NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, HamersveM, Hoevelaken, Hoogland, Lensden, Soest,
Scherpzeel, Stontenburg, Vnurscbe en Woudenberg.
Woensdag 31 Maart
No. 26.
Negende Jaargang.
Uitgever: Al. Slothouwer,
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal In rekening gebracht.
LOGICA.
HOE HIJ ZIJNE LES LEERDE.
iHIERSFOORTSClE COURANT
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1,
Franco door het geheele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummers3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdagr- en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Agent voor Baarn en Omstreken:
W. Z. MULDER te Baarn.
Advertentiën van 16 regelsƒ0,40.
Iedere regel meerO,OS.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Advertentiën zende men den dag vóór da uitgave in.
Schrik nietwaarde lezerbij het zien
van het uitheemsche woord, dat hierboven
geplaatst is. ,Wij zijn volstrekt niet van
plan u met geleerdheid lastig te vallen.
Het staat er alleen maar, omdat hetgeen
er mee bedoeld wordt, niet zoo gemakke
lijk door een fraai en echt Nederlandsch
woord duidelijk te maken is. Wat er
echter mee aangeduid wordt, is iets, waar
aan we allen ieder op zijne manier zoo
wat doen, ja dikwijls zelfs ons bezondigen.
Ieder denkend mensch toch is niet te
vreden met het waarnemen van hetgeen
hij om zich ziet gebeuren. Nauwelijks
heeft hij iets gezieniets gehoord of ter
stond is hij in de weer er iets anders aan
vast te knoopen. Hij vraagt naar de oor
zaken van hetgeen hij vernomen heeft,
vergelijkt het geval met andere, die er
op gelijken, en tracht er gevolgen uit af
te leiden, tot eene bepaalde conclusie te
komen ten einde de zaak in hare geheele
waarde te kunnen beoordeelen.
Dat goed te doen is voorwaar eene
schoone gave, en zij, die het daarin tot
eene belangrijke hoogte gebracht hebben
behooren tot de groote mannen, waaruit
de wegwijzers en leidslieden der mensch-
heid voortkomen. Dat maken van ver
gelijkingen nu, dat opsporen van het ver
band tusschen oorzaken en gevolgen ten
einde de zaken naar waarde te kunnen
schatten, behoort tot het gebied der logica.
Zij is hetdie ons zuiver leert denken
gezond redeneeren, een juist en billijk
oordeel vellen.
Dat dit niet ieders werk iszou bijna
geen betoog noodig hebben, indien het
niet met de logica ging, zooals met zooveel
FEUILLETON.
III. (Slot).
Nellie was eenigen tijd niet bij hen
geweest, en verscheidene omstandigheden
hadden haar doen vermoeden, dat zij een
ernstigen twist hadden gehad. Grace was
voor veertien dagen geheel alleen uitge
gaan, en Nellie's vader, die medelijden
gekregen had met den verlaten en melan-
kolieken Eduard, had hem verzocht den
avond bij hen door te brengen.
Na het theedrinken ging hij in den tuin
wandelen, en hij bleef zoo lang uit, dat
Nellie hem ging opzoeken. Zij keek onder
de schaduwrijke boomen het was nu
weer zomer maar daar was hij niet.
Toen ging zij naar het koepeltje. O, daar
stond hij, tegen de groengeverfde tafel ge
leund, met zijn hoofd in zijne handen, en
Nellie hoorde hem op een zachten, fluis
terenden toon zeggen:
andere zaken, waarvan iedereen verstand
meent te hebben. Want evenzeer als
iedereen op zijne manier tehuis is in de
godgeleerdheid, evenzeer als zoo velen het
regt meenen te hebben zonder eenige voor
afgaande studie over schoolzaken en onder
wijs te oordeelen, evenzeer als ieder rechts
kennis meent te bezittenja somtijds be
grijpt zijn huisdokter nog wel een lesje te
kunnen geven, evenzeer acht ook de
groote massa zich gerechtigd tot het afleiden
van gevolgentot het opmaken van be
sluiten zonder dat zij het noodig acht te
begrijpen, dat het zuiver denken en juist
oordeelen beheerscht wordt door wetten
die men niet straffeloos overtreden kan.
En wil men bewijzen voor hetgeen wij
hier aanvoeren?
