„We proberen het aantal broedgevallen van de bosuil in boswachterij Kootwijk te bevorderen" Gerrit de Graaff en Evert van Hell doen al 25 jaar onderzoek naar de bosuil: „Het aantal broedgevallen viel vorig jaar een beetje tegen" „Ik heb zelfs een keer meegemaakt dat jonge uilen hun eigen broertje of zusje begonnen op te peuzelen" „Ik heb aan den lijve ondervonden dat uilen gevaarlijke dieren zijn" De Graaff: „Uilen behoren tot de minst bekende onder onze vogelsoorten, want het is immers een nachtelijke roofvogel. Juist hun moeilijk te volgen levenswijze was voor Evert en mij een uitdaging om de levenswijze van deze dieren te bestuderen en het aantal broedgevallen in de boswachterij Kootwijk te bevorderen. We proberen dus broedplaatsen te creëren door middel van nestkasten in Kootwijk en daarnaast vinden we het als natuurliefhebbers leuk om het leven van de bosuil te volgen." Volgens de Barneveldse natuurfreak - en vooral uilenliefhebber - is er in de meeste bos sen een groot gebrek aan natuurlijke broed- holten. ,,We weten dat ze graag in bosrijke streken broeden, het liefst in holle bomen. In het westen vindt je bijvoorbeeld bijna geen bosuilen. Ze zijn nog wel eens in de duinen te vinden, maar in de moerasgebieden in Holland tref je meestal alleen maar de ransuil aan. De bosuil is voornamelijk te vinden op de Veluwe, Gelderse Vallei, de Achterhoek en in Brabant „Omdat er zo weinig natuurlijke broedhol- ten zijn hebben we nestkasten opgehangen om de vogelstand te bevorderen," zegt De Graaff. „Deze kasten zijn in de regel bestemd voor kleine zangvogels, zoals koolmezen, pimpel mezen, gekraagde roodstaarten, boomklevers, enzovoort Aangezien ook de bosuil tot de wo ningzoekenden behoort, dus geen eigen nest maakt, zijn we in 1964 begonnen met het op hangen van grote nestkasten in de bossen rond Kootwijk Daar zagen we namelijk regelmatig bosuilen, maar die konden daar niet broeden omdat er geen holle bomen zijn." „Daar wilden we iets aan doen," vervolgt de Barnevelder. „We probeerden informatie in te winnen bij de Vogelbescherming en Staatsbos beheer, maar zij wisten niet of het mogelijk was uilen in nestkasten te laten broeden. We heb ben het toch geprobeerd en maakten drie kas ten die we op eenzame plaatsen in het bos hingen waar we wel eens uilen hadden gezien. Onderin de kasten moet je zorgen voor een flinke laag strooisel, zoals turfmolm of droog verteerd blad, want anders broeden de uilen wel, maar gaan de eieren kapot." „Met spanning controleerden we in het voorjaar van 1965 deze kasten, maar zonder resultaat: een tegenvaller. Ook het jaar daarop gebeurde precies hetzelfde. Wel een spreeuw en een gekraagde roodstaart die dankbaar van het kastje gebruik maakten, maar geen uilen Ein delijk in 1967, toen we de moed al bijna hadden opgegeven, vloog er een bosuil uit een nestkast: het begin van 25 succesvolle jaren." Volgens De Graaff was vooral die eerste keer ontzettend mooi. „Als je in je tuin een kastje hebt staan en er komt een mees in, is dat na tuurlijk al prachtig. Kun je voorstellen hoe wij ons voelden toen we een uil in onze kast von den, want niemand had het ooit eerder gepro beerd. We feliciteerden elkaar onder de boom. Het is natuurlijk een bekroning voor de poging om broedplaatsen te creëren in onze gemeente. In het maken, schoonmaken en repareren van uilekasten - er hangt nog steeds een kast uit 1965 die al diverse reparaties heeft ondergaan, maar uit nostalgie elke keer weer wordt opge lapt - gaat heel wat tijd zitten. Eén rondje langs alle kasten betekent 25 tot 30 kilometer rijden over zand- en bospaden Er zijn in Nederland vier soorten uilen: de steenuil (een heel klein soort), de bosuil (de grootste uil in