af» tijde van de laatste ijstijd sleep deze beek zijn bedding in het land uit. Daardoor verdroogden de oeverlanden en had de wind vrij spel met de droge grond. Zo ontstonden er ten oosten van de beek rivierduinen. De heuvel achter het huis is zo'n rivierduin. Vanwege zijn opvallende lig ging in het verder vlakke landschap en omdat we hoge heuvels in Nederland niet zo gewend zijn, kreeg deze duin al snel het stempel van een "berg". Maar waarom het hier een "heilige" berg betreft is een ander verhaal. Dat predikaat is in eerste instantie te danken aan Ansfried, graaf van Huy en Teisterband. Deze Ansfried werd in 940 of 942 geboren en hij kreeg zowel een christelijke opvoeding als een opleiding tot ridder. Hij was gehuwd met Hereswit, gravin van Strijen. Samen stichtten zij rond 990 de abdij van Thorn, waar hun dochter Benedicta de eer ste abdis werd. In 994 overleed Hereswit en ze werd in Thorn begraven. Het jaar daarop, in 995, verbleef Ansfried aan het hof van koning Otto III (980-1002). Nadat men daar het over lijden van bisschop Boudewijn van Utrecht had vernomen, nam de koning Ansfried apart en bood hem het bisdom aan. Na lang aarzelen aanvaardde Ansfried en werd hij op 10 mei 995 de nieuwe bisschop van Utrecht. Het bisschopsleven was een druk leven en Ansfried had zo nu en dan de sterke behoefte het te ontvluchten. Die mogelijkheid werd hem geboden toen hij op een van zijn rondreizen de hiervoor genoemde berg ontdekte. Hoe dat in zijn werk ging en hoe het er toen in deze omge ving uitzag, is op te maken uit het volgende citaat, geschreven door de monnik Alpertus van Metz in zijn "Gebeurtenissen van deze tijd": "Zes mijl van Utrecht ligt een heuvel, ontoe- gangkelijk aan alle kanten; aan een kant snijdt een modderige rivier, aan de andere kanten een ononderbroken en zeer breed moeras, doordat ze de heuvel geheel omgeven, elke toegang af. Hierheen liet de bisschop zich met een bootje over die rivier zetten; en omdat hij om te kun nen bidden het menselijk rumoer wilde mijden, liet hij de top van de heuvel vlak maken door er de bomen en struiken weg te kappen. Eerst liet hij daar een kapel bouwen, vervolgens voor zichzelf een cel, en nadat nog andere cellen waren gebouwd en aldus een klooster was ont staan, heeft hij daar een aantal monniken bij eengebracht en hen onder leiding gesteld van een abt. Hier placht hij zich terug te trekken na bijeenkomsten met de koning, na de seend en na vergaderingen van allerlei soort. Hier zette hij die ellendige zorg voor wereldse aangele genheden van zich af en wijdde hij zich met al zijn krachten aan de lof en de dienst aan God, zozeer vervuld van bidden, waken en aalmoe zen geven, dat niemand in onze tijd met hem kan worden vergeleken." Uit dit citaat wordt duidelijk dat de berg niet lang als retraiteoord heeft dienst gedaan, maar dat er al vrij snel een klooster werd gebouwd, dat de naam "Hohorst" kreeg. Dit betekende heel toepasselijk "met woud begroeide hoogte van zand". In het klooster kwamen 12 Benedictijner monniken en hun abt te wonen. Maar ook Ansfried trad in, om er zijn laatste levensjaren door te brengen, nadat blindheid hem had getroffen. De gegevens over Ansfrieds leven zijn niet alleen afkomstig van de monnik Alpertus; ook bisschop Thietmar van Merseburg schreef in zijn Chronicon over hem. Zodoende weten we dat Ansfried zich met goede werken bezig hield; overdag zorgde hij voor de armen en 's nachts baadde hij de zieken, die hij vervolgens van schone kleding voorzag. De dierenwereld ontsnapte evenmin aan zijn aandacht, 's Winters liet hij namelijk korenschoven in de bomen hangen voor de uitgehongerde vogel tjes. Deze goede daden en het feit dat hij bisschop was, leverde hem binnen het klooster echter geen voorkeursbehandeling op. Wanneer hij het gedurfd had, de geboden en regels te overtre den, kreeg hij met de roede voor zijn pij. Misschien wel mede daarom werd Ansfried met Kerst 1009 ziek. Vlak voor zijn sterven, op 3 mei 1010, gebeurde er echter nog een won der. Het licht in zijn ogen keerde terug en hij ontwaardde een kruis in zijn venster. Na dit teken Gods kon hij vredig inslapen. Minder vredig waren de taferelen op de Heiligenberg na zijn dood. De monniken en zijn dochter Benedicta waren van plan hem op de Heiligenberg te begraven. Maar uit Utrecht kwam zwaar bewapend volk, die hun geliefde bisschop opeisten om hem te kunnen begraven bij zijn zetel. De Hohorster monniken verzetten zich hier tegen, tot op het moment dat er brand uitbrak in een van de bijgebouwen op de hel ling. De monniken spoedden zich erheen om de brand te blussen. Op hun beurt zagen de Utrechtenaren hun kans schoon om er met de baar van Ansfried vandoor te gaan. Toen de monniken dit ontdekten waren ze furi eus en er was zeker een bloedbad ontstaan, als Benedicta niet als vredestichster was opgetre den. Ansfrieds resten vertrokken naar Utrecht en vonden daar hun laatste rustplaats in de Dom. Dat de Hohorst in later jaren bekend werd als de Heiligenberg, is dus te danken aan het heili ge leven dat er geleid werd, zowel door Ansfried als zijn mede-kloosterlingen. Ansfried werd als bisschop opgevolgd door Adalbold en later door Bernold. Bisschop Bernold besloot rond 1050 de monniken van de Heiligenberg over te brengen naar Utrecht, waar zij onderdak vonden in de nieuw gebouw de St.Paulusabdij. Voor degene onder u die bekend zijn in Utrecht; de abdij lag op de plaats waar tegenwoordig de rechtbank staat. Op de Heiligenberg werd een uithof annex proosdij gevestigd, dat wil zeggen een boerde- HISTORISCHE K*,. Prentbriefkaart 1960 (Verzameling M. Vroon-Roubos)

Historische kranten - Archief Eemland

Leusden Toen | 1995 | | pagina 1