fWl HISTORISCHE KR/A/ munt van 42 stuivers. Die oude grondlasten waren: - 28 Philips guldens; - die darde gerff of 1 /3e deel van de oogst; - 2 peertgens guldens; - 3 schepel (I schepel 1/4 mud) rogge in Amersfoortse maat. Het nieuwe totaalbedrag van ruim 447: oud- schild moest jaarlijks worden opgebracht en werd in principe tot het jaar 1806 niet gewij zigd. Het is me in dit voorbeeld om de twee peertgens guldens en de drie schepel rogge te doen. De peertgens gulden heeft als munt nooit bestaan. Ik kwam de naam alleen in Leusden en Leusbroek tegen. De tegenwaarde van één peertgens gulden laat zich op 24 stuivers bere kenen. Er waren volgens de blaffaards van oud- schilden destijds twee gangbare munten van 24 stuivers: de Gouden Rijder en de Embder Gulden. Misschien heeft de peertgens gulden zijn naam aan de Gouden Rijder ontleend. De schepel rogge ben ik als onderdeel van een belasting ook nergens anders dan in Leusden en Leusbroek tegengekomen. Wél mudden rogge, maar nooit schepels. De Amersfoortse mud was hierbij 17: keer zo groot als de Utrechtse mud. De waarde van één schepel rogge in Amersfoortse maat blijkt na enig gepuzzel 9 3/4 stuivers te hebben bedragen. We zien de termen peertgens guldens en sche pels rogge in het register van 1536 bij een vijf tiental hoeven verschijnen en dan vrij vaak in de verhouding van twee peertgens guldens op drie schepels rogge. Er zijn echter ook andere verhoudingen waaraan ik voorlopig geen touw kan vastknopen, zoals 6 guldens op 47: sche pels en 37: guldens op 5 schepels. Slechts één keer, bij Den Treek, zijn peertgens guldens ver meld zonder schepels rogge. Het staat hiermee wel vast dat het paardjesgeld en hondenkoren in 1536 in de nieuwe belasting - het oudschild geld - werden ondergebracht. Zoals gezegd werd deze belasting nog in 1805 geheven. Merkwaardigerwijs komt de term paardjesgeld en hondenkoren tot in de 19e eeuw nog een aantal keren voor, waarbij althans de schijn wordt gewekt dat deze lasten nog steeds afzonderlijk - dus niet als onderdeel van het oudschild - moesten worden opge bracht. Dat bracht me tot de conclusie dat er ergens iets fout zat. Ik kom daar in de volgen de paragrafen op terug. Het is me om meerdere redenen niet goed mogelijk precies aan te geven welke hoeven in 1536 paardjesgeld en hondenkoren moesten betalen. Dat blijft een beetje gokken omdat in de belasting-registers van 1536 de namen van de hoeven slechts spaarzaam worden vermeld. Ik geef die namen dan ook onder enig voorbe houd. Leusden: Grote Hoek Grootveld, Velddorp, Nort (=VIooswijk), Ruitenbeek, Ooievaarshorst, Den Treek (alleen peertgens- guldens). Groot Loevezijn, Klein Loevezijn en Loef. (afb. 1 Leusbroek: Heuvel, Middelbroek 't Hek, Groot Santbrink, Groote Pol en - tot mijn ver bazing - Bijlaars Fundatie in de Steert, de laat ste met I peertgensgulden en 17: schepel, (afb.2) Dat ook hoeven in Leusbroek afdrachtplichtig waren, lag in de lijn der verwachting. Leusbroek was vrijwel zeker vanuit Leusden ontgonnen. De boeren in Leusbroek kregen daar dezelfde rechten en plichten als de boeren in Leusden. Bijlaars Fundatie lag echter in een restontginning en lijkt van jonger datum. Vandaar mijn verbazing. Dat men hier slechts voor een halve portie te boek stond, zou op een of andere transaktie kunnen wijzen. De oudste hoeven van Leusden moeten we in het eerste rijtje zoeken. De villa Lisiduna, die Karei de Grote in 777 aan de St.Maartenskerk heeft geschonken en die de kern van het oudste Leusden heeft gevormd, omvatte al een aantal 'mansi' of hoeven. Als we dan tóch op jacht naar die mansi gaan, mogen we voor mijn gevoel uit het rijtje van Leusden nog een aantal de heiligenberg CROOTE HOEK VELDDORP GROOTVELDj^ ^OUD-LEPSDER LOKHORST ROITEKBEEK 'KORT (-VLOOSVIJK) 001EV AARSHORST,TfP >1 V SI Èii-r HF KARKEGROKDER VAR DE LEDSDERBERG Sfifi'rl» DER TREEK •M J-/- J L-J— GROOT LOEVEZIJN Afb. 1hoeven in Lensdendie in 1536 paardjesgeld resp. hondenkoren afdroegen.

Historische kranten - Archief Eemland

Leusden Toen | 1996 | | pagina 14