NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR AmersfoortBaarn, Bunschoten, Eemnes, Hainersieli, Maten, Hooiland, Lensden, Soest, NIEUWE Woensdag 5 April. ZONDER MASKER. No. 27. Elfde Jaargang. Uitgever: A. AfSlothouwer, te Amersfoort. Advertentiën kunnen inge zonden worden tot uiterlijk 's morgens SV2 uur des Woens dags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts drie maal in rekening gebracht. OFFICIEELE PUBLICATIE. De Burgemeester en Wethouders van Amersfoort doen te weten, dat de in art. 81 der wet, regelende het lager onder wijs, bedoelde staat der kinderen boven de zes en beneden de twaalf jaren, op de gemeente-secretarie ter lezing is nederge- legd. Amersfoort, den 1 April 1882. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, De Secretaris. "VAN PERSIJN. W. L. SCHELTUS. Amersfoort, 5 April 1882. Voor de lichting der nationale militie van het jaar 1882 zijn te Amersfoort ingeschre ven 132 jongelingen. Van dat aantal lotelin- gen hebben recht op vrijstelling verkregen: 11 personen die reeds vóór hunne inschrij ving ztch als vrijwilliger in dienst bevonden bij de land- of zeemacht, 37 wegens broeder- dienst, 18 eenige wettige zoons, 5 die de ge vorderde lengtemaat van 1,550 meter misten en 3 (in hooger beroep) wegens lichaams gebreken. Van de 18 lotelingen voor den militieraad geneeskundig onderzochtwerd er geen vrijgesteld. Het door de gemeente Amersfoort te leveren aandeel over 121 in geschrevenen bij de berekening van het FEUILLETON. LVII. aandeel worden voormeld 11 vrijwilligers niet medegerekend bedraagt 39 man schappen, waaruit volgt dat 19 lotelingen, te rekenen V3n no 97, (de daarop volgende nummers zijn, evenals no 95 en 96, getrok ken door lotelingen die, om verschillende redenen zijn vrijgesteld) buiten oproeping blijven, ten ware een of meer der voor den dienst aangewezenen, binnen den daartoe bij de wet gestelden tijd van vier maanden na hunne inlijving ongeschikt mochten be vonden worden. De Hulpbank, door het departement Amersfoort der maatschappij tot Nut van 't Algemeen in 1868 opgericht, werkte gedu rende het jaar 1881 met goede resultaten voort. Tot een gezamenlijk bedrag van f 10465 werden 77 leeningen a 5 pCt. ge sloten, waaronder 16 van personen die voor de eerste maal aanvraag deden. Tengevolge van vervroegde afbetaling ontvingen 10 leeners te zamen f 25,35 terug van vooruit betaalden interestterwijl 9 anderen f 8,48]/s bijbetaalden voor renten van niet binnen een jaar tijds gedane aflossingen. Voor 5 leeners moesten de borgen een totaal cijfer van f 425 aanzuiveren, doch de instel ling zelve leed nog nimmer eenig verlies. Aan renten is ontvangen f 565,07 en uitge geven 289,85, beuevens f 84,50 aan admi nistratiekosten. De indertijd door het Nuts- departement verstrekte som van f 100 voor kosten van oprichting, is verleden jaar door het bestuur der Hulpbank teruggegeven, om dusdoende medetewerken aan de zoozeer ge- wenschte oprigting van eene Huisvlijtschool, inmiddels tot stand gekomen. De Hulpbank werkte op het einde dps jaars met een kapitaal van 3800 a 4 pCt.in aandeelen van f 100 bijeengebragt en f 2500 a 4Vj pCt., door het bestuur der Spaarbank verstrekt. Het batig saldo over vorige jaren, met f 198,42 vermeerderd, bedraagt thans f 1259,16'/s. Twaalf aandeelen zijn alsnog beschik baar. De Heer J. C. Bekking, van Hoofdplaat (Zeeuwsch Vlaanderen), heeft het beroep tot pred. bij de Vrije Gereformeerde gem. alhier aangenomen. In het begin van Juli wordt de oefe ningsdivisie, onder bevel van den kapitein ter zee Van Alphen, in het vaderland te rugverwacht. Met 1 Juni zal de zomerdienstregeling op de verschillende sporen aanvangen. De pakketpost met het buitenland is Zaterdag in werking gekomen. Men kan pakjes beneden de drie kilo per post, b. v. naar België, Frankrijk, Duitschland enz. of naar Cochinchina verzenden. De port bedraagt naar België en Duitschland f 0.50, naar Frankrijk f0.75. Naar men verneemt worden H.H. M.M. de Koning en de Koningin den 26en April te Windsor verwacht. Z. M. de Koning zal in de orde van den Kou seband worden benoemd. Prinses Helena, met hare ouders zal 25 April te Wind sor aankomen. Dr. Jacob Franke], opperrabijn, heeft aan de kerkbesturen der Ned. Isr. ge meente in zijn ressort een eenvoudig ge- bed gezonden, dat voor de vervolgde Jo den in Rusland, Maandags en Donderdags, na het voorlezen uit de H. Wetsrol, door