NIEUWE NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR lid, Maten, Hooiland, L Stflüienliurg, tacit), Sclorpzeel en Mdsnleri. Zaterdag 17 Juni 1882. Verlamming. Bloed om Bloed. No. 48. Elfde Jaargang. Uitgever: A. Af. Slothouwer, Advertentiën kunnen Inge zonden worden tot uiterlijk 's morgens §'/2 uur des Woens dags en Zaterdags. Eene viermaal geplaatste ad vertentie wordt slechts drie maal in rekening gebracht. FE CJILL1CTON. 21) Abonaemcntsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1, Franco door het geheele Rijk1,10. Afzonderlijke nummers 3 Cent. Dit Blad verschijnt des Wotntduga- en des Zatcrdagt. te Amersfoort. Advertentiën van 16 regelsJ 0,40. Iedere regel meer 0,05. Voor het Buitenland0.075 Reclames per regel0,20. Groote letters vrorden berekend naar plaatsruimte. Het zou zeer onbillijk zijn, er den vader onzer Grondwet een grieve van te maken, dat hij niet in 't bezit is geweest van de gave der profetie. Vastheid van constitu tioneel beginselen is voorzeker, voor de geleidelijke ontwikkeling van een volk, van zeer groote waarde, en daarom is het noo- dig, althans verkieselijk, voor wijzigingen in de grondwet andere bepalingen vast te stellen dan voor die van gewone wet ten. Maar Thorbecke heeft zeker nooit kunnen vermoeden dat de door hem ont worpen waarborgen tegen te groote licht zinnigheid ten aanzien van wijzigingen in de constitutie eenmaal, zooals feitelijk thans het geval is, verlammend zou werken op de ontwikkeling van het staatkundig leven des Nederlandschen volks. Toch was hij niet blind voor dat ge vaar, zooals uit menige plaats in zijn be roemd werk: Aanteekening op de Grond wet, duidelijk blijkt. Toen dat boek ge schreven werd, in 1839, stond een her ziening voor de deur: zij was evenwel reeds in 1831 aangekondigd. In een Konink lijke boodschap aan de Tweede Kamer op Nden 20n Januari van dat jaar lezen we, na een korte uiteenzetting van de belang- uit het hoogduitsch van CLAIRE VON GLUMER. Ik hen hier uiet om te baten, maar om lief te hebben. «Alleen omdat gij weg gaat, laat hij ons hier," sprak zij; //mijne moeder koes terde reeds groote verwachting van deze vergunning om hier te blijven." #Zij maakt mij het afscheid ook ge makkelijk," zeide Frederik. //Het is mij, alsof wij dichter bij elkander zijn, zoo lang ik u in eene bekende omgeving kan opzoeken. Indien het hier in den naherfst en in den winter niet zoo onherberg zaam was, zou ik uwe moeder verzoeken zich hier te vestigen, teneinde u bij mijne terugkomst weder te vinden." #Acht gij dat mogelijk? vroeg zij. //Wan neer uwe terugkomst op handen is, wor den wij ongetwijfeld door oom wegge jaagd en hoe ver mijne moeder in hare angst dan vlucht rijke gebeurtenissen die weinige maanden te voren hadden plaats gehad: /Onder de ze omstandigheden roept onze eigene staats huishouding de bijzondere aandacht, in, en net oogenblik is daar, om in de Grond wet van het Koninkrijk die wijzigingen te brengen welke hare toepassing alleen op Noord-Nederland, ten gevolge der scheiding, vordert. Z. M. zal dit werk doen voorbereiden, en binnen kort eene wet over dit onderwerp aan UEd. Mog. voordragen, bij welke gelegenheid tevens zal kunnen overwogen worden, of het doel matig zij, om de daarstelling van het be ginsel der ministeriëele verantwoordelijk heid, hetwelk thans geen deel van ons staatsrecht uitmaakt, in aanmerking te nemen, en of de ervaring ook de voor dracht van andere wijzigingen der Grond wet geacht zou kunnen worden aan te raden." We zullen aanstonds zien, wat er van die belofte geworden is. De Grondwet, toen van kracht, die van 1815, eischte voor bedoelde verandering een meerderheid van drie vierde: Thor becke, die met dezen eisch rekening moest houden, en alzoo het beginsel van over- groote instemming niet geheel kon prijs geven, al hadde hij het ook gewild, schreef over het desbetreffend artikel: n/Heeft men wel gedaan, bij ons arti kel een meerderheid te eischen van drie vierde, in plaats van zich met twee der de te vergenoegen? Kan men het door gaan eener verandering of bijvoeging niet al te moeielijk maken? De grondwetgever vordert eene bijkans algemeene overtuiging. Zij zal het te dikwerf eerst zijn, wanneer het rechte tijdstip tot invoering der nieu wigheid reeds voorbij is. In gewone om- „Zoover moet het niet komen," viel Frederik in. „Ik heb helaas tot dusverre geen tijd gehad om met mijn vader te spreken en 't is zeer mogelijk, dat ik dien voor ons afscheid niet weer zal vin den. Maar Hellborn, die van alles kennis draagt, zal hem, des noods, de mededee- ling doen, dat wij reeds sinds lang alles weten." Kato veranderde van kleur. „Alzoo is hetis het waar fluisterde zij „hoe weet gij dat Hellborn heeft het mij heden morgen op mijn dringend verlangen bekend," ant woordde Frederik. „Uw vader heeft den trouwen man uit Zweden onmiddelijk na den dood mijns vaders eener vertwijfe lende brief geschreven, waardoor alle be schuldigingen van zijnen zwager Anion bevestigd werden Kijk niet zoo on gelukkig, mijne geliefde," voegde hij er bij, terwijl hij haar in zijne armen nam. „Bedenk, het is de werkelijkheid niet anders geworden Wat wij vermoeden, was reeds meer dan dat, was zoo goed als zekerheid. Beeft dit tot dusverre onze liefde niet gehinderd, zoo zal dit ook later het geval niet zijn. Beloof mij, dat gij u niet aan het wankelen zult laten brengen, dat gij aan een valsch plichtge- standigheden, en daarop zijn de voorge schreven vormen van herziening berekend, j zal het oude, hoe nader aan sterven, des te hardnekkiger weerstand bieden. Wellicht duchtte men in 1815 het vooruit streven of de veranderlijkheid onzer zuidelijke broe ders." Er kwam nog meer bij, dat toenmaals de herziening uiterst moeielijk maakte. De bepaling van drie vierde kwam niet voor in de grondwet van 1814, waarbij slechts één Kamer werd ingesteld. De vereeniging met België, in 1815, maakte wijziging der constitutie noodig, en toen werd het systeem der Twee Kamers in gevoerd. Voor veranderingen in de Grond wet kreeg men nu deze voorschriften: Het besluit over eenig voorstel tot wijziging mocht slechts genomen worden in een vergadering der Tweede Kamer waarin minstens twee derde gedeelten der leden tegenwoordig waren. Werd tot in overwe ging nemen des voorstels besloten, dan werd het gezonden aan de Staten der Pro vinciën, toen de kiezers voor de Tweede Kamer, gelijk zij het thans zijn voor de Eerste: de leden der Eerste Kamer wer den destijds voor hun leven door den Ko ning benoemd,) en dezen voegden aan de door hen gekozen leden der Tweede Ka mer een gelijk getal toe. De aldus samen gestelde dubbele Kamer beraadslaagde over het herzieningsvoorstel; een meerderheid van */i der tegenwoordig zijnde leden (die wederom minstens 2/g van het geheele getal moesten uitmaken,) was noodig om de verandering vast te stellen. Deze ging dan naar de Eerste Kamer, die uit min stens twintig, hoogstens dertig leden be stond. Deze nam de eindbeslissing, bij ge wone meerderheidzoodat de mogelijkheid voel ons geluk niet ten offer brengt Beloof voor alles niet, dat gij zoo als uwe moeder dat begeert zult voort gaan, mij zonder tijding te laten." „Zeker niet, gij kunt op mij rekenen," antwoordde zij„ik zal u schrijven, waar ik mij ook moge bevinden maar gij weet hoe licht in oorlogstijd brieven ver loren gaan. Zoo kunnen wij elkander uit het oog verliezen Gij hebt gelijk, van de wisselvallig heden der veldpost mag ons wederzien niet afhangen," zeide Frederik en na een oogenblik zwijgens ging hij voort„Hell born zal ons helpen hij is wel is waar vreesachtig maar toch vertrouwbaar en meent het goed met ons. Geef ook hem kennis, wanneer gij van woonplaats ver andert. Ik hoop dat het niet gebeurt maar zoo gij weg gaat, verzuim dan dezen voorzichtigheids-maatregel niet." „Voorzeker neen, daar kunt gij staat op maken, ik zal den ouden heer schrij ven," antwoordde Kato. „Indien hij mij, zoo als gij zegt, genegen is, zal hij mij ook wel iets ten gevalle doenVer zoek hem," zeide zij, mei hare tranen vloed worstelend, „verzoek hem mij on verwijld tijding te geven, M'anneer u wanneer u iets overkomtwanneer gij bestond, datften personen, die door den Ko ning benoemd waren en dus in zekeren zin van de Kroon afhankelijk, een ver andering tegenhielden die door de gehee le natie als Mrenschelijk was voorgesteld. In 1831, zeiden we, werd grondwets herziening aangekondigd, en de invoering van een nieuw beginsel, de ministeriëele verantwoordelijkheid, in uitzicht gesteld. Toen de „Aanteekening" verscheen, in '39 was er nog niets gebeurd. Thorbecke was toen niettemin met goeden moed bezield, dat de hervorming, die hij naderen zag, van beslissenden invloed zou zijn op ons volksleven. Aan het slot der voorrede schreef hij deze schoone Moorden, die ook in deze dagen ruimschoots verdienen in ern stige overweging genomen te worden: „De Grondwet mag niet een loutere vorm, zij moet een nationale kracht wezen. Onze legers, onze vestingen, onze rivieren zul len een algemeen gevaar, eu dat als 't ware de lucht vervult, niet van ons af wenden. Maar ons zedelijk, ons constitutio neel te versterken, ja onverwinnelijk te maken,.dit hangt van ons af. In onzen tijd beslist physische overmacht niet meer, doch heeft een klein volk met een zwak politisch gestel en karakter alles te duch ten. Men moet M'erken zoolang het dag is, en wij hebben, tot een grondwetsher ziening, nooit een beteren gehad." Nu, de beloofde herziening kwam dan ook eindelijk. Doch zij bevatte niets, letterlijk niets van 't geen door Thorbecke en zijn geest verwanten werd gewenscht noch ook van andere zijde als onmisbaar was voorge steld. 't Waren louter eenige bepalingen tor, vaststelling van 't geen de gebeurte nissen reeds hadden uitgemaakt. gewond M'ordt of ziekoom Anton zal zeker wel dadelijk gewaar worden Frederik had hare handen gevat„Mij ne geliefde," begon hij, maar met eene kreet van schrik maakte zij zich los, sprong op en snelde naar de deur der zijkamer. Op den drempel verscheen hare moeder in een lang wit morgenkleed, met een oleek gelaat en van koorts gloeiende oogen. „Moedertje, hoe kondt gij opstaan zeide Kato, omvatte de wankelende ge stalte en wilde haar in de slaapkamer terug brengenmaar zij verzette zich daartegen. „Neen, neen, er komt een onweder op, ik gevoel het duidelijk gij Meel, dan heb ik geen rustlaat mij hier bij u blijven," smeekte zij, en zich tot Fre derik M endende, die eveneens naderbij ge komen was en de zieke naar het rustbed hielp breDgen, voegde zij er bij „Hoe komt gij op dit uur naar Fischdorf? brengt gij mij bijgeval eene boodschap van Anton En terwijl Kato haar zorg vuldig tusschen de kussens vleide, zag zij met een blik vol verwachting den jongen man aan. „Neen, lieve tante, ik heb mijnen va der heden nauwelijks gezieD," antwoordde

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1882 | | pagina 1