NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
iBfoorl, Ban, BanscMen, Eenss, Baamli, Mihi, laapail, Leasita, Soest,
Oranje en leêrland één,
Woensdag 7 December 1881.
ZONDER MASKER.
No. 98.
Tiende Jaargang.
Uitgever: A. AfSlothouwer,
Advertentiën kunnen inge
zonden worden tot uiterlijk
's morgens S'/oiiiirdes Woens
dags en Zaterdags.
IRene viermaal geplaatste ad
vertentie wordt slechts drie
maal in rekening gebracht.
BERICHT.
VEERTIG CENTS,
Nationale Militie.
AMERSFOORTSCHE COURANT
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,
Franco door het geheele Rijk1,10.
Afzonderlijke nummers 3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags.
te Amersfoort.
Advertentiën van 16 regelsJ 0,40.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0.075
Reclames per regel0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Als pemie op ons blad voor het jaar
1882, kunnen wij onze abonnees aanbie
den, een fraaien SCHEURKALENDER,
getiteld
opgedragen aan Z. M. den Koning.
Uitsluitend verkrijgbaar voor onze abon
nees tegen betaling van
terwijl hij in den handel vijf en zeven
tig Cent kost.
Zijdie dezen Scheurkalender, op zede-
lijk-maatschappelijk gebied, door een zeer
bekwame hand, wenschen te bezitten, ge
lieve te teekenen op de Inteekenlijst, die
hen binnenkort zal worden aangeboden.
Naar buitentegen overmaking van het
bedrag per poswissel, vóór 15 Dec. a. s.
OFEICIËELE PUBLICATIE.
De Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort,
Gezien de wetten van den 19. Augus-
FEUILLETON.
De teleurgestelde verwachting.
XXVIII.
En de zieke slaapt voort, immer rustiger, immer
vaster. Zóó gaat de nacht voorbij; geen verandering
is er in dè kamer gekomen. Catharina bewaakt hem,
niemand durft de kamerdeur openen. Enkele pot
loodbriefjes slechts overtoigen haar, nu en dan, dat
de kamer daarnaast nog niet verlaten is. Zij heeft
slaap noch honger, zij bewaakt hem, zoo als alle'én
dc vrouw het vermag, vol van de teederste liefde.
En de nacht, de lange doch gezegende nacht ging
voorbij, de morgen drong reeds door de reet van de
gesloten vensterluiken, doch Catharina durfde ze niet
openen. Het gerucht kon hem wekken. Na echter be
weegt zich de zieke, wendt zich om, en slaat met
volkomen bewustheid zijn blik op de jonge vrouw
aan zijne zijde.
„Catharina," trilt het als een ademtocht, zacht en
warm van zijne lippen.
Dat is te veel voor de jonge vrouw; hoe had zij
naar dit ééne woord gesmacht, en gewanhoopt het
ooit weder te hooren. Doch met zelfbeheerschiug
bant zij de dankbare tranen, en buigt zich over hem
heen, om zijn zwakke stem te verstaan.
„Mijne Catharina," zegt hij opnieuw, en zoekt hare
baad, die zij hem zoo gaarne laat, terwijl hare oogen
vol innige liefde hem op eenmaal doen zien, hoe ge
lukkig zij is. Ach slechts zij, die zulk een terugkee-
rend leven gezien hebben, die de heerlijke vraag heb
ben vernomen: „Wilt ge mij wat eten geven," zij
kunnen verstaan, wat de jonge vrouw gevoelde toen
zij henenging, en hare moeder verzocht hem een kop
melk te brengen, daar zij naar hare kamer moest
tus 1861 (Staatsblad No. 72) en van den
1. Mei 1863 (Staatsblad No. 44), betrek
kelijk de nationale militie, benevens bet
koninklijk besluit van den 17. December
1861 (Staatsblad No. 127);
Doen te weten, dat op Zaterdag den
7n en Donderdag den 12n Januari 1882,
telkens van 's voormiddags 10 tot 1 uur
des namiddags, ten raadhuize der gemeen
te de inschrijving voor de nationale mili
tie zal plaats hebben van jongelingen, die
in den loop van het jaar 1863 geboren
en alzoo in 1883 aan de loting onder
worpen zijn.
