niet-toelating van den heer Hartogh Heijs
van Zouteveenzegt dat het haar zeer
verwonderd heeft dat noch voornoemde
heer, noch een lid van den Raad opge
komen is tegen de beslissing door den
voorzitter en niet door den Raad van de
zoo belangrijke kwestie, of het benoemd
raadslid den gewonen eed moest afleggen
of met eene bloote belofte kon volstaan.
De meening van de Asser Ct. is, dat
alleen de Raad deze gewichtige vraag heeft
te beoordeelen, en daarvoor geeft zij de
volgende gronden aan.
,/De nieuwbenoemde (art. 39) legt den
eed of de belofte af in eene raadsverga
dering, en, zooals van zelf spreekt, in
handen van den voorzitter. Maar uit deze
laatste woorden volgt geenszins, dat de
voorzitter de beslissing heeft, of er een
eed of eene belofte zal afgelegd worden.
Deze beslissing is aan den Raad, en al
naarmate die uitvalt, neemt de voorzitter
een eed of de belofte af."
,/De voorzitter leidt de vergadering en
handhaaft daarin de orde (art. 66 der ge
meentewet); nu kan de beslissing of iemand
een eed of eene belofte moet doen, noch
tot de leiding der vergadering, noch tot
de handhaving der orde gebracht worden.
In de raadsvergadering is aan den voor
zitter, behalve over punten van leiding
en orde, geene beslissing hoegenaamd
overgelaten, en wel het allerminst over de
vraag of een lid zal verhinderd worden
om zitting te nemen of niet.
//Art 134 Gemeente-wet brengt, met be
trekking tot de regeling en het bestuur
van de huishouding der gemeente, tot den
Raad alle bevoegdheid, die niet bij deze of
eene andere wet aan den burgemeester of
aan burgemeester en weihouders is opge
dragen."
//Waar nu is de wet, die de beslissing
over eed of belofte aan den burgemeester
voorzitter opdraagt? Nergens."
z/En de geest der Gemeente-wet wil
ongetwijfeld het oordeel over zoodanig
gewichtig punt niet aan den voorzitter
overlaten."
De heer C. Mesdag heeft voor eenige
maanden, op zijn verlangen, als lid van den
gemeenteraad van Groningen zitting geno
men, na het afleggen van eene belofte, of
schoon hij niet tot de doopsgezinde ge
meente behoort; noch de burgemeester,
noch de raad, schijnen daartegen eenig
bezwaar te hebben.
(l/tr. Ct.)
De Asser Ct. meldt, dat door den min.
van binnenl. zaken, ten vervolge op zijn
telegram van 6 dezer, aan den burgemees
ter van Assen is medegedeeld, dat, naar
het oordeel der regeering, de arresten van
den Hoogen Raad omtrent de eeden, die
volgens de Nederlandsche wetboeken moe
ten worden afgelegd, evenzeer tot richt
snoer moeten strekken bij de uitlegging
van gelijkluidende woorden der gemeente
wet en dat alzoo alleen het lidmaatschap
eener godsdienstige gezindte, welke leer
het afleggen van eeden verbiedt, een lid
van den Raad van verplichting tot eeds
aflegging overeenkomstig art 39 der ge
meentewet kan vrijstellen.
Van eene andere zeide verneemt de
A. Ct., dat de Raad van State, over deze
re geheimste gevoelens aan het licht wist te brengen,
dat wie baar zóó gezien had nimmer dit meisje vergeten
kon liever den dood zon zoeken dan haar liefde eens
genoten, te derven. Zij was dan ook de lieveling haars
vaders, en zijn getrouwe helpster wanneer er een zieke
was, die vrouwelijken steun behoefde, en hoewel hare
moeder nimmer onderscheid maakte tusschen hare drie
dochters, kon ook zij de gedachte niet verzetten, dat zij
veel missen zou, wanneer Adèle eens de ouderlijke wo
ning verliet. Toch was hiervan nog allerminst sprake
en had zij nog niet den man ontmoetaan wien zij gaarne,
met opoffering van ouders en ouderlijk tehuis, zichzelf
geheel wilde geven, te meer moeite kostte het haar om
te zien hoe hare jongere zusier Johanna zich toevertrouw
de aan den eersten den besten, die om hare hand wierf,
en die allerminst geschikt was, naar Adèle's meening,
om hare zuster dat geluk te verzekeren, dat zij zelve
van het huwelijk hoopte en verwachtte.