den voorlezer zal voorgedragen worden. Tevens zal dan voor de vervolgden een collecte worden gehouden. Zondag overleed te Goor de heer H. oud-ontvanger der directie belastingen te Slochteren, die in 1831 bij den tiendaag- schen veldtocht uittrok, als 2e luitenant bij het 2e bataljon der mobiele overijsel- sche schutterij en toen te Leiden, door vermoeienis en koortsen overweldigd, zoo danig ziek werd, dat hij, na drie dagen lijdens, geheel buiten bewijstzijn, als dood werd beschouwd. Het scheelde niet veel of hij was levend begraven geworden, daar men zijn goed reeds had geïnventariseerd, de timmerman de maat van de kist had genomen, en alle3 verder in gereedheid was gebracht, om hem den volgenden morgen ter aarde te bestellen, toen door een toeval de con sulent-chirurgijn van den Koning, de heer Logger, die juist uit Den Haag kwam, 's avonds in de sociëteit over het zieken- geval hoorde spreken en gaarne dèn doode eens in oogenschouw wilde nemen. Na hem goed beschouwd te hebben en alle mogelijke middelen te hebben aangewend, scheen hij toch nog onvoldaan, en nam nu zijn toevlucht tot een laatste middel, na melijk, om door het ingieten van een wei nig ouden Rijnwijn waarvoor de mond open geschroefd moest worden te trach ten de levensgeesten weder op te wekken, waarin hij gelukkig slaagde. De blijdschap van den schijndoode, die alles gehoord had wat er gedurende al den tijd van zijn bewusteloosheid over hem gesproken werd, Abonnementsprijs roor Amersfoort per 3 maanden f 1, Franco door bet geheele Kijk1,10. Afzonderlijke nnmmers .3 Cent. Dit Blad verschijnt des Woemdags- en des Zalerdegs. Advertentiën van 16 regelsJ 0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Buitenland0,07s Reclames per regel0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Overwonnen. Vergeving, vader, vergeving! Ik heb n miskend!" Zoo zie ik n weer, om u voor immer te verliezen? Arm, ongelukkig kind! En mijo liefde is niet in staat u te redden, ow heenvlietcnd leven vast te houden, opdat ik door jaren van geneugt vergoede, wat ge door mijn onbezonnenheid immer hebt moeten missen? Zeg me, dat ge mij vergeeft, vóór gij de oogen sluit! Vader, sprak Anton zacht, zoo gij u zelf vergeven kunt, gij knnt dit, zoo heb ik niets te vergeven. Er is een Macht, die ons leven bestuurt; van die Macht, van niets anders, is elk schepsel afhankelijk. De een is gelukkig, de ander is ongelukkig; ik lichtte den schat, die in mijn hart begraven was; van dien dag was ik rijker dan iemand. Ik dank n, dat gij mij den weg gewezen hebt! En gij kondt mij verlaten? De dag verblindt het ocg, dat zoo pas uit de duister nis treedtO die pijn! Dat zeggende legde hij de hand op de borst en een benauwde trek teekende zich om zijn mond. Ach spreek niet meer, Anton, ik weet genoeg; hondn rustig. Nog eenige minuten,sprak Anton, en richtte zich met moeite op; zwaar viel zijn hoofd tegen de borst zijns vaders. Ik wil spreken, zoolang ik kan de dood is niet verschrikkelijk. Tusschen dat en het an dere leven staat een blauwe berg, die veel raadsels schijnt te omhullen dien berg beklommen. Dc raad sels spoeden heen ik zocht u vliedend; en zoekend vlood ik u Ik vond u, en weer zal ik n vinden; want wat gelijk is, 6prak hij met een vreemd lichtend vnnr in de oogen, -vindt zich overal teing. Geen grenzen be staan voor verwante geesten, in het onrustig gewoel der menigte, hervinden zij elkander door de grenzen van den dood breken ze heen, en zoeken en vinden el kaar door het gansche heelal. Hij lag stil. Bleek en roer loos waren zijne trekken. Was dat reeds de dood? Neen daar opent h ij nog eenmaal de oogen, en ziet angstig vragend rond. Begeert gij iets, vroeg de man aan zijne zijde. Zij komt te laat, antwoordde de kranke; breng haar mijn laatsten groet Adèle. Het hoofd gleed in de kussens tejug: dc ziel was ont vloden. Op dit oogenblik wordt de kamerdeur geopend, en twee vrouwen treden binnen. Zij zien beiden wat voorgevallen is, en met een doffe kreet snelt de eene naar het bed en buigt zich over den ontslapene. Te laat, snikt zij, te laat. Het hoofd tegen de borst zijner trouwe Catharina geleund, blikt Rudolph neder op het jonge meisje, dat in doodelijke smart zich over haar geliefde buigt en ademloos luistert of niet nog een enkel woord van zijne lippen haar oor treffen zou. Tevergeefs. De toon dichter behoort de aarde niet meer. Arme, arme