NIEUWE
NIEUWS" EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
Amersfoort, Baarn, fianscboten, Mm, Hamersvelö, Hoevelaben, Hoogland, Lensden, Soest,
tl
t
Zaterdag 5 November 1881
ZONDER MASKER.
PEEMIE
dertig Cents,
No. 8».
Tiende Jaargang.
Uitgerer: A. M. Slothouwer,
Advertentiën kunnen inge
zonden worden tot uiterlijk
's morgens §V2 uur des Woens
dags en Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal in rekening gebracht.
M. DE VRIES,
Soit-Affrikaansclie Republiek yan die laaste tienjaare,
KLAAS WAARZEGGER,
Van den modernen Staat.
k
Dec
Ms
AHIERSFOORTSCHE COURANT
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 1,
Franco door het geheele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummers 3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags.
te Amersfoort,
Advertentiën van 16 regelsJ 0,40.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0,07s
Reclames per regel0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
bij de
Aan H.H. abonnenten en begun
stigers en zij die zich abonneeren op de
Nieuwe Amersfoortsche Courant wordt
door den Uitgever als PREMIE aangebo
den voor
een oorspronkelijk werk van den Heer
Oud-Voorzitter van den Volksraad der
Zuid-Afrikaansche Republiek Transvaal
getiteld
of die
gevertel door
aan zijn Neeft MARTINUST in Hollant,
in die eige boere syn taol.
FEUILLETON.
Bet begin van den loopbaan.
XX.
Ik Yerontschuldigde mijn binnentreden; maar toen
ik eenmaal daar was, kon ik hem zóó hulpbehoevend
niet achterlaten. Ik onderzocht zijn gestel, schreef
aan zijn beminden leerling, die zich toen buitenslands
bevond, en maande hem aan de noodige rust en me
dicijnen te nemen, die ik hem zeil bezorgde. Helaas,
het mocht niet bateD; de kwaal, die aan zijn hart
knaagde, had reeds te zeer voortgang gehad, en ik
zag, dat hij welhaast naast zijne gade zou rusten. Ik
mocht niet nalaten hem dit te zeggen. Met welk een
hoopvolle blik zag hij mij aan: „Dos welhaast is mijn
strijd voorbij," zeide hij opgewekt, „ik dank u, dok
ter, dat gij mij die goade boodschap brengt."
„Vindt gij dan het leven niet schoon," vroeg ik
hem.
„Gewis, doch ik heb mij zelf overleefd; eens was
het ook voor mij goddelijk schoon, doch die tijd is
voorbij lang voorbij," luidde zijn antwoord, en
de grootste kalmte bezielde zijk edel gelaat, dat nog
zoo echt mannelijk scheen, niettegenstaande zijne
krankte.
Geen enkele maal vroeg hij naar n, Catharina, nog
naar eene uwer zustere trouwens, deze waren nog
kinderen, toen hij ons bnis bezocht."