Reeds had de familie de thee bijna gebruikt, eer Jo
hanna de huiskamer binnentred. Zij had haastig van
toilet verwisseld, en de lange lokken, die om haar voor
hoofd golfden waren zoo netjes geschikt, dat ze blijk
baar zoo even eene bewerkiug van de handen der kame
nier hadden ondergaan. Johanna's gelpat straalde van
jeugd en vroolijkheid, en toch ontbrak haar iets, dat
hare zuster zooveel zantrekkelijkheid gaf: de prachtige
zielvolle oogen van deze. Hare gestalte was klein en
ineengedrongen, ook mistte zij die bevalligheid, die
iedere schoonheid verhoogt, maar deze werd cenigermatc
vergoed door de opgeruimdheid, die haar zelden verliet.
Ook thans trad zij lachend het huis vei trek binnen, en
op hare moeder toegaande sloeg zij den arm om haar
hals en fluisterde„Wees niet boos mamaatje: zie dit
heeit mij opgehoudenen zij reikte haar een brief over.
„Ik wachte naar den bode, en gluurde langs den don
keren rijweg, tot ik hem komen zag."
(IF*rilt vervolgd.)
kwestie door de Regeering gehoord, als
hare meening heeft doen kennen, dat dr.
Hartogh Heijs van Zouteveen op beloften
als Raadslid kon worden toegelaten.
Het huishoudelijk feest van de leden
der vereeniging //Het Metalen Kruis" is,
wegens het bekende sterfgeval in de vorste
lijke familie, uitgesteld.
De Heer L. H. Duwaer, Magazijn van
Fransche Duitsche pianinos etc. (zie
achterstaande advertentie) is benoemd tot
Hofleverancier van HH. MM. den Ko
ning en Koningin der Nederlanden.
OFFICIEELE PUBLICATIEN.
De Burgemeester van Amersfoort,
Gezien de missieve van den heer Com
missaris des Konings in de provincie Utrecht
van den 9 September 1881.
Bepaalt dat tengevolge van het over
lijden van Z. K. H. Prins Frederik der
Nederlanden, geene openbare vermakelijk
heden kunnen gehouden worden tot en
met den 17. September 1881 en op den
dag der begrafenis.
Amersfoort, den 10. September 1881.
De Burgemeester voornoemd,
VAN PERSIJN.
De Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort,
Gelet op art. 6 der wet van den 2. Ju
ni 1875 (Staatsblad no 95),
Brengen ter kennis van het publiek, dat
een door Adriaan van der Valk J.Mzn.,
handelende voor de firma Beuker van
der Valk, ingediend verzoek, met bijla
gen, om vergunning tot het oprichten eener
lucifersfabriek op het perceel alhier
gelegen buiten de kleine Koppel, bij het
kadaster bekend onder Sectie D. no. 1270,
op de Secretarie der gemeente ter visie
ligt, en dat op Maandag, den 26. Sep
tember aanstaande, des voormiddags te elf
uren, gelegenheid ten Raadhuize wordt ge
geven om, ten overstaan van het gemeen
tebestuur of van een of meer zijner leden,
bezwaren tegen het oprichten van de in
richting intebrengen.
Amersfoort, den 12. September 1881.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
W. L. SCHELTUS. VAN PERSIJN.
BINNENLAND.
Onze onvergetelijke Plins Frederik
der Nederlanden, den 28 Februarij
1797 geboren bracht een groot deel van
zijn jeugd te Berlijn doorwaar hij on
derwijs in de geschiedenis ontving van
professor Niebuhr dat vooral van invloed
was op zijne humane levensrichting.
In 1813 nam hij eervol deel aan den
slag bij Belle-AUiance en keerde in het
laatst van dat jaar naar Nederland terug.
Spoedig na zijn huwelijk in 1825 met
Prinses Louise van Pruisen dochter van
Frederik Willem III en zuster van den
tegenwoordigen Duitschen Keizerwerd
hij tot commissaris-generaal van het De
partement van Oorlog en tot Admiraal
van het Koninkrijk der Nederlanden be
noemd.
Met onvermoeiden ijver was hij als
zoodanig voor het welzijn van zijn land
werkzaam en de reorganisatie der weer
baarheid daarvan het gevolg.
Evenzeer toonde hij zich ten alle tijde
een vriend en bevorderaar van kunsten
en wetenschappen. Tot grootmeester der
nationale vrijmetselaarsloge gekozen ver
wierf hij zich ook in deze wravdigheid
door zijne omzichtige werkzaamheid, alge-
meene erkenning.
Toen in September 1830 de Belgische
revolutie uitbrak nam hij het opperbe
vel over het leger op zich, doch vermocht,
wegens de gebrekkige uitrusting en on
voldoende persoonlijke instructie dien niet
te dempen. Hij liet zich echter niet van
den weg leiden door die zijn in het begin
van dien oorlog welaangebrachte humani
teit te zacht oordeelden; doch stelde zijn
gelukkiger broeder weldra een geregeld
leger, ter sterkte van 130,000 man, ter
beschikking.
