NIEUWE
NIEUWS- M ADVERTENTIEBLAD VOOR
Amersfoort, Baarn, Biscloten, Eemnes, Hamersvelü, Hoeielaken, Hoogland, Leusden, Soest,
i
Zaterdag 7 Augustus 1880
Bijgeloof.
Verborgen Goud.
No. 63.
Negende Jaargang.
Uitgever: A. JU. Slothouwer.
Advertentiën kunnen inge
zonden worden tot uiterlijk
's morgens 8VS uur,des Woens
dags en Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal in rekening gebracht.
FEUILLETON.
AMERSFOORTSCHE COURANT.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1,
Franco door het geheele Kijk1,10.
Afzonderlijke nummers 3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Agent voor Baarn en Omstreken:
W. Z. MULDER te Baarn.
Advertentiën van 16 regelsJ 0,40.
Iedere regel meer0,05.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Advertentiën zende men den dag vóór de uitgave in.
Nu en dan vangen we verschijnselen op
in 't maatschappelijk leven, die ons met
verbazing vervullen. Wij trachten ze te
verklaren, zoeken naar redenen die hun
bestaan zoo niet wettigen, dan toch ver
ontschuldigen, en eindigen met de schou
ders op te haleu, omdat wij ze niet vatten
kunnen.
Zoo moeten we ons dikwijls afvragen:
Hoe is het mogelijk, dat in het beschaaf
de Nederland in het laatste kwartaal der
verlichte negentiende eeuw, nog zooveel
bijgeloof wordt aangetroffen? De alleron-
zinnigste begrippen koestert een belang
rijk gedeelte van ons volk als iets heiligs
en onaantastbaar, en degeen die er de
stem tegen verheft wordt beschouwd als
een ongeloovige, ja, niet zelden als een
godloochenaar, omdat bij sommige lieden
het bestaan van een Opperwezen en de
macht van heksen, toovenaars en derge-
lijken nauw verwante levensquaestiën zijn.
Misschien zal deze of gene van onze
lezers van oordeel zijn, dat het zoo erg
niet is. In dat geval beweer ik, dat hij
de kaart des lands niet kent. Jaer
zijn streken in ons vaderland, waar nage
noeg alle sporen van vroeger bijgeloof zijn
V.
De kleine Iris wist, dat er iets was,
dat mij bedroefde, en zat heel rustig met
hare vingertjes te spelen en mij aantezien
met hare groote bruine oogen. Het wa
ren de oogen van hare moeder, en tra
nen van medelijden hingen aan de donke
re wimpels.
//Kom kleine Iris," zeide ik, zoo vrien
delijk als ik kon, //laten wij eens gaan
zien of de spinnen van daag aan het
werk zijn."
Het was haar grootste genot de spin
nen hare zijden webben te zien maken.
Ik wilde haar niet het web laten zien,
waarin ik gevangen was.
Toen wij den tuin binnentraden kwam
juist de rentmeester van baron Redmond,
James Blythe, het hek in.
^Goeden morgenmijnheer Brooke,"
zeide hijzijn hoed even aanrakende.
//Het spijt mij dat ik u slecht nieuws
moet brengen."
z/Zeg het dan maar gauw," zeide ik;
want hoe eerder ik het weet hoe beter."
uitgewist, en de waarzegsters geen droog
stuk brood zouden verdienen. Doch men
zou verkeerd doen, als men op grond van
waarnemingen in beperkten kring gedaan
den algemeenen toestand al te rooskleurig
schetste. Ontegenzeggelijk, er is vooruit
gang, en wij houden ons verzekerd, dat
elk nieuw geslacht eeu gedeelte van de
oude dwaasheden overboord werpt. Als
dan maar in ;s hemels naam geen nieuwe
daarvoor in de plaats treden, want dan
zouden we er niet veel beter door worden.
Op het platteland ontmoet men niet
zelden staaltjes van de grofste onwetend
heid, en in de achterbuurten van de groote
steden is het vaak even droevig
gesteld.