't Was een waar woord van dien wijze
der oudheid, dat de misdaden der vade
ren zullen bezocht worden aan de kinde
ren. Hij gaf daarmee een bewijs van
menschenkennis, een bewijs dat hij het
wisthoe de groote massa de logica mis
bruikt en hare wetten schendt. Of wordt
niet menigeen met den nek aangezien,
omdat zijn vader, grootvader of over
grootvader misschien wel, ter kwader
naam bekend stond? Wordt niet de
zoon dikwijls gewantrouwd, omdat de va
der oneerlijk was? En waar wij dit zien
gebeuren, is het niet, omdat men uit
zekere feiten gevolgen trekt, die daarmee
niet in noodzakelijk verband staan Is
het dan mijne schuld, indien mijne ouders
zich mochten vergrepen hebben aan de
wetten der zedelijkheid? Of indien mijn
grootvader zich ten koste van een ander
bevoordeeld heeft, moet ik dan noodzake
lijk geschuwd worden als een dief of een
bedrieger
Nog erger. Niet heel lang geleden
werd door een Nederlandsch dagblad met
minachtende verontwaardiging gesproken
over de onbeschaamdheid van iemand, die
,/Ik wilde, o! ik wilde
Het andere was onduidelijk en zijn ver
langen, wat het ook ware, was zijn eigen
geheim. En Nellie trad zachtjes de deur
binnen.
Grace had een dochtertje gekregen, maar
in plaats van vreugde was er groote droef
heid in Eduards huis, en toen de jonge
man aan het bed van zijne vrouw neer
knielde, voelde hij al de liefde, waarmee
hij haar eens bemind had, wederkeeren.
Maar wat werkt de teederste liefde in
zulke uren als deze uit Grace's uren wa
ren geteld, en zij ging heen, haar kind
aan Nellie overlatende.
En Eduard toen de eerste verdoo-
vende smart voorbij was, verkocht hij zijne
praktijk hij had haar nu niet meer
noodig en ging heen.
Achttien maanden gingen voorbij. Een
gebronsd man, met een zwaren baard, stond
aan de deur van de oude pachthoeve. Een
klein, trippelend kindje liep langs het pad,
hare schoone krullen fladderden in den
voor een liefdadig doel giften vroeg en
zich bereid verklaarde die giften in ont
vangst te nemen. En waarin bestond nu
die onbeschaamdheid Die //iemand" was
immers een neef en naamgenoot van een
firma, die zich aan schromelijk misbruik
van vertrouwen had schuldig gemaakt en
velen in het ongeluk gestort hadmeer
dan genoeg om het publiek te waarschu
wen tegen de bedoelingen, misschien wel
kwade praktijken van dien //iemand!"
Dat nu heet de logica misbruiken of
liever hare allereerste wetten miskennen.
Doen sommigen dat zonder kwade bedoe
lingen, alleen uit gewoonte, of omdat zij
te haastig oordeelen, er zijn er velen, helaas!
van wie men dat niet kan zeggendie
opzettelijk de voorschriften der logica ver
draaien om de oppervlakkig oordeelende
menigte te doen geloovenwat zij willen.
Zie hier hoe zij daarbij te werk gaan.
Zij wenschen b. v. iemand te benadeelen,
om welke reden doet er niet toe. Recht
streeks iets kwaads van hem zeggen kun
nen zij niet, en al deden zij het ook,
zij begrijpen weldat het publiek er geen
geloof aan zou slaan. Welnu, dan de
logica maar te hulp geroepen. De te be
nadeelen persoon behoort toevallig tot een
kerkgenootschap, dat het hunne niet is,
dat in hunne oogen verkeerde leeringen
verspreidt, of eene richting voorstaat, die
die zij veroordeelen. Klaar zijn zij: //Kan
uit Nazareth iets goeds zijn!" roepen zij
uit. //De lui van die richting deugen
nu eenmaal niet. Hoeveel bedriegers heeft
die partij niet opgeleverd; hoeveel verwar
ring hebben hare aanhangers niet gesticht;
men kan ze maar niet vertrouwen." En
daardoor is de te benadeelen persoon ge
oordeeld en veroordeeld; en de groote
massa, die door een schijn van waarheid
zich laat verblinden, bauwt hen na, en
de persoon in quaestie moge al bezield
zijn met de edelste gevoelens, en er naar
wind. De vreemdeling nam het op.
z/Hoe heet je, kleine?"
