nieuwe NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR Amersfoort, Baam, Min, Ehhs, Baimeld, imlata, Hooilai, Wei, Soes), Zaterdag 14 januari 1882. No. 4. Elfde Jaargang. Uitgever: A. Hf. Slothouwer, Advertentiëu kunnen inge zonden worden tot uiterlijk 's morgens uur des Woens dags en Zaterdags llene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts drie maal in rekening gebracht. Moeten de Kamers het handelstractaat met Frankrijk goedkeuren - AMERSFOORTSCHE COURANT. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1, Franco door het gchcclc Rijk1,10. Afzonderlijke nummers 3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags. te Amersfoort. Advertentiën van 16 regelsJ 0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Buitenland0,07' Reclames per regel0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. j Op deu noodlottigen weg, dien Duitsch- land met zijn ,/Schütz-Zölle" is inge- A slagenzien we al heel spoedig Frankrijk !jjt volgen. Dat kon wel niet anders. Ja, waren J alle andere natiënbehalve onze oostelijke buur. beslist vóór den vrijhandel, dan zou men zonder veel bezwaar het Duitsche Rijk alleen hebben kunnen laten staan in het genot van een Bescherming" die het misschien heel spoedig zou moeten laten varen. Maar de eeuwenoude strijd tusschen ógoisme en algemeen belang doet zich ook op économisch terrein gelden en zoo komt hetdat men overal den eisch hoort uitspreken: Sluit toch de gren- ■zen af voor al die producten en fabrika nten van buiten: ge ziet immers dat de 'lui de markt bederven? Ieder weet wat dat laatste beteekent. Goede waar voor weinig geld te koopen is het ideaal van eiken consument, maar tot op zekere hoogte het schrikbeeld van iederen producent. Is men in een klein plaatsje, met gebrekkige middelen van gemeenschap, de eenige winkelier, dan kan men aardig zaakjes" doen; doch komt nu een tweede koopman zich daar ederzetten, die ook klanten wil hebben en daarom zijn waar beter tracht te le veren of zijn prijzen verlaagtdan is het «vet spoedig van den ketel." Nog erger wordt het bij verbetering van het vervoer wezen dan bedanken de brave ingezetenen er voor, langer door mijnheer A. gevild te wordenzij laten hun benooodigdheden heel kalm uit de naaste stad komen. Nu ■begint mijnheer A. moord en brand te ■oepen. Is hij geen achtenswaardig burger, met wiens belangen men rekening moet houden, betaalt hij niet zijn belastin gen tot onderhoud van alle mogelijke ge meentelijke werken, en moet een vreem de snoeshaanaan wien de gemeente niets heeft, nu een eerlijk en ijverig man het \jrood uit den moed halen? Ware mijn heer A. minder eenzijdig, of door vroe- geren voorspoed niet begaafd met eene ver bazende dozis gemakzuchtdan zou hij be merken dat hij minstens even puik kan leveren als zijn mededinger, maarzoo ver ziet hij thans niet: hij vindt het noodigdat de //regeering" hem beschermt, $oor den vreemdeling of den handel te ver bieden, of, zoo dit niet meer kan in de Voorlaatste decode van de negentiende eeuw, men hem dan zooveel inkomende rechten late betalen dat de tranen hem langs de wangen loopen en hij vanzelf de mede dinging wel moet opgeven. En de regeeringen? Nu, die willen over het algemeen dezen weg wel op. Want het is een eigenaardigheid, niet slechts van dezen, maar ook van alle vervlogen tijden, dat alle gouvernementen, van welken aard en onder welke namen zij mogen voor komen, steeds behoefte hadden, hebben en zullen hebben aan geld: altijd komen zij te kort, nooit is harmonie tusschen in komsten en uitgaven, of is er een enkel jaar eens kans op een klein overschotje, dan zijn er een massa schulden te beta len, waartoe dat //batig saldo" in dezelfde verhouding komt als een vlieg in een brouwketel. De inkomende rechten boden een uitstekend middel om de kas te vul len zonder dat iemand het bespeurde, dus werd de gevraagde //bescherming" met heel veel pleizier verleend. Maar toen bespaarde men het bijzonder goed. Mijnheer A wreef zich natuurlijk de handen, want het werd nu geen voor deel meer, het benoodigde van elders te halenzelfs