Nadat "ijn vader in 1840 de Konink
lijke waardigheid aan den oudsten zoon
had overgedragen ging ook Prins Frede
rik voortaan een particulier leven leiden.
Van zijn beide dochters huwde Louise,
geboren den 5den Augustus 1828 met
Karei XV van Zweden Maria geboren
den 5den Juli 1841 met den te Neuwied
resideerenden Vorst von Wied. In 1846
kocht hij de in het district Liegnitz (Silezië)
gelegen heerlijkheid Moskouwaarheen
de Prins zich juist begeven wilde toen
zijn laatste ongesteldheid hem dwong het
bed te houden.
De Prins was sedert 62 jaren chef van
het Koninklijke Pruisische infanterie-regi-
ment No. 15 dat zijn naam droeg (het
2e Westfaalsche) en dat door een roem
vol verleden in 1831 behaalde heton-
verwelkbare lauweren in den slag bij Belle
Alliance eer deed aan den naam dien
het zelf met zooveel trots droeg.
Over zijn laatste oogenblikken kunnen
wij nog mededeelen dattoen de ge
neesheer het stervensuur als zeer nabij
aankondigde, de Prins zijn verlangen te
kennen gaf den predikant van Wassenaar,
ds. P. Bartstrate sprekendeze bad
daarop met den Prins in het bijzijn van
zijn kinderen H. K. H. Prinses Hendrik,
zijn secretaris en eenige personen uit zijn
gewone omgeving. De Prins was de laatste
oogenblikken niet alleen helder van geest
maar blijkens verschillende uitdrukkingen
door hem gebezigd opgeruimd. Nog kort
voor zijn dood gebruikte de lijder een kop
bouillon. Dr. Blom Coster was bij het
sterven tegenwoordig. Het overlijden zal
in de registers van den burg. stand te
Wassenaar worden ingeschreven en later
in die van 's Gravenhage worden opgeno
men.
In 't N. v- d. D. lezen wij o. a.
Jongstleden Zondag heeft de Prins
's middags nog een wandeling op zijn bui
ten gedaan, en werd de grijsaard tot op
een uur afstand van zijn paleis gezien.
Onder de eigenaardigheden van den Vorst
was, dat hij in politiek nimmer een boordje
droeg. Met dergelijke nieuwigheden hield
de grijsaard zich niet op. Een zwarte strop
das, op militaire wijze gedragen, was alles
wat hij in burgerkleeding om den hals
droeg.
De Prins las veel en hield veel van
letterkunde. Zijn studeerkamer is dan ook
van boven tot beneden vol met boeken
kasten. Ook trok hij zich daar 's avonds
na elf ure, als wanneer de Prins eerst
thee dronk, bij voorkeur terug, om in het
stille nachtelijk uur zijn zaken na te gaan
en zich te wijden aan zijne studies of par
ticuliere aangelegenheden. Eerst na drie
ure 's nachts dacht de Vorst aan zijn rust
en sliep dan gerust tot 12 ure.
Zijne ruime studeerkamer was daaren
boven opgevuld met allerlei papiereD, op
den grond en tafels gerangschikt door den
Vorst zelf. Slechts een smalle ruimte liep
tusschen dezen chaos als een voetpad
door.
Doch de Prins wist alles precies te
liggen en zou in 't donker elk papier heb
ben kunnen vinden. Als een van de schoon
maakster zich dan ook verstout had wat
af te stoffen of een paar strepen te ver
leggen, dan bemerkte de Prins dit en
luidde zijn klacht: //dat die wijven weer
aan zijn zaken waren geweest." Blijkbaar
was Z. H. een vijand van wat men ver
staat onder vrouwelijke schoonmaakwoede.
Zijne Hoogheid sprak dit woord dan
ook nooit uit, en bevond de Vorst zich
in de noodzakelijkheid een lessenaar of
kast te laten schoonmaken, dat liet hij
die alles afsloot op het meubel den
sleutel zitten. Alsdan wisten de bedienden
dat dit een stilzwijgend gebod was tot
open- en schoonmaken want wat er in
geborgen lag was dan 's nachts verplaatst.
HH. MM. de Koning en de Koningin
kwamen Vrijdagmiddag 4 uur van het
Loo onder Voorschoten op het //Huis de
Prauw" aan en brachten een langdurig be
zoek aan de de diepbedroefde betrekkin
gen van wijlen Prins Frederik.
Te 5 uur keerden HH. MM. weer langs
denzelfden weg naar het Loo terug.
17 dezer komen HH. MM. de Koning
en de Koningin in de residentie terug.
