leusder Krant. Johan Steenbeek van timmerman tot clavecimbelbouwer 'Het gaat om het mooie gedicht' CULTUUR Muziek en ambacht in één beroep Het clavecimbel Dichter Gerrit Kouwenaar te gast bij Poëziekring Eemland. De taal rebuut Woensdag 18 november 1992 Pagina 13 /ÜVIERSFOORT - In oktoberk gaf Jaap Remmelzwaai een presentatieconcert op een nieuwe clavecimbel. Het in strument werd gebouwd door de Hoevelakense clavecimbel bouwer Johannes Steenbeek. Aanleiding om met hem te praten over zijn vak en over de door hem gebouwde instru menten. Steenbeek is zijn car rière begonnen als timmerman, maar wel een met het diploma meubelmaker op zak. Zijn werk bestond todn voor een groot deel uit meubelmakers- werk, zoals het maken van kasten en trappen. Het aanne mersdiploma behaalde hij om bouwkundig opzichter te kun nen worden. Dat is er nooit van gekomen. „Ik was altijd al geïnteresseerd in muziek en tegelijkertijd hield ik van mijn vak. Toen ik een interview met clavecim belbouwer Gerrit Klop las, wist ik het: dit is wat ik wil. Ik heb hem een brief geschreven. Na ongeveer een half jaar had Klop werk voor mij." Ge durende de negen jaar die hij bij Klop gebleven is, heeft Steenbeek de kneepjes van het vak geleerd. Na die negen jaar kwam het moment dat de Ame rikaanse clavecimbelbouwer Frank Hubbard als volgt be schreef: ,,Op een gegeven ogen blik denk je dat je het beter weet, dan moet je voor jezelf beginnen." Dat moment is nu 14 jaar geleden. De beginjaren waren moeilijk. Er moest een markt veroverd worden. Steenbeek moest vechten voor iedere bestelling. Hij heeft daarbij veel steun gehad van zijn vrouw, de uit de Verenigde Staten afkomstige clavecimste Cynthia Wilson. Zij bespeelde zijn instrumen ten in haar concerten Die con certen hadden soms bestellin gen tot gevolg. Éénmaal heeft een concert tot de bestelling van twee spinetten geleid. Een jaar na de aflevering stuurden de eigenaren samen een kaartje met de tekst ,,De tweeling is één jaar oud". Negen jaar later volgde een flinke bos bloemen begeleid met de boodschap: ,,De tweeling is tien gewor den". Steenbeek is blij met dit soort reacties. ,,Het zijn de schouderklopjes die je in je werk nodig hebt". Hij toont dan ook graag een dikke map met brieven van de vele eigenaren van een 'Steen- beek'. Intussen staan er drie 'Steenbeeks' in Japan, drie in de Verenigde Staten en exem plaren in het hele gebied van de Europese Gemeenschap. Ad verteren doet hij alleen in Ne derland, Duitsland en België De bestellingen uit andere lan den zijn het gevolg van mond-tot-mond-reclame of zijn geplaatst door buitenland se musici die in Nederland hun studie afrondden bij befaamde Nederlandse clavecinisten als Gustav Leonhardt, Bob van Asperen of Ton Koopman. Steenbeek bouwt gemiddeld zo'n vier instrumenten per jaar. Hoeveel instrumenten hij ge durende veertien jaar zelfstan digheid heeft gebouwd, weet hij niet. ,,Ik ben de tel kwijt geraakt. Ik zou het in de boe ken kunnen nakijken, maar ik heb er geen behoefte aan om terug te kijken." Voorbeelden Het clavecimbel dat in oktober in gebruik werd genomen, is gebouwd naar voorbeeld van een clavecimbel dat zich be De losse onderdelen zijn vastgelijmd. Steenbeek plaatst de zangbodem. vindt in het Smithonian Insti tution in Washington (VS). Het werd in 1760 gebouwd door Benoist Stehlin, van wie maar twee andere instrumenten be waard bleven Hij is een tijdge noot van bekendere bouwers als Taskin en Blanchet, maar zijn werk wijkt af op een bij zondere eigenaardigheid. Stehlin bouwde zijn instru ment zo, dat het tokkelpunt meer naar het midden van de snaar