NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR Amersfoort, BaarnBmtsclotei, EemnesHamersvi, Hoeyelalen, Hoogland, Lensden, Soest, Stoüteinrg, ïiinrscle, Sclerpenzeel en f onMerg. i NIEUWE Zaterdag 11 Februari 1882. ZONDER MASKER. Elfde Jaargang. Uitgever: A. AfSlothouwer, Advertentiën kunnen inge zonden worden tot uiterlijk 's morgens §V2 uurdes Woens dags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts drie maal in rekening gebracht. VOORHEEN EN THANS. No. 12. IMERSFOORTSCHE COURANT Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1, Franco door bet geheele Rijk Afzonderlijke nummers 3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woensdags- en des Zaterdags. te Amersfoort. Advertentiën van 16 regels0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Buitenland 0,07® Reclames per regel0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. ii. De vroegere //meesters" hadden de jon gens toch wat beter onder bedwang dan de tegenwoordige, zegt men. Best mogelijk, maar we gelooven er niets van. Men vergist zich waarschijn lijk. Want ziet eens, telkens als de kunst in vroeger tijd den onderwijzer en zijn kweekelingen aanschouwelijk trachtte voor te stellen, was de eerste in een soort vaD razernij of tenminste in een vervoering van toom, en de laatsten namen grootendeeb een loopje met hem. Bekijkt één of hon derd afbeeldingen van schoolmeesters uil vroeger eeuwen, gewoonlijk ranselt hij er op met plak of roede, terwijl wel enkeh boetvaardige zondaars zich op den voor grond vertoonen, maar op eenigen afstand de troep in een staat van rebellie ver keert. Maar zult ge zeggen, die kunstenaars stelden dan ook de dingen voor op hvn manier, en misschien was dat wel eei wijze van onedelmoedige wraakoefening over den vroeger opgelegden dwang. Best: maai de schoolmeesters zelf uit die dagen jam meren steen en been over de ongezegge- lijkheid der hun toevertrouwde schare: lees bij voorbeeld eens bij den Frieschen dichter en Bolswarter onderwijzer Gijsbert Japiks, FEUILLETON. De eerste ontmoetinq. XLIV. .Mijn dweepende, beste man," antwoordde zij hem liefkozend, en naar de sofa gaande nam zij zacht haar kind op, zonder hem te wekkeD, en wilde hem naar boven dragen, doch Rudolph schoot toe, en ontnam haar den lichte last bracht dien naar de trouwe Margarethu, en keerde naar zijne vrouw terug. Zij stond in de diepe veDSternis, en had de gordijn ter zijde geschoven. Daar binnen klonk de muziek nog levendig voort, afgewisseld door de plagerijen van Willem en Fanny, daar buiten lag het landschap zoo rustig en vredig, beschenen door het opkomend maan licht, dat de jonge vrouw hare oogen daarvan niet afwenden kou, terwijl een gevoel van onbestemd ver langen haar borst doorgloeide. Waarheen verlangde, wat wenschte zij Ze wist het zelve niet. Ze had alles wat het leven haar bieden kon, een echtgenoot, die haar aanbad, een kind, dat haar afgod was, rijkdom en weelde rondom haar, en toch wo bist du, wo bist du, mijn geliebtes Land, klonk het in hare ziel, en onwillekeurig neuriede zij stil voor zich:ge- sucht, geahnt, doch nie gekaunt. Daar werd een arm zacht door de hare geschoven, en haai man stond aan hare zijde. Ook hij zweeg, evenzeer aangegrepen door de rust, de plechtige stilte daarbuiteD. Zoo stonden zij eene wijle, hij de sterke man, die in onafhankelijkheid voorwaarts streeft naar zijn ideaal, zij de schuchtere vrouw, afhankelijk van hem, en toch fier op vrouwenmoed, en vrouwen- adel hij de krachtvolle zij de zwakke hij de op eigen