163 luidde het begeleidende schrijven van de toen malige onderprefect Snouckaert. 'Dus zal er geene reden nog verschoning aangenomen worden. UEd. zal mij dadelijk melden hoe veel U betaald'. Op 14 november antwoordde Van Oven: - dat één van de twee posten hem onbekend was en niet op het budget (de begroting) was te vin den; - dat er geen gemeentelijke ontvangsten waren en de cassa leeg was; - dat hij bereid was beide posten te betalen, mits hij daartoe alsnog nadere bevelen zou krijgen. Hij /ou Otto Scheltus manen het restant van het kasgeld van het vorige boekjaar alsnog over te dragen. Dat tekende de situatie: Van Oven had geen geld in kas omdat Scheltus de kas niet had over gedragen. Er waren echter wél dringende schul den - zowel terechte als onterechte - waarvoor Van Oven door zijn superieuren in de nek werd gesprongen. Geen wonder dat Van Oven nog dezelfde dag, 14 november, een venijnige opdracht aan Otto Scheltus schreef. Hij som meerde Otto onverwijld een gesprek met de onderprefect Snouckaert te arrangeren om de onderprefect in staat te stellen 'zoodanige order te stellen als tegen UEDGestr. Otto Scheltus) zal vermenen te behooren'. Een afschrift van dit briefje werd nog dezelfde dag door Van Oven naar Snouckaert verstuurd. De schulden - de Fransen bleken in het opvoe ren ervan uitermate vindingrijk - bleven Van Oven echter achtervolgen. Enige ti jd later toon de Van Oven zich zelfs bereid de rekeningen uit eigen zak te betalen, echter alleen - zo schreef hij aan de onderprefect - 'zodra ik daartoe nader order onvangen'. Van Oven wist zich wél in te dekken...! 8, De Maire wordt een burgemeester Na de slag bij Leipzig (16-19 okt. 1813) bliezen de Fransen voorgoed de aftocht. Van Oven voerde vervolgens enkele weken de titel van President van Leusden. Op 14 januari 1814 werd een besluit genomen van de volgende inhoud: Art.l. De benaming van Maire zal in de uit gestrektheid van het Departement der Zuiderzee voortaan niet meer worden gebe zigd. Art.2. In afwachting van datgene Z.K.H. Zijne Koninklijke Hoogheid, ergo koning Willem I) aangaande nader mocht goedvin den te bepalen, zullen ambtenaren aan het hoofd der plaatselijke besturen geplaatst, de naam van Burgemeester aannemen. Van Oven heeft de titel van burgemeester tot aan zijn ontslag gedragen en is daarmee de eer ste burgemeester van Leusden geweest. (Men kan hierover van mening verschillen, al lijkt me dat pure muggenzifterij. Otto Scheltus bleef, zoals we gezien hebben, tot augustus van het jaar 1811 als schout van Leusden gehandhaafd. Ons land had echter vanaf 1810 deel uit van het Franse keizerrijk uitgemaakt en de overheids- correspondentie werd dientegevolge meren deels in het Frans gevoerd. Welnu, in deze cor respondentie werd - bij gebrek aan beter - het woord Maire gebruikt als men de schout Otto Scheltus bedoelde). 9. De 'Restauratie' De hymne van wat de 'Restauratie' werd genoemd werd veelvuldig in ons land gepubli ceerd en voorgelezen. Dat begon in Amsterdam op 17 november 1813: Oranje Boven Holland is vrij De bondgenooten trekken op Utregt De Engelschen worden geroepen. De Franschen vlugten aan alle kanten De zee is open De koophandel herleeft Alle partijschap heeft opgehouden Al het geledene is vergeeten En vergeeven Alle de aanzienlijken komen in de Regeering De Regeering roept den Prins uit ten Hooge Overheid... Elk dankt GOD De oude tijden komen wederom Oranje Boven. De restauratie kwam in Leusden slechts lang zaam op gang. De hooggestemde verwachtin gen van de hymne zijn voor burgemeester Van Oven al bijzonder slecht uitgepakt. Isaac Scheltus werd op 1 januari 1818 schout en secretaris van Leusden. Op de vooravond van zijn ontslag schreef Van Oven een bittere brief aan deze opvolger, de zoon van zijn rivaal Otto: Wel Edel Gestrenge Heer! Ik verzoeke mij niet ten kwade te duiden, dat ik mij verpligt achtte, UEdG. over Eene, voor dezen Gemeente en UwEdG. belangrij ke zaak te onderhouden, dezelve betreft, dat zig zedert Zondag 1.1. zeer vele ingezetenen dezer Gemeente bij mij vervoegd hebben, hunne Belangen intebrengen, omtrent de Benoeming en Aanstelling op aanstaande Zaterdag, van Eenen Gemeente Raad <zon- der dat de thans bestaande, ontslagen is> uit Personen bestaande, die volgens het alge meen Gerugt, daartoe, volgens het Regle ment, geheel onbevoegd zijn, is ingevolge art.4 door geheel andere Personen, waaron der ik zeiven, na den Heer van Lokhorst, Eene der allerbevoegdsten, en verder uit meer volgende Lieden, zou behoren te bestaan; als daartoe gelijk ik gezegd hebbe, volgens Gerugte, zijn benoemd. Ik meen redenen van Twijfeling te hebben, of UEdG. nevens derzelve Heer Vader Otto Scheltus), deszelver gezamenlijk meest Be lang, nevens ook des Ingezetenen, tot weder zijds Genoegen en Tevredenheid, op deze voorgenomen wijze, zullen kunnen bereiken; - Gew is is het Volk niet meer zodanig te cohi- beeren matigen of plooien) als voor Tien, Twaalf, Twintig of Dertig Jaaren - En LIEdGs. bijder meest belang bestaat vooral in de algemeene Tevredenheid der Ingeze tenen, en in den zagten en onmerkbaren overgang van het Bestuur der Gemeente. - Zeer gaarne wil ik daartoe - hoezeer reeds geschokt - behulpzaam zijn, en de weder zijdse Belangen, en het Vertrouwen, met al mijn kragten helpen handhaven en tragten te bevorderen - indien de werkelijke aanstel ling, der opgeroepen Personen, geen Plaats te hebben. Ik kan UEdG. nog zeggen, dat zulks veele Gemoedsbewegingen, en alge meene ontevredenheid, reeds heeft verwekt, welker Gevolgen ik niet kan doorzien; Ja! den ouden Wrok, zig reeds wederom doet horen - Immers zal, nog kan UEdG., nog derzelver Heer Vader, dit zo min verlangen, als derzelver waar Belang daarin verwagten! Mogt UEdG. egter tegen mijn Verwagting, aan het hiervoren vermeldde geen Attentie verlenen, dan blijven ook alle Gevolgen, hoe danig dezelve ook mogen zijn, voor Rekening van UEdG. en derzelver Heer Vader, en ik houde het dan daarvoor, tot hee- den aan mijn meeste en algeheele Verpligting te hebben beantwoord, gelijk ik tevens voor taan zulks zal tragten te bevolgen, en daar aan mijn Handelingen en Gedrag zoeken interigten. Eindelijk moet ik UEdG. nog melden dat ik tot op dit ogenblik, zijnde 's avonds zes Uuren, nog geenerhande aanzegging, nog van UEdG. Benoeming als Schout, nog van mijn Ontslag, of van de Gemeente Raad, nog iets anders hoegenaamd ontvangen heb. J.M.van Oven. HISTORISCHE^ KR/fy

Historische kranten - Archief Eemland

Leusden Toen | 1997 | | pagina 7