NIEUWE
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD YOOR
EEMNES, HAMERSVELD, HOEVELAKEN, HOOGLAND, LEUSDEN, SOEST,
VUURSCHE, SCHERPENZEEL EN WOUDENBERG,
Feuilleton.
YR0EG GEKNAKT.
No. 4.
Zaterdag 13 Januari 1883.
Twaalfde Jaargang.
HUWELIJK.
AMERSFOORTSCIE COURANT.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden f 1,
Franco door het geheele Rijk 1,10.
Afzonderlijke nummers3 Cent.
Dit Blad verschijnt des Woensdags en des Zaterdags.
Uitgever: A. M. Slothouwer,
te Amersfoort.
Advertentiën van 16 regelsf 0,40.
Iedere regel meer 0,05.
Voor het Buitenland0,075
Reclames per regel0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
Adverlentiën kunnen ingezon-
l den woeden tot uiterlijk 's mor
gens S'/s uur des Woensdags en
I Zaterdags.
Eene viermaal geplaatste ad-
a vertentie wordt slecbts driemaal
A in rekening gebrackt.
Het «Zondagsblad» van het «Nieuws
van den Dag» van 24 Dec. 11. bevatte,
onder het opschrift «Onze jonge dames,»
een versje, dat met de dwaasheden der
mode den draak stak: de «doode vogels
op haar hoedje, pijl en bogen in valsch
haarwerden evenmin vergeten als cor
set en sleep. Het proza, als toelichting
bij de coupletten gevoegdzei onder
anderen: «Ziet de rijmer mis, als hij
meent de oorzaak te hebben geraden
waarom zoo menig meisje in onze dagen
ongetrouwd blijft, zelfs dan als zij lief,
mooi en goed isen al die eigenschappen
bezit welke de man in zijn aanstaande
echtgenoote zoo gaarne aantreft? Is het
de roeping van het meisje om als modepop
door het leven te gaanom aller oogen
en opmerkzaamheid te trekkenom te
worden nagekekenmaar ongetrouwd te
blijven en te zijn datgene, waartoe Na
tuur haar niet bestemdeeen voorwerp
van weelde en pracht, dat door slechts
weinigen kan worden aangebeden?»
In het jongste nummer van hetzelfdo
weekblad wordt een repliek op dat stukje
gegeven. Of zij door een dame is geschre
ven weten we nietmaar durven we wel
vooronderstellen. De schrijfster dan vraagt
aan alle jonge en oude heerenof het
zeldzamer worden der huwelijken en het
minder dan vroeger met elkander in aan
raking komen van jonge mannen en
(Een oorspronkelijke novelle.)
II.
«JongenheerWillem kreeg een half genadig,
half spotachtig knikje.
Hij boog.
«Dat is Willem Bonna,» zeide Clara, «die
logeert een paar dagen bij ons.»
«Ah, zoo.»
«'tls wel toevallig, Eduard, dat wij elkander
hier treffen,» zei Mijnheer. «Hoe heb je ons
zoo gevonden, want je wist toch niet, dat we
uitrijden waren, wel?»
Clara bloosde.
«Neen, volstrekt niet! Toevallig reed ik dezen
kant eens uitdaarginder meende ik u te
herkennen, en toen heb ik u even opgezocht.»
«Daar had je gelijk in,» zei de hartelijke Van
Ransberg. «Ik denk dat we tegen acht uur wel
terug zullen zijnzien we je dan nog een oogen
blikje bij ons?»
«Met alle genoegen,» antwoordde Cone, ter
wijl hij zich gereed maakte om verder te gaan.
Toen men thuis kwam, had het nog geen
halfacht geslagen. De paarden hadden goed ge-
loopen.
«Wij zullen van avond eens veel pleizier ma
ken,» zeide Clara, toen de familie met Willem
thee zat te drinken. «Als Eduard nu maar niet
te laat komt!»
«Hij zal zich niet laten wachten, meende Wil
lem terwijl hij eenigszins misnoegd uit het ven
ster keek.
«Toe,» zei Mevrouw, «je moest nu met je
vrouwenalleen daarin moet gezocht
wordendat de vrouw of jonge dochter,
een modepop gelijkende, ongeschikt wordt
voor hare taak van vrouw en fno^der.
Wel geeft zij dit gedeeltelijk toe, 'maar
meent toch ook nog andere oorzaken de
kunnen aanvoeren. Vooreerst, dat in de
groote steden vooral de jonge mannen
zich meer dan voorheen bezighouden met
vrouwenhunner onwaardwaardoor
zij den smaak voor eenvoudige en reine
genoegens verliezen. Ten tweede, dat zij
hunne behoeften hebben opgevoerdeen
fijne sigaar, een lekker glas wijn, een min
of meer weelderige omgeving geldt bij
hen spoedig als iets onontbeerlijks, en
het vooruitzicht, van die genietingen af
stand te moeten doen om genot te vinden
in de zorgen voor anderenverschrikt
hen veeleer dan dat zij er iets bekoorlijks
in vinden. En wat voorts die overdreven
toiletten betreft, toegegeven dat zij dwaas
zijn maar deze juist trekken nog de
jonge mannen aanterwijl deze den
bescheiden eenvoud, die niet zelden juist
het kenmerk is van de meest in een
echtgenoote te waardeeren eigenschappen
onopgemerkt voorbij gaan.
Zietdaar dus een punt van geschil tus-
schen de woordvoerders der beide sexen
waarbij we niet aarzelen te verklaren
dat wij ons aan de zijde der dame scha
ren. Dat is geen questie van galanterie,
maar van recht.
Bovendien verzoeken wij onzen lezers
wel in het oog te houdendat het hier
een vraagstuk geldt van het allerhoogste
belang oneindig gewichtiger dan menig
geschilpunt dat tot zeer langdurige en
diepzinnige discussiën aanleiding geeft.
Evenzeer als we betreuren moeten die
onberaden huwelijken gesloten tusschen
menschen die nog niet eens zichzelf kun
nen onderhouden en dus vooraf reeds de
zekerheid hebben dat zij in gemeenschap
tweeën nog eens wat muziek maken. Ik heb je
in geen heelen tijd hooren zingen, Willem!»
«Ik ken zoo weinig, Mevrouw
«Laat je nu niet bidden. Kom, je doet er mij
een pleizier mee.»
Willem stond op en ging naar de pianino,
waarbij Clara al wachtte om hem te accompag-
neeren.
«Mooi zingen hoor!» schertste zij, terwijl ze
haar wijsvinger drijgend ophief.
«Let maar op,» antwoordde hij lachend, terwijl
hij zich dichter naar haar toe boog, om de noten
beter te kunnen lezen.
Het waren schoone oogenblikken voor Willem
toen hij zijn gevoel in de tonen der muziek kon
uitstorten, terwijl zij, die hij liefhad, aan zijne
zijde was Maar spoedig, te spoedig kwam
Eduard Cone, en bij diens binnentreden verdween
zijn genot.
Clara sprak nu bijna uitsluitend met hem,
dien Willem als medeminnaar vreesde en
hij werd in zich gekeerd en stil, en zag met
een onverschilligen blik voor zich heen maar
het kookte en woelde in zyn binnenste I
En dienzelfden nacht zat hij voor 't geopende
venster zijner kamer, en zag peinzende voor
zich heen. En de sterren blonken zoo schoon en
zoo zacht, en brachten de kalmte terug in het
hart van den jongeling
En toen Clara zich ter ruste begaf, wierp ook
zij eenen blik naar denhemei, en zij (luisterde
«Wat is de wereld toch schoon en wat zijn
de menschen toch goed!» en blozende nam
zij een medaillon van haar boezem en kuste het.
Arme Willem!
II.
Het huis van Van Ransberg was vriendelijk
en te meer nog met een gezin van kin
deren armoede zullen lijden, even
sterke voorstanders zijn we van den
huwelijksstaat wanneer de middelen het
veroorlovenen een bescheiden bestaan
verzekerd is. Het is volkomen waar dat
een vrijgezel groot gevaar loopt, een
egoïst te worden en alzoo voor het maat
schappelijk leven half verloren te gaan
hij schept zich behoeften die steeds grooter
wordenen welker bevrediging hem ten
onrechte toeschijnen de grens van alle
menschelijk geluk te zijn. "Als hij latei-
die illusie ziet verdwijnenen de behoefte
aan liefde de overhand krijgt boven zijn
liefde voor zijn eigen dierbare persoon
lijkheid, dan is het gewoonlijk te laat om
met de uitvoering van een ander levens
program een begin te maken. Er zijn,
wij erkennen het dankbaar, uitzonderin
gen er bestonden en er bestaan mannen,
die nooit kennis maakten met het huwe
lijksleven en niettemin voorbeelden zijn
geworden van de hoogste toewijding:
maar zullen we den regel onjuist verklaren,
omdat hij niet precies op alle gevallen
van toepassing is? Voor hen, die leven
moeten van de vruchten van hun arbeid
gelijk de meesten onzermoet het
ideaal zijn, niet om den loopbaan te
beginnenomringd door de teekenen van
uiterlijke welvaart, maar die gaande
weg te veroveren, door vlijtige inspanning,
door zuinig beheer: en nu leert de ervaring,
dat men dit doel veeleer bereikt als een
brave huisvrouw de koorden der beurs
in handen heeft, dan wanneer men zelf
kapitein en kwartiermeester tegelijk is
van zijn levensboot.
We beschouwden hier de zaak uit een
zeer prozaïsch oogpunt, met de philosophie
van een rekenmeester: en erkende, dat
daardoor niet het volle licht valt op de
questie van- het huwelijk, dat de
poëzie er ook een woordje in mee te
gelegen. De huiskamer zag uit op verscheiden
bekoorlijke villa's en op de eiken- en dennen-
bosschen, die verspreid lagen op de golvende
vlakte.
Vóór de woning stonden oude olmen. En als
men op een' zomeravond voor 't open raam zat
te schemeren, en de wind zacht door het lom
mer suisdeklonk het zoo innigzoo vertrou
welijk, als een groet uit de verte
Het was een ruim, maar gezellig huis.
De pianino, die in een hoek der kamer stond,
deed dag aan dag hare snaren ruischen op eene
luchtigevroolijke wijzeen maar eene enkele
heel enkele maal klonk haar toon droevig en
smartvol.
Het was of een weldoende geest het huis
omzweefde. Geluk innig, rein geluk, werd
er gevonden, en aan ieder medegedeeld, die
zich binnen den toovercirkel bevond Men
voelde zich tevreden, beter, wanneer men in
de gezellige kamer was neergezeten bij den
edelen Van Ransberg, zijne ontwikkelde en toch
zoo vrouwelijke gade, en de onschuldige, vroo
lijke Clara
De laatste dag, dien Willem bij de familie
zou doorbrengen, was gekomen.
Het was nog vroeg.
Clara maakte in de huiskamer het ontbijt
gereed en Willem zat aan 't raam.
«Je bent van morgen vroeg, juffertje!» zei hy en
zag naar de pendule, die nog geen zeven wees.
«Denk je dan, dat ik anders niet voor achten
opsta?» vroeg zij lachend, «'t mag in een winter
e ns een keer gebeuren, in den regel toch niet.
Maar hoe heb je geslapen?»
«Best; en jij ook, dat zie ik wel,» en waarlijk,
zy zag er in haar eenvoudig, wit ochtendtoilet
nog liever uit dan een vorigen dag.
praten heeftmeenen we toch voor den
practischen kant eenige aandacht te moeten
vragen.
De maatschappelijke moraliteit staat in
nauw verband met de heerschende op
vatting van het huwelijkals de kern
der natie, de jongelingschap van den
werkzamen burger- en middenstand al
gemeen celibataire neigingen koestelt,
dan gaat de natie met spoed achteruit.
Het zij ons vergund dit niet nader te
ontwikkelen't springt van zelf in het oog.
Aan de uitwendigheden des levens in
den aanvang geen al te hooge eischen
stellendekan men den grooten stap zon
der overmatige bezorgheid wagen. Of
schoon voor twee minnende harten een
schaamle hut aan 't eind der aarde» wel
wat al te bekrompen logies zou zijn
behoeft het ook geen paleis te wezen
naar den nieuwsten smaak op het prach
tigst gemeubeld.
En dan als onze jonge mannen dat
wat meer gaan begrijpen, dan zal van
zelf hun sympathie meer zijn aan den
kant van bescheiden en eenvoudige lieve
meisjes dan aan dien van opgepronkte
vlinders. Waarvan alweer het onmiddelijk
gevolg wordt, dat de doode vogels en
soortgelijke walgingwekkende mooïïghe-
den in een hoek worden gesmeten om
nooit weer voor den dag gehaald te
worden. Want meer dan zij zouden wil
len bekennen, trachten onze jonge dames
te beantwoorden aan het ideaal dat de
zoogenaamde «heeren der schepping» zich
van haar vormen. Zijn zij daar niet zoo
veel te beminnelijker om? Welnuaan
wie dan de schuld van hooge hakjes,
sleepjapon, poney en meer dergelijken?
Als de leer algemeen wordt aangenomen
dat eenvoud en degelijkheid de zekerste
weg is om tot een gelukkig huwelijk te
komendan zal er veel pronkzucht
en oppervlakkigheid verdwijnen.
«Willem, ik moetje eens wat vragen,» begon
zij op eens.
«En dat is?»
«Wat scheelde je gisteren avond toch? Je was
zoo stil en zoo stug tegen Eduard! Je hebt
immers geen twist met hem?»
»Ik? wel neen Clara.»
«Ik geloof toch niet, datje veel van hem houdt,
is 't wél?»
Willem zweeg eenigen tijd, en antwoordde
toen zoo kalm mogelijk: «Eduard Cone heeft mij
niets in den weg gelegd. Ik heb geene reden
hem te haten.»
«Je moest niet meer onvriendelijk tegen hem
zijn. Waarlijk, 'tis een goede jongen.» Willem
beet zich op de lippen.
«Zie!» riep het meisje lachend, «nu begin je
ook al zoo tegen mij. Je hebt zeker slecht
gedroomd. Dat zal het zijntoe, vertel het maar
eens gauw!»
Willem was blijdat zij van het onderwerp
was afgestapt.
«Je weet volstrekt niet, óf ik gedroomd heb.»
«Heb je dan niet gedroomd?»
«Dat zeg ik niet.»
«Dan heb je 'took wèl; kom, ik hoor zoo
graag droomen!»
En zij zag hem zoo lief en vleiend aan, dat
Willem 't niet best weigeren kon.
«Je zult er niets aan hebben Clara. 't Is in
't geheel niet vroolijkl»
«Allemaal uitvluchten. Begin nu maar gauw,
ik luister!»
«Ik was van morgen heel vroeg wakker, toen
heb ik het opgeschreven.» zeide hij na zich nog
even bedacht te hebben, «'tls wèl zoo gemak
kelijk als je 't leest
(Wordt vervolgd