Nederland), de ransuil (herken baar aan zijn grote oorpluimen en oranje ogen) en de kerkuil (komt veel in de omgeving van boerderijen voor en is wit met een oranje rug) De Graaff: „Veel mensen hebben moeite de ^WF.' In de Boswachterij Kootwijk zijn nauwelijks holle bomen. De bosuilen maken dankbaar gebruik van de grote nestkasten, die daar zijn opgehangen. BARNEVELD/KOOTWIJK - Wie 's avonds wel eens door de bossen loopt zal tegen deze tijd - vooral op heldere avonden - regelmatig de bosuil kunnen horen roepen. In januari en februari paren de uilen en laten de mannetjes hun baltsroep horen. Voor de natuurliefhebbers Gerrit de Graaff en Evert van Heli is dit één van de mooiste periodes van het jaar. Zij doen namelijk al 25 jaar onderzoek naar de leefwijze van de bosuil en hebben in de boswachterij Kootwijk (2.300 ha.) 25 nestkasten opgehangen, waar elk jaar jonge bosuilen in worden geboren. Evert van Heil en Gerrit de Graaff bekijken de jonge bosuilen, die zijn grootgebracht in een holle eik in de Gelderse Vallei. De jonge uiltjes worden geringd. verschillende soorten uit elkaar te houden, ter wijl het toch zo eenvoudig is. Natuurlijk ben ik al van jongs af aan met de natuur opgegroeid, want ik heb altijd in de Barneveldse wijk Vliegersveld gewoond, aan de rand van de be bouwing en het Schaffelaarsebos. Natuurlijk zijn de landerijen nu, met de komst van de nieuwbouwwijk De Vaarst, wat verder uit de buurt." De bosuil doet het in Nederland volgens De Graaff redelijk goed. „Er leven in deze omge ving zeker vijftig paren. Ook de kerkuil leeft weer helemaal op, dankzij de drie zachte win ters die we nu achter elkaar hebben gehad. Als er echter een harde winter komt met een flinke sneeuwkorst op de grond dan gaat het snel bergafwaarts met de kerkuil. De bosuil heeft het dan ook wel moeilijk, maar hij is een alle- seter en weet zich dus beter te redden. Deson danks viel ons vorig jaar het aantal broedge vallen, maar twee, een beetje tegen. We hadden na de zachte winter hele hoge verwachtingen. Eigenlijk is het elk jaar weer spannend. Ook dit jaar verwachten we veel broedgevallen. Dit wordt waarschijnlijk de zachtste winter in 250 jaar, dus de uilen hebben geen enkele moeite gehad om genoeg voedsel te vinden. Dit jaar hebben we na de orkaan enkele kasten gecon troleerd, om te kijken of 'onze' bomen niet waren omgewaaid. We hebben toen al twee kasten met uilen aangetroffen, dus de vooruit zichten zijn dit jaar goed." De bosuil - met zijn betrekkelijk grote ronde kop zonder oorpluimen, zwarte ogen, een ge drongen lichaam met een mooie tekening: ze hebben oogstrepen die wit en roestbruin zijn gekleurd en hebben op hun borst zwarte streepjes die lijken op takjes - is de meest voor komende uil die niet alleen leeft in bossen, maar ook in parken, op kerkhoven, in lanen en tuinen met oude bomen. De Graaff: „In deze omgeving is de uil met name te vinden in het Schaffelaarse bos, op landgoed Erika, bij boer derijen - ze broeden ook graag in hooibergen, tussen strobalen - en in de bossen rondom Kootwijk." De grootste bosuil kan zo'n 40 centimeter hoog worden. Hij kan zijn kop zo'n 270 graden omdraaien. De Graaff: „Als je door het bos loopt en een uil kijkt je vanaf een tak in de boom na, dan draait zijn kop altijd helemaal mee. Dat komt omdat ze hun ogen niet kunnen bewegen Die staan altijd star op één punt gericht. Ze zijn bovendien verziend Ik heb wel eens een uil gevoerd, maar als je het voedsel dicht voor hem houdt dan ziet hij het niet eens, of hij bijt je in je vingers. Je moet dan ook een uil zijn bek openbreken en het voedsel in zijn snavel duwen." „Het gezegde „wijze uilen" komt waar schijnlijk voort, omdat het dier je altijd met twee ogen