menzorg) en de kerkvoogdij (o.a. onderhoud
van het kerkgebouw) waren wel een Leusdense
zaak gebleven.
De toestemming van de koning werd verkregen
en men kon de plannen dus gaan realiseren. Er
werd een bouwcommissie ingesteld uit Leus-
denaren, waarin ook drie predikanten uit
Amersfoort zitting hadden, die regelmatig ver
gaderde, vaak in de Sint-Joriskerk te Amers
foort.
Die commissie moest ook beslissen wat er met
de oude, bouwvallige kerk gedaan moest wor
den.
In de vergadering van 21 november 1826
besluit de commissie om de oude kerk voor af
braak te verkopen. Een week later wordt
bepaald.dat de afbraak moet worden uitgevoerd
door R.Harskamp Mr. Metzelaar te Scher-
penzeel". Twee commissieleden zullen daar
over met hem contact opnemen.
Hoe de sloop in zijn werk gegaan is, kan gere
construeerd worden uit de gegevens van de
bouw van de nieuwe kerk.Ten overvloede nog
eens: de toren is blijven staan; het gaat alleen
om het kerkgebouw.
De volgende rekening geeft het begin van de
sloop aan:
"De Gemeente van Leusden Debet Aan W.de
Vaal ten dienste Van de kerk.
8 dcscmber 1826 De Lyje en het loodt van de
Ouwekerk afgenome de Baas met de knegt 12
dagen gewerkt f 28,80."
De rekening geeft verder de kosten aan van het
werk aan de nieuwe kerk en ook aan de pasto
rie tot juli 1828. Het totaal van de nota bedraagt
f 517,70, maar hiervan worden twee posten af
getrokken en wel:
"1106 P pond?) outloodt terugontvangen
f 15. de 100 P f 165,90
111 P glaseloodt tege f 8. de 100 P f8,88"
Of dit oude daklood en lood van de ramen her
gebruikt is aan de nieuwe kerk blijkt niet.Er is
wel vrij veel nieuw lood gebruikt.
Wel is er de wat onduidelijke rekening van een
dakbedekker/ leienlegger die vermeldt voor
leien, soldeer, zinkwerk, spijkers e.d. voor
totaal f 263,77, maar daarna volgt:
"Volgens Angenomen werk
10 1/2 Boy(?) nieuwe Dak f36pBoy f 378.-
10 1/2 Boy oud Dak f 14 p Boy f 147.-
Iets dergelijks gebeurt met het oude ijzerwerk.
Een rekening van een smid wordt verminderd
met:
30 N P (Nieuwe Ponden?) oud ijzergruis a 5c.
f 1,50
Idem 56 dito oud ijzer a 18 c. f 10,08
Het houtwerk van de oude kerk wordt zeker
hergebruikt:
In het bestek staat vermeld, dat naast de aan
geschafte materialen "de aannnemer een ge
deelte oude steen en ook een gedeelte oud hout
in dit gebouw zal moeten verwerken en ter
bekwamer dikte en lengte zagen". En later
wordt de aannemer Versteegh in een commis
sievergadering nog eens gemaand om "Wel in
het oude hout het bruikbare aan te wenden".
En in het bestek: "Het gehele dak moet bescho
ten worden gedeelte met oude en gedeelte met
nieuwe delen".
Onder een aantal "werkzaamheden buiten de
aangenomen daglonen en leveranties o.a.
op de gallerijden onder de oude Banken om
dezelve te doen rijze pootten of klosse...(te
maken)
Men heeft kennelijk een gedeelte van de oude
banken overgezet.
Tot nu toe zijn als materialen, waaruit de oude
kerk bestond aan de orde gekomen de leien,
lood, ijzer en hout. Maar het meest voorko
mende materiaal was natuurlijk steen. Er was
echter van twee soorten steen sprake. Gewone
metselstenen en dat zullen waarschijnlijk wel
zogenaamde kloostermoppen zijn geweest, die
een flink slag groter waren dan die wij in onze
tijd kennen. De tweede soort steen, die
genoemd wordt, is tuf- of duifsteen.Op deze
laatste komen we straks uitgebreid terug.
Hierboven hebben we al gezien, dat de aanne
mer ook de oude steen zal moeten gebrui
ken.Even verder in het bestek staat: "De
Fondamenten en binnenmuure(van de nieuwe
kerk) zal den aannemer van oude steen moeten
maken". Voor de buitenmuren zal nieuwe steen
worden aangekocht.
In de begroting "der Leusdensche ronde(?)
kerk" wordt vermeld:
"Tot het Fondament benod(igd) 75610 Steen a
f 10 (per 1000!), omdat de oude er toe gebruikt
kunnen worden". Tot de opgaande muren zijn
nodig 310500 stenen a f20. Waarschijnlijk zijn
er niet voldoende oude stenen om ook de bin
nenmuren daarmee op te trekken. We weten,
dat er meer oude stenen waren dan de hierbo
ven genoemde. De oude stenen zullen door de
aannemer voor de genoemde prijs gekocht zijn.
Dat de sloop geen kinderwerk was blijkt wel uit
de uitgebreide rekening, die de heer Harskamp,
de sloper van de kerk op 28 mei 1827 indient,
als hij zijn werk volbracht heeft. Hij heeft er
van af november 1826 tot mei 1827 met enkele
mensen regelmatig aan gewerkt.Alle slopers
worden bij name genoemd met vermelding per
week hoeveel dagen ze gewerkt hebben met het
ontvangen loon.
Het dagloon was toen 70 a 80 cent. De rekening
houdt nog de oude geldtelling aan van guldens,
stuivers en penningen. De totale rekening
bedraagt f 373-17-4. Deze mensen zullen
waarschijnlijk het zwaarste werk hebben
gedaan: het slechten van de muren. Interessant
is,dat dat één aspect van het sloperswerk apart
genoemd wordt, n.I. het steenbikken. Hieronder
>Nx\
Tegen het einde van de 18e eeuw was de zijvleugel van de kerk al bouwvallig (tekening: Rijksdienst v.d.
Monumentenzorg, Zeist).