MODE-ARTIKELEN
STOFFEERDER.
TIMMERHOUT,
Loge JACOB VAN CAMPEN.
J
Horlogerie-, Graveur-, Goud- en
Zilverwerken.
®I!H!T@®§!
IEMAND,
HUUR.
H. A. ROODESTEIN-
„DE ATLAS"
ADVERTENTIËN.
Kost en Inwoning.
MAGAZIJN
iliAüilI
J. W. VAN AGHTERBERGH.
PUBLIEKE VERKOOPING
Steigerhout enz.
/ty,
Krommestraat.
van Loevezijn.
G-las Verzekering Maatschappij
te AMSTERDAM.
N. S. BLOM, agent.
contant geld
Publiek om contant geld te
VERKOOPEN:
Daags vóór den verkoop op
de gewone uren te zien.
Hij begint, na verzekerd te hebben, dat wij
rnet ecne diepgezonken vrouw te doen hebben,
met de opmerking, dat rnen uit het drama niet
kan ontdekken op welke wijze zij zoo diep ge
vallen is. Natuurlijk vindt hij geen antwoord.
En dan volgt de verzuchting«Wat maakte haar
dan wat zij is? Zooals wij haar zien is zij een
psychologisch raadsel, ecne onmogelijke figuur."
Welnu, deze rcdenecring en de gevolgtrekking
er van geeft mij alweer recht tot 't besluitdat
de Heer H. niet alleen zeer oppervlakkig in zijne
critiek is geweest, maar ook bijzonder ingenomen
tegenliet drama.
't Oppervlakkige blijkt uit 't feitdat hij de 7.00
beroemde preface van Dumas hls, welke het
stuk uitstekend verklaart (1), zelfs niet gelezen
heeft. Daar toch zou hij de noodige ophelderin
gen gevonden hebben: «elle avait été grisette,
voila pourquoi elle avait encor(e du coeur» en
„lesexcuses sont l'ignorance, la familie absente au
vicieuse, la faim, la manque d'education, de
religion, de principes, etc.» (2.)
Onrechtvaardig is hij, wijl hij aan Dumas'
drama een eisch stelt, dien men aan geen en
kele dramatische kunstschepping stellen majg
en ook niet stelt. Heeft men b. v. bij de Anti
gone van Sophocles wel eens gevraagd, wat voor
eene opvoeding zij heeft gehad, die haar zoo
verschillend maakte van alle andere zusters,
die haar instaat stelde tot dat buitengewone
offer ter wille van haar broeders lijk Onder
zoekt men wel, bij het genieten van Shakespeare's
bekende meesterstuk, wat Macbeth zoo ggheel
anders als zoovele legeraanvoerders, in de
eerste plaats als zijn collega Banquo, deed wor
den? bij Göthe's Tasso, waarom deze zoo wei
nig op een gewoon dichter gelijkt? Kortom, de
eisch van den Heer H. is onbillijk. Wanneer de
dramatische hoofdpersoon optreedt, hebben wij
dien te nemen zooals hij is; wat hij worden
zal, zal het verloop der handeling leeren.
Dubbel onbillijk is die eisch bij M. G.zij toch
had reeds lang in ontucht geleefd, laat haar
verledene zoo voortdurend rusten, dat wij op
't oogenblik waarop wij haar leeren kennen
alleen te doen hebben met eene gewone dame
du demi monde.
In 't eerste bedrijf onderscheidt zij zich in
niets van zusters in de schande. Niettegenstaan
de hare ziekte nog vol levenslust, insouciant,
somtijds geestig, ja scherp (M. de Varville) leeft
zij bij den dag en gaat op in hare losbandige
vermaken, behoort zij geheel en al in hare
woeste omgeving. Armaud Duval wordt haar
voorgesteld; hij heeft voor haar, gedurende eene
ziekte eene groote belangstelling getoond; zij
gevoelt iets dat naar dankbaarheid zweemt en
geeft hem vergunning haar nu en dan eens te
bezoeken.
In het tweede bedrijf ontstaat er eene ver
andering in haar gemoedde beteekenis er van
is haar echter nog niet duidelijk. Op de vraag
van Prudence of zij liefde voor Armand gevoelt,
antwoordt zij: j'en ai peur, c'est peut-être une
passion, ce n'est peut-être qu'une caprice.» In
elk geval staat Parijs haar tegen en ook hare
gezondheid vordert rust; zij heeft tot zichzelf
gezegd: «un peu de repos rne ferait du bien,
ik (Armand) prend intérêt a ma santé, s'il y
avait moyen de passer tranquillement l'été avec
lui, dans quelque campagne, ce serait toujours
cela de pris sur les mauvais jours. Au bout de
trois ou quatre mois nous serions revenus a
Parisnous nous serions donné une bonne
poignée de main et nous serions faitune amitic
des restcs de notre amour.Zij vindt evenwel
nog geen antwoord op de vraag. «Sais-je seule-
ment si je l'aime?»