zo star aankijkt. Dit doet menselijk aan en geeft een intelligente indruk. Merk waardig is," zegt De Graaff, „dat uilen ook domme dieren zijn in de uitdrukking „een uil van een vent" of „uilskuiken"." De bijna uitsluitend nachtelijke vluchten van een bosuil beginnen meestal twintig mi nuten na zonsondergang. Ze eindigen gemid deld veertig minuten voor zonsopgang hun ac tiviteiten. Overdag zit hij meestal verscholen in een dicht bebladerde kroon van een boom of in zijn slaaphol of nestkast. Door het gekwetter van kleine vogels, die de uil ontdekt hebben, valt hij soms op, temeer omdat hij zich graag in de zon zit op te warmen De Graaff: „In januari en februari zijn ze altijd erg luidruchtig, want dat is hun paartijd. De mannetjes bakenen hun territorium af met een luid 'oeoeh-oe.hoe-oe.oe.oe.oe.oeh', waar bij tussen de beginroep van twee lettergrepen en de volgende roep een pauze van ongeveer vier seconden ligt. Het wijfje antwoordt met een luid en schril'kuwiet'. Vooral bij vriezend weer is de paringsroep van de uil, baltsroep genaamd, heel ver te horen." De bosuil is een zeer handige en veelzijdige jager, die in de schemering en 's nachts vanaf zijn zitplaats en deels in de vlucht jaagt en zich daarbij voornamelijk op zijn uitstekend gehoor oriënteert. Uilen vliegen geruisloos en kunnen in de schemering heel goed zien De Graaff: „In het pikkedonker zien ze echter net zoveel als de mens, dus het sprookje dat uilen ook in het donker zien is niet waar. Ze hebben alleen niet zoveel licht nodig, dus bij volle maan of een heldere hemel kunnen ze nog prima uit de voe ten. Uilen hebben vrij grote oren: achter hun kraag zitten twee grote sneeën, waarmee ze op het geluid hun prooi bespringen. Bosuilen ho ren ongeveer even goed als een mens, maar ze kunnen veel beter bepalen waar het geluid van daan komt." Het voedsel van de bosuil bestaat voorname lijk uit kleine zoogdieren, zoals ratten, veld muisjes, maar ook konijnen, kikkers, padden en kleine vogels. Ze vangen bijvoorbeeld vaak spreeuwen, merels, duiven en mussen. Die zijn vaak te vinden aan de rand van een woonwijk en nestelen zich in de klimop. De uil weet dat en vliegt gewoon de klimop in, waarna hij één van de verschrikt wegvliegende mussen vangt. Ik heb zelfs een keer de resten van een vlaamse gaai in een hok gevonden. Uilen zijn bijna ner gens bang voor, het zijn monsters!" „Ik heb zelfs een keer meegemaakt dat jonge uilen hun eigen broertje of zusje langzaam op pikten," zegt de Barneveldse natuurliefhebber. In een kast met drie jongen, twee grote en een kleine, die kennenlijk het laatst was uitgeko men, gristen de grootsten al het voer voor de kleine weg, zodat deze steeds zwakker werd. Bij een volgende controle bleek dat het tweetal hun broertje had opgegeten. De resten van de poten en de ring (alle in de kasten geboren uilen worden van een ring voorzien, red.) lagen onder in de nestkast... Volgens De Graaff overleeft slechts vijftig procent van de jonge uilen het eerste levensjaar. Een bosuil kan zo'n twintig jaar oud worden. Dat bosuilen gevaarlijke dieren zijn, heeft De Graaff aan den lijve ondervonden. „Ik had ooit wel eens gelezen dat de Britse vogelkenner Eric Hoskin een oog had verloren door een uil. maar dat geloofde ik eigenlijk niet. Als wij een kast met jongen gingen controleren vlogen de ouders altijd weg. Twee jaar geleden echter een keer niet. Ik klom op de ladder om in het nest te kijken, terwijl één van de ouders wel wegvloog maar in een andere boom mij op de voet bleef volgen. Hij klapperde weliswaar met zijn sna vel als afschrikeffect, maar dat deden de jon gen ook dus ik trok me er niets van aan. Toen ik het kastje opende kwam hij opeens aangedoken met de