„Daartoe is hij te edel geweest," antwoordde zij
zacht. J
„Hoe znlt gij dit bezoek voor uwen man verontschul-
ïgen? Had ik geweten, boe de zaak eigentlijk met u
•tond, ik geloof niet, dat ik u heden Adèlea plaats had
Het woord //modern" heeft bij velen
een niet al te gunstige beteekenis gekre-
geDmen acht het ongeveer gelijkluidend
met //licht en dicht." Stort ergens een
huis in, vóór nog de bouw is voltooid,
dat nu en dan gebeurt, naar men
zegtl dan haalt men glimlachend de
schouders op en mompelt iets vaD de
knapheid der moderne architecten. Stapt
iemand wat heel losjes over de algemeen
als billijk erkende voorschriften der zede
lijkheid, men zal hem niet kortweg
zeggen dat hij zich onteert, hoofd
schuddend veroorlooft men zich een uit
val op de //moderne moraliteit," en
daarmee uit. Hoe het van rechts en links
slagen heeft geregend op het hoofd der
moderne théologie, behoeven we niet in
herinnering te breDgenevenzeer heeft de
moderne levensopvattingdie niet verkiest
het aardsche leven te beschouwen als een
plaats der voorbereiding en een droeve
wandeling door een dal der tranen,
het ook dikwijls bard genoeg te verant
woorden. De vergelijking tusschen moderne
kunst en haar voorgangster in de eeuwen
der romantiek en der klassiekvalt ook
niet altijd in het voordeel der eerste uit
terwijl zells de moderne wetenschapdie
men toch meenen zou dat voldoende te
gen elke aanranding is geharnast, menig-
werf de aanvallen te doorstaan heeft van
hen, die de resultaten van het denken,
van het vrije onderzoek in strijd achten
met hun godsbegrip. Er is maar één dien
men niet schijnt aan te durven, en dat
is de moderne vooruitgang op het gebied
der industrie. Deze plaatst dan ook zijn
voordeelen zoo vierkant op den voorgrond,
dat er geen vechten tegen is. 't Eenige
wat men doen kan is in 't geniep
doen iuuemen. Toch moet ik erkennen, dat gij die op
eene wijze hebt vervuld als niemand u zou kunnen ver
beteren, ja zóó, dat zelfs Rudolph n in dezen niet zon
mogen wrokken."
„Lieve vader, tegenover Rudolph is allerminst ver-
schuldiging noodig; hij kent en vertrouwt mij geheel,
en, daar ik nimmer geheimen voor hem had, zal ik hem
alles vertellen, en het aan zijn beoordeeling overlaten,
of ik thans anders dan mijn plicht heb gedaan."
„Gij vrouwen hebt dan al een zonderling gevoel van
plicht; doch intusschen verheug ik mij hartelijk over
de achoone sympathie, die tusschen u en Rudolph schijnt
te bestaan. Als men na negen jaren zeggen kan, zooals
gij heden middag, ik neet wat het zegt bemind te zijn,
en te beminnen, dan, mijn kind, hebt gij waarlijk groote
reden tot dankstof."
„Die heb ik, vader; en dat ik dit van ganscher harte
zeggen kan, dat dank ik den edelen, thans van ons ge
scheiden Musicus."
Zij giügen in stilte voort; hoog boven hen flikkerden
en glansden de sterren, en spraken van vrede, en in de
hoscbjes, ter zijde van den weg, zongen de vogelen hun
avondlied, liefelijkste harmonie in het lied der schep
ping. In het menschenhart weertrilde een heldere na
galm, die herinnerde aan de neergelegde, bezegelde le-
veDSStaak, den volstreden strijd, zoo kortelings eerst
aanschouwd; doch niet tot droefheid wekte die klank,
neen veelmeer tot een stille, heilige blijdschap, die het
hart hemelwaarts heft, en met weemoed, ja, maar toch
ook vol hope doet nastaren dengene, die henenging, om
de kroon na den strijd te ontvangen, terwijl hun plaats
op aarde ledig werd gelaten.
Zoo gestemd bereikten vader en dochter de villa, en
toen Catharina haar kind in de armen sloot, en moeder
en zusters verwelkomde, toen bezielde haar een warm ge
voel van dank, en zij wist het, dat zij eene rijksge2e-
gende was, en dat zij nimmer anders zich gevoelen zou,
zoolang de lens des Meenters de hare was: „Leef voor
mopperen dat de menschen door al die
uitvindiugen en industrieële wonderen zich
hoe langer hoe minder diep doordrongen
gevoelen van het besef hunner //onwaar
digheid, ellendigheid, verdorvenheid" enz.