Deze woorden toonen aan, dat de liefde bij
haar ontwaakt, maar dat zij er zich nog niet
van bewust is. Op deze wijze laat zich dan ook
(in hare positie altijd) het plannetje verklaren,
dat zij gevormd heeft om voor haar verblijf a
la campagne het noodige geld te verkrijgen,
een plannetje a la Manon Lescaut. Armand neemt
er echter geen genoegen mee ('t eenige bewijs
van llinkheid trouwens, dat hij geeft) en 't wordt
ook opgegeven. Niettegenstaande de moeielijke
omstandigheden waarin M. zich bevindt (50,000 fr.
schuld) verlaat zij met Armand Parijs en betrekt
een buitenverblijf.
Zeer schoon heeft de dichter aangetoond, hoe
met 'tonbewust ontluiken der liefde, zich ook
betere gevoelens bij haar openbaren: «il y a
des jours oü je suis lasse de la vie que je mène,
oü je rève pureté.»
Drie maanden zijn er verloopenals het derde
bedrijf aanvangt. In die drie maanden is de liefde
bij M. ontwaakt, eene liefde die haar het ver
leden doet vergeten en die haar nu reeds tot
opofferingen in staat stelt (zij verkoopt rijtuigen,
paarden, juweclen enz.)
En nu is het, wat ook de Heer II. moge be
weren (3) niet tegen te sprekendat ook de ge
vallene liefde, die natuurlijkste, hevigste en men-
schelijkste van alle hartstochten, kan gevoelen.
De werkelijkheid leert zulks, het is een niet te
loochenen feit, dat ook door den dramatischen dich
ter herhaaldelijk is voorgesteld. (Men vergelijke
b. v. Victor Hugo's Marion Delorme).
Trouwens, de Heer II. vindt het een weinig
verder ook zoo heel onmogelijk niet. Maar dan
moet die liefde zich ook uiten op eene heel
origineele wijze. Dan moet M. plotseling eene
totaal andere persoonlijkheitworden, dan moet
zij handelen, zooals eene vrouw misschien zou
doen, die, ja, gevallen is., maar die in hare
jeugd, door hare opvoeding in eene reine sfeer,
de beginselen eener zuivere edele moraal heeft
leeren kenneniets wat bij M. volkomen ont
breekt; kortgm, zij moet dan eenepsijchologisch
onmogelijke figuur worden.
Nu evenwel ziet de Heer II. de mogelijkheid
dier liefde niet in, en dat wel omdat alle
hoogere wijding ontbreekt, omdat zij geen hei
ligende, reinigende kracht heeft.' enz. Welnu,
1) Busken Huet spreekt in «Parijs en om stre
ken» van «A. Dumas Junior, wiens voorredenen
nog schooner zijn dan zijne stukken en die een
onbegrijpelijk fijn inzicht in de eischen van het
tooneel bezit en met ongeëvenaard meesterschap
de tooneeltaal schrijft.»
2) Bij deze en andere aantalingen bedien ik
mij van 't «Théatre complet de A. Dumas fils
Edition Michel Lévy frères. Paris '1808.
3) Sans doute il est possiblequ'une fille per
due ressente un arnour sincére et qu'il y ait
■k un intéressant sujet d'étude.
A. de Pontmartin.
dan doe zij het zonder die eigenschappen af,
of liever zonder die twee eerste zulks zal wel
meer voorkomen. Dat zij evenwel geen reinigende
kracht zou bezitten dat zij M. niet zou opvoe
ren tot het hoogste, waartoe zij met haar ver
leden, haar ontwikkeling, haar moraal in staat
is, dat is bepaald onwaar.
