NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
t, Baarn, Bnlen, Eemnes, Hamersvelö, Hoevelaken, Hoogland, Lensden, Soest,
1.
Woensdag 29 December 1880.
No. 104.
Negende Jaargang.
Uitgever: A. Hf. Slothouwer,
JAdvertentiën kunnen inge
zonden worden tot uiterlijk
'i morgens SV2 uur des Woens
dags en Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal in rekening gebracht.
Belangeloos en Trouw.
MERSFOORTSCHE COURANT.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,
Franco door het geheele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummers t Cent.
Dit Blad verschijnt des Wotntdagt- en dei Zaterdag!.
tb Amersfoort.
Advertentien van 1—9 regelsJ 0.40.
Iedere regel meer O.OS,
Groote letters «orden berekend naar plaitsruim'tau
Advertentien rende men den dag vóór de uitgave ia.
Met sympathie nemen we het volgend
stuk over, met dringend verzoek aan deze
demonstratie als een eenig man deel te
nemen.
LANDGENOOTENl
De bewoners van de Transvaal zijn in gewapend ver
zet gekomen tegen het jegens hen gepleegde onrecht. Zij
hebben hetzelfde gedaan, wat onze gemeenschappelijke
voorvaders voor drie eeuwen gedaan hebben. Zullen wij
met onverschilligheid aanzien, dat dit rechtmatig verzet
in bloed gesmoord wordt? Dat kunnen, dat mogen wij
niet, zoolong wij nog een warm, voor recht kloppend
hart in den boezem dragen. Feitelijke hulp kunnen noch
mogen wij verleenen. Ook van onze regeering mogen
wij niet verwachten, dat zij zich in deze zaak zal men
gen. Toch zijn wij niet geheel machteloos. Een beroep
van het vrije volk van Nederland op het rechtvaardig
heidsgevoel van het vrije volk van Engeland kan nog
misschien iets uitwerken, mits dit beroep van velen uit
ga en spoedig geschiedde.
In Engeland zelf beseffen velen, dat er tegen de Trans
vaal onrecht is gepleegd. Misschien gelukt bet, dezen te
bewegin eene nieuwe poging te doen, om dit onrecht te
doen herstellen, voordat het te laat is, en daardoor het
gevaar af te wenden van eenen ongelijken strijd, die eene
schande voor onze eeuw, niet het minst voor Engeland
zelve zoude zijn.
Daarom noodig ik u uit tot onderteekening van het
volgend adres, dat door eene bevoegde hand in het En-
gelsch overgebracht en dan gedrukt en aan de voor
naamste Engelsche dagbladen toegezonden zal worden.
Aan de Bi itsclie natie.
„Met groote belangstelling hebben wij de lotgevallen
der de Transvaal bewonende, met ons Nederlanders door
FEUILLETON.
X.
„Dat meisje zou nog slechts aanspraak op
uwe hand kunnen maken, indien uw hart
haar ook nog toebehoorde, mocht het anders
zijn, zoo kunt gij haar uwe dankbaarheid,
rriendschap, ja zelfs vereering schenken, maar
volstrekt niets meer. Wilt gij slaafs uw een'
maal gegeven woord houden, waartoe de
voornaamste voorwaarde nu toch reeds lang
verdwenen is, welnu zoo bied haar dan uwe
hand aan, maar bega geen onrecht, dat voor
u beiden zeer treurige gevolgen na zich zou
slepen, indien gij haar wildet verzwijgen welk
een verandering er gedurende de drie laatste
jaren met n heeft plaats gegrepen niet alleen
in uiterlijke omstandigheden maar ook vooral
in uwe denkwijze en innerlijke gevoelens.
En hiermede basta, ik heb mijn arm verstand
reeds veel te lang ingespannen en heb nu
een tegenwicht noodig, anders zou mij de
levenslust gaan begeven. Ik ben niet gewoon
om de gevoelens des harten zoo maar open
lijk te ontleden en uit te spinnen, dat laat
ik liever aan geestelijken en wijsgeeren over.
Kom, beste Vriend, pak de zaak nu nog eens
met uw gezond menschenverstand aan dan
zult gij er wel mede klaar komen, en nu
afstamming verwante bevolking gevolgd, en verwonde
ring en leedwezen hebben ons vervuld, toen het vorige
Britsche ministerie het beslnit nam dat gewest van zijne
onafhankelijkheid te berooven en hij de Britsche kroon
te annexeeren. Wij achten het overbodig, de redenen
dier verwondering en van dat leedwezen hier nader uit
een te zetten. Velen onder u, in de eerste plaats uw
president-minister, de heer Gladstone, hebben reeds met
klem tegen die annexatie geprotesteerd, als zijnde on
rechtmatig en tevens onstaatkundig, lang hebben zich
de bewoners der Transvaal met de voorwaar niet onge
gronde hoop gevleid, dat het hun aangedane onrecht
zonde worden hersteld. Thans, nu doze gebleken is ijdel
te zijn, is hun geduld ten einde, en zij hebben in hun
wanhoop naar de wapens gegrepen. Wij betreuren dat,
al kunnen wij het begrijpen. Hunne voorvaderen toch,
die ook de onze zijn, hebben eenen tachtig jarigen strijd
gevoerd voor het behoud hunner vrijheid, en de aard
hunner nazaten is nog niet verbasterd. Gij Britten, die
zelve een vrij volk zijt, kunt niet anders dan sympathie
gevoelen voor zulk een kleinen volksstam, dien het
machtige Groot-Brittanje wil uitdelgen of veijagen,
maar nooit overheerschen kan."