Adèle. Besluit. BINNENLAND. Voor weinige jaren werd ik door omstandigheden bekend en bevriend met eene bejaarde dame, vroeger directrice van een der krankeninrichtingen onzes lands. Zij het mij vergund deze thans nader te laten spreken, daar ik de geschiedenis in de voorgaande bladen be schreven, het eerst van hare lippen hoorde. Zij was eene indrukwekkende persoonlijkheid, toen zij zich bij ons aanmeldde; de groote eenvoud waaraan echter eene zekere bevalligheid niet ontbrak, deed hare rijzige, fiere houding slechts te beter uitkomen, en die zeldzame gelaatsvorm, omlijst met dc natuurlijke, zwa re vlechten vormde, gevoegd bij de groote prachtige oogen slechts het beeld eener te vroeg verwelkte schoon beid, te rasch vervlogen jeugd. Die oogen, ze blikten soms zoo wondervreemd, zoo raadselachtig en droef geestig, dat onwillekeurig de vraag over de lippen kwam, welk leed heeft haar leven verwoest? In onze gansche inrichting was er niet één, die als zij aanhoudend arbeidde, nacht cn dag. Met nauwgezet heid en ijver vervulde zij de moeilijke taak, door haar zelve gekozen, en wijdde haar leven aan de belangen van anderen. Menigeen drukte stervend haar voor het laatst dc hand met een hartelijk heb dank. en vele ande ren hadden haar groote trouw en zelfopofftring in hun krank ten leeren kennen, en waardeerden de edele vrouw in Adèle van Son. Ook mij ging het aldus, en toen ik haar, nadat ze mij haar vertrouwen geschonken had vroeg: Mag ik uwe geschiedenis opteekenen, antwoordde zij: Indien gij zulks verlangt; ik bid u echter, noem geen na men, want gij weet, behalve hij, zijn nog allen in leven. Behalve hij; met een half onderdrukten zucht kwam dit woord over hare lippen, en haar gelaat werd nog bleeker. Mij ontbrak de moed baar toen meer te vragen, want ik gevoelde hoe de minste aanraking opnieuw de wonde baars harten van een reet; doch zij zelve ver volgde na eene wijl: Vindt ook gij het vreemd, me vrouw, dat ik mij na die vreeselijke gebeurtenis nit de wereld teruggetrokken heb? O neen," antwoordde ik, doch Doch het was niet noodig, viel zij mij in de reden. O, zag dat niet, lieve mevrouw, mij was het noodig om de rust, den vrede van mijn hart te hervinden. Hebt gij die hier gevonden, vroeg ik haar. God zij gedankt, ja, dat heb ik, antw oordde zij vurig, en sloeg het zielvol oog hemelwaarts, waar juist eene donkere wolk met zilveren rand den vroegen avond voorspelde. Zjj wees er op en vervolgde half voor zich: Beeld van mijn leven; zie de wolken, die over mijn boofd zijn heeugevaren, ze hadden ook zilvere randen, doch ik zag ze niet dadelijk. Thans o, mevrouw, geloof niet dat ik ondankbaar ben over mijn verleden, dat zoo schoon, zoo rijk voor mij was. Ik heb het vol le leven genoten, doch eerst thans heb ik vrede gevon den. Vrede in de eenzaamheid? Ben ik dan eenzaam? Behoeven de kranken niet aan houdend mijn zorg; en is het niet heerlijk te gevoelen, dat men niet geheel doelloos geleefd heeft? Ja, dat geef ik u toe, doch dit gevoel kon men ook langs andere wegen verkrijgen? Voorzeker; de vrouw niet het minst, wanneer zij den man harer keuze op aarde gelukkig maakt. Doch wat bleef mij, toen hij mij ontnomen werd? en weder volgde die onderdrukte zucht, die maar al te zeer toonde hoe het verleden nog niet geheel dood voor haar was. Wat u overbleef? Uwe ouders, zuster en broeder, wa ren zij u dan niets? O, ik heb hen lief, vnrig lief, doch noodig was ik hen niet, en dagelijks op ieder plekje de herinnering te her vinden aan wien ik verloren had. dat kon, dat mocht ik niet langtr dragen, wilde ik mij niet te gronde rich ten. Het leven scheen mij zoo koud en somber. O, hoe wenschte ik, dat de sneeuw mijne moede borst bedekken mocht, doch de dood laat zich afbidden, en ik leef de eenzaam te midden der mijnen. Toen kwam mijn va der op den inval mij in dezen werkkring arbeid en af leiding te verschaffen, ik aarzelde niet in zijne plannen te treden alles was immers beter dan overal die dier bare souvenirs te zien, hier een boek, waaruit hij mij voorlas, ginds een schilderstuk dat wij tezamen bewon derden, of mijne piano, sinds dat onvergetelijk laatste samenzijn gesloten. Sedert ben ik werkzaam en de arbeid werd mij lief. Soms schijnt het mij of hij een goedkeu renden blik op mij slaat, en somtijds is bet als ware hij mij nabij, dicht nabij. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1882 | | pagina 1