NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR instort, Baan, Bisclioto, Eenmes, Hamersveld, Main, HooM Lensden. Soest, Een waterige regeling. De Smid yan Antwerpen. Advertentiën kunnen inge zonden worden tot uiterlijk 's morgens 8 /2 uur des Woens dags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt sleehts drie maal in rekening gebracht. FEUILLETON. No. 6i. Zaterdag 30 Juli 1881. Tiende jaargang. MERSFQORISCHE COURANT. Advertentiën v*n 16 regelsj 0,40. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 m.nnden 1,_. Uitgever: Al. Af. SlothOUWer, Iedere regel meer 0,05. Franco door het geheele Rijk. 1,10. Voor het Buitenland0,07*. Afzonderlijke nummers 3 Cent, TB AMERSFOORT* Reclames per regelu 0,20. Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags, Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Artikel 191 van de grondwet zegt: z/De wet regelt het algemeene en het bijzondere bestuur van den waterstaat in den bovengemeldeu omvang." Wat dien omvang betreft, lezen we in het voorgaand artikel dat daaronder zijn begrepen ook de wegen cn bruggen, zon der onderscheid, of de kosten daarvan worden betaald uit 's Lands kas of op eene andere wijze worden gevonden, al hetwelk is onderworpen aan het opper toezicht des Konings. Die bepalingen snijden al zeer weinig hout. Hetzelfde kan gezegd worden van de twee andere artikelen die het negende hoofdstuk van de Grondwet voltooien, en waarin gesproken wordt van het toezicht en de bevoegdheid van de Provinciale Staten ten opzichte der waterstaatsbelan gen. Nu betreuren we het volstrekt niet, dat de Grondwet in zoo weinig bijzonder heden treedt. Ware zij omtrent andere zaken even sober, bij voorbeeld bij de regeling van het kiesrecht, de eisch ii. Sedert een poosje echter vermoedde zij dat de lieden, die zij zoo innig lief had, in groote armoede verkeerden. De oude Mat zijs, Quentins vader, was ongeveer een jaar geleden gestorven, en sedert dien tijd had zijn zoon harder moeten werken, dan hij ooit te voren gedaan had. Zijne gezond heid was altijd zwak geweest, en zijne ster ke, goedhartige vader had hem dikwijls op warme zomerdagen gedwongen den hamer neer te leggen om naar buiten te gaan en in de velden aan den oever van de Schelde te wandelen, waar hij dan dikwijls Genevieve en hare bediende, Gretchen, ontmoette. Dan zat hij gewoonlijk met het jonge meisje naar den heerlijken zonsondergang, of wel naar de bootendie de rivier kwamen afzak ken te staren evenals zij in hunne kind- sche jaren naar de uitdoovende vonken gekeken of naar het hijgen van den steeds rusteloozen blaasbalg geluisterd hadden. Nooit dus bad hij bet ondervonden, wat het zeggen wilme. pijnlijke leden of wegzinkende krachter hard te moeten werken. Maai toen dat liefhebbend teeder tot herziening zou zich niet zoo luide doen hooren. Doch waar zij een voorziening bij organieke wet voorschrijft, behoort deze dan ook te zijn geschied: zonder dat be duidt haar aanwijzing niets en blijft er in de organisatie der staatshuishouding een leemte bestaan. Bij de wet van 12 Juli 1855 werd een regeling vastgesteld, die echter, in af wachting dat aan het bij den aanvang geciteerde artikel volledige uitvoering zou worden gegeveD, slechts een voorloopig karakter droeg. Sedert zijn wij 26 jaar ouder geworden, en op htt gebied van waterstaats-wetgeving is niets meer gebeurdalweer een bewijs dat bet //voorloopig" bij ons een uitne mend taai leven heeft. Ministerieën van allerlei kleur en zonder tal hebben elkan Ser epgewolgdtelken -jare, bij do, behan deling der begrootingswetten, hebben //sommige" en //vele" leden in de afdee- lingen der beide Kamers met minder of meer nadruk op de