Het Hof heeft, wegens het overlijden
van Prins Frederik, den rouw aangenomen
en wel een maand zwaren, een maand
middelbaren en een maand lichten.
Z. M. de Koning heeft den rouw, we
gens het overlijden van Z. K. H. Prins
Fredeiik, voor leger en vloot hier te lande
en in Oost- en West-Indië, op zes weken
bepaald.
De heer M. Graaf van Limburg Stirum
moet tot executeur testamentair van Z.
K. H. Prins Frederik benoemd zijn.
De nieuwe zitting der Staten-Generaal
zal niet door Z. M. de Koning, maar door
eene tijdelijke commissie worden geopend.
Het rooien der zandaardappelen in de
duinen rondom Scheveningen is in vollen
gan. Het beschot zou dit jaar alle reden
tot tevredenheid geveD, ware het niet dat
een groot gedeelte, doorgaans de helft
door ziekte is aangetast. Men verzekert,
dat enkele pachters er zelfs aan denken
de aardappelen maar niet te rooien, uit
vrees dat zij de verdere kosten niet goed
maken.
Uit Mastenbroek wordt geschreven, dat
zich onder de winteraardappelen veel kwaad
vertoont.
Algemeen wordt duurte verwacht, daar
in Duitschland de oogst grootendeels mis
lukt is.
Bij de nieuwe wetsontwerpen voor mili
tie en schutterij is de 20-jarige leeftijd
aangenomen als aanvang voor den schut
terlijken dienst, alsmede de verplichte dienst
tijd voor allen van gelijken duur onver
schillig waar vervuld. De vrijwillige dienst
tijd wordt van den duur van den militie of
schutterijdienst afgetrokken. Een ieder die
lichamelijk daartoe geschikt is en niet in de
termen van uitsluiting valt, zal dus van 20
tot 30 jaar moeten dienen. Het maximum
voor militie is verhoogd tot 62400 en de
jaarlijksche lichting tot 12.600 man. De
hoegrootheid der lichting is bepaald naar het
aantal menschen, die op 1 Juli tot den dienst
kunnen worden geroepen na aftrek der
vrijgestelden en voor altijd uitgeslotenen.
De vrijstelling wegens broederdienst is
beperkt tot de kleinste helft van het aan
tal broeders. Het stelsel van dienstvervan-
ging is behouden.
In het nieuwe schutterij-ontwerp wordt
het beginsel van a'gemeenen dienstplicht
wel aangenomen voor alle mannelijke in
gezetenen van 2130 jaar, voor zoover
zij phjsiek geschikt en niet in dienst bij
leger, marine of militie zijn. Voor den
oefeningstijd van den schutter wordt split
sing gemaakt tusschen geoefenden, die ge-
gemiddeld één, en ongeoefenden, die ge
middeld twee uur 's weeks zich moeten
oefenen. Aan het legerbestuur wordt in
vloed toegekend in alle aangelegenheden
rakende den dienst, de oefening en het
bevel van schutterscorpsen.
Ingesteld worden militaire inspecteurs
der schutterijen. De indeeling in bans
vervalt. Daarentegen wordt eene splitsing
gemaakt in geoefenden, die dadelijk bij
oorlog aan het leger worden toegevoegd,
en onvoldoend geoefenden, die alsdan in
garnizoen worden verleend.
Het heiwerk voor het nieuw te bouwen
cenlraal-station is gereed. Als nu de aan
nemers gereed komen met het metselwerk,
waartoe zij natuurlijk alle krachten zullen
inspannenontvangen zij eene premie
van f 10.000.
BUITENLAND.
In Garfield's toestand scheen eergis
teren weer eene minder gunstige wen
ding te komen. Er vertoonde zich ont
steking aan de rechterlong en de dag
was over het geheel slecht. Volgens de
jongste berichten echter beschouwen de
geneesheeren de long-aandoening niet
als ernstig.
De ongunstige berichten omtrent den
toestand van den President hebben waar
schijnlijk aanleiding gegeven tot een der
welmeenendste en zonderlinge aanslagen,
waarvan de geschiedenis waagt. Men
meldt namelijk uit Washington, dat door
zekeren Mason, een onder-officier, die
blijkbaar in de gevangenis dienst had
eene poging is gedaan om Guiteau, die,
gelijk men weet, den aanslag op den
President pleegde, te dooden. Daartoe
schoot Mason een pistool op hem af,
maar de kogel ging rakelings langs Gui-
teau's hoofd en sloeg in den muur zijner
cel, waarop Mason in hechtenis werd ge
nomen. De Yankee's zjjn in staat min
stens eene inschrijving voor hem te ope
nen.
554 Joodsche werklieden van de ta
baksfabriek te Kief kregen last binnen
veertien dagen die stad te verlaten.
Wel verdraagzaam.