Meer dan iemand denken zou, worden nog
zwarte kippen te zwemmen gezet in ketels
kokend water en met stopnaalden geprikt,
om door het vervaarlijk geschreeuw, dat
zij niet ten onrechte bij die pleizierige
behandeling aanheffen, den in de buurt
zijn booze aanslagen smedenden toovenaar
tot nadenken te brengen. Bij ziekten,
waarvan de verschijnselen den onkundigen
leek eenigszins vreemd voorkomen, wordt
niet zelden aan betoovering gedacht, vooral
wanneer de dokter den minsten twijfel zegt
te voeden aangaande het karakter der kwaal,
en als het kinderen betreft. Men gaat
dan naar dezen of genen beroemden too ver
smid, de meeste districten van ons land
zijn in het bezit van zoo'n individudeze
geeft kruiden die men koken moet, als wan
neer spoedig de toovenaar in de gedaante
van een zwarte kat of zoo iets voor den
dag treedt. Kan men dien vervloekten
indringer dan te lijf komen, dan is het
gevaar geweken. Of wel, gevallen van dien
aard worden af en toe door de couranten
z/Nu, mijnheer, ik moet u zeggen dat
u dit huis moet verlaten, want de baron
heeft het gekocht. Het spijt mij, dat ik
u dat moet zeggen, daar ik weet hoe
trotsch u op uw huis is, en hoe lang het
in uwe familie geweest isen en dat
alles."
//Genoeg Blythe."
U kan hier nog drie maanden blij
ven, en ik moest u het huis opzeggen op
den vervaldag, maar tegenover een ouden
kennis wilde ik niet zoo formeel zijn, en"
//Heeft de baron het van Leonard, den
advokaat gekocht?"
z/Dat juist niet, maar van een van zij
ne vrienden, en het zou mij niet verwon
deren dat Leonard het geld op stak,
en het is eene goede som. O, die advo
kaat is een knoeier!"
//Goeden dag, Blythe. Ik kan nu niet
langer spreken. Uw meester kan van het
huis bezit nemen voor het einde van den
termijn."
De rentmeester ging heen, en ik nam
mijn dochtertje mee om naar de spinnen
te gaan zien, maar zij scheen er geen be
lang in te stellen, ofschoon ik zag dat
zij er haar best voor deed, om mijnentwil
le. Ieder oogenblik zag zij mij aan met
hare groote ernstige oogen. Zooveel be
vermeid, de tooversmid geeft aanwijzin
gen omtrent het uiterlijk van de heks,
hij is voorzichtig genoeg dit te doen in
algemeene trekken, die op een oud vrouw
tje van toepassing zijn, en zijn toehoor
der, die natuurlijk reeds een zwaar ver
moeden heeft tegen een befaamde heks
uit zijn buurt, herkent in die beschrijving
terstond het voorwerp van zijn argwaan
en gaat welvoldaan naar huis, om bij de
eerste de beste gelegenheid de arme ziel
door een ferm pak slaag te noodzaken
tot de erkenning van haar misdrijf en tot
verbrekingdoor het uitspreken van
een zegeningsformulier, van de betoove
ring waarmede zij een arm schaap had
gekluisterd. Gewoonlijk volgt er dan een
aanklacht bij de bevoegde autoriteit en
een veroordeeling van den man die zijn
geweld tegenover dat des Satans plaatste,
en toch wezenlijk niet de meest schul
dige is. Immers het bewijs van betoo
vering was aanwezig: in het hoofdkussen
van het kind zaten eenige veertjes tot een
soort van krans samengestrengeld, en
de tooversmid heeft precies gezegd hoe de
heks er uitzag. Hoe zou hij dat kunnen
doen, als er niets van aan was? Hij had
het mensch van z'n leven niet gezien.
In de achterbuurt is iets vermist,
een zilveren lepeltje, een porceleinen thee
kopje of een vergulde broche. De buur
vrouwen steken de hoofden bij elkander.
De vermoedelijk bestolene wil aangifte doen
bij de politie, doch een der dames,
om haar ervaring zoowat als het orakel
beschouwd, beweert dat het niets zal hel
pen; dat, als de politie er al achter komt,
je toch je goed niet terug krijgt, en dat
het veel heter zou zijn de waarzegster te
grip scheen mij een wonder toe in een
zoo jong kind. O, hoe bonsde mijn hart,
toen ik in mijzelf vroeg: //Wat zal er
van mijn kind worden, als ik naar de ge
vangenis gezonden word Die vraag moest
nog opgelost worden.
