die geen gemakkelijk heer lijkt te zijn geweest.
In het archief van de stichting De Boom komen
meerdere stukken voor, die betrekking hebben
op conflicten met zijn buren. Op 9 augustus
1745 is er een klacht van de heer Temmink.
Jonas had namelijk de hekken van de overweg
gesloten, waardoor Temmink er niet door kon
en had moeten staan wachten. Aangezien dit
tijdens een "onweder" gebeurde, wilde Tem
mink de daardoor door hem geleden schade op
Jonas verhalen.
Nog meer problemen had hij met een andere
buur, de heer Hendriks. Hun eerste onenigheid,
op 24 april 1748, betrof een stuk bouwland.
Jonas wilde dat stuk graag hebben, maar getui
gen verklaarden dat het van Hendriks was.
Twee weken later waren ze het oneens over een
dam in een scheidingssloot. Jonas liet zijn dag
loners de dam verwijderen. Hij gaf ze tevens de
opdracht om "aarde en houd daar de selve van
gemaakt was op de grond van Hendriks te
smeyten". Op zijn beurt beschadigde Hendriks
met een mes de iepebomen en de beukenhaag,
die Jonas had laten planten.
Ze bleven het daarna nog vele jaren oneens
over dammen en beplanting, maar dat vochten
ze verder via de Staten van Utrecht uit.
Behalve dat hij ruzie maakte met zijn buren,
smeet Jonas vermoedelijk zijn geld over de
balk. Daarom moest hij in 1752 een hypotheek
nemen op de Heiligenberg van 8000 gulden.
Vijf jaar later wilde Jonas de Heiligenberg ver
kopen en wel aan een stel heren, die sloop van
het huis op het oog hadden. Jonas diende daar
om een verzoek tot sloop in bij de Staten van
Utrecht.
Hij meldde daarin dat "het Here huijs op de
voorn.(oemde) hoffsteede sodanig begind te
vervalle dat de Gevel die Een honderd en
Veertig voeten breed is aan de Westzijde op het
water Reets meer dan een half voet gesakt
is dat de zij en binne muren scheuren en dat die
scheuren van jaar tot jaar vermeren en groter
worden alsoo de fundamenten die over de
seven hondert en vijftig jaaren Oud sijn ver
gaan en door de waterrotten [waterratten?]
sodanig ondermeynd worden dat de vloeren
ingevallen en alsoo het selve niet sonder sware
excessive kosten is te remedieren...". Jonas
vroeg permissi om het huis te mogen afbreken,
en een nieuw huis er tegen over te mogen laten
bouwen.
Maar op dat huis kom ik later nog terug.
Het verzoek werd afgewezen vanwege een
belasting die op het huis rustte, het zogenaam
de haard- en huisstedegeld. Deze inkomsten
wilden de Staten van Utrecht niet graag missen.
Jonas verkocht het huis echter toch en een van
de kopers, Johannes Kelfkens. Deze diende
eveneens een verzoek in bij de Staten van
Utrecht. Ditmaal voor een gedeeltelijke sloop.
Kelfkens wilde de vleugels daar van wel
willen afnemen, en de kap laten sacken, wan
neer het Huys nog zeer logabel zal blijven, met
vier a vijff vertrekken. Item kelders en kluysen,
paardenstal en koetshuys nogh lange jaren kan
staan." Het verlies aan haardstede en huisgeld
kon volgens Kelfkens worden opgevangen
door de kleine huizen op het goed te belasten.
De Staten van Utrecht konden zich hierin vin
den en keurden het verzoek goed.
Wat er daarna aan het huis is veranderd is niet
duidelijk. Een berichtje van jaren later meldde
dat het huis gedeeltelijk gesloopt was. Wat er
van over bleef, werd door de heren slopers ver
kocht aan Coert Brom en zijn vrouw. Hij ves
tigde in de Heiligenberg een herberg en dit is
misschien wel het punt geweest waarop de eens
zo vrome berg het verst verwijderd was van
zijn oorspronkelijke bestemming.
De uitspanning beviel totaal niet bij een buur
man, mr. Gerrit Willem van Oostende de
Bruyn, eigenaar van Randenbroek. Op basis
van een contract uit 1660 tussen de toenmalige
bewoners van de Heiligenberg en Ran-den-
broek, maande de heer van Randenbroek Brom
te stoppen met het houden van een "herberg en
tapperije". Dat heeft Brom toen vermoedelijk
maar gedaan en daarna ging het snel bergaf
waarts met hem. Na eerst al geld geleend te
hebben moest hij tot slot de Heiligenberg in
1775 verkopen aan Gijsbert Jan van Haden
broek.
Ik wilde nog even terugkeren naar Johannes
Jonas, die, nadat hij de Heiligenberg verkocht
had, een nieuw huis liet bouwen er tegenover,
dat de toepasselijke naam Heiligenbergzicht
kreeg. Maar Jonas raakte ook Heiligenberg-
zicht kwijt, omdat hij het als onderpand voor
een lening gebruikte. In 1785 kocht G.J. van
Hardenbroek ook Heiligenbergzicht van de
toenmalige bewoners.
Hij had door deze transactie een flink stuk
grond in handen gekregen, aangezien hij door
vererving ook al eigenaar van Lockhorst was.
Van Hardenbroek ontving op de Heiligenberg
o.a. prins Willen V en prinses Wilhelmina van
Pruisen. Hij overleed kinderloos en daardoor
kwam de Heiligenberg in handen van een neef,
die het op zijn beurt in 1807 aan zijn broer ver
kocht.
We komen nu bij een man die zeer belangrijk is
geweest voor de Heiligenberg: Ernst Louis van
Hardenbroek. Hij is namelijk degene die als
grondlegger van het huidige complex be
schouwd kan worden.Vermoedelijk kort nadat
hij de Heiligenberg gekocht had, heeft hij het
17de eeuwse huis laten slopen. Hij liet vervol
gens op ongeveer dezelfde plaats een nieuw
huis bouwen dat nog steeds bestaat: het is het
middelste gedeelte van het huidige gebouw.
Vrijwel gelijktijdig heeft Ernst Louis de 17de
eeuwse tuinaanleg uitgewist en hij het huis een
park laten aanleggen in de op dat moment
heersende smaak; in de zogenaamde land
schappelijke of Engelse stijl.
Het huis gezien vanuit het noord-westen, circa 1772.
Kopergravure van H. Spilman naar J. de Beijer in: Het verheerlijkt Nederland, etc., Amsterdam 1774.