond zich de pomp en de pompbak. Een deur aan de andere kant van de geut gaf toegang tot het achterhuis. Door een derde deur kwam men in de keuken, het vertrek waar zich de meeste huiselijke activitei ten afspeelden. Aan de andere kant van de keuken een deur, waarachter het luik dat de toe gang was van de kelder. Op dit schuine luik waren een paar tre den aangebracht om op de 'opka mer', het vertrek boven de kelder te komen. Een andere deur in de keuken kwam uit in de heerd, de eigenlijke woonkamer van de boerderij, die echter alleen bij hoge uitzondering werd gebruikt Achter de heerd tenslotte de slaapkamer van de boer en zijn vrouw. De kinderen sliepen op de zolder. Op de hilt, de ruimte boven de koeien, was een gedeelte afge- schot, 'de kit'. Dit was de slaap plaats van de knecht Dit is m het kort de ontwikkelings geschiedenis van een type boer derij dat, door een radicale ver andering van de bedrijfsvoering in de laatste tientallen jaren, bin nen afzienbare tijd uit het land schap zal zijn verdwenen. f - De Historische Kring Lensden heeft in de hal van __6entehuis een tentoonstelling ingericht over histori- ■oerderijen in Leusden en omgeving. Voor de expositie eciale vitrines neergezet. De tentoonstelling is te bezich- ijdens de openingsuren van het gemeentehuis (van 8.30 12.30 uur en op vrijdagavond van 19.00 uur tot 20.00 uur). m en de indeling van een rij is een evolutie van eeu- l afhankelijk van de aard bedrijf. Zo zal een boerde- (deigrond een geheel an dere vorm en indeling hebben dan een boerderij op de zand gronden. Op de kleigronden be staan de bedrijven meestal hoofd zakelijk uit veeteelt, terwijl op de zandgronden deze meer een ge mengd karakter hebben. De ver schillende bedrijfsvoeringen vra gen voor elk bedrijf een passende behuizing Toen de mens, zo'n zesduizend jaar geleden, van jager en voed selverzamelaar overging tot het zelf telen van vee en voedselge wassen en zich min of meer blij vend ging vestigen, kwam daarbij de behoefte aan een onderkomen PR£. rtl 5 TOftl^CHL. Bor-ROe.RU voor mens en vee en ruimte om het geteelde voedsel op te slaan Hiertoe werden dunne boomstam men schuin tegen elkaar ge plaatst, met takken aan elkaar ver bonden en afgedekt met het ter plaatse aanwezige materiaal. Ook de korte zijden, de voor- en de achterkant, liepen schuin naar bo ven. (De zogenaamde wolfskap, dat is het schuine gedeelte aan de voor- en achtergevel van de meeste hedendaagse boerde rijen, doen daar nog altijd aan her inneren.) Aan de onderzijde van de langge rekte pyramide werd een ge deelte van het dak tot een hoogte van één tot twee meter recht afge maakt door een wand van recht opstaande palen waartussen een vlechtwerk van dunne takken en twijgen. Dat vlechtwerk werd dichtgepleisterd met leem en bij gebrek daaraan, met koemest. Zo ontstond de oervorm van de boer derij, een vorm die het, met enige wijziging van de toegepaste mate rialen, eeuwenlang heeft uitge houden. Het zogenaamde losse hoes was tot aan het begin van deze eeuw, voornamelijk in Twente en de Achterhoek, nog al tijd in gebruik. LOSHOES De term 'losse hoes', 'loshoes' of 'löshoes' wordt wel verklaard als: open huis, een huis waarin mens en vee in een ongedeelde ruimte samenleven en het gedeelte be stemd voor de mens en dat van het vee open of los is. Een andere ver klaring is dat deze boerderijen vanwege hun constructie demon tabel waren en, wanneer de grond rond de boerderij was uitgeput, uiteengenomen, verhuisd en op een geschikte plaats weer opge bouwd werden. De term los zou dan betekenen: uitneembaar. In het gedeelte waar de mensen huisden, het voorhuis, was een vloer aangebracht van veldkeien met middenin een rond gat waann een vuur aangelegd kon worden. Het woongedeelte van onze boer derijen heet nog altijd 'de heerd'. De rook van dit vuur moest een uitweg zoeken door een gat mid den in het dak. Die rook werd be nut door de hammen, vlees en spek in de hanebalken op te han gen en zo voor verderf te behoe den. De rook had tevens het voor deel dat de dakbedekking vrij bleef van ongedierte Om het brandgevaar te beperken werd, als er niet gekookt of gebakken werd, een ijzeren korf over het vuur geplaatst. Toch zullen er, in die tijd, veel boerderijen in brand zijn opgegaan. Toen in de loop der eeuwen de manier van landbouw ver anderde, onder andere door de toepassing van mest en men met meer genoodzaakt was steeds weer te verhuizen, werden de wanden van vlechtwerk vervan gen door houten wanden en later, aanvankelijk eerst het woonhuis, door steen. Tussen de heerd en het bedrijfsgedeelte werd een brandmuur opgetrokken, waarte gen een schouw schuin) met een rookkanaal tot boven het dak. Het achterhuis, het bedrijfsge deelte, bestond uit een midden stuk, de deel waarop 's winters het koren kon worden gedorst. Links en rechts van de deel lagen de stallen, die oorspronkelijk en nog tot de vorige eeuw, potstallen wa ren, stallen waarin het veel vrij kon rondlopen. Hierin werd de mest van het vee regelmatig met heide plaggen vermengd en dit meng sel werd in het voorjaar gebruikt om de schrale akkers te bemes ten. DAKCONSTRUCTIE De dakconstructie in het achter huis werd versterkt door zware gebinten die voorzien waren van trek- of ankerbalken. Over die bal ken werden 'slieten' (dunne boomstammen) gelegd en men had een lastdragende zolder waarop de graanoogst kon wor den geborgen. Een luik in de ach tergevel, het oogstluik, gaf gele genheid het koren vanaf de bui tenkant op de zolder te bergen. Door een gat in de zolder kon het korten in de winter, naar behoefte, naar beneden op de deel worden geworpen om het te dorsen. De meeste boerderijen in onze ge meente hadden, in de eerste helft van deze eeuw, nog altijd de vorm en de indeling van deze geëva lueerde oervorm. Een enkele maal werd het voorhuis dwars op het bedrijfsgedeelte gebouwd in een T-vorm. In het voorhuis wer-

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1989 | | pagina 13