(101
6. De drie vragen van dhr.Polak
3. En hoe/wanneer is Ekris ontstaan?
1. Als de Geerensteinselaan inderdaad de
ontginningsas was, blijft de vraag liggen
waarom in het noordelijk deel slechts de
oostzijde in cultuur werd gebracht.
De Geeresteinselaan was de ontginningsas voor
het zuidelijke deel van de ontginning, ongeveer
tot aan de plek waar later het Huis verrees. De
ontginningsas in het meest noordelijke deel
was de weg in Ekris met de bijbehorende berm-
sloot of bermsloten. Ik noem dit in het vervolg
de nevenas. Het gebied tussen de Ekrisse wete
ring - in feite een oude beektak - en de latere
Geeresteinselaan, ergo de Collenershoeve,
behoorde bij Geerestein en werd na 1345 ont
gonnen. Het gebied tussen de latere Grift en de
Collenershoeve - het Zuur- of Zuiderbroek -
werd bij Leusden gevoegd en werd vanuit
Leusbroek ontgonnen.
2. Daarmee hangt de vraag samen of er veel
aanwijzingen zijn voor de veronderstelling
dat de Geeresteinselaan aanvankelijk slechts
vanuit Woudenberg tot het huis doorliep?
Voor de ontginning van Woudenberg had het
verlengen van de Geeresteinselaan in noordelij
ke richting aanvankelijk geen enkele zin. De
verlenging zou dwars door een nog niet ter ont
ginning uitgegeven moerasgebied hebben gelo
pen dat van twee kanten kon worden over
stroomd. vanuit de beek en vanuit de Ekrisse
wetering die in open verbinding met de beek
stond. Het was al met al veel eenvoudiger de
hoofdas op het begin van deze beektak te laten
afwateren en een afzonderlijke nevenas te gra
ven. De oorkonde van 1345 maakte het nood
zakelijk de hoofdas tot aan de beek te verlen
gen. Aan het eindpunt ervan lag later het
Geeresteinse Verlaat, als afwatering op de
beek.
Men werkte bij de Woudenbergse ontginning
denkelijk van hoog naar laag; ergo eerst De
Wetering, dan Ekris-Zuid en als laatste Ekris-
Noord (afb.3). Geschat: De Wetering rond
1275, Ekris-Zuid rond 1300 en Ekris-Noord
rond 1325? Let wel, de ontginning van
Leusbroek heeft zich waarschijnlijk ongeveer
in dezelfde periode voltrokken. Na 1325 had
den beide partijen de handen vrij en kon het
getouwtrek om het nog onontgonnen Zuur-
broek beginnen.
Noten:
1Geerestein en zijn bewoners', door drs.Ben
Olde Meierink, m.m.v. drs.Heimerick
Tromp en drs.Angelique Bakker. Een uitga
ve van Imbo Architecten/Adviseurs.
2. R.A.U., Domkap.3387, dd. 20 augustus
1345.
3. Historische Kring Leusden, Me jaargang,
nr.3, pag.52 e.v.
4. W.van Iterson: De Historische ontwikkeling
van de Rechten op de Grond in de provincie
Utrecht, pag.614. proefschrift 1932.
5. Mr.A.S. de Blécourt: 'Kort begrip van het
oud-vaderlands recht', bewerkt door mr.
H.F.W.D. Fischer, pag. 104 en 105.
6. Historische Kring Leusden, lie jaargang,
nr.3, pag.52.
7. Huis-archief Geerestein. Overgenomen uit:
'Geerestein en zijn bewoners', pag. 14.
8. Zie b.v. Maandblad Oud-Utrecht, mei 1988,
pag.67.
9. Geerestein en zijn bewoners, pag. 15.
10. Historische Kring Leusden, 11e jaargang,
nr.3, pag.51 e.v.
11. Zie b.v. C.Dekker: Een mislukte cope in het
Westerwoud, pag. 114 e.v. Ter Recognitie,
Hilversum - Verloren 1987.
12. Oud-archief gemeente Leusden, omslagen
L 11 en L 152.
13. Idem, omslag L 47.
HISTORISCHE KR/a,
Kaartjes:
Voor de ondergrond van de afbeeldingen zijn
kaartjes gebruikt zoals deze door dhr.H. de
Lanoy Meijer zijn getekend.