Eerlijk gezegd vinden wij het woord
//modern" niet mooi, en betreuren wij
dat men het ooit, als qualificatie van ern
stige zaken, in het spraakgebruik heeft
opgenomen. Er worden zoo oneindig veel
dingen mee aangeduidwant de voor
beelden die wij aanhaalden zijn zeer ge
makkelijk met een paar dozijn andere te
vermeerderendat het niet anders kaD,
of er moet begripsverwarring door ont
staan. Wanneer iemand verklaart, dat hij
een moderne villa zal laten bouwen, zich
alleen kan vereenigen met de beginselen
van den modernen staaten van het door
dringen der moderne wijsgeerige begrippen
groote gevaren ducht voor de maatschap
pelijke ordedan bedoelt hij met dat-
zeilde woord niet driemaal precies hetzelfde.
Men hadde beter gedaandoor het bedoelde
woord alleen toe te passen op vormen
die aan gestadige wisseling onderhevig zijn,
in verband met de mode, terwijl
men voor de overige gevallen de keuze
had tusschen de woorden nieuwerwetsch
hedendaagsch en nieuwnaarmate van het
minder of meerder ernstig karakter van
het voorwerp of begrip dat men er mede
wilde qualificeeren.
Wij zouden al zoo voorstellente spreken
van den //nieuwen Staat." Maar daar het
hoogst moeielijk is, een gangbare uit
drukking, een die, al is zij nog zoo
leelijkzeker soort van burgerrecht heeft
verkregen door een andere te vervangen,
achten wij het voldoende, er op gewezen
te hebben dat wij van het woord //modern"
in den zien waarin we het thans bezigen
alle denkbeeld van ondegelijkheid wenschen
anderen, en gij draagt een zegen mede voor uw eigen
hart."
De avond ging voor allen verschillend voorbij, en toch
bleven allen hijéén. Het was voor JohanDa en Adèleznlk
een genot, de geliefde oudere znster in haar midden te
hebben, en terwijl de beide meisjes ijverig zich met naai
werk onledig hielden, koutte de jonge vrouw met hare
moeder, en verhaalde deze haar wedervaren van dien dag.
Catharina was ernstig, doch niet treurig gestemd, het
was haar onmogelijk om op dit verlies anders dan met
stille weemoed te zien, doch zonder voor de aarde terug
te wenschen, wat reeds zoo lang door den Hemel was
geroepen. Zij wist hoeveel de kunstenaar geleden had;
zij wist hoe ongelukkig zijn huiselijk leven wasgeweest,
hoe hij immer getreurd had, meer dan om zijne vroeg
gestorven gade en dochter, om den verloren zoon, die
des vaders huis en hart was ontvlucht. Zij wist, hoe in
veel opzichten zijn strijd zwaar was geweest; zij had die
verstaan en begrepen; zij wist hoeveel het hem gekost
moest hebbeD, alle zucht Daar wereldscheu roem op te
geven, en zich terug te trekken in eene eenzaamheid, die
hij nimmer voorheen had begeerd, en waaruit mogelijk
zij hem had kunnen redden, indien hij niet vast over
tuigd van den slagboom, die tusschen haar en hem in
dieneenigen voortvlnchtigen zoon, bestond, zich uit ha
re nabijheid verwijderd had, eer haar jong hart geheel
voor hem had gesproken. Zij was hoe hij, niet zelden
misschien, gesmacht had naar een enkel bewijs, dat zij
leefde en gelukkig was, terwijl hij toch nimmer den
motd had, navraag naar haar te doen, en schroomde we
der in haar weg te treden. O, hoe edel, hoe groot was
hij geweest, en hoe vurig dankte zij in stilte, dat zij zijne
laatste ure had mogen verzoeten, dat zij niette laat was
gekomen, om zijn vaarwel van de aarde te ontvangen,
een vaarwel dat zij nimmer hoopte te vergeten, in dat
veelbeteekend: „Ich weisB dass mein Erlöser lebt."
Nog waren hare gedachten hiermede bezig toen klei.
ne Rudolph binnentrippelde; hij was aan de handen van
verwijderd te zien.
Wie het begrip //Staat" tot een onder
werp van beschouwing maakt, kan zich
plaatsen op tweëerlei standpunt.