ligt. Dat geeft vooral in de discant een diepere toon. Steenbeek bestudeert zijn voorbeelden door ze te onder zoeken op hun constructie en ze te beluisteren op hun speci fieke klankkwaliteiten. Hij vervaardigt vervolgens bouwtekeningen. Soms ge bruikt hij kant en klare bouw tekeningen van het museum. Die toetst hij dan wel eerst op hun juistheid. Botten In de veertien jaren dat hij nu zelfstandig is, heeft zijn werk niet een specifieke ontwikke ling ondergaan. Wel is zijn werkwijze anders geworden. ,,Ik werk nu efficiënter en tref zekerder. Elk instrument dat ik maak, is 100 procent Steen beek. Alle onderdelen maak ik zelf, ook de kleinste als de dokjes en de toetsen. Zelfs de bladgoud versieringen breng ikzelf aan." Niet alleen daar door is geen instrument dat de werkplaats van Steenbeek verlaat gelijk aan enig ander. Ook door de persoonlijke wen sen van de toekomstige eige naar. Dat begint al bij de typekeus. Wil hij een clavecimbel in de trant van de grote Vlamingen, Fransen of wil hij juist een ont werp dat teruggaat op Ita liaanse voorbeelden? Al die verschillende typen hebben een volkomen eigen karakter, representeren een bepaalde fase van de clavecimbelbouw in een bepaald land. De vraag die de klant zich daarbij moet stellen is, welke muziek hij op zijn instrument wil spelen." ,,Ik heb één klant die daarin volkomen compromisloos is, en voor iedere soort muziek een afzonderlijk instrument heeft laten bouwen. Ik heb tot nu toe zes instrumenten voor hem ge bouwd!" Andere wensen van de bestellers hebben betrek king op de uiterlijke afwer king. Het gaat dan over de kleur, de beschildering van de klankbodem, het bladgoud aan de buitenzijde, het onderstel of over het toetsbeleg. Dat laatste wekte in het be gin de verbazing van zijn sla ger. Omdat Steenbeek niet met ivoor wil werken, gebruikt hij voor het beleg van de witte toetsen soms been. Daarvoor haalt hij botten bij zijn slager. Die botten kookt hij uit en ver werkt ze tot fraai gepolijste plaatjes. „Vies werk, maar met een mooi resultaat". Strenge bewaking Als een instrument klaar is, krijgt het eerst een plaatsje in huize Steenbeek/Wilson. Cynthia Wilson bespeelt het dan gedurende enkele maan den. Zij constateert soms een onregelmatigheid je in de aan slag of een andere kinderziek te. Dat wordt verholpen Pas als het instrument helemaal perfect is, wordt het afgele verd. „Cynthia is er niet altijd blij mee: het is leuker om op een ingespeeld instrument te spelen, dan op een splinter nieuw exemplaar." Op het mo ment van ons gesprek staat Cynthia's eigen clavecimbel weer in huis. Steenbeek bouwde het negen jaar geleden naar voorbeeld van Pascal Taskin. Hij herin nert zich nog goed de eerste keer dat het in het openbaar werd bespeeld. Dat was tijdens een presentatieconcert van de stichting Life Music Now. Het vond plaats in de Engelse am bassade voor allerlei captains of industry, ambassadeurs, en anderen die als sponsor voor de stichting zouden kunnen wor den gestrikt. Niet lang daar voor was er een aanslag ge weest. Reden voor extra bewaking. Overal rond en in het huis liep personeel met pistolen in hol sters. Een echt prettige erva ring was het niet. Gustav Leonhardt Jaap Remmelzwaal, de eige naar van het in oktober in ge bruik genomen instrument, roemt zijn nieuwe instrument. Hij noemt Steenbeek één van de meest vooraanstaande bou wers in Nederland. Van zijn nieuwe instrument is hij vooral heel tevreden met de sonore klank van de baskant. ..Inder daad", zegt Johannes Steen beek ook zelf, „is dat één van de sterke kanten van mijn in strumenten." Wanneer Steen beek