vervulling der Grond wettelijke belofte aangedrongen, zonder eenig gevolg. Toen eindelijk de instelling van het jongste departement van algemeen bestuur met zijn langen naam een feit was ge worden, werd de hoop gekoesterd, dat de langverwachte organisatie niet verder zou uitgesteld worden. De eerste Minister van Waterstaat enz. heeft daarvoor geen tijd kunnen vinden zijn opvolger, de tegen woordige Minister, sloeg onlangs de handen aan din ploeg. Er is dus leven in de brouwerij geko men. Daaraan was behoefte, want het is niet vaderhart voor altijd had opgehouden te slaan in dat sterke lichaam en de han den die zoo lang voor anderen gewerkt hadden nu rustig in het graf lagen, toeD eerst besefte hij het ten volle. Maar al was Quentin ook zwak naar lichaamhij was sterk naar den geest. Manmoedig en geduldig en met ongelooflijke wilskracht streed hij tegen deze lichaamszwakte. Dag aan dag werkte hij op het aanbeeld op die smederijwaar hij zoo gelukkig was geweest als kind, tot dat het licht duister werd voor zijne oogen en het geluid des hamers door zijne hersenen dreunde, alsof het hem krankzinnig wilde maken. Ein delijk vermocht zijn verzwakte arm den zwaren hamer niet meer op te lichten, de blos op zijne wangen werd steeds dieper; en op zekeren dagterwijl hij nog met zijn werk bezig wasviel hij in zwijm zooals de oude man Geneviève verteld had. Ook dienzelfden morgen was Quentin ziek naar huis gebracht. Daar lag hij nu met gesloten oogen op een laag rustbed in de kleine kamer zijner moederterwijl zich nu en dan een wanhopend gevoel van hem meester maakte en hem deed trillen, evenals iemand die door de koorts wordt overvallen; want vreeselijke armoede wachtte hem nu; neen, geen armoede, want die had hij altijd gekend en nimmer gevreesddoch gebrek en hongersnood in tegen te spreken dat in waterschapszaken nauwkeurige omschrijving van wederzijd- sche plichten, rechten en bevoegdheden groot nadeel toebrengt aan het algemeen belang. De toestand van dijken en andere middelen van waterkeering is niet overal van dien aard, dat we overtuigd mogen zijn al het onze te hebben gedaan om den strijd tegen het vijandig element met de beste middelen te kunnen voeren, en de bijna jaarlijksche overstroomingen zijn een krachtig protest tegen den lof, die.n men ons weieens toezwaait over on zen ijver in deze. En nu we kennis gemaakt hebben met de voorstellen van den Minister, kunnen we ons nu voldaan verklaren als zij tot wet worden verheven? Hebben wij nu ont vangen hetgeen we noodig hebben, een vol ledige AYaterstaatswet? Niet minder dan drie ontwerpen zijn aanhangig gemaakt. Het eene regelt het algemeen bestuur van den Waterstaat; num mer twee het oppertoezicht; het laatste bevat bepalingen betrekkelijk de verdedi ging der rivierdijken bij ijsgang en hoog opperwater. Altemaal partiëele regelingen dus, die, al werden zij in één wet samen gebracht nog niet alles zouden omvatten wat voorziening behoeft. Bovendien, het bleef in de afdeelingen der Tweede Kamer niet onopgemerkt, bestaat er naar het schijnt nog begripsverwarring: er wordt gesproken van algemeenen waterstaat, van hijzonderen waterstaat, van Rijkswaterstaat, zonder dat ergens een juiste omschrijving van de beteekenis dier woorden en van het onderling verband der daardoor uit- hunne verschrikkelijkste gedaante. Geneviève had dit reeds lang vermoed en dacht er dikwijls over na, hoe zij toch middelen zou kunnen vindenom hem aan wie zij ook zoo innig gehecht was te helpen zonder ze te kwetsen. Haar vader was een gierig mensch en hoewel hij zijne dochter datgene gaf, wat noodig was voor haar onderhoud en voor hare kleeding overeenkomstig den stand, waar toe zij