En brengen hierbij de navolgende wets
artikelen in herinnering:
Art. 15. /Jaarlijks worden voor de
//militie ingeschreven alle mannelijke in-
//gezetenen die op den 1. Januari vau het
z/jaar hun negentiende jaar waren ingetre-
z/den.
z/Voor ingezeten wordt gehouden: 1. bij,
z/wieus vader, of, is deze overleden, wiens
//moeder, of, zijn beiden overleden, wiens
z/voogd ingezeten is volgens de wet van
z/den 28. Juli 1850 (Staatsblad No. 44);
i,2. hij, die geen ouders of voogd heb-
v bende, gedurende de laatste, aan het in
z/de eerste zinsnede van dit artikel ver-
z/meld tijdstip voorafgaande, achttien maan-
z/den in Nederland verblijf hield; 3. hij,
z/van wiens ouders de langstlevende inge-
zeten was, al is zijn voogd geen inge-
z/zeten, mits hij binnen het Rijk verblijf
//houde.'"
z/Voor ingezeten wordt niet gehouden
z/de vreemdeling, behoorende tot eenen
z/Staatwaar de Nederlander niet aan
z/den verplichten krijgsdienst is onderwor-
z/pen, of waar ten aanzien van de dienst
plichtigheid het beginsel van wederkee-
gaan, om hare kalmte te hervinden; zij kannen be
grijpen, dat zij daar haar vol gemoed uitschreide, en
zich overgaf aan de zalige, ach, welkeene zalige ge
dachte; „lk zal hem behouden; het is de mijne."
Slechts korten tijd was zij daar, toen haar vader bij
haar binnentrad, en haar in de armen drukte: „Geloofd
zij God, mijn kind" juichte hij, schier overstelpt van
vreugd, „Rudolph is u van den rand van 't graf terug
gegeven, en nu zult ge eens zien hoe gauw hij in
krachten wint. Ga nu naar beneden, en laat u door de
meisjes tc eten geven; laat alles in huis rustig blijven;
gij hebt u kordaat gehouden van nacht, mijn knap dok-
teresje."
Catharina schreide en lachte tegelijkertijd, doch in
den grond van haar hart dankte zij haren Cod, die hem
haar hergeven had.
„Blijf nu niet hierboven mijmeren," vervolgde haar
vader. „Ik wacht u in de ziekenkamer, doch eerst moet
ge zelf gegeten hebben. Rudolph verlangt naar u; hij
heelt al twee kommen melk gebruikt, en zou nu maar
zoo voortgaan, als ik hem niet tegenhield. Ja, ja, als
zulke uitgeputte zieken beter worden, dan moeten ze
vaak nog geducht honger lijden. Zorg er maar voor,
dat er een flinke kop bouillon voor hem wordt gereed
gemaakt, hij mag dien na een uur hebben, doch niet te
sterk, kind; Adèle weet wel hoe ik dat bedoel, zij is een
beste ziekenoppaster, en niet zelden mijn steun." En
terwijl de dokter zoo voortkabbelend wel zag, dat hij
zijne dochter tot kalmte bracht, leidde hij haai den trap
af, tot bij de huiskamerdeur, en riep haar nog toe:
„Goed eten, hoor, kind, en kom dan maar bij mij terug."
Toen zij een uur later de zickekamer betrad, gewa
pend met een kop vlecsehnat, stak Rudolph haar heide
handen loe. Niet spreken" had de dokter haar bevolen,
doch zijn blik zcide haar zóó veel, zoo oneindig veel, dat
het haar moeite kostte kalm te blijven. Zijn oog volgde
haar bij al hare zachte bewegingen, en terwijl hij met
eene graagte, als alleen zulke zieken kennen, de bouillon
dronk, bleef hij haar aanzien als wilde hij op haar gelaat
lezen, dat zijjhem liefhad meer dan ooit, dat zij om hem
z/righeid is aangenomen."