Terwijl wij nog tusschen de laurier
struiken stonden en Iris met mijne hand
speelde, die zij nu en dan zacht streelde,
alsof zij wilde zeggen //De kleine Iris
houdt heel veel van u" hoorden wij,
dat de klink van het tuinhek geopend
werd en in het volgende oogenblik zagen
wij een ouden man naar de deur gaan,
dien ik herkende als den tuinman van ba
ron Geoffrey Grandison.
z/Welke slechte tijding kan hij bren
gen zeide ik tot mijzelf, en toen riep ik
hem toe:
//Heb je mij noodigbaas Adams
z/Ja," antwoordde hij, //baron Geoffrey
heeft mij verzocht je te vragen of je een
karreweitje aan het klooster kan doen."
z/Dat kan ik," zeide ik; //ik heb niet
te veel werk, zooals je wel zult zien."
z/Ja en het doet mij zeer, dat ik een
zoo goed werkman zonder werk moet
zien, terwijl anderen je brood opeten, zal
ik maar zeggen, Het is een karreweitje
in het klooster, en als het je uitkomt,
raadplegen. Dit advies wordt door de
meerderheid goedgekeurd. Men gaat naar
de kaartlegster, en deze behoeft men niet
eens te zeggen wat er gaande is. Diefstal,
natuurlijk, en de dief is dichter bij dan
je denkt. Och ja, een mensch kan zich
wel eens heel mooi voordoen en toch nie
mendal deugen. Voorzichtig giet zij een
kopje vuile koffie af, en het dik 'fluistert
haar dingen in het oor waarover zij ver
stomd staat. Nu wordt de kaart geschud,
in rijen nedergelegd, en de volle, vreese-
hjke waarheid treedt in het helderst licht.
De bestolene moest maar eens goed letten
op een zwarten man, die veel omgang
heeft met een blonde vrouw enz.
Wilden we gaan spreken over de hon
derd-en-een huishoudelijke bijgeloovighe-
denwe zouden heel wat stof hebben.
De driehoekige turf aan den haard, die
bezoek verkondigtde spinnekop 's mor
gens, die verdriet voorspelt; de velerlei
voorteekens, die een noodlottigen afloop
doen verwachten, en wat dies meer zij.
En 't schijnt wel, dat we zonder een
bepaalde dozis bijgeloof niet kunnen leven.
Menigeen, wie de vorm der turven totaal
onverschillig is, en die weieens zou wil
len zien dat ze hem betooverden, verdiept
zich in de geheimenissen van het spiritis
me of gaat bij ernstige ziekte den raad in
winnen van een somnambule.
Wat kunnen we daar tegen doen? Na
zooveel eeuwen van toenemende bescha
ving, nu kennis meer en meer doordringt
tot in de onderste maatschappelijke lagen,
nu van alle kanten pogingen worden aan
gewend om dwaze begrippen te verban
nen.
Och, laat ons maar moed houden. Als
kom dan morgen om tien uur; baron
Geoffrey zal er bij zijn om het je te wij
zen."
Ik zeide den man goedendag, en vroeg
mijzelf af //Is dit het begin van betere
tijden?"
Den volgenden morgen na het ontbijt,
kleedde ik Iris in het kleine zwarte pak
je, dat ik voor haar gemaakt had, en
deed een stuk brood en de werktuigen,
die ik dacht noodig te hebben, in mijne
mand. Toen verliet ik mijn huis met de
hand van mijn kind in de mijne en de
mand op mijn schouder.
Ik ging in het dorp naar de hut waar
de oude vrouw, die vroeger mijn huis
schoon gehouden had, en verzocht haar op
mijn dochtertje te passen, terwijl ik aan
het werk was. Haar verlangen om mij de
zen dienst te bewijzen, was een tweede
bewijs voor de welwillendheid van deze
eenvoudige menschen. Ik had niets dan
hartelijkheid ondervonden van hen, die
mij niets anders hadden aan te bieden, en
het was des te schooner, daar het duide
lijk was, dat zij er niets voor terug
zouden krijgen. In ieder geval was het
voor mij moeielijk hun medelijden te
dragen.