een voor hem nieuw type instrument heeft voltooid, toont hij het aan de nestor van de Nederlandse clavecinisten, Gustav Leonhardt. Die bekijkt en bespeelt het instrument. „Een keuring kun je het niet noemen" zegt Steen beek, „het is meer een korte kennismaking. Leonhardt heeft vaak zelf de originele cla- vecimbels bespeeld die ik als voorbeeld heb genomen Één maal heb ik zelfs een clavecim bel uit Leonhardts eigen col lectie nagebouwd voor een Ja panse leerlinge van hem. Ik vind zijn opmerkingen en hints daarom erg belangrijk." Dat alles heeft geleid tot instru menten van een hoge kwaliteit die Steenbeek in de voorste rij en van de Nederlandse clave cimbelbouw hebben gebracht. Aart Wimmenhove AMERSFOORT - Op het eerste gezicht lijkt een cla vecimbel wel iets op een vleugel: ook een klavierin strument, terwijl ook de vorm enige gelijkenis ver toont. Daarmee houdt dan ook alle gelijkenis op. Het clavecimbel zou je kunnen omschrijven als een geme chaniseerd tokkelinstru- ment. Je tokkelt de snaren niet direct met je vingers of nagels maar indirect via een toets en een mechaniek met een plectrum. Dat plectrum is bevestigd aan een dokje, een rechtop staand stokje. Het dokje wordt door het achterste uiteinde van de toets om hoog gestoten. Het oudst bewaarde cla vecimbel dateert uit de zestiende eeuw en wordt in Londen bewaard. Het is een Italiaans instrument. Daarmee zijn we meteen bij het eerste type aange land. De Italiaanse clave- cimbels zijn uiterst licht van constructie. De gebo gen zijwand is van één laag hout die door zijn geringe dikte met weinig moeite in één keer wordt bevestigd. De snaren zijn betrekke lijk kort en van messing gemaakt. De Italiaanse clavecimbels hebben meestal één klavier, waar mee twee registers worden bediend. De grote bloeitijd van het clavecimbel was de zeventiende eeuw in Vlaanderen. In Antwerpen werkte de Ruckers-dynas- tie. Hun instrumenten wa ren zwaarder gebouwd. De gebogen zijwand is al veel moeilijker te maken. Enkele lagen hout worden in vorm gebogen, tegen el kaar gelijmd, en vastgezet in lijmklemmen te drogen gezet. Pas daarna wordt ze aan het instrument beves tigd. Bouwers uit onze tijd nemen meestal exempla ren uit de achttiende eeuw als voorbeeld. Vaak een Vlaams (de instrumenten van Dulcken vormen een geliefkoosd voorbeeld) of een Frans clavecimbel. Belangrijkste reden daar voor is de klavieromvang van deze instrumenten. Met hun vijf octaven zijn ze geschikt voor de muziek tot en met de late achttien de eeuw. Steenbeek houdt zich ook bezig met het klei nere broertje van het cla vecimbel, het spinet. Ook dat is er weer in verschil lende typen en generaties. Meest als voorbeeld ge bruikt is het Engelse spinet uit de achttiende eeuw. am er' ERSFOORT - Vrijdag 20 ivember om 20.30 uur leest rrit Kouwenaar voor uit zijn ;erk. In de kleine zaal van leater De Lieve Vrouw (re- erveren onder tel. 03^-618865 if aan de kassa) zal neerlandi- us Jef van de Sande de dichter nleiden. Kouwenaar (1923) is ooral als dichter bekend. Hij ehoorde tot de Cobra-bewc- ing en de Experimentelen en telde in 1965 de bloemlezing Vijf 5-tigers' samen. In bun- y Iels als 'De ondoordringbare andkaart' (1957) en 'Het ge- ruik van woorden', later ver- ameld in 'St. Helena komt la- (1964), liet Kouwenaar ich zien als een sociaal en po- itiek bewogen experimenteel lichter, vervuld van hetzelfde lan en revolutionair taalge- Iruik als Lucebert en Jan El- iiirg met wie hij onder andere bekende groep dichters ormde: de Vijftigers. In het gebruik van woorden' >erd al duidelijk dat Kouwe- laar een eigen weg zou gaan, én die