Art. 16. //De inschrijving geschiedt:
„1. van eene ongehuwde in de gemeente
z/waar de vader, of, is deze overleden, de
//moeder, of, zijn beiden overleden, de voogd
//Woont; 2. van een gehuwde en van een
weduwnaar in de gemeente waar hij woont;
3. van hem die geen vader, moeder of
yvoogd heeft of door dezen is achtergelaten,
z/of wiens voogd buiten 's lands gevestigd
z/is, in de gemeente waar hij woont; 4. van
z/den buiten 's lauds wonenden zoon van een
//Nederlander, die ter zake van 's lands dienst
z/in een vreemd land woont, in de gemeen-
z/te waar zijn vader of voogd het laatst in
//Nederland gewoond heeft."
Art. 17. //Voor de militie wordt niet
//ingeschreven 1. de in een vreemd Rijk
//achtergebleven zoon van een ingezeten
z/die geen Nederlander is; 2. de in een
z/vreemd Rijk verblijfhoudende ouderlooze
,/Zoon van een vreemdeling, al is zijn
z/voogd ingezeten; 3, de zoon van den
//Nederlanderdie ter zake van 's lands
//dienst in 's rijks overzeesche bezittingen
z/of koloniën woont."
Art. 18. //Elk, die volgens art. 15
//behoort te worden ingeschreven, is ver
plicht zich daartoe bij Burgemeester en
//Wethouders aantegeven tusschen den lsten
tfen 31s'e" Januari.
z/Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontsten
tenis is zijn vader, of, is deze overle
gden, zijne moeder, of zijn beiden over
kleden, zijn voogd tot het doen van die
//aangifte verplicht."
Art. 20. yHij, die eerst na het in-
ytreden van zijn 194e jaaar, doch vóór
z/het volbrengen van zijn 20ste ingezeten
//wordt, is verplicht, zich, zoodra dit
z/plaats heeft, ter inschrijving aantegeven
geleden had. Doch Catharina had hare zelfbebeersching
herkregen en hare trekken goed io haar macht; zij wist,
dat zelfs thans nog iedere aandoening vermeden moest
worden, en toen hij haar tot zich trok en haar vurig
kuste, fluisterde zij slechts: „Ach, ik ben zoo geiukkig,
zoo innig gelukkig, dat gij beter wordt."
Van dien dag af veranderde alles in de villa. Van uur
tot uur nam Rudolph van Rhenen zichtbaar in krachten
toe, en zijue vrouw week niet van zijne zijde, doch was
onvermoeid in het oppassen en opkweeken. Acht dagen
later wandelde hij voor het eerst aan haar arm, en ge
steund door den dokter door zijne vertrekken, en stond
een oogenblik voor het venster zijner studeerkamer.
„Ach hoe schoon," sprak hij naar buiten ziende. „Hoe
lang beu ik wel ziek geweest, -Cateau?"
„Juist eene maand. Gij hebt de koude Maartsche da
gen dit jaar niet gezien."
„Het is toch heerlijk" zeide hij na een kleine pauze
stil in zijn ziekestoel gezeten te hebben, „het is toch
heerlijk om te leven, en
„En Rudolph?"
„En bemind te zijn," sprak hij innig, terwijl hij haar
tot zich trok. „O, Cateau, wanneer ik om u dacht in
mijne ziekte dan vond ik het zoo vreeselijk om te ster
ven."
Gij hebt dan toch om mij gedacht? En ik, die uwe
onverschilligheid zoo weinig verdragen kon, fluisterde
zij met zelfverwijt.
Was ik dan onverschillig
Niet w einig, antw oordde de dokter voor haar, doch ik
heb het Cateau wel gezegd, zieken, zooals gij waart, be
handelen hen het koelst, die zij het meest beminnen.
Arm vrouwtje, hoe moet gij geleden hebben.
Dat is nu voorbij, mijn Rudolph. Nu gij beter zijt, en
nu ik weet dat gij mij toch hebt liefgehad, denk ik
daaraan niet meer. Het geluk verdrijft zoo spoedig de
nevelen der herinnering, Zie, daar wandelt Rudolph
met Vanessa; mag ik uwe zuster roepen, zij verlangt
zoozeer naam.
