Een epidemie die voorbijging
vergaderen over een gemeenschappelijk verza
melbeleid en wat daarmee samenhangt.
In elk geval zal het bestuur graag veel leden
begroeten op onze algemene ledenvergadering.
Omdat de ledenvergadering vorig jaar daarom
vroeg, krijgt u de jaarstukken thuisbezorgd.
Naast de lezingen en de verschillende activitei
ten vormt ons blad een belangrijk bindmiddel
voor de vereniging. In het vorige nummer is
wat meer aandacht besteed aan de betekenis
van het blad, maar toen moesten we over de
personele bezetting nog wat in het vage blijven.
Dat is nu gelukkig anders. Het bestuur is ermee
ingenomen dat de heer Henk Verburg bereid is
gebleken om binnen de redactie de eindverant
woording voor ons blad te gaan dragen. We
wensen de redactie in haar nieuwe samenstel
ling veel succes toe. Laten we er met elkaar
voor zorgen dat de redactie het blad met regel
maat kan blijven uitgeven, zoals dat nu al jaren
lang is gedaan.
Mutaties ledenadministratie 2e halfjaar 1995
Nieuwe leden:
W.H. van Kooij
P.H. Pels Rijcken
H. Th. Hormann
G.M. Wessels
lidmaatschap beëindigd
L.M. Bonnike
E. Oostra
mevr. A. Koperdraad-Bronzwaar
W.J. van de Harst
W.J. Roy aards
Hamersveldseweg 130
Lockhorsterwg 4
Dashorst 22
van Diepenheim Scheltuslaan 2
Hoge Kleyweg 1
Doornseweg 32
Gagelhof 4
Schutterhoeflaan 51
Schuilenburgerplein 1-A14
Cholera in Leusden en Stoutenburg
3833 GV Leusden
3832 RA Leusden
3833 CG Leusden
3832 EG Leusden
Leusden
Leusden
Leusden
Leusden
Amersfoort
Dr PD. 't Hart
lijfgeur mochten hebben. Dat gebrek aan
hygiëne ook ongezond was, werd in de loop
van de vorige eeuw steeds duidelijker. Daaraan
hebben epidemieën van besmettelijke ziekten
bijgedragen. De geleerden konden de echte
veroorzakers niet vinden en hielden daarom
vast aan de oude opvattingen dat besmettelijke
ziekten miasmatisch of contagieus waren.
Bij miasmatische ziekten zou de smetstof ont-
staan in stank en bedorven lucht. Hippocrates
geloofde daar al in. Vandaar dat in het klassie
ke Athene grote vuren werden gestookt tijdens
pestepidemieën. Op die manier probeerde men
de lucht te zuiveren. Datzelfde gebeurde in de
Middeleeuwen. En hoewel de meeste geleerden
ervan overtuigd waren dat zulke reinigingsvu
ren geen zin hadden, lieten veel mensen er ook
tijdens de cholera-epidemie van 1866 nog bran
den omdat zij erin geloofden.
De gedachte dat stank weieens gevaarlijk kon
zijn, had omstreeks 1770 nieuwe aandacht
gekregen. Geleerden onderzochten sedertdien
de samenstelling van de lucht. Men las in de
kranten dat in en door stank de ergste dingen
konden gebeuren. Bijvoorbeeld als 'nachtwer
kers' omkwamen bij hun werk: het uitscheppen
van beerputten. In de steden had men bepaald
dat dit alleen in de kleine uurtjes mocht gebeu
ren, omdat het te erg was om er omwonenden
overdag aan bloot te stellen.
Aanhangers van de leer van het miasma waar
schuwden tijdens epidemieën dat men voor
zichtig moest zijn en bijvoorbeeld de grachten
niet moest uitbaggeren, geen graven ruimen
e.d. Maar de smetstof kon ook ontstaan door
atmosferische oorzaken, zoals forse onweers
buien. En ze kon via de lucht of het water wor
den verspreid. Ook was het mogelijk dat ze
zich aan goederen hechtte en zo over de wereld
trok.
Als er een miasmatische ziekte heerste, was het
dus in de eerste plaats van belang alle onge
wenste geuren te verdrijven. Dat betekende:
straten extra schoonmaken, mest- en vuilnisho
pen verwijderen, zorgen dat de huizen goed
werden gelucht en geboend, geen mest uitrij
den over de landerijen, in de ziekenkamer met
chloorkalk (bleekpoeder) en met chloorgas de
lucht zuiveren enz.
Degenen die dachten dat ziekten contagieus
waren, beweerden dat de smetstof ontstond in
het lichaam van een gezond mens. Daarna kon
ze zich verspreiden via de adem, het zweet, de
poriën. Het was zelfs al gevaarlijk als een
patiënt naar je keek: blikken konden toen echt
doden, vreesden velen. Om verspreiding te
voorkomen, moest de contagieuze zieke wor
den geïsoleerd. Maar dat kon natuurlijk nooit
voor honderd procent, want de dokter en de
dominee mocht je niet weigeren. Ook familie
leden en verzorgers liepen in en uit. Het kind
van een zieke kon de smetstof op school ver
spreiden of als het bij de bakker een brood
kocht.
Als er geruchten gingen dat ergens een epide
mische ziekte heerste, probeerden de overhe
den het aangetaste gebied te isoleren, bijvoor
beeld door te verbieden dat de postkoets er
stopte. Maar zulke quarantainemaatregelen
werden op grote schaal ontdoken, omdat er
economische belangen op het spel stonden.
Als er eenmaal een besmettelijke ziekte heer
ste, namen de overheden en de medici in het
algemeen maatregelen die zowel tegen mias
matische als tegen contagieuze smetstof waren
gericht. En dus werd dan de handel in tweede
hands kleding verboden, droegen medici in
vroeger tijden een masker waarin geurige krui
den het miasma eronder hielden en probeerde
men patiënten zoveel mogelijk te isoleren. Zorg
voor de volksgezondheid was dus geen zaak
die men geheel overliet aan particuliere initia
tieven. Overheidsmaatregelen waren alleen al
nodig om te voorkomen dat een ziekte uit de
achterbuurten van de armen oversloeg naar de
welgestelden. Aan het nut van ingrijpen
behoefde men niet te twijfelen. Er was immers
nog nooit een epidemie geweest waaraan ieder
een was gestorven. De ziekten waren altijd
weer verdwenen en natuurlijk dacht men dan
dat het was te danken aan Gods zegen, de maat
regelen van de overheid en de zorg van de
medici.
Er was in de loop der eeuwen een pakket maat
regelen ontstaan waarmee men ziekten pro
beerde te voorkomen of te lijf ging. In de ste
den was een staf geleerde dokters die het hand
werk van de ziektenbestrijding hooghartig
overlieten aan chirurgijns, barbiers of heel
meesters: aderlaten, bloedzuigers plaatsen,
wonden dichtnaaien enz. Iedereen had ook wel
Miasmatisch of contagieus
Nog niet eens zo lang geleden was het niet best
gesteld met de hygiëne in Nederland. Tot de
jaren vijftig van onze eeuw hadden de meeste
huizen bijvoorbeeld geen douche of badkamer.
Gelukkig waren er openbare badhuizen, maar
daar ging je hooguit eenmaal per week heen.
Toch vonden de hogergeplaatsten al in de acht
tiende eeuw dat nette mensen geen duidelijke
HISTORISCHE