BIJLAGE. Het charter uit 1345 (RAU,
Domkap 3387, dd. 20 augustus 1345).
Transcriptie: dhr.ir.W.H.M.Nieuwenhuis.
Wi Johan bi der ghenaden Gods bisscop t
Utrecht maken cont en doen te weten allen
lilden die desen brief zullen sien of horen lesen
mit kennisse der waerheyt, dat eens segghen
aen ons g he bleven is een eersamen man haer
Johan van Culenborch here van Woudenberch
onse lieve neve aen die eenre side, ende die
ghemeyne gheburen van Loesden aen die ander
side al se van sulcken scoet ende twist alse si
onderlinghe hadden van der lantsceydinghe
tusschen den goede van Woudenberch ende
onse hofgoede van Loesden. waer af wi ons
wael beraden hebben, ende aten onse segghen
in aldusdanighen manieren alse hierna bescre-
ve staet.
In den iersten segghen wi dat haer Johan van
Culenborch voerghenoemt ende sine nacome-
linghen den ghebueren van Loesden vrilike
sonder enich wedersegghen zullen Uiten ghe-
brucken tot ewelicken daghen al dat lant dat
ghelegen is binnen dien palen ende der scey-
dinghe ende alsulcker lake die onse here ende
onse voervader bisscop Ghye daer God die ziel
af hebben moet, tot eene sceydinghe eermaels
ghehanghen heeft. Voert so segghen wi om
alles ghevoeghes wille, ende om te beter
vrientscap te maken tusschen haren Johan ende
onse ghebueren van Loesden voerghenoemt,
dat haer Johan voerseit uutkyesen sal binnen
acht dag hen na der daten des tieghenwoerdig-
hes briefs, drie hoeven lants legghende aen ene
stucke of aen tween, gheleghen naest den goede
van Woudenberch, et si boven ofte beneden aen
die lake waer hi si nemen wil. Ende dese voerg-
henoemde drie hoeven sal haer Johan voerghe
noemt ende sine nacomelinghe houden van ons
ende van onse gestichte in dienstmans stat.
Voert segghen wi dat haer Johan voers. dese
drie hoeven ende anders alle goet daer hi ende
die van Loesden aen een roeren op deser voer-
seyden lake afgraven sal ende hi ende die van
Loesden male den anderen wederwert doen mit
ene sloet van tien voeten wiit ofte van meer.
Ende dese grave zullen si graven ende volma
ken tusschen dit ende sunte Martinmesse in den
winter nu naestcomende. Voert so mach haer
Johan voers. ende onse ghebueren van Loesden
aen beyden siden bediken ende graven ende
doen mit horen voorseyt al dat si wanen dat
haer orbaer is sonder enich v... of wederseg
ghen van dier ander partije. Voert so sal haer
Johan voers. ende die van Loesden male den
anderen waterval ende wech ontrumen ende
onthenghen also alset redelic is tot horen min
sten scade sonder archeyt.
Ende waer dat sake dat in onsen voorseyden
segghen enich scout of twist gheviel, dat houde
wi tot onse verclaringhe. Voert is ons segghen
waer dat enich van dese voerghenoemde partij
en onse segghen brake of niet aen voldede die
hadden voert al alsulc goet alse hi van ons
ende van onse gestichte hielde of heeft, want si
hunnen des beyde partijen voer ons ende onse
dienstmannen verwilcoert hebben, die hier
over waren ende nabescreven staen. Alse haer
Robbrecht van Arkel here van den Berghe onse
broeder, haer Henric van Vyanen, haer Johan
van Broechusen, ridders, Sweder van
Culenborch, Sweder Uterlo ende Henric de
Conine ende anders wel goede lude. In orcon-
de deses briefs beseglielt mit onsen seghel.
Ende wi Johan van Culenborch here van
Woudenberch ridder voerscreve gheloven ende
wilcoren te houden ende vol te doen ons liefs
heren segghen in alle manieren alset voerscre-
ven is ende om te meerre vestenisse so hebben
wi onsen seghel mede aen desen brief ghedaen.
Gliegeven in onser stat van Amersfoerde int
iaer ons heren dusent drie hondert vuf ende
veertich op den
twintichsten dach van den maent die men heyt
augustus. Ende deser brieve siin twe sprekende
all eens.