inzicht vertrouwende, vol eerzucht voort als hij zich beklaagt over //tijzelhoofden, toornbedwingen, spijtverkroppen, bijster koppen, katerzingen, geestekwellen, zie leknellen, moedontsnellen, vaagvuurs-helle! wat blieft u? Wederom geef ik u toe, dat misschien Frieslands grootste dich ter als paedagoog niet uitmuntte: althans, wanneer hij in de school zijn dichterlijke opwellingen had, dan moet hij zich nogal wonderlijk hebben aangesteld, en riepen de jongens elkander toe ,/Sjog! sjog! maester iz wer giek!" (Hofdijk, Gesch. der Nederl. letterkunde.) Maar al die dingen geven ons toch niet den indruk, dat de schooltucht vroeger beter was dan tegenwoordig wel van het tegenovergestelde. Maar wat wel achteruit schijnt gegaan te zijn, is de samenwerking tusschen huis gezin en school, benevens het vertrouwen, dat in de onderwijzers gesteld wordt. On getwijfeld waren onze grootouders in som mige opzichten te gestreng. Naar hun be grip stond bij de opvoeding de gehoor zaamheid in het eerste gelid, en dat zijn we met ben eens! maar zij bleef num mer één, ook bij het klimmen der jaren. Men leerde den knapen en meisjes wel, in een bepaalde richting te loopen, doch steeds bleven zij aan den leiband van het gezag, zonder dat het uur der vrijmaking voor hen sloeg, tenzij een zelfstandige maat schappelijke positie hun ten deel viel. Ook de onderwijzer oefende dat onbeperk te gezag uit, en mocht de jongen er tegen in verzet komen, hij ondervond dadelijk de tastbare gevolgen van zijn weerbarstig heid, en behoefde, waarlijk zijn beklag niet te doen bij vader of moeder. Den eerste bekroop dan niet zelden de lust om het pak, dat den heer zoon zoo slecht scheen te bevallennogeens dunnetjes over te meten. strevend laugs 's levens baan zij zich leunend aan zijn arm, doch om straks als de sterkere hem terzij de te staan beiden slechts in elkander alles vin dend. Zoo stondeD zij, en het maanlicht bescheen hun gestalten, bescheen de ineengestrengelde handen, de oogen glinsterend van lietde en vrede. „O, Catharina," sprak hij ining, „hoe wel is het mij te moede, wan- neer ik zoo u in de armen boud, wanneer ik gevoel, dat gij mij lielhebt en vertrouwt. Zie, het schijnt mij somtijds toe of de wolken thans voor immer aan mijn horizont gebannen zullen zijn, of niets mij meer geheel zal drukken; vrede ademt de natuur, vrede fluistert alles rondom ons, en ook, Goddank, mijn hart heeft vredegevoDden." „Gevoelt gij nimmer, mijn Rudolph, dat bij dezen vrede, dien ook ik gelukkig smaken meg, nu eo daD een geheim verlangen ons trekt, een verlaDgen, dat wij ods niet verklaren kunnen, en waarvan wij noch den oorsproDg, noch het doel kunnen nasporen? Mij greep dit aan voor gij daareven bij mij kwaant, en nog gevoel ik het, niettegenstaande uw bijzijn; dat mij immer gelukkig maakt." „Ik weet wat gij bedoelt, Cateau. Ook mij overvalt het uiet zelden, juist in mijne gelukkigste oogenblik- kem Van waar? Wij kunnen slechts gissen. Mij schijnt het som9, (het is eene gedachte die mij immer bezielde, en die sterker werd gedurende mijne liekte), dat ons bestaan niet met onze geboorte begint. Is de menscb eeuwig, dan hebben wij vroeger bestaaD, en zullen eens weder bestaan, wie weet in welk lichaam. Kan dan dit onbestemd verlangen, dat wij aanhoudend met ons om dragen, niet geboren worden uit eene onbewuste herin nering san het verleden, of een zucht naar die onbeken de toekomst des geestes. Daaraan scbreel ik het immer toe; weet gij een betere uitlegging?" Ik w eet het niet, doch dit denkbeeld