Ja doe het, en breng mij ook mijn kind; thans zal het
z/bij Burgemeester en Wethouders der
//gemeente waar de inschrijving volgens
yart. 16 moet geschieden."
Verzuim van aangifte ter inschrijving
wordt gestraft met eene boete van f25
tot f 100 en subsidiaire gevangenisstraf
van ten hoogste tien maanden.
Bij de aangifte van hendie elders ge
boren zijn, wordt de overlegging van
eene geboorte-acte gevorderd, tot wier
kostelooze verkrijging men zich ter Se-
cretarte dezer gemeente kan vervoegen
eenige dagen vóór de aangifte.
Amersfoort, den 5 December 1881.
Burgemeester en Wethouders voorn.
De SecretarisDe Burgemeester
W. L. SCHELTUS. VAN PERSIJN.
Amersfoort, 7 Dec. 1881.
Door den Nederlandschen Boekhandel
is besloten van af lo. Januari geene kor
ting meer te verleenen op de prijzen van
schoolboeken aan gemeentebesturen, inrich
tingen van onderwijs enz. Door uitgevers
gesteund die, aan boekhandelaren of ver-
koopers welke beneden den prijs door hun
gesteld verkoopen, niets meer zullen leveren,
verwacht men spoedig tot een normalen
toestand te komen.
Tot surnumerairs aan het postkantoor
alhier zijn benoemd de Heeren H. B.
Graswinckel en A. M. Lagerwey.
Door het Tooneelgezelschap van den
Amsterdamschen stadsschouwburg zal a.s.
Dinsdag 13 Dec. eene buitengewone voor
stelling in Amicitia alhier gegeven worden,
bestaande in een oorspronkelijk stuk yUit-
mij niet meer schaden.
Met welk een vreugdestraal trad Vanessa het vertrek
binnen, en wenschte haar broeder geluk met zijn her
stel. Met welk een juichtoon snelde Rudolph op zijn va
der toe, en trachtte zich op zijn knieën te nestelen.
Doch Catharina belette dit laatite, en nam zelve het
kind op haar schoot, terwijl zij haar hoofd tegen de
borst van haren man vleide, en vol liefde tot hem opzag,
te gelukkig om haar gevoel in w oorden weer te geven.
Zoo vormden deze drie een bevallige, gelukkige groep,
en in Rheoen's hart weertrilde een lofzang, omdat hij
voor dit schoone, rijke leven was gespaard.
Zeg mij eens, Johanna, vroeg de herstellende, toen hij
voor het eerst de huiskamer betreden hebbende, zijue
schoouzuster daar allééu aantrof, zijt gij cigentlijk niet
heel boos op mij, dat ik juist in dezen tijd ziek werd, en
alzoo uw huwelijk, buiten mijn wil, in de wielen reed?
Boos op u, Rhenen, neen, waarlijk niet. Ik betreur dit
uitstel niet, of liever, ik betreurde het wei, doch meen
thans reden te hebben, om dankbaar te zijn, dat alles is,
zoo als het is."
„Hoe dat? Uwe verloving staat u toch niet tegen?"
„Dat na juist Diet, maar gedurende uwe ziekte heb ik
inEgbeit allerlei opgemerkt, w atmij doet wenschen nog
eenigeu tijd mijn huwelijk uit te stellen; hij is mij in
meer dan één opzicht gebleken geen man van zijn woord
te zijn, en als ik nu denk, door welk een overvloed van
liefde uwe Catharina deze ziekte heeft kunnen verdra
gen, dan vraag ik me zelf af; of ik, in hare plaats, voor
een echtgenoot als Reede mij zoo had kunnen geven, en
dan zegt mij een inwendig iets, dat om haar gelijk te
worden, er allereerst een Dauwer band, meer gelijk aan
die, die u en haar verbindt, tusschen mij en Egbert
moet bestaan. Ik vrees, dat die band niet met ons hu
welijk geknoopt zou zijn geworden, en liever mijn gan-
sche leven ODgctronwd, dan vereenigd zonder dien hech
ten band, die alleen door wederzijdschc achtingen liefde
gelegd kan wordeDl"
Wordt vervolgd)