kon hij een en ander nog een half centje opslaan zonder dat men uit zijn winkel van daan blééf. De arme drommels echter, die geen negotie deden en wel behoeften hadden, die waren de kinderen van de rekening: zij betaalden alles duur. Sommigen gingen zelfs elders wonen, waar hun verteld was dat het brood en het vleesch in overvloed te be komen waren. Dat is zoowat de geschiedenis van het beschermend stelsel. De mannen van de nijverheid in Duitschland, in Frankrijk, in Oostenrijk, in Italië zweren er bij, om dat zij meenen dat het hun bij weinig inspanning groove winsten moet opleveren. Hoogstwaarschijnlijk zullen zij eenmaal tot de ontdekking komen, dat zij zich ver gist hebbenmisschien zal die ervaring niet eens zoo heel lang uitblijven. Frankrijk heeft den weg van den vrij handel hoofdzakelijk daarom verlaten, om dat het tegenover Duitschland niet weerloos meende te moeten blijven, en om dezelfde reden volgden andere staten dit voorbeeld. Ook Frankrijk stelde zijn //Schütz-Zölle vast, onder de benaming van ^algemeen tarief", en nu moet van elk ingevoerd ar tikel, afkomstig uit landen met welke geen handelstractaat werd gesloten, het invoer recht worden betaaldin dat tarief aan gewezen. Maar naar onderscheiden staten voert Frankrijk meer uit, dan vandaar wordt in gevoerd. Het is dus in zijn belang, dat men elders zoo min mogelijk afwijke van de vrijhandelsbegrippen, met andere woor den, dat de tarieven van de buren niet te hoog zijn. Om dit te verkrijgen moet het dienzelfden buren ook wat gunnen: moet het van zijn eigen eischen iets laten val len, moet het zijn algemeen tarief niet onvoorwaardelijk toepassen, moet het tot een schikking trachtten te geraken. Daarbij doet zich nog een eigenaardig be zwaar voor. De meeste handelstractaten houden wederzijds de bepaling in: dat men elkander zal behandelen op den voet van z/meest begunstigde natie" en ook ten aanzien van Duitschland heeft Frankrijk bij den vrede van Versailles in 1871 het zelfde moeten toestaan. Elke concessie nu, die aan ons bijvoorbeeld wordt verleend, geldt dadelijk voor alle bestaande en nog te sluiten tractaten, en vandaar dat het onzen onderhandelaar zooveel moeite heeft gekost sommige verlagingen van het al gemeen tarief te bedingen. Verwerpen nu de Kamers het ontwerp- tractaat, dan kunneu we vooreerst den handel met Frankrijk wel vaarwel zeggen. Want het pasgenoemd tarief is zoo hoog, dat er geen land mee te bezeilen is. We zouden aan den anderen kant ook hooge invoerrechten kunnen vaststellen, maar welk voordeel zouden we er bij behalen? Wat uit Frankrijk komt zou de gebrui ker eenvoudig wat duurder mogen betalen. Dal we recht hebben ons te beklagen over de ongunstige verhouding waarin som mige takken van industrie tegenover de Fransche mededinging komen te staan, kan niet ontkend worden. Maar nu ons de keuze wordt gelaten tusschen het hal ve ei en de ledige dop, zullen we uit kwalijk geplaatste hooghartigheid toch niet het laatste nemen? Misschien vinden we het middel, om door vermeerderde éner gie al het kwaad weer goed te maken. In elk geval, dat men ten onzent de banier van den vrijhandel hoog doe wapperen: als heel de wereld de staathuishoudkunde réactie huldigt, blijven wij, zooals we vroeger op menig ander gebied gewoon waren, trouw aan het beginsel der vrijheid. Als voorts onze nijverheidsmannen er geen rekening meer bij vinden, hun goed naar Frankrijk en Duitschland te sturen, welnu, de wereld is groot. In menige ha ven van Oost en West, waar men voorheen onze Driekleur geregeld zag verschijnen, vertoonen we ons in 't geheel niet meer. Als we die verlaten posten weer eens gingen op zoeken? Geen beschermende stelsels weer houden ons, handel te gaan drijven metOos- terlingeu en Chineezen, met Australiërs en Zuid-Africaanders. Zou het niet beter zijn, bij hen opnieuw de fortuin te gaan beproe ven, dan steeds te zuchten over de weinige gastvrijheid van onze buren? Het komt ons voor dat, zoo onze mannen van doen het op die wijze beproefden, we nog een vracht van de zwaarste troeven in handen houden. OFFICIEELE PUBLICATIE. De Burgemeester en Wethouders van Amersfoort. Brengen ter kennis van de ingezetenen, dat, blijkens missieve van heeren Gedepu teerde Staten der provincie Utrecht van den 10 Januari 1882, No. 2, bij Z. M. besluit van den 22 December j.l. no. 18 is goed gekeurd het besluit van den Raad dezer ge meente van den 20 October 1881, tot af schaffing der heffing van keurloon van vee en vleesch te Amersfoort, met ingang van den 1 Januari 1882. Amersfoort, den 12 Januari 1882. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, W. L. SCHELTUS. VAN PEKSIJN. Amersfoort, 6 Jan. 1882. De raad dezer gemeente vergaderde j.l. Dinsdag ter behandeling van een hoogst be langrijk onderwerp, de vraag namelijk of op voorstel van den Heer Gerritsen het toe zicht, dat van gemeentewege op de prostitu tie wordt uitgeoefend, zal worden afgeschaft door intrekking van het reglement op de huizen van ontucht en de publieke vrouwen. De Heer Gerritsen, die in eene brochure aan de leden van den raad zijne zienswijze over deze kwestie had uiteengezet, erlangde na tuurlijk allereerst het woord om zijn voorstel nog nader toe te lichten, nadat de voorzit ter gezegd had dat hij geene vergadering met gesloten deuren noodig achtte, daar hij voor zich, over de kwestie niet anders dan in kiesche bewoordingen zou spreken, en ook de raad besloten had om de zaak in het pu bliek te behandelen. In de toelichting tracht te de Voorsteller, met het bestaande regle ment in de hand, aantetoonen hoe daardoor de onzedelijkheid in de hand gewerkt wordt, door aan de wellustelingen die de bordeelen bezoeken zooveel mogelijk immuniteit te ver zekeren (sanitair toezicht), de prostitutie wordt bevorderd door ze te reglementeren, de bij de grondwet verzekerde individueele vrijheid wordt beperkt en een hoogst gevaar lijke macht wordt gegeven aan den Commis saris van Politie, die (art. 18) volgens spre ker de bevoegdheid heeft elke vrouw als publieke vrouw in zijn register op te schrij ven en aldus aan de schande prijs te geven. De Heer Gerritsen wijst er nog uitdrukke lijk op dat, waar aan de naam prostituee door den een eene gausch andere beteekenis wordt gehecht dan door den ander en het dus niet is vastgesteld wat daaronder moet worden verstaan, het maken en hebben van een reglement onbillijk en afkeurenswaardig is. De Heer Dr. Groeneboom vraagt nu het woord ter bestrijding van het voorstel. Hij plaatst zich op een ander standpunt dan de voorsteller, aan wien hij verwijt de met de prostitutie ten nauwste verbonden ziekten te verwarren en daardoor de zaak niet zuiver te beschouwen. Hij wijst op het groote verschil tusschen de ziektendie alleen den bedrijver der ontucht treffen, en die welke tot iu het derde en vierde gedacht nog verwoestingen aanrichten. Deze vreesseiijke ziekte is, vol gens spreker, het hoofdmonent in de kwestie, om haar te bestrijden dienen de reglemen ten, die volgens hem moeten worden ge handhaafd omdat ze volgens zijne overtui ging, die ook door mannen van naam in de wetenschap, spreker citeert de uitspraken van de Heeren Goudoever, Egeliug, Huët, Donkersloot e. a. zoo niet een afdoend dan toch een krachtig middel zijn om de verspreiding dezer ziekte tegen te gaan. Hij wijst er op, hoe door sommigen van do ge noemden wel is gezegd dat zij, geen rijkswet daartegen wenschen, maar ook uitdrukkelijk verklaard is, de sanitaire zorg op dit gebied aan de gemeentebesturen te willen overlaten. Volgens spreker bestaat er geene kwestie om trent de vraag wat onder eene prostituéc be hoort te worden verstaan, en het gevaar van misbruik door een commissaris van politie is zijns inziens hersenschimmig. De Heer Gerritsen is niet door den vori- gen spreker overtuigd en houdt staande dat de verordening te groote macht toekent aan den commissaris van Politieterwijl hij aan toont dat de statische bewijzen door den Heer Groeneboom aangevoerd, ook behooren tot de door dien spreker gevoerde goochel toeren met cijfers. De Heer Huet meent dat in deze moeie-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1882 | | pagina 1