behoordetoch schonk hij haar nooit ietswaarover zij vrijelijk beschik ken kon. Als zij een nieuw kleedingstuk wilde koopen of eene aalmoes geven, dan moest zij steeds haar verzoek op een gunstig gekozen oogenblik doen; wanneer bij voorbeeld Hans Claes juist eene schil derij had afgewerkt voor den gemeente raad der stadof last had ontvangen om een altaarstuk te vervaardigen. Nu echter had zij door groote zuinigheid eene kleine som geld van haar eigen kleed geld bespaard en wachtte slechts op eene geschikte gelegenheidom het aan Quentin te overhandigen met het verzoek zulks voor zijne moeder te besteden. Op deze wijze dacht zij zou de jonge man gemakkelijk over te halen zijn, het geld aan te nemen en met dit doel nu was zij naar de smederij gegaan, want zij wilde hem alleen spreken, als zij hem hare kleine gave aanbood, daar hij anders zeer zeker weigeren zoude. gedrukte begrippen wordt aangetroffen. Er is zooveel onbestemds, zooveel duisters in de drie ontwerpen, dat het bijna onmogelijk is den draad te vatten, en in overeenstem ming daarmee is het niet minder duister voorloopig verslag der Kamer, waarin slechts eenige losse opmerkingen tot een onsamen hangend geheel zijn aaneengeregen. Het eenig sterksprekende punt in dat verslag is de vrees, door vele leden geuit, dat de ontwerpen des Ministers geen ander nut heb ben, dan dat zij inbreuk maken op de auto nomie der afzonderlijke waterschapsbestu ren, hetgeen met het oog op de geschiede nis, die ons leert, dat zij sedert vele eeuwen een zelfstandig karakter hebben gedragen en evenzeer recht hebben op handhaving hunner positie als de gemeenten, niet mag plaats hebben zonder dat de noodzakelijk heid duidelijk is gebleken. Zelfs die leden, die in beginsel met den Minister meegaan, en ontkennen dat de Grondwet een vol komen regeling bij ééne wet voorschrijft deelen dat bezwaar. Het is misschien waar, dat de nieuwere inzichten omtrent den werkkring van den Staat eenige opoffering van plaatselijke zelfregeering vereischen, dat, met andere woorden, meerdere centra lisatie niet gemist kan worden, doch nog eens, het moet vaststaan dat dit offer een beteren toestand zal scheppen. Het zou te bejammeren zijn, als de eerste ernstige poging tot uitvoering van een Grondwettig "voorschrift schipbreuk leed, vooral omdat het alles behalve zeker is dat we steeds aan het hoofd van het jongste Departement een Minister zullen zien met zóó ruimen blik op den omvang Maar toen zij nu zoo deerlijk in hare verwachtingen werd teleurgesteld, besloot zij moeder en zoon in hnnne woning op te zoeken en zich te overtuigen of zij ook soms aan iets gebrek hadden, in welk geval zij één van beideu de kleine beurs, die zij in hare hand hield, wilde ter hand stellen. Toen zij aan de deur geklopt en Ma dame Matzijs die geopend had, riep deze laatste zeer verrast uit: //Hier is waarlijk Geneviève Claeswaarop Quentin van zijn rustbed opsprong en het meisje zijne vermagerde hand toestak, terwijl een mat te glimlach om zijnen mond speelde. z/Gij zijt ziekzeide zijhare koude hand in de zijne, die brandde, leggende z/wat scheelt u, Quentin?" z/Ik gel ooi, dat het werk een weinig te zwaar voor mij isantwoordde hij z/maar binnen kort vertrouw ik weldat ik sterker zal zijn." //Eigenlijk" begon Madame Matzijs. z/Ach neen moederspreek er niet over hernam hij. z/Aan Geneviève moet ik het vertellen, die weet toch immers reeds hoe goed gij zijt? Welnu dan, Geneviève, hij voelt zich zoo diep rampzalig, omdat hij geene kracht meer heeftom in de smederij te werken en hij du vrees, dat ik weldra naar het armhuis zal moeten gaan,"

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1881 | | pagina 1