„Het is daarom, dat wij het wagen een beroep te
doen op het rehtvaardigheidsgevoel der Britsche natie
zelve. Zij zal zich niet willen onteeren door zulk een
ongelijken en onrechtvaardigen stiijd met een klein
volk, dat niets anders verlangt dan in vrede en rust en
onder eigene wetten den grond te bebouwen, dien het
zich ten koste van veel moeite en gevaren verworven
heeft.
Wij vleien ons met de hoop, dat dit beroep niet ijdel
zal zijn en dat de onder u zoo machtige stem der pu
blieke opinie aan het tegenwoordige ministerie den noo
digen steun zal verleenen, om eenen onrechtvaardigen
maatregel terug te nemen, die het, te oordeelen naar de
liberale gevoelens die het overigens bezielen, voorzeker
afkeurt, dat immer genomen is,"
Ik stel aan hen, die zich met dit adres kunnen ver
eenigen, voor, binnen acht dagen aan mij of aan het
bureau van het TJtrcchtsch Dagblad hunne duidelijk ge
schreven namen onder vermelding hunner qualiteit toe-
tezenden, opdat dezs tijdig onder het adres knnnen wor
den geplaatst.
Dat de tijd dringt, zal wel niet uitdrukkelijk be
hoeven herinnerd te worden.
Ook neem ik de vrijheid, redacteuren van andere
dagbladen beleefdelijk uit te noodigen dit stnk spoedig
over te nemen,
23 Dec. 1880. P. HART! NG.
OFFICIËELE PUBLICATIE.
Nationale Militie.
De Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort
Gezien de wetten van den 19. Augustus
1861 (Staatsblad No. 72) en van den 1.
Mei 1868 (Staatsblad No. 44) betrekke
lijk de nationale militie, benevens het
koninklijk besluit van den 17. December
1861 (Staatsblad No. 127)
Doen te weten, dat op Zaterdag den 8sten
en Donderdag den 13den Januari 1881, tel
kens van 's voormiddags 10 tot 1 uur des
namiddags, ten raadbuize der gemeente de
inschrijving voor de nationale militie zal
plaats hebben van jongelieden, die in den
loop van het jaar 1862 geboren en alzoo
in 1882 aan de loting onderworpen zijn.
En brengen hierbij de navolgende wets
artikelen in herinnering
Art. 15. Jaarlijks worden voor de mili
tie ingeschreven alle mannelijke ingezetenen
die op den 1. Januari vau het jaar hun
negentiende jaar waren ingetreden.
„Voor ingezeten wordt gehouden 1. hij,
wiens vader, of, is deze ^overleden, wiens
moeder, of, zijn beiden overleden, wiens
voogd ingezeten is volgens de wet van den
28. Juli 1850 (Staatsblad No. 14); 2. hij,
die geen ouders of voogd hebbende, ge
durende de laatste, aan het in de eerste
zinsnede van dat artikel voormeld tijdstip
voorafgaande, achttien maanden in Neder
land verblijf hield8. bij, van wiens ouders
de langstlevende ingezeten was, al is zijn
voogd geen ingezeten, mist hij binnen het
Rijk verblijf houde.
„Voor ingezeten wordt niet gehouden
de vreemdeling, behoorende tot eenen Staat,
vaarwel," Hij greep Gustaafs hand en drukte
die hartelijk. „Duidelijkheid, duidelijk
heid mijn jongen wij beeldhouwers, begrij
pen dat woord zeer goed. Alle nevelen zoo
als die waarin gindsche Wodan nog zweeft
deugen niets. Maar zeg, wilt gij nog niet
eens bij ons aankomen?" „Ik zal komen
heden middag nog," zeideGustaaf aarzelend.
„Goed zoo, gij wordt door ons allen met
verlangen tegemoet gezien."
„Verontschuldigd mijne lange afwezigheid
en zwijg vooral over den inhoud, van ons ge
sprek." „Dat spreekt van zelfVaarwel,
beste jongen! en houd maar goeden moed
Wij willen hopen, dat alles zich nog ten
goede voor alle partijen schikken moge." Hij
zette zijn hoed weer op „enGustaaf, vergeet
toch den armen vader der goden met zijne
beide raven niet geheel en al. Het werk houdt
de ziel van allerlei sombere gedachten af,
en misschien fluisteren Hugin en Munin (de
twee raven) U nog wel een paar verstandige
orakelwoorden in. Vaarwel
Hij verliet het atelier. Gustaaf echter
stond nog lang in diep nadenken ver
zonken voor Hedwigs beeltenis en herhaalde
bij zich zeiven ieder woord dat de vriend
om hem te overreden tot hem gesproken had.