meer gericht was op het ffo aalgebruik in poëzie. Kouwe- aar, ontving de 'Prijs der Ne- erlandse Letteren 1989'. Ter elegenheid van deze prijs ver- cheen een keuze uit eigen erk onder de titel 'Een eter in et najaar'. Gerrit: „Taal geen asklaar bouwpakket, maar uw materiaal waarmee je aan et werk moet". In zijn eerste bundels is hij elf vaak aanwezig en is de "erkelijkheid onder handbe- eik. Later spreekt een sterke etrokkenheid op de samenle- ïng uit zijn gedichten en er- aart hij zichzelf en de wereld ls een 'ondoordrmgbare land- ontP»art'- OIB at In de bundel 'Hand o.a.', die met het gedicht 'Een uur leven' opent, lijkt Kouwenaar de ba lans op te maken van zijn 'con dition humaine'. De eerste re gels luiden: Er is nu wel genoeg gezegd over wat men zegt de wanhoop. Het blijft wel rege nen. Elk woord liegt voor zover het uit letters bestaat. Taal Kouwenaars verzen maken een bedachtzame en verstandelijke indruk vooral door het sobere en efficiënte taalgebruik. -In 'Het gebruik van woorden verdiept u zich in de relatie tussen taal en werkelijkheid; een relatie die problematisch is geworden, omdat de taal de werkelijkheid van de mens niet adequaat tot uitdrukking brengt Kunt u het problemati sche van die relatie verklaren? „Als je kunst maakt doe je iets met de werkelijkheid, je wilt die in dat kunstwerk concreti seren. Het typerende van de taal is dat het een weergave van de werkelijkheid in zich draagt: een stoel is een stoel. Maar het probleem is dat er iets meer met taal gedaan moet worden dan die werkelijkheid beschrijven. Het woordenboek is met toereikend; door de taal bij de vodden te pakken kan je De taal behoort aan de vogels ik ben te mens om te vliegen ik sta als een huis op de wereld gebouwd en dik uit aarde ik ben ongeveer degene die schuilgaat binnen de muren en uitvloeit achter de ramen van de blauwe achterkamer het geurt er naar mest en naar liefde er staat een plant in een kooi de taal behoort aan de vogels de mens schuilt weg in het woord - haar zo toereikend mogelijk maken. Je moet de taal losma ken van cliché-betekenissen om uit te drukken wat en hoe je het zeggen wilt. Daar kom je achter als je een tijdje bezig bent. Gedichten maken is voorbij de 'inspiratie', gewoon handwerk, dat wil zeggen schuiven met woorden, ge bruik maken van bepaalde metra en rijmen desnoods, als je die goed verstopt. Er ont staat dan een bepaalde struc tuur die soms niet goed gevuld is. Dan ga ik daarmee aan de gang, wel met handhaving van die structuur." -Waaruit bestaat uw verwant schap met de dichter Wallace Stevens? „Ik ontdekte in hem het idee, dat als het gedicht zich ontrolt het meer de taal is die het sa menstelt dan de dichter. Je geeft je over aan taal. Ideeën en gedachten hebben we alle maal, heus ik heb niet zoveel bijzonders te vertellen en dat ik waarheden zou verkondi gen: onzin." Onder zijn immense snor met ouderwetse omhooggekrulde punten blaast hij de rook van z'n sigaret de kamer in. „Het gaat niet om de ervaringen van Gerrit Kouwenaar, algemene waarheden vastleggen in een gedicht en ze op die manier la ten stollen is de wezenlijke taak van de dichter. Het ge dicht is een klein eeuwigheidje, een eilandje, op dat moment onttrokken aan de tijd. De meest ideale situatie is dat een gedicht niet terug hoeft te wij zen naar de maker. Als een dichter al jaren dood is bestaat het gedicht nog en is daarmee van alle tijden. Je schrijft vaak 'naar aanleiding van'. Mijn moeder ging dood en ze zei nog iets. Dan moet dat in woorden gestopt en wat stop je dan in de rouwadvertentie? De taal heeft daarvoor blijkbaar iets in