klauwen recht naar voren. Ik had een forse snee precies onder mijn oog en ook mijn oor bloedde hevig. Ik kon nog net op de ladder blijven staan. Sindsdien letten we wel op, want ook mijn vriend schrok zich naar." De bosuil is geslachtsrijp in het eerste le vensjaar. Hij heeft een duurzame echtverbinte nis en verblijft vaak in hetzelfde territorium Dezelfde uilen komen dan ook bijna elk jaar terug om in Kootwijk te broeden. „Dat weten we aan de manier waarop ze hun nest uitvlie gen," zegt De Graaff. „We hebben ze elk jaar minstens zeven zaterdagen bestudeerd, dus op een gegeven moment herken je een uil aan zijn! gedrag. Dezelfde uil broedt elk jaar vaak in twee verschillende kasten. Hij neemt het daar-1 op volgende jaar dus een andere kast, waar-1 schijnlijk omdat hij zijn nest niet goed schoot houdt. Uitwerpselen, resten van prooidieren en braakballen worden door de jongen platge trapt onder in de nestkast. Er heerst dan ook' meestal een ondraaglijke stank waar veel in- sekten, vlooien en luizen op afkomen." Er vindt jaarlijks maar één broedsel plaats. Een kerkuil wil volgens De Graaff in augustui ook nog wel eens eieren leggen. Als het broeden de eerste keer mislukt, doet de bosuil echta geen tweede poging om jongen te krijgen." He! vrouwtje legt eerst één ei. Het mannetje moe! daarna het nest uit om voedsel voor het vrouw tje te vinden. Regelmatig, zoals ook bij mensei de mannen nogal eens vergeten voor het eten U zorgen, vertikken ze het. „Er wil dan nog wé eens een tweede ei worden gelegd, maar meei pogingen worden niet in het werk gesteld. Al je een nest van een uil vindt met koude eierei erin, dan kun je ervan opaan dat de uilen he' nest hebben verlaten," aldus De Graaff. De bosuil legt normaal drie of vier eieren afhankelijk van het voedselaanbod en de con ditie de uil. De Graaff: „We hebben in een jaa één keer twee broedsels gehad die allebei toe vallig vijf eieren hadden, een unicum. Zo leer ji elke keer weer wat bij. In april komen meesta de eieren uit, maar soms ook al eind maart. Na! april gaan we kijken hoe het ervoor staat me de uilekasten. Op Koninginnedag komt meest al de heer Hanekamp uit Ermelo om de jongei te ringen. Dat is belangrijk want dan weten w waar de jongen terecht komen. Er is bijvoor beeld al eens een uil naar Duitsland geëmi greerd. Hij kwam daar bij een verkeersongevs om het leven en we kregen toen het ringetj opgestuurd. Ook is er een keer één van om uilen in Spanje teruggevonden," zegt de Bame velder. Na vier tot vijf weken komen de jongen ui het nest. Ze kunnen nog niet vliegen, mat klauteren met hun scherpe klauwen al w< hoog de boom in. Ze krijgen dan wat minde voedsel en mede door de beweging worden i wat lichter zodat ze makkelijker kunne vliegen. De Graaff: „Als we ze ringen zijn i meestal hun nest al uit, maar je vangt ze z( want als je aan de boom schudt waar ze inzil ten, fladderen ze even, maar vallen toch op d grond. Pas in augustus zijn ze zelfstandig e worden ze door hun ouders weggejaagd Z moeten dan op zoek naar een eigen territo rium." Het bosuilenonderzoek van De Graaff t Van Heil wordt zeer gewaardeerd. Ing. A Mil nen, districtshoofd Terreinbeheer van Staat bosbeheer „Mede dankzijn hun inzet kreeg! bosuil kans om zich als standvogel te vestigf in een gebied waar van nature nog steeds we nig nestgelegenheid is voor de holenbroedei Met het scheppen van broedgelegenheden 1 verden zij een daadwerkelijke bijdrage aanc verrijking van de natuurwaarden in de ba wachterij Kootwijk." En zo gaat deze jonge bosuil zijn leven beginnen met een ring om zijn linkerpoot opschrift: Vogeltrekstation Arnhem Holla en een nummer.

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1990 | | pagina 16