Daarna keerde hij zich met een diepe zucht
om;
„En toch moet ik mijn plicht volbrengen,"
waar de Nederlander niet aan den ver
plichten krijgsdienst is onderworpen, of
waar ten aanzien van de dienstplichtigheid
het beginsel van wederkeerigheid is aange
nomen."
Art. 16. „De inschrijving geschiedt1.
van een ongehuwde in de gemeente waar de
vader, of, is deze overleden, de moeder, of
zijn beiden overleden, de voogd woont2.
van een gehuwde en van een weduwnaar in
de gemeente waar hij woont8. van hem
die geen vader, moeder of voogd heeft of
door dezen is achtergelaten, of wiens voogd
buiten 's lands gevestigd is, in de gemeente
waar hij woont4. van den buiten 's lands
wonenden zoon van een Nederlander, die
ter zake van 's lands dienst in een vreemd
land woont, in de gemeente waar zijn va
der of voogd het laatst in Nederland ge-
woont heeft."
Art. 17. »Voor de militie wordt niet
ingeschreven 1. de in een vreemd Rijk
achtergebleven zoon van een ingezeten, die
geen Nederlander is; 2. deineen vreemd
Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon
van een vreemdeling, al is zijn voogd in
gezeten 3. de zoon van den Nederlander
die ter zake van 's lands dienst in 's rijks
overzeesche bezittingen of koloniën woont."
Art. 18. „Elk die volgens Art. 15 be
hoort te worden ingeschreven, is verplicht
zich daartoe bij Burgemeester en Wet
houders aantegeven tusschen den ln en
31n Januari."
„Bij ongesteldheid, afwezigheid of ont
stentenis is zijn vader, of, is deze overle
den, zijne moeder, of zijn beiden overleden,
zijn voogd tot het doen van die aangifte
verplicht."
fluisterde hij.
Het was tegen den middag van denzelfden
dag, dat Gustaaf het huis van den bouw
meester Hertel binnentrad, en met een on-
zekeren tred, als ware hij het nog niet met
zich zeiven eens, of het niet beter zijn zou
om te keeren, den met een' looper bedekten
trap die naar de eerste verdieping voerde
opklom. Op zijn schellen deed een dienst
meisje open, die hem als een' dagelijkschen
gast maar dadelijk binnen liet, zonder hem
eerst te vragen, wien hij verlangde te zien.
De juffrouw is inde voorkamer," zeide
zij. Gustaaf toch had altijd vrijen toegang
in de woonkamer der familie Hertel.
Toen hij de hand op de deurknop lag,
klopte hem het hart zoo hevig, dat hij nog
een oogenblik wachten moest, om eerst wat
tot zich zeiven te komen. De zekerheid dat
hij door Ella bemind werd, gevoegd bij de
onmogelijkheid om de inspraak van zijn hart
te volgen, die hem drong om haar aan
zijn borst te drukken en uitteroepen
„misken mij niet Ella, ik bemin u reeds
sedert lang met al de kracht die in mij
is, en het is alleen een droevig noodlot
dat zich tusschen ons geplaatst heeft."
Hij sprak zich zeiven moed in, overwon
zooveel mogelijk zijne ontroering en trad
binnen,
Het jonge meisje zat op de vensterbank,
en hield het blonde kopje droomerig over eene
portefeuille met teekeningen heen gebogen.
Zij vloog met een zachten kreet op, en een
donkere blos verspreidde zich over haar ge
laat toen zij Gustaaf bemerkte.
„Heb ik u verschrikt Ella vroeg hij.
„O, neen," hernam zij in liefelijke verwar
ring," wees hartelijk welkom, wij hebben
u in langen tijd niet hier gezien
„Ik hoop dat gij mij wel vergiffenis zult
willen schenken, dewijl ik vergat wat ik aan
mijne vrienden verschuldigd ben." Hij zag
haar vol bewondering aan, nog nooit was
zij hem zoo schoon voorgekomen als juist
heden. Toen zij bij het groeten hare hand
in de zijne legde, voelde hij dat deze zacht
beefde.
„Zijt gij boos op mij vroeg hij.
„Neen, zeker niet," hernam zij, terwijl zij
de oogen naar hem opsloeg en hem vrien
delijk aanzag. Felix heeft ons ook reeds ver
teld waarom wij u in zulk een langen tijd
niet gezien hebben. Gij hebt een nieuw werk
onder handen, en men zegt immers altijd dat
een kunstenaar onder de bezieling van iets
nieuws daar te stellen, zich zeiven en de ge
heele wereld vergeet."
Hij wendde het hoofd geroerd om, de woor
den van Ella klonken hem ah eene bespot
ting in de ooren, doch hij durfde haar dit
geloof niet ontnemen, en moest, hoe zeer