de kast liggen. Waar je zelf ver baasd bij staat te kijken is hoe het geschiedt, dat naarmate een gedicht vordert het zich gaat vullen met betekenis. Dat de taal je in een richting dwingt, terwijl jij het natuur lijk bent, die het potlood han teert." Eten en drinken De vraag: hoe verander je taal die geconsumeerd, verbruikt wordt tot iets duurzaams, lost Kouwenaar nogal eens op door een reeks van woorden uit de consumptiesfeer (met name brood en vlees) uit hun gebrui kelijke betekenis te halen en met geheel andere woorden te verbinden (zoals in zijn bun dels 'Een eter in het najaar' en 'Volledig volmaakte oneetbare perzik'). -Is eten voor u een persoonlijke filosofie? 'Ja, ik ga uit van materie, het zich in stand houden en voeden met iets wat wij aan de werke lijkheid onttrekken We verte ren en eten opnieuw tot we zelf door die werkelijkheid opge nomen worden. Ik gebruik in mijn gedichten nogal wat eet- metaforen zoals je wel opge vallen zal zijn. (Kouwenaar heeft door het gebruik ervan duidelijk gemaakt dat schrij ven van poëzie voor hem een levensnoodzaak is). Maar ik bedoel het ook concreet: met je tanden knarsen. Het is gewoon brood op de plank en dat wijst zowel naar de hongerwinter als naar de poëzie." -Uw poëzie wordt als 'aards' bestempeld. „In het algemeen zijn voorop gezette bovenaardse denkbeel den geen uitgangspunt van me. Misschien is poëzie uit de aard der zaak zelf metafysisch. Ik denk eigenlijk van wel." -In hoeverre wijkt uw laatste bundel 'Een geur van verbran de veren' (Querido), af van uw vorige bundels? „In niets. Die paar jaar ertus sen zijn hooguit bepalend en als je een dagje ouder wordt zijn er zaken die zich aan je opdringen. Ik hoop dat de ge dichten in de bundel meedelen dat er dingen als de dood gaan spelen. Je tijd wordt korter en vrienden vallen weg." -Schrijven en eten, honger, do den en dichten, al die begrip pen liggen dichtbij elkaar in uw poëzie. Om in leven te blij ven moet men eten: 'en mijn geest is zo volledig van vlees/ dat ik moet eten.' Wat men eet moet bijvoorkeur dood zijn Is dichten in die zin een vorm van doden? „Het is meer stilleggen, ont trekken aan de tijd Maar een soort doodmaken,kan je het ook wel noemen Dood, liefde en honger zijn de punten waar op je blijft hangen en het zijn de werkelijke dingen waar je mee te maken hebt. Alles wijst daar naar terug." -Uw poëzie wordt hogelijk ge waardeerd U zegt: ik werk niet voortdurend, omdat ik mezelf zo graag wil bewijzen. Ik wil gewoon nog een paar aardige dingen maken. Wat breder werk, niet van die mooie drup pels, maar grotere cycli. „Het kost me al veel moeite om een druppel te laten vallen. Ik heb wel dingen in m'n hoofd, die hopelijk nog eens een glas zullen vullen Als je een oeu- vretje achter je hebt liggen wil je iets zodanig toevoegen dat het uit de kunst is Het doet er niet toe of het veel of weinig is, maar alleen aardig is niet ge noeg, het moet perfect zijn." -Wat houdt die perfectie in? „Dat het gedicht goed in elkaar steekt en dat het overleeft. Het vermogen heeft iets over te dra gen. Door middel van taal en niet: wat heeftKouwenaar dat mooi gedacht. Het gaat om het mooie gedicht." Ellen de Jong- de Wilde Gerrit Kouwenaar: De taal bij de vodden pakken. (Foto: Gerrit Jeuring) Het is zoals ieder jaar, de tijd zit krap in zijn heden, vandaag is steeds weer geweest steek dus het licht aan dat de toekomst nog uitspaart, spreek het brood aan dat nog niet doof is, maak de taal waar achter zijn tekens, spel het vlees, stil de tijd, leef nog even -

Historische kranten - Archief Eemland

Leusder Krant | 1992 | | pagina 13