Hij kan uitgaan van den top, van het
hoofd. Zijn bepaling of omschrijving zal
dan dus luiden: »De staat is de verza
meling van menschendie aan denzelfden
vorst of aan dezelfde overheid gehoor
zaamheid verschuldigd zijn." Dat begrip
is het historischehet heeft zich in de
Oudheid en in de Middeleeuwenhier
vroegerdaar laterontwikkeld, en overal
tot uitkomst gehad de vestiging van de
onbeperkte alleenheerschappijvan het
absolutisme.
Want al zien we in de Oudheid staten
laat ons liever zeggenstaatjesin den
regel toch waren zij zeer beperkt, waar
het aandeel des burgers in de regeerings-
zaken zeer groot was en men daarom on
der republikeinsche instellingen leefde, die
we nog heden zeer vrijzinnig noemen,
dat alles was niet van langen duur. De
eer- en heerchzucht van enkelen maakte ge
woonlijk spoedig een einde aan den veel-
hoofdigen regeeringsvorm. Of, men wist
bij het volk denkbeelden van militaire
grootheid op te wekken: een krijgskundig
genie stelde zich aan de spits, aan
grenzende volken werden onder het juk
gebracht, en de overwinnaar was en
bleef de heerscher, wiens dynastie soms
eeuwenlang den troon bezette. Het voor
heen zoo vrije volk had natuurlijk zijn
deelname in de zaken des bestuurs bij de
verandering ingeboet: het ontving zijn deel
van den buit en had verder te gehoorzamen.
Het staatsbewustzijn had zich opgelost in
den glans der kroonde grootheid had
de vrijheid verdrevende staatsburger
was onderdaan geworden. Eigenlijk gezegd
kon er geen betere formule voor deze in-
Margaretha ontsnapt, en kwam thans in zijn wit nacht
japonnetje naar zijne moedergeslopen. „Mama" Weidde
hij, „Rudolph kaD niet slapen, als gij mij niet zooals al
tijd naar mijn bedje breDgt."
„Stoute joDgen," antwoordde de moeder, en nnm het
kind in de armen. Grethe is immers heel lief voor u?
Maar ik heb mijne mama toch veel liever, vleide hij,
en ziende dat er koekjes op tafel waren, wikkelde hij zich
nithaar omhelzing los, en sloop om Adèles stoel. Tante
Rudolph is zoet geweest geef Rudolph een koekje,
tantelief.
Adèle glimlaehte: Is Rudolph zoet geweest; doch
moogt gij dan zoo stil uit de kinderkamer wegsluipen?
Het kind liet het lipje hangen, doch hield nochtans
een oogenblik later weder bij tante Adèle aan, die hem
zijn zin gaf. Caiharina dreigde met den vinger: Foei,
tante, gij bederft mijn knaap; kom, Rudolph, mama zai
u naar boven brengen. Wees een lief kind, en zeg goe
den nacht, lieve grootmama en tantes, en zorgvuldig
haar kleed om de bloote voetjes slaande droeg zij haar
eenig kind naar de kamer, waar hij onder de hoede der
trouwe Grethe sluimerde. Zij bleef bij hem tot hij sliep,
en het was haar zoo wèl in het stil vertrek, gebogen
over het bedje van haar lieveling.
De begrafenisdag was voorhij, alles was, volgens den
wensch van den overledene, stil en eenvoudig geweest.
Gelijk hij de laatste jaren van zijn leven eenzaam had
doorgebracht, onbekend onder de menschen, waarmede
hij toen verkeerde, zoo wenschte hij te rusten op den
groenen Godsakker, onbekenden in vrede. Daar, naast
de gade zijner jengd gelegd, die hem, het hart door
droefheid gebroken lang reeds vóór was gegaan, kniel
de er niemand op zijn graf dau zijn jonge leerling, die
hem alles te danken, en zooveel in hem verloren had.
Wordt vervolgd).