En met haar kinderstemmetje antwoord
de zij//Grace Melville", en hij bedekte
haar kleine gezichtje en schoone lokken
met kussen. Maar wie kwam daar naar
haar kijken?
//Tante Nellie!" zeide zij, met haar
lieve stemmetje en gleed uit de armen van
haren vader.
z/Neef Eduard!" riep Nellie vroolijk uit,
en een donkere kleur verving het bleek van
haar gewoonlijk zoo rustig gelaat.
En hij drukte haar de handen; toen
leidde hij haar bij de hand, die hij ge
nomen had, naar binnen.
z/Wil je mij nu nog eens zeggen, liefste
Nelliedat je mij meer bemint dan iets
anders op de wereld
Nellie bedekte zijn mond snel met haar
handje, terwijl hare wangen door een don
keren blos bedekt werden.
//O, neef Eduard, doe mij een genoegen
en vergeet, dat ik dat ooit gezegd heb."
streven wel te doen en niet te stichten,
alleen omdat hij tot die bepaalde kerke
lijke partij behoort, die nu eenmaal in
veler oog niet deugt, ziet hij door die
velen zich met wantrouwen bejegend, en
zijne beste bedoelingen en daden miskend.
Genoeg meenen wij hiermee gezegd te
hebben om te doen zien, hoe valsch er
geredeneerd, hoe weinig zuiver er gedacht
wordt; hoe de logica misbruikt wordt om
tot eene conclusie te komen, die men
reeds vooruit heeft vastgesteld, hoe die
zelfde logica, die het middel moet zijn
om waarheid van leugen te onderschei
den, dienst doet tot het verspreiden van
lasterlijke geruchtentot het bezwalken
van den goeden naam van anderen, kortom
tot het stichten van allerlei kwaad.
Zoo wordt zelfs de beste zaak een ge
vaarlijk wapen in de handen van den mis
dadiger; des te gevaarlijker, als zij, die
geen misdadigers zijn, niet weten hoe zij
ze gebruiken moeten. Er geen beter middel
om dat kwaad af te wenden dan laatstge
noemden te leeren, hoe valsche redenee
ringen te onderscheiden zijn van zuivere
logicahen te leeren zuiver denkenhen
aan te sporen tot omzichtigheid in het
opmaken van besluiten, hen te waarschu
wen tegen lichtvaardig oordeelen.
Wij noemen onszelf //Mensch." Een
schoone naam„de Denkende." Streven
wij dan ook er naar dien naam te ver
dienen, opdat wij allen in den goeden,
in den waren zin van het woord menschen,
d. i. denkers mogen zijn. Zoo zullen wij
leerende wat er te leeren valt, en de
gave des denkers recht gebruikende,
doen wat wij vermogen tot voordeel van ons
zeiven en tot een zegen van anderen.
„Werken en denken en leeren is leren,
„Zalig de minste, de kleinste, die 't vatl
„Hen werd het leven een heilige schat,
„Needrige kiem van een zaliger streven:
,'t Werk van den geest, van de hand looft den Heer,
„Als de gedachte het wijdt tot Zijn cerl"
Tubantia.
z/Dat ben ik niet van plan", antwoordde
bij glimlachend. ONellie", en nu sprak
hij in ernst, //ik heb mijne les geleerd
sedert dien avond. Ik heb de liefde op
prijs leeren stellen, niet zooals zij verdient,
maar ten minste zoo, dat ik haar boven
alle aardsche zaken stel. Mijne Nellie I zeg
mij niet, dat je liefde voor mij dood is!"
Nellie's antwoord behoeft niet vermeld
te worden. Twee maanden later werd zij
de vrouw van Eduard, en hij hoefde haar
geen enkelen keer te herinneren, dat zij
beloofd had, hem te gehoorzamen, alleen
omdat zij hem beminde, en zijn wil te
doen was haar grootste genot.
En daar hij met veel gevaar en moeite
zijne les geleerd had, trachtte Eduard die
ook aan anderen te leeren, en aan meer
dan één jongen man gaf hij in vertrou
wen den raad„Als je gelukkig wilt zijn,
trouw dan met de vrouw, die je lief heeft.
Geld noch stand, noch iets anders, kun
nen in de verte vergeleken worden bij
liefde, die alles overleven zal."