door n geopperd is in staat mij te verschrikken. Trek die gedachte verder door, en wat krijgt ge. Als de mensch er voorheen is ge weest, of liever als w ij vroeger in een ander mensche- Toch weten we dat het geslacht, hetwelk zoo onder plak en roede opgroeide, tal van mannen en vrouwen opleverde, die het vaderland ten zegen zijn geweest, naar wie we thans nog met eerbiedige be wondering opzien. Dat komt omdat het opwies in een nauwgezet plichtbesef, en het de vrijheid eerst leerde kennen nadat het ge hoorzamen, 't doet er niet toe laugs wel ken weg, tot een tweede natuur was ge worden. Het plak-systeem met al zijn misbrui ken behoort tot het verleden, en we zou den het niet gaarne, al stond zulks in onze macht, in 't leven terugroepen. Onze tijd heeft andere beginselen tot bazis aan genomen kent andere behoeftenstelt andere eischen aan de opvoeding. Jammer is het maar, dat er op dit terrein wel wat al te veel wordt //geliefhebberd." Ieder die kinderen heeft, houdt er ook zijn eigenaardige //opvoedkundige" begrip pen op na: waar hij ze vandaan haalde, weet geen menschdoch wanneer men er zuo door dezen en genen over hoort pratenzou men niet zeggen dat er geen moeielijker kunst is, dan kleine menschel) tot groote te maken. En dan zijn er va ders, die volstrekt niets meer weten wil len van //dwang": hun zoontje moet zich z/in vrijheid ontwikkelenen van al wat men verlangt dat hij doen of laten zalmoet hij het //waarom" weten. Al begrijpt hij er nog niet veel vaD, men geeft hem toch de volledigste explicaties. Dat zulke opvoeders zich bittere teleur stelling bereiden, blijkt niet zelden. Het gehoorzamen, dat is het onderwerpen van den wil aan dien van ouders of andere opvoeders, is een moeielijke arbeid, die in de prilste jeugd moet aangeleerd wor den, zelfs véór nog het verstand begint lijk lichaam hebben bestaan, en later "weder bestaan zul len, waar blijft dan onze liefde, waar onze zekerheid, dat ons huwelijk niet met den dood wordt ontbonden. Waar onze hoop op een wederzien van die ons op aarde dierbaar waren. Neen, Rudolph, die gedachte is vreese- lijk, en een God van liefde, die het heelal regeert, on waardig. Maar, mijn lief, verstandig wijfje, nu gebruikt ge weer een gewonen, alledaagschen maatstaf voor dingen, die zuiver geestelijk gedacht moeteu wordeD! Nu spreekt ge van een liefde zooals wij, die immer ons in het stoffe lijke bewegen, ons die slechts kunnen denken.Maar zou het niet mogelijk zijn, natuurlijk ik spreek hier slechts vooronderstellend, daar op dit gebied nooit iets met ze kerheid kan vastgesteld worden, zou het niet mogelijk zijn, dat er een hoogere, zuiverder liefde bestond, die geesten onderling aan elkander verhond. En zoo dit het geval ware, zou men dan niet kunnen aannemen, dat het oude spreekwoord: Les grands esprits se rencoutrent, natuurlijk met een bescheiden variatie, als b. v. les es prits, qui 's appartienuent, se rencontrent, een niet te verwerpen waarheid bevatte. Natuurlijk! manlief wil weer gelijk hebben! wanDeer gij als philosooph optradt, zoudt gij een philosopbie op eigen hand willen samenstellen, die enkel ten doel had je vrouw 1 je te behagen! Maar als het zóó uw ernst is, dan wil ik toch nog wel eens aan nw voeten plaats ne men en als een getrouw discipelin uwe wijze stellingen trachten te begrijpen. Welnu, als ge dit verkiest, luister daD eerst eeDS Daar hetgeen anderen reeds als stelsel verkondigd hebben, en waaraan ik mogelijk aankan kDOopen. Deze nemen de zod als het middelpunt van al wat leven heelt. Zoodra de zon toch hooger boven den horizon rijst, begint alles te herademen, en wat dood is of schijnt vertoont een frisch, nieuw leven. Bleef de zon w eg, alles zou weldra uitgestorven zijn, ook de menschhcid, die zich geduren de den w inter slechts kunstmatig in zijn bestaan kan handhaveD. De zon is alzoo de centrale kracht, die geen te werken. Eerst later kan de band gaan deweg losser worden gemaakt. Zulke ouders zijn voor den onderwijzer niet altijd de beste bondgenooten. In den regel kweeken zij een neuswijs kroost, dat zich niet gemakkelijk aan orde laat gewennen, //omdat het er de reden niet van inziet," en wanneer het noodig isstraf op te leggendan komt er niet zelden tegenstand van die zijde, vanwaar medewerking in de eerste plaats te wachte ware. Nu kunnen, onder beschaafde menschen, dergelijke verschillen van opinie in der minne worden opgelost. Bedenkelijker wordt de zaak, wanneer men met ruwe lieden te doen heeftdie den weerbarstigen knaap, zooals men dat noemt, //voet geven," eu er het hunne toe bijdragen om het laatste overblijfsel van eerbied voor den onder wijzer bij den jongen te doen verdwijnen. Dan kan botsing niet uitblijven, en in negen van de tien gevallen wordt het voorwerp van de oneenigheid tevens de dupe van de historie. Dat er bij onze lagere volksklasse nog zooveel ruwheid heerscht, ondanks de krachtige pogingen die aangewend worden om haar te beschaveu, heeft voor een deel daaraan zijn oorsprong te danken, dat het gezag der opvoeders niet genoegzaam wordt gesteund. Als een knaap in 't geheel niet wil, en de vader eu moeder willen ook niet, zulke gevallen doen zich voor, dan is het eind van de geschiedenis, dat de jon gen de school moet verlaten en zijne ver dere opvoeding op straat ontvangt. Is dat een goede oplossing? Zoo blijft het ras der maatschappelijke paria's voortleven, als een vlek op het gelaat van ons sociaal leven. dood duldt, waar ze met hare stralen kan doordringenl Ja, antwoordde Catharina glimlachend, behalve in den Sahara! Laat me doorspreken, lieve vrouw! Een zonnestraal is het alzoo, die leven wekt. Het eenvoudigste organisme roept ze in het aanschijn. Die vorm vervalt weer, maar dit leven blijft voortbestaan, treedt eenwig onder nieuw e gedaanten weer op, die telkens meer samengesteld. ,Ook dit leven, die zonnestraal, die geest, die van de zon uit ging komt hoe lang zoo meer zijn volmaking nabij, om in den voortreffelijksten der menschen zijn hoogste punt bereikt te hebben. Dan trekt de zou dat leven weer tot zich, om hei opnieuw in het heelal, wie weet aan welke plaats, uitte zenden! „Indien, mijn beste Rudolph, uw eigen onderricht van een gelijke stelling uitgaat, laat mij dan mijn oud ge loof behouden, dat echter op geen zwakker grondslag rust. Daarenboven hebt ge mij het genot van dit prach tig nitkijkje door zooveel wijsheid bedorven. Ik kan het nu niet metr genieten omdat ge getracht hebthet te ont leden, en het gaat me juist als verleden week, toen ge me zuiver, schoon water door het mikroskoop liet zien; ik rilde er van, en lang kon ik geen teug over mijn lip pen krijgen! Juist toen Rudolph verder wilde gaan om nu eens met zijn eigen stellingen voor den dag te komen werd gemeld, dat het eten gediend w»s, en als door een too- verslag, waren en philosophic, en muziek en scherts uit hoofd en hort gebannen om plaats te maken voor de meer prozaïsche maar niet minder belangwekkende be zigheid, die men sonpceren noemt. Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1882 | | pagina 1