a*\ HISTORISCHE KR/AJ Daer an die Borchhove westwert naestgelant is onse neve van Gaasbeke ende noertwert dat Zuyderbroeck ende oestwert die Colenershove ende zuytwert onse neve voers. Ende an die Colenershove is westwert naest gelant die Borchhove ende dat Zuyderbroeck ende noert wert die Beke ende oestwert dat Neder Eeckrijs ende zuytwert Jans lant van Gronewoude, so Jacob voers. die van ons en van onsen gestich te te leen hout. - Dat klopt precies. 'Onse neve van Gaasbeke' was Jacob van Gaasbeek, destijds heer van Woudenberg (8). Dat het vaak voorkomende 'voers.' voornoemd betekent, had u natuurlijk al opgemerkt. Neder Eeckrijs was het westelijk deel van het huidige Ekris. Het huis Gerestein staat op de Borchhove, met oostelijk daarvan de Colenershove. Deze twee hoeven werden al in 1394 genoemd (9): 'In dat jaar beleende de bisschop van Utrecht Jacob van Zulen met de zogeheten Coelenershoeve en de tweede hoeve vernoemd naar ene Geerlof de Valkenaar. Van Geerlof weten we niet meer dan dat hij destijds een lijfrente uit de hoeve ontving'. Het kan zijn dat deze Geerlof zijn naam aan Geerestein heeft geschonken. 4. De raadselachtige lake De bisschop verordonnerde in 1345 dat 'alle goet daer hi Johan van Culenborch) ende die van Loesden aen een roeren op deser voersey- den lake afgraven sal ende hi ende die van Loesden male den anderen wederwert doen mit ene sloel van tien voeten wiit ofte van meer...'. Daarna mocht men. op eigen gebied, aan het ontginnen slaan. De grenssloten staan op bij gaand kaartje aangegeven: de Scheng of Scheisloot, de sloot langs het verlengde van De Geeresteinselaan, de Dwarswetering en de Grift. Al deze sloten moesten met de reeds aan wezige lake in open verbinding staan die ken nelijk al - via een heul of duiker - zijn water op de beek loosde. Ik vertelde al dat ik deze lake vereenzelvig met een oude en lijnrechte water gang vanaf het Treekermeertje op het begin van de Ekrisse wetering. De heul zou dan aan het begin van deze wetering moeten worden gesi tueerd, nabij de plek waar het Huis werd gebouwd. Ook de hoofdas van de Wouden- bergse ontginning moet, misschien wel via één en dezelfde heul, zo zijn water naar de beek hebben kunnen afvoeren. Deze lake, waarvan het meest westelijke deel als de Oude Heygraaf bekend heeft gestaan (10). zou ook wel eens een befaamd aqueductum uit een oorkonde van 1133 kunnen zijn geweest 11Ik laat dit punt voorlopig rusten. 5. De ontginning van het Zuurbroek De bisschop heeft in 1345 de drie hoeven lands aan Johan van Culenborch in leen gegeven. De oorkonde vermeldt niet wat met de rest van het Zuurbroek moest geschieden. We weten uit latere documenten dat deze gronden vroeg of laat aan Leusden zijn toegewezen. Er waren daar twee groepen van direkt gegadigden: de boeren op het Heetveld en de boeren in Leusbroek. Beide partijen hebben denkelijk hun reeds aanwezige landerijen mogen 'ops- trekken', de boeren van het Heetveld in ooste lijke richting en die van Leusbroek in zuidelij ke richting. Zowel het verkavelingspatroon als de Blaffaard van Oudschilden uit 1536 (12) laten dit zien. De Watersteeg. als westgrens van Leusbroek, werd naar het zuiden verlengd en vormde zo de oostgrens van het Heetveld. Hier kwam later de Schonebekergrift te liggen. Nog weer later, in 1747, blijkt het Heetveld via een eigen heul een direkte afwatering op de beek te bezitten (13). Ik vermoed dat ook het Zuur broek zo'n afwatering heeft bezeten, waar schijnlijk dicht bij de Rode Brug, maar heb daar geen bewijzen van. Het Zuurbroek werd op in 1614 bij Geerestein gevoegd en het geheel werd daarna, ik meen in 1617, als een afzonderlijke ambachtsheerlijkheid verkocht. HISTORISCHE KR/a. Afh. 3: de deel-ontginningen in oostelijk Woudenberg.

Historische kranten - Archief Eemland

Leusden Toen | 1996 | | pagina 6