Of het voorwerp harer liefde, die liefde wel
waardig is (iets dat bij den Heer H. ook zwaar
weegt) doet niets ter zake. Komt het niet her
haaldelijk voor, dat men zijne genegenheid,
zijne liefde aan een, onwaardige verspilt? De
Heer H. zal toch niet willen beweren, dat rnen
lief kan hebben met berekening
Spoedig zal M. de blijken moeten geven van
de kracht dier liefde. Duval Père, het type van
een rneedoogenloos man van de wereld, eischt
van haar een zwaar offer; voor 't geluk van zijne
dochter, ook voor dat van Armand zelf, eischt
hij dat zij van den laatste afstand doe. Hij be
wijst haardat hunne verbinding voor Armand
niet anders dan nadeelig kan zijn en overtuigt
haar van 't noodzakelijke eener scheiding. Op
haar wanhopige vraag, hoe die te volbrengen,
daar Armand haar overal zal volgen, geeft
de egoïst, die het waagt te spreken „de
cette liaison, qui n'a ni la chasteté pour base,
ni la religion pour appui," die tot M. zelf zegt:
„Votre ame a des géncrosités inaccessibles a
bien des femrnes," geeft die gewetenlooze ego
ïst haar den wenk zich wêer te storten in het
losbandige leven, dat zij vroeger geleid had!
De Heer H. maakt zich van dit alles af met
de volgende woorden; «Om A. voor goed van
zich te verwijderen, keert de ongelukkige tot
haar vroeger leven terug, werpt zij zich op
nieuw de ontucht in de armen."
Ik, voor mij, ben overtuigd dat genegenheid,
liefde zich vooral openbaart in de opofferingen
die men zich terwille van het beminde voorwerp
getroost, en wanneer die opofferingen zich nu
uitstrekken tot volkomen zelfverloochening, dan
kan ik, van een zuiver humaan standpunt be
schouwd die daad bewonderen. Wanneer ik
daarbij in aanmerking neem, hoe die laatste
drie maanden M. een ongekend geluk hadden
aangeboden en hoe zij, ter wille van haar ge
liefde en omdat zij (nog eens; haar positie, le
manque d'éducation, de bonnes exemples, de
morale) geen ander middel kent, dan het haar
door den ouden Duval aan de hand gedane;
hoe zij bereid is zich voor Armands geluk wêer
in den poel van ellende te storten waarboven
haar hartstocht haar had verheven; dan kan
ik mij niet begrijpen hoe iemand eene vrouw,
die in zulke omstandigheden tot zulk eene daad
overgaat, „veile deern" kan noemen, en vind ik
die uitdrukking zeer ongepast.
Hoe zwaar het leven, dat zij nu wêer leidt,
haar valt, zal ons het volgende bedrijf leeren.
Allen, die het voorrecht genoten het drama al
hier te zien opvoeren, zullen zich het onder
scheid herinneren tusschen het optreden van
M. in het eerste en in het 4e bedrijf, een on
derscheid dat niet door Mevr. FrenkelBouw
meester is uitgevonden, maar dat de auteur
zelf gewild heeft, die in zijne Preface bijzonder
drukt op de woorden «repentir, sacrifice". Zij
zullen zich herinneren hoe de in 't lste bedrijf
zoo opgewekte, vroolijke M. in de twee maanden
die sedert haar scheiding van Armand verloopen
zijn, veranderd is. Hoe zij daar te midden dier-
zelfde luiddruehtigheid rondwaart met starende
oogen en volkomen afwezigheid van geest. Hoe
iedere trek van haar gelaat het lijden uitdrukt,
dat haar verteert. Zij zullen zich herinneren, hoe
(een fijne trek van Dumas) de man, met wien
zij nu leeft, diezelfde de Varville is, dien zij niet
kan dulden, dien zij in 't eerste bedrijf onbarm
hartig uit haar salon joeg. Vooral zullen zij
zich nog levendig voor den geest kunnen stellen
die scene, waar Armand, na haar op alle wijzen
bcleedigd te hebbenhaar eindelijk wêer in zijn
armen sluit en haar bezweert met hem Parijs
te verlaten, den blik, dien M. op hem slaat,
dien blik, waarin zich op dat oogenblik al het
geluk wêerspiegeltdat haar doortintelten dan
haar antwoord »Non, j'aime M. de Varville".
Is dit dan geen opoffering, opoffering vergezeld
van een groote mate geestkracht? Doch de Heer
H. noernt dit alles maar eene edelmoedige op
welling". Ik onthoud me hier van critiek.
Spoedig eindigt haar lijden. Smart en afmat
ting voltooien de slooping van haar uitgeteerd
lichaam en als zij sterft heeft zij daartoe ook
de noodige berusting gevonden.
Résuineeren wij, wat Dumas fils ons heeft wil
len toonen. Het conflict der maatschappij met
de demi-monde. Eene diepgezonken vrouw, die
door eene ware liefde zich verheft boven hare
lage omgeving, die genoeg verstand, genoeg
kennis van de wereld heeft om te beseffen dat
eene gelukkige verbinding met den beminde
onmogelijk is, daar de maatschappij haar nooit
haar verleden zal vergeven, die dan in hare
liefde de kracht vindt tot de grootste opoffering
waartoe zij in staat is, die terugkeert tot het
leven, dat zij nu veracht, en in die opoffering
den dood vindt.
De verschillende handelende personen worden
ons door Dumas fils voorgevoerd met zijn be
kend talent. Zij zijn fijn en psychologisch juist
geteekeud, het drama is uitstekend in elkaar
gezet, de dialogen zijn meesterlijk het geheel
heeft eene groote dramatische kracht, dit alles
zou ons reeds het recht geven het een kunst
werk te noemen. Doch wij willen nog meer.
Hoewel de Heer H. het drama slechts als
kunstwerk wil behandelen praat hij intusschen
ook veel over zedelijkheid. Hij laat onwillekeurig
het vermoeden opkomen, dat de rnoreele strek
king hem zeker niet minder interesseert als de
kunstwaarde, en wekt de vraag op: «Werkt het
stuk misschien niet zedelijk? Nu kan ik mij
voorstellen, dat vulgaire naturen, van de stelling
uitgaandedet de voorstelling van onbehoorlijke
toestanden reeds onredelijk werkt, volmondig
ja zullen zeggen. Anderen wêer, die natuurlijk
aan eene eenigszins nauwgezette studie der
M. G. in 't geheel niet gedacht hebben, beweren
dat het stuk iets zou beoogen als eene verheer-
lijking der ondeugd. Tot dezen behoort de Heer
II.die maar niet kan eindigen met zijne on
juiste en bekrompene opmerkingen omtrent de
hoofdfiguur, en ondertusschen vergeet (wêer
een bewijs van zijne onvoldoende aesthetische
kennis) het drama in zijn geheel te beschouwen.
Doch hoe verre zijn deze oppervlakkigen er van
af de ware idee van het treurspel (I) te vatten.
(1 „Das bürgerliche Drama ist wesentlich
immer.bürgerliches Trauerspiel". IJ. Hettner.
Naast en boveri de leer dat ook diepgevallene
wezens voor edele aandoeningen vatbaar kunnen
zijn dat zij menseh blijven, eene leer die me
delijden en erbarmen predikt, doet Dumas u
eene andere gewichtige waarheid voelen. Hij
doet u voelen het ontzettende van die zonde,
die in onze maatschappij (en waarlijk niet alleen
in Parijs) op zoo grooten schaal wordt bedreven,
en zulke schrikkelijke verwoestingen aanricht;
verwoestingen die de maatschappij met woeker
betaalt. «Geen pardon, geen genade!" luidt
hare leus. Is de oude Duval niet de personi
ficatie dier maatschappijis zijn woord niet
snijdend waar? Getuigt het lot van M. G. zulks
niet? Zij, de gevallene, is door haar val uitge
sloten van alle verhevene aspiratieskan niet
komen tot een volledige ontwikkeling van op
zichzelf zuiver zedelijke beginselen; wanneer
haar hart liefde gevoelt, zegt haar verstand
haar, dat 't geluk der deugdzame vrouw niet
voor haar is weggelegd, gevoelt zij tegelijker
tijd dat de eenige wijze, waarop zij hare liefde
kan toonen, is: afstand doen van het geliefde
voorwerp. Zij kan dat niet anders dan door
terug te keeren tot haar vroeger leven; heel
haar verleden, les mauvaises exemples, le ma
nque d'éducation, de morale, de principes, en
vooral niet te vergeten la misère et tout ce
qui l'accompagne laten haar geen anderen weg
open. En wanneer dan eindelijk haar einde aan
breekt, wanneer zij zieltoogendop 'tkrankbedligt,
dan mag ze zich gelukkig achten, wanneer één
harer vroegere bekenden, haar nog medelijdend
de oogen toedrukt, dan vertoonen zich nog slechts
vriendinnen die behoefte hebben aan twee hon
derd francs, en hare vroegere aanbidders zen
den haar des bonbons!
«Zie hier de zonde en hare gevolgen!" zegt
de Heer Dumasmaar hij zegt datzooals 't
een waar kunstenaar betaamt. «Zie hier een
gewichtig sociaal vraagstuk, voor welks oplos
sing ik uwe volle belangstelling, uwe hulp vraag"
roept hij u toe, maar hij doet dat in een
uitstekend gebouwd drama, met naar het leven
geteekende figuren en overvloeiende van schit
terende dialogen. Daarom heeft de schepping
van Dumas fils aanspraak op den naam van
kunstwerk.
De Heer H. heeft van dit alles blijkbaar niets
gevoeld. Hij heeft in zijne beschouwing geen
rekening gehouden met den toestand, waarin
M. G. verkeerd, en vergeten, dat zij, het kind
du demi-monde, zich niet tot dat hooge stand
punt van zedelijkheid kon verheffen, waartoe
zonde en boete reiner aangelegde naturen som
tijds opvoeren. Hij kan haar alzoo niet begrijpen,
besluit dan maar tot eene psychologisch onmo
gelijke figuur en geeft daardoor het bewijs dat
het voor den criticus zoo onontbeerlijkeNichts
Alenschliches ist mir fremd" door hem nog niet
wordt toegepast, dat kennis der psychologie hem
nog volkomen ontbreekt.
Tegenwoordig verlangt rnen op 't tooneel geen
personen meer, die slechts vervaardigd zijn
volgens 't een of ander philosophisch of religi
eus recept; men is er van overtuigd, dat de
mensch een zeer ingewikkeld wezen is, het
product van zijn tijd, van zijn omgeving, van
zijn lot, van zijne neigingen en hartstochten.
Welnu slechts zulke personen, wezens van vlcesch
en bloed, hebben voor onzen tijd dramatische
kunstwaarde.
•1) Zie de Préface.
Nulla reparabilis arte
Laesa pudicitia est. Periit illa semel.
Geschonden kuischheid is door geene
(kunst te heelen,
Want zij vergaat maar eens.
OVIDIUS.
Y Bevallen van een welgeschapen zoon
Jonkvrouwe J. H. VAN WINTER, gelief
de Echtgenoote van R. T. MAITLAND.
Utrecht, 11 Februari 1883.
Heden overleed onze gelief
de Broeder en behuwdbroeder
de Heer LODEWIJK HENDRIK
TOBBE.
A. TOBBE.
H. D. LANGEBAERD—Tobbe.
C. LANGEBAERD.
A. M. VAN SCHERPENZEEL—
Tobbe.
C. H. VAN SCHERPENZEEL.
G WALCH Jz.
Amersfoort, 18 Febr. '83.
I Cct- /i-
Een BOVENHUIS JE, bevattende
2 KAMERS, KEUKEN en groote ZOLDER,
gelegen aan 't schoonste gedeelte van de
Langestraat.
Te bevragen bij den uitgever dezer
Courant.
zijne b. b. h. h.vraagt tegen 1 Maart
bij fatsoenlijke burgerlieden,
Brieven franco onder letter P aan het
bureau dezer Courant.
van
ONTVANGEN eene rnime collectie
prachtige HEERENDASSEN, FRONTS,
BOORDEN en MANCHETTEN; BOOR
DEN en KRAGEN voor DAMES, MEIS
JES en KNAPEN; HANDSCHOENEN
voor militairen en schutters.
Lage docli vaste prijzen.
De Heer S. Blom is benoemd
tot agent van bovengenoemde maatschappij.
Mr. J. F. FARENSBACH,
Directeur.
Ondergeteekende zich referee-
rende aan bovenstaande annonce
beveelt zicht tot verzekering beleefde
lijk aan.
Amersfoort, 14 Febr. '83.
De ondergeteekende
Br maakt zijnen geachten stad-
genooten en environsbe-
woners bekend, dat hij zich alhier heeft
gevestigd als
en
Hij hoopt door een nette en vlugge
bediening zich het vertrouwen van zijn
stadgenooten waardig te maken.
Voorloopig adres: Leusderweg O
131 en boodschappen worden aangeno
men bij J. W. BOSHUIZEN, Mr. Tim
merman Breedestraat.
om
van
De Deurwaarder- J. C. KLEBER
te AMERSFOORT, is voornemens op
Dinsdag 20. Februari 1883, des
morgens ten 9 ure, aan de NIEUWE
KAZERNE te Amersfoort,
Eene partij TIMMERHOUT, STEI-
GERHOUT, DELEN, SPARREN, KO
ZIJNEN, RAMEN, PANNEN, eene groote
partij BRANDHOUT enz.
Vergadering in den lsten gr.-, op
Woensdag 14 Februari 1883,
des avonds te 8 uren.
Singel over het R. C. Liefdehuis D 97.
Heeft steeds eene ruime keuze GOU
DEN en ZILVEREN WERKEN voorhan
den. HORLOGES met vijfjaren garantie.
Reparatiën uiterst en soliede.
Met MEI of eerder wordt ge
vraagd een nette
als MEID ALLEENP. G. die van goede
getuigen voorzien is, en een burgerpot
kan koken.
